INHOUDSOPGAVE

 

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS                                   

Artikel 1            Begrippen                                                                  

Artikel 2            Wijze van meten                                                         

 

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS                                            

Artikel 3            Tuin                                                                           

Artikel 4            Wonen                                                                       

 

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS                                     

Artikel 5            Anti-dubbeltelregel                                                      

Artikel 6            Algemene gebruiksregels                                            

Artikel 7            Algemene afwijkingsregels                                          

Artikel 8            Algemene wijzigingsbevoegdheid overschrijding

Bestemmingsgrenzen                                                  

Artikel 9            Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening         

Artikel 10          Overige regels                                                            

 

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS-EN SLOTREGELS                                

Artikel 11          Overgangsregels                                                        

Artikel 12          Slotregel                                                                    

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


HOOFDSTUK 1      

 

INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan:

het bestemmingsplan ‘Julianalaan 152-154, Raamsdonksveer‘ van de gemeente Geertruidenberg;

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0779.RVBPjulianalaan152-vs01;

 

aanbouw/uitbouw/bijgebouw:

een gebouw van maximaal één bouwlaag dat wat betreft afmetingen ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw;

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

aan-huis-verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

achtergevelrooilijn:

a      de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;

b      indien er niet sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw - zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen - alsmede het verlengde daarvan;

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

besluit omgevingsrecht:

besluit van 25 maart 2010, Stb 143, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;


 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;

 

functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

 

gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

hoofdfunctie:

een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;

 


 

hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

 

mantelzorg:

het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak;

 

ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;

 

overkapping:

een dakconstructie (vrijstaand) zonder wanden, dan wel aan maximaal één zijde begrensd door een eigen wand of door een gevel van een belendend gebouw;

 

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;

 

raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen;

 

seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;

 

twee-aan-een gebouwde woning:

een woning waarvan het hoofdgebouw aan slechts een zijgevel vrij staat van/niet aangebouwd is aan andere hoofdgebouwen;

 

voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;

 

voorgevelrooilijn:

de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;

 

vrijstaande woning:

een woning waarvan het hoofdgebouw vrijstaat van/niet aangebouwd is aan andere hoofdgebouwen;


 

woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

 

zijerf:

een deel van het perceel dat is gelegen naast de doorgetrokken zijgevellijn van het hoofdgebouw van de woning tot de zijdelingse perceelsgrens;


Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:

 

afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

 

bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

 

bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;

 

breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeen-schappelijke scheidingsmuren;

 

dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane-grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

peil:

a      voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,20 m;

b       in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,20 m;

 

ondergeschikte bouwonderdelen:

Bij toepassing van het in dit artikel bepaalde worden ondergeschikte bouwonderdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, luchtkokers, wolfseinden, dakkapellen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten.


HOOFDSTUK 2      

 

BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3 Tuin

3.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de verbeelding voor ‘Tuin’ (T) aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, erven en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

 

3.2.      Bouwregels

3.2.1     Gebouwen

Op of in deze gronden mogen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 4.2.3, geen gebouwen worden gebouwd.

 

3.2.2     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

a      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, zoals een tuinmuur, mag niet meer bedragen dan 1 m, met dien verstande dat deze hoogte achter de voorgevelrooilijn 2 m mag bedragen.

b      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag, niet meer bedragen dan 2 m, met uitzondering van bouwwerken aangewezen krachtens artikel 2.3 lid 2 van het Besluit omgevingsrecht.

c     Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen:

1    De oppervlakte mag maximaal 20 m2 bedragen.

2    De hoogte voor aangebouwde overkappingen mag maximaal 3,1 m bedragen, maar indien de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is, mag de goothoogte van de overkapping maximaal de hoogte hebben van die eerste bouwlaag (bovenkant van de plafondlaag).

3    De hoogte van vrijstaande overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.

 


 

Artikel 4 Wonen

 

4.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de verbeelding voor ‘Wonen’ (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:

a      wonen;

b      aan-huis-verbonden beroepen;

c      tuinen, erven en verhardingen;

d      parkeren.

 

4.2      Bouwregels

4.2.1   Algemeen

a       Voor het bouwen van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de in de leden 4.2.2 tot en met 4.2.4 gegeven regels en met inachtneming van de op de Verbeelding aangegeven aanduidingen.

b       Het in de volgende leden bepaalde is niet van toepassing voor zover het betreft omgevingsvergunningvrije bouwwerken aangewezen krachtens artikel 2.3 lid 2 van het Besluit omgevingsrecht.

 

4.2.2   Gebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

a      Het gehele bouwperceel mag tot maximaal 60% worden bebouwd.

b      Een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het op de Verbeelding als zodanig aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

c      Een hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd met in achtneming van de op de Verbeelding voor de bebouwingstypologie aangegeven bouwaanduiding ‘vrijstaand’.

d      De goothoogte en bouwhoogte van een hoofdgebouw alsmede van binnen het bouwvlak tegen het hoofdgebouw aangebouwde gebouwen mogen niet meer bedragen dan is aangegeven door middel van de op de Verbeelding aangegeven aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.

e      De diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 14 m.

f       De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.

g      De dakhelling van een hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 35° en niet meer dan 60°.

h      De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 60 m², onverminderd het bepaalde onder a.

i       Tegen het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen de grens gelegen op een afstand van 4 m achter de achterste begrenzing van het bouwvlak niet overschrijden.

j       Gebouwen die buiten het bouwvlak worden gebouwd, mogen uit maximaal 1 bouwlaag bestaan. De goothoogte van die gebouwen mag maximaal 3,1 m bedragen. De bouwhoogte dient gelijk te zijn aan de goothoogte, tenzij in deze bouwregels anders is bepaald of daarvan kan worden afgeweken .

k      De goothoogte en de bouwhoogte van gebouwen, die buiten het bouwvlak en tegen de achtergevel van het hoofdgebouw worden aangebouwd, mogen, indien de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw meer bedraagt dan hiervoor onder j is bepaald, niet hoger zijn dan 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw.

l       Voor gebouwen, die buiten het bouwvlak en tegen de achtergevel van het hoofdgebouw worden aangebouwd, mag het dak van het hoofdgebouw met behoud van dezelfde dakhelling daarvan worden doorgetrokken, met dien verstande dat de goothoogte buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 3,1 m of, indien de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw meer bedraagt, niet meer dan 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw.

m     Een dak op gebouwen buiten het bouwvlak op het zijerf is mogelijk met een bouwhoogte van 5 m, voor zover dit gebouw op het zijerf is gelegen achter (het verlengde van) de onder i bedoelde 4 m-grens. Bij ligging voor deze grens (richting voorzijde van het perceel) mogen alleen gebouwen buiten het bouwvlak met een plat dak (goot,- en bouwhoogte gelijk en maximaal 3,1 m hoog) worden gebouwd.

n      De goothoogte van vrijstaande gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.

o      De bouwhoogte van vrijstaande gebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m, met dien verstande dat bij ligging voor de 4 m-grens als bedoeld onder i alleen gebouwen met een plat dak mogen worden gebouwd.

p     Een lichtstraat is aan de achterzijde mogelijk tegen de achtergevel van het hoofdgebouw vanaf de aanbouw, mits de lichtstraat maximaal 1,2 meter diep is en een hellingshoek heeft van maximaal 45°.

q      In afwijking van de eis van een plat dak is bij een serre aan de achtergevel van het hoofdgebouw een schuine glazen dakconstructie toegestaan, waarbij het bevestigingspunt van het glazen dak aan de achtergevel van het hoofdgebouw van de woning maximaal 3,5 m hoog mag zijn, met dien verstande dat de goothoogte buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 3,1 m of, indien de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw meer bedraagt, niet meer dan 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw.

 

4.2.3   Uitbreidingen voor de voorgevellijn

Voor de voorgevellijn mogen uitbreidingen (zoals erkers) worden gebouwd in de Tuin (T) bestemming, waarbij moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:

a      De diepte van een uitbreiding aan de voorgevel mag maximaal 1/3 bedragen van de breedte van de uitbreiding.

b      De diepte van de uitbreiding aan de voorgevel mag ten hoogste 1,5 m bedragen.

c      De uitbreiding omvat slecht één bouwlaag.

d      De breedte van de uitbreiding aan de voorgevel bedraagt ten hoogste de helft (50%) van de voorgevelbreedte van de woning.

e      De goothoogte van de uitbreiding aan de voorgevel bedraagt ten hoogste 3 m.

f       De afstand van de voorkant van de uitbreiding of het bijgebouw tot het openbaar gebied is minimaal 2 m.

 

4.2.4   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen binnen en buiten het bouwvlak, worden gebouwd.

b      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, zoals een tuinmuur, mag niet meer bedragen dan 1 m, met dien verstande dat deze hoogte achter de voorgevelrooilijn 2 m mag bedragen.

c    Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen:

1   De oppervlakte mag maximaal 20 m2 bedragen.

2   De hoogte voor aangebouwde overkappingen mag maximaal 3,1 m bedragen, maar indien de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is, mag de goothoogte van de overkapping maximaal de hoogte hebben van die eerste bouwlaag (bovenkant van de plafondlaag).

3   De hoogte van vrijstaande overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.

4   De afstand tot de voorgevel van de woning mag niet minder dan 1 m bedragen.

d      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

4.3      Afwijking bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder o, voor het bouwen van een gebouw met een kap, met dien verstande dat het gebouw dient te zijn gelegen vóór de doorgetrokken lijn van de in lid 4.2.2 onder i bedoelde 4 m-grens en tussen (het verlengde van) de voorgevel en (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend na een bindend advies van het onafhankelijke stedenbouwkundige bureau dat voor het desbetreffende gebied is aangesteld.

 

4.4      Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan, mits:

a    niet meer oppervlakte dan 1/3 deel van de oppervlakte van de begane grondlaag van het legaal gerealiseerde hoofdgebouw en van de legaal gerealiseerde bijbehorende bouwwerken in gebruik zal zijn voor de uitoefening van dit beroep;

b    de beroepsuitoefening uitsluitend geschiedt door een bewoner van de desbetreffende woning;

c    er geen detailhandel plaatsvindt;

d.   het aan-huis-verbonden beroep mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer en/of leiden tot een onevenredige parkeerdruk.

 


 

HOOFDSTUK 3      

 

ALGEMENE REGELS

 

Artikel 5  Anti-dubbeltelbepaling

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

 

6.1       Strijdig gebruik

 

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, en, voor zover dit artikel niet van toepassing is, in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan:

a      het gebruik en het doen gebruiken van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;

b      elke vorm van wonen in een vrijstaand bijgebouw.

 

6.2      Toegestaan gebruik

Het gebruik van een woning en/of bijbehorend aan de woning aangebouwd gebouw voor mantelzorg is toegestaan, mits:

a       er geen zelfstandige extra woning ontstaat;

b      sprake is van een gezamenlijk gebruik van voorzieningen;

c       er, behalve een gezamenlijke toegang, geen extra eigen toegang is voor de persoon aan wie de mantelzorg wordt geboden.


 

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

a      van de regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

b      van de regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;

c      van de regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:

1      de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;

2      de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.

 

 

Artikel 8 Algemene wijzigingsbevoegdheid overschrijding bestemmingsgrenzen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voorzover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

 

 

Artikel 9  Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

 

De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven, overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a      de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige regels;

b      de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

c      de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

d      de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en

e      de ruimte tussen bouwwerken.

 

Artikel 10 Overige regels

Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzag-legging van het ontwerpbestemmingsplan.

 

 


 

HOOFDSTUK 4      

 

OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

 

Artikel 11 Overgangsregels

 

11.1 Overgangsregels ten aanzien van bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

a.         gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.         na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

11.2 Afwijkingsregel

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning eenmalig afwijken van het bepaalde in lid 11.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 11.1 met maximaal 10%.

 

11.3 Uitzonderingen ten aanzien van bouwwerken

Lid 11.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

 

11.4 Overgangsregels ten aanzien van het gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

11.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

11.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 11.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

11.7 Uitzondering ten aanzien van gebruik

Lid 11.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.


 

 

Artikel 12 Slotregel

 

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

 

‘Regels van het bestemmingsplan Julianalaan 152-154, Raamsdonksveer van de gemeente Geertruidenberg’

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gorinchem/Dordrecht, 28 augustus 2012

 

Welmers Burg Stedenbouw BV

Visser Silfhout Advocaten