Artikel 13              Wonen

13.1        Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      wonen;

b      aan-huis-verbonden beroepen;

c       bedrijven in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf’;

d      dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’;

e      maatschappelijk, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk’;

f        kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’;

g       tuinen, erven en verhardingen;

h      nutsvoorzieningen;

i        verkeersvoorzieningen.

 

13.2        Bouwregels

13.2.1     Algemeen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen geldt de volgende bepaling:

a      Het bouwperceel mag tot maximaal 60% worden bebouwd.

b      In afwijking van het bepaalde onder a mag, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf’ het bouwvlak volledig worden bebouwd.

 

13.2.2     Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, uitgezonderd:

1      vervangende nieuwbouw, waarbij hetzelfde bebouwingstype als aanwezig dient te worden aangehouden;

2      ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’, waarbij uitsluitend het bebouwingstype ‘twee-aaneen’ dient te worden aangehouden.

b         Als woningen mogen worden gebouwd aaneengebouwde en halfvrijstaande woningen, behoudens:

-        ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’: uitsluitend vrijstaande woningen;

-        ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’: uitsluitend gestapelde woningen.

c         Het splitsen of toevoegen van woningen binnen bestaande hoofdgebouwen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.

d         Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.

e         Ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven.

f          De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 3 m daarachter.

g         In afwijking van het bepaalde onder f dienen de woningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - afwijkende bebouwingsregeling 1’ in de voorste grens van het bouwvlak gebouwd te worden.

h         De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.

i           De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.

j           De diepte van een hoofdgebouw mag voor:

1      vrijstaande woningen niet meer dan 14 m bedragen;

2      twee-aaneen gebouwde woningen niet meer dan 12 m bedragen;

3      aaneengebouwde woningen niet meer dan 10 m bedragen.

4      woningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - afwijkende bebouwingsregeling 1’ niet meer dan 12 m bedragen.

k         De breedte van woningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - afwijkende bebouwingsregeling 1’ mag niet meer dan 6 m bedragen.

l           De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen voor:

1      vrijstaande woningen mag aan beide zijden niet minder dan 3 m bedragen;

2      twee-aaneen gebouwde woningen mag aan één zijde niet minder dan 3 m bedragen;

3      aaneengebouwde woningen mag alleen bij de eindwoningen niet minder dan 3 m bedragen.

m       De dakhelling mag niet meer bedragen dan 60°.

n         Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – afwijkende bebouwingsregeling 2’ dient de bebouwing zodanig opgericht te worden dat parkeren onder de woning plaats kan vinden.

o         In aanvulling op het bepaalde onder a t/m j is ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf’ één woning toegestaan, met dien verstande dat de inhoud van de woning niet meer mag bedragen dan 750 m3.

 

13.2.3     Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

b      Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen worden gebouwd op een afstand van niet minder dan 1 m van de voorgevel.

c       Aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen aan de achtergevel mogen de grens gelegen op een afstand van 4 m achter de achterste begrenzing van het bouwvlak niet overschrijden.

d      Bij vrijstaande hoofdgebouwen dienen aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen in of op minimaal 1 m van een zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd.

e      De gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 60 . Een erker aan de voorzijde van de woning wordt niet meegerekend.

f        De goothoogte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,1 m.

g       Indien de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is dan 3,1 m mag de goothoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen aan de achtergevel van het hoofdgebouw, in afwijking van het bepaalde onder e, maximaal gelijk zijn aan de hoogte van die eerste bouwlaag.

h      De bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen moet gelijk zijn aan de goothoogte.

i        In afwijking van het bepaalde onder g mag binnen de onder c bedoelde strook van 4 m aan de achtergevel het dak van het hoofdgebouw met behoud van dezelfde dakhelling daarvan worden doorgetrokken op een aanbouw, uitbouw of aangebouwd bijgebouw, waarbij voor de maximale goothoogte van die aanbouw, uitbouw of dat aangebouwde bijgebouw de maximale maten gelden als bedoeld onder g.

j        In afwijking van het bepaalde onder g mag de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw of aangebouwd bijgebouw op het zijerf maximaal 5 m mag bedragen, voor zover dit gebouw is gelegen op een afstand van 4 m achter het verlengde van de achtergevelrooilijn.

k      In afwijking van het bepaalde onder g mag de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen maximaal 5 meter bedragen mits, deze worden gebouwd op een afstand van meer dan 4 m achter (het verlengde van) de achtergevelrooilijn.

l        Een lichtstraat is aan de achterzijde mogelijk tegen de achtergevel van het hoofdgebouw vanaf de aanbouw, mits de lichtstraat maximaal 1,2 m diep is en een hellingshoek heeft van maximaal 45°.

m    In afwijking van de eis van een plat dak is bij een serre aan de achtergevel van het hoofdgebouw een schuine glazen dakconstructie toegestaan, waarbij het bevestigingspunt van het glazen dak aan de achtergevel van het hoofdgebouw van de woning maximaal 3,5 m hoog mag zijn en waarbij de goothoogte moet voldoen aan het vermelde onder f.

 

13.2.4     Uitbreidingen voor de voorgevelrooilijn

Voor de voorgevelrooilijn mogen uitbreidingen (zoals erkers) worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:

a      De diepte van de uitbreiding mag maximaal 1/3 bedragen van de breedte van de uitbreiding.

b      De diepte van de uitbreiding mag ten hoogste 1,5 m bedragen.

c       De uitbreiding omvat slechts één bouwlaag.

d      De breedte van de uitbreiding bedraagt ten hoogste de helft van de voorgevelbreedte van de woning.

e      De afstand van de voorkant van de uitbreiding tot het openbaar gebied is mimimaal 2 m.

f        De goothoogte is maximaal 3,1 m.

 


13.2.5     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak.

b      Voor erf- en perceelsafscheidingen gelden de volgende bepalingen:

1      De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel mag niet meer bedragen dan 1 m.

2      Bij hoekwoningen mag de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen op de zijdelingse perceelsgrens niet meer dan 2 m bedragen, mits de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen woningen niet wordt overschreden en deze erf- of perceelsafscheidingen zijn gesitueerd op een afstand van minimaal 3 m achter de (het verlengde van) de voorgevel van de hoekwoning.

3      De bouwhoogte van overige erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m

c       Voor overkappingen gelden de volgende bepalingen:

1      De oppervlakte mag maximaal 20 bedragen.

2      De bouwhoogte mag maximaal 3,1 m bedragen.

3      Indien de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is dan 3,1 m mag de bouwhoogte, in afwijking van het bepaalde onder 2, maximaal gelijk zijn aan de bouwhoogte van die eerste bouwlaag.

4      De afstand tot de voorgevel van de woning mag niet minder dan 3 m bedragen.

d      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

e      In afwijking van het bepaalde onder a t/m d mag ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf’ de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer bedragen dan 6 m.

 

13.3        Afwijken van de bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.2.3 onder i, voor het bouwen van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw met een kap indien de aanbouw, uitbouw of bijgebouw vóór de doorgetrokken lijn van de 4 m-zone grens achter het bouwvlak is gelegen en ligt tussen (het verlengde van) de voorgevel en (het verlengde van) de achtergevel met dien verstande dat de ontheffing slechts wordt verleend na een bindend advies van het onafhankelijke stedenbouwkundige bureau dat voor het desbetreffende gebied is aangewezen.

 

13.4        Specifieke gebruiksregels

 

a      Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van een beroep-aan-huis toegestaan, mits deze activiteit past binnen de begripsomschrijving;

 

b      Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf’, ‘kantoor’, en/of ‘detailhandel’ is de betreffende functie toegestaan, met dien verstande dat de activiteiten dienen plaats te vinden binnen de bebouwingsmogelijkheden voor de woning met aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen dan wel de bestaande bebouwing.

c       Binnen de woning, in het hoofdgebouw of aanbouw, uitbouw of bijgebouw, is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan, mits:

1      niet meer oppervlakte voor de uitoefening van dit beroep in gebruik is of zal zijn dan 1/3 deel van de oppervlakte van de begane grondlaag van het legaal gerealiseerde hoofdgebouw en van legaal gerealiseerde aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen;

2      de beroepsuitoefening uitsluitend geschiedt door een bewoner van de desbetreffende woning;

3      er geen detailhandel plaatsvindt;

4      de uitoefening van dit beroep niet plaatsvindt in een vrijstaand bijgebouw bij een aaneengebouwde woning (inclusief hoekwoningen daarbij);

5      de uitoefening mag niet leiden tot een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van in de omgeving gelegen gronden en/of opstallen, zoals gevolgen ten aanzien van het parkeren.

 

13.5        Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduidingen ‘bedrijf’, ‘dienstverlening’, ‘kantoor’ en ‘maatschappelijk’, indien de betreffende gronden gedurende een periode van minimaal één jaar niet als dusdanig zijn gebruikt voor het uitoefenen van de aangeduide functies.