|
||
Regels |
|
|
|
|
|
HOOFDSTUK 1 |
|
|
Artikel 1 |
|
|
Artikel 2 |
|
|
|
|
|
HOOFDSTUK 2 |
|
|
Artikel 3 |
|
|
Artikel 4 |
|
|
|
|
|
HOOFDSTUK 3 |
|
|
Artikel 5 |
|
|
Artikel 6 |
|
|
Artikel 7 |
|
|
Artikel 8 |
|
|
Artikel 9 |
|
|
|
|
|
HOOFDSTUK 4 |
|
|
Artikel 10 |
|
|
Artikel 11 |
|
|
|
|
|
HOOFDSTUK 1
INLEIDENDE
REGELS
|
||
Artikel 1
|
||
|
|
|
In deze regels wordt verstaan onder: |
||
|
|
|
1.1 |
Plan |
|
Het bestemmingsplan “Pieter Breughelstraat 14
Raamsdonksveer” van de gemeente Geertruidenberg.
|
||
1.2 |
Bestemmingsplan |
|
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat
in het GML-bestand
NL.IMRO.0779.RVBPPBreughelstr14-vs01 met de
bijbehorende regels.
|
||
1.3 |
Verbeelding |
|
De geometrisch bepaalde planobjecten met
bijbehorende regels als vervat in het
GML-bestand
NL.IMRO.0779.RVBPPBreughelstr14-vs01.
|
||
1.4 |
Aanduiding |
|
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee
gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels, planregels worden gesteld ten aanzien
van het gebruik en/of het bebouwen van deze
gronden.
|
||
1.5 |
Aanduidingsgrens |
|
De grens van een aanduiding indien het een vlak
betreft.
|
||
1.6 |
Aaneengebouwde woning |
|
Woning die aan
beide zijgevels aangebouwd is aan/niet vrij
staat van andere hoofdgebouwen, alsmede een
hoekwoning aan een dergelijke woning. |
||
1.7 |
Aanbouw/ uitbouw |
|
Een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw
waarmee het in directe verbinding staat en door
zijn constructie ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw maar daar wel onderdeel van uit kan
maken.
|
||
1.8 |
Aan-huis-verbonden beroep |
|
Een
dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning
wordt uitgeoefend, waarbij de woning in
overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat
een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft
die met de woonfunctie in overeenstemming is. |
||
1.9 |
Achtergevellijn |
|
De lijn van de
van de weg af gerichte, al dan niet
verspringende, achterzijde van het
hoofdgebouw/de hoofdbebouwing. |
||
|
|
|
1.10 |
Achtergevelrooilijn |
|
|
||
1.11 |
Bebouwing |
|
Één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen
gebouwen zijnde. |
||
|
|
|
1.12 |
Bestaande situatie |
|
·
t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op
het tijdstip van de ter-inzage-legging van het
ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd
krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde
omgevingsvergunning;
·
t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en
opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop
het plan rechtskracht heeft verkregen
|
||
1.13 |
Bestemmingsgrens |
|
De grens van een bestemmingsvlak.
|
||
1.14 |
Bestemmingsvlak |
|
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde
bestemming.
|
||
1.15 |
Bijgebouw |
|
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand
gebouw dat in bouwkundig opzicht en qua gebruik
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
|
||
1.16 |
Bouwen |
|
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel
of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats.
|
||
1.17 |
Bouwgrens |
|
De grens van een bouwvlak.
|
||
1.18 |
Bouwlaag |
|
Een doorlopend
gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of
nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of
balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de
begane grond en met uitsluiting van onderbouw en
zolder.
|
||
1.19 |
Bouwperceel |
|
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge
de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten.
|
||
1.20 |
Bouwvlak |
|
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden
zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen
zijnde zijn toegelaten. |
||
1.21 |
Bouwwerk |
Elke constructie van enige omvang van hout,
steen, metaal of ander materiaal, die hetzij
direct hetzij indirect met de grond verbonden
is, hetzij direct of indirect steun vindt in of
op de grond.
|
|
1.22 |
Detailhandel |
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder
begrepen de uitstalling ten verkoop, het
verkopen en/of leveren van goederen aan personen
die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of
aanwending anders dan in de uitoefening van een
beroeps- of bedrijfsactiviteit.
|
|
1.23 |
Escortbedrijf |
De natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon
die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op
een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt
uitgeoefend zoals escortservices en
bemiddelingsbureaus.
|
|
1.24 |
Functie |
doeleinden ten
behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of
gronden of aangewezen delen daarvan is
toegestaan.
|
|
1.25 |
Gebouw |
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
|
|
1.26 |
Hoofdfunctie |
Een functie
waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden
gebruikt.
|
|
1.27 |
Hoofdgebouw |
Een
gebouw/bebouwing, dat/die op een bouwperceel
door zijn/haar constructie of afmetingen dan wel
gelet op de bestemming als belangrijkste
gebouw/bebouwing op een bouwperceel kan worden
aangemerkt. In het geval van een woning betreft
dit de woning zelf (meestal bestaande uit meer
dan een bouwlaag) zonder aanbouwen, uitbouwen of
bijgebouwen.
|
|
1.28 |
Kap |
Een gesloten
bovenbeëindiging van een bouwwerk. |
|
1.29 |
Mantelzorg |
Het op
vrijwillige basis, buiten organisatorisch
verband en anders dan bedrijfsmatig bieden van
zorg aan een of meer leden van een huishouding,
die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke,
psychische en/of sociale vlak.
|
|
1.30 |
Omgevingsvergunning |
Een vergunning
voor het uitvoeren van een project dat invloed
heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. |
|
1.31 |
Overkapping |
Een
dakconstructie (vrijstaand) zonder wanden, dan
wel aan maximaal één zijde begrensd door een
eigen wand of door een gevel van een belendend
gebouw.
|
|
1.32 |
Prostitutie |
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten
van seksuele handelingen ten behoeve van een
ander tegen vergoeding.
|
|
1.33 |
Raamprostitutie |
Een
seksinrichting met één of meer ramen van
waarachter de prostituee/prostitué tracht de
aandacht van passanten op zich te vestigen.
|
|
1.34 |
Seksinrichting |
Een
voor het publiek toegankelijke besloten ruimte
waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij
bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden
verricht of vertoningen van
erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
|
|
1.35 |
Straatprostitutie |
Het door
handelingen, houding, woord, gebaar of op andere
wijze passanten tot prostitutie bewegen,
uitnodigen dan wel aanlokken.
|
1.36 |
Vervangende nieuwbouw |
De bouw van een
gebouw in de plaats van een gesloopt of
anderszins tenietgegaan gebouw. |
|
1.37 |
Voorgevellijn |
De lijn van de
naar de weg gerichte, al dan niet verspringende,
voorzijde van het hoofdgebouw/de hoofdbebouwing. |
|
1.38 |
Voorgevelrooilijn |
·
de voorste grens van een bouwvlak, gezien vanaf
de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd.
·
indien er niet sprake is van een voorste grens
van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak op de
verbeelding is aangegeven: de denkbeeldige lijn
die wordt getrokken langs de voorgevel van het
hoofdgebouw -zonder aan- en uitbouwen en
aangebouwde bijgebouwen- alsmede het verlengde
daarvan.
|
|
1.39 |
Vrijstaande woning |
Een woning
waarvan het hoofdgebouw vrijstaat van/niet
aangebouwd is aan andere hoofdgebouwen.
|
|
1.40 |
Woning |
Een complex van
ruimten geschikt en bestemd voor de zelfstandige
huisvesting van niet meer dan één afzonderlijke
huishouding. |
|
1.41 |
Zijerf |
Een deel van het
perceel dat is gelegen naast de doorgetrokken
zijgevellijn van het hoofdgebouw van de woning
tot de zijdelingse perceelsgrens. |
|
|
Artikel 2
|
||
Bij de toepassing van deze regels wordt als
volgt gemeten:
|
||
2.1 |
Afstand tot de zijdelingse perceelsgrens: |
|
De kortste
afstand van het verticale vlak in de zijdelingse
perceelsgrens tot enig punt van het op dat
bouwperceel voorkomende bouwwerk. |
||
2.2 |
Bebouwd oppervlak van een bouwperceel: |
|
De oppervlakte
van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken
tezamen.
|
||
2.3 |
Bebouwingspercentage: |
|
Het oppervlak
dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in
procenten van de oppervlakte van het
bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de
bestemming, of binnen een in de regels nader aan
te duiden gedeelte van die bestemming.
|
||
2.4 |
Breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk: |
|
Tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of
de harten van de gemeenschappelijke
scheidingsmuren.
|
||
2.5 |
Dakhelling: |
|
Langs het
dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale
vlak.
|
||
2.6 |
Goothoogte van een bouwwerk: |
|
vanaf het peil
tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de
druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk
te stellen constructiedeel. |
||
2.7 |
Bouwhoogte van een bouwwerk: |
|
vanaf het peil
tot aan het hoogste punt van een gebouw of van
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met
uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen,
zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. |
||
2.8 |
Inhoud van een bouwwerk: |
|
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer,
de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van
de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en
dakkapellen.
|
||
2.9 |
Oppervlakte van een bouwwerk: |
|
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het
hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk.
|
||
2.10 |
Oppervlakte bodemverstoring door hei/ of
boorpalen: |
|
De oppervlakte
van de bodemverstoring door hei- of boorpalen
wordt berekend door de oppervlakte van een paal
te vermenigvuldigen met het aantal palen en
vervolgens met twee.
|
||
2.11 |
Peil: |
|
·
voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang
onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van
die weg ter plaatse van de hoofdtoegang
vermeerderd met 0,20 m;
·
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het
aansluitende maaiveld of het afgewerkte
bouwterrein vermeerderd met 0,20 m.
|
||
2.12 |
Ondergeschikte bouwdelen: |
|
Bij toepassing
van het bepaalde ten aanzien van het bouwen
worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten,
pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en
kroonlijsten en overstekende daken buiten
beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet
meer bedraagt dan 1 m. |
||
HOOFDSTUK |
2. |
|
||||||
|
|
|
|
|||||
Artikel |
3. |
|
||||||
|
|
|||||||
|
|
|||||||
3.1 |
Bestemmingsomschrijving |
|||||||
|
|
|||||||
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor: |
||||||||
a. |
voorzieningen voor verkeer en verblijf; |
|||||||
b. |
(ondergrondse) afvalcontainers. |
|||||||
c. |
parkeervoorzieningen; |
|||||||
d. |
groenvoorzieningen; |
|||||||
e. |
speelvoorzieningen; |
|||||||
f. |
water en waterhuishoudkundige voorzieningen. |
|||||||
|
|
|||||||
|
|
|||||||
3.2 |
Bouwregels |
|||||||
|
|
|||||||
Op of in deze
gronden mogen
uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde
gebouwd worden, waarbij de volgende bepalingen
gelden: |
||||||||
a. |
De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor
geleiding, beveiliging en regeling van het
verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m; |
|||||||
b. |
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m. |
|||||||
|
||||||||
Artikel |
4. |
|
|||
|
|
||||
|
|
||||
4.1 |
Bestemmingsomschrijving |
||||
|
|
||||
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor: |
|||||
a. |
wonen; |
||||
b. |
aan-huis-verbonden beroepen; |
||||
c. |
tuinen, erven en verhardingen; |
||||
d. |
verkeersvoorzieningen. |
||||
|
|
||||
|
|
||||
4.2 |
Bouwregels |
||||
|
|
||||
4.2.1 |
Algemeen |
||||
Voor het bouwen van hoofdgebouwen en aanbouwen,
uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende
bepalingen: |
|||||
a. |
Het bouwperceel mag tot maximaal 60% worden
bebouwd. |
||||
|
|||||
4.2.2 |
Hoofdgebouwen |
||||
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de
volgende bepalingen: |
|||||
a. |
ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’
mag uitsluitend
de aangegeven bebouwingstypologie worden
gebouwd. |
||||
b. |
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het
bouwvlak worden gebouwd. |
||||
c. |
De voorgevel moet worden gesitueerd in de
voorgevelrooilijn. |
||||
d. |
De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter
plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en
bouwhoogte (m)' is aangegeven. |
||||
e. |
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter
plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en
bouwhoogte (m)' is aangegeven. |
||||
f. |
De diepte van een hoofdgebouw mag voor
vrijstaande woningen niet meer dan 14 m
bedragen; |
||||
g. |
De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen
voor vrijstaande woningen mag aan beide zijden
niet minder dan 3 m bedragen. |
||||
|
|||||
4.2.3 |
Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen |
||||
Voor het bouwen
van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gelden
de volgende bepalingen: |
|||||
a. |
Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel
binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd. |
||||
b. |
Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen worden
gebouwd op een afstand van niet minder dan 3 m
van de voorgevelrooilijn. |
||||
c. |
Aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen
aan de achtergevel mogen de grens gelegen op een
afstand van 4 m achter de achterste begrenzing
van het bouwvlak niet overschrijden. |
||||
d. |
De gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen,
uitbouwen en bijgebouwen, voor zover gesitueerd
buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan
60 m². Een erker aan de voorzijde van de woning
wordt niet meegerekend. |
||||
e. |
Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen uit
maximaal 1 bouwlaag bestaan. |
||||
f. |
De goothoogte van aanbouwen, uitbouwen en
aangebouwde bijgebouwen aan de achtergevel van
het hoofdgebouw mag, voorzover gelegen buiten
het bouwvlak, maximaal 3,1 m bedragen, maar
indien de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw
hoger is, mag de goothoogte van die aanbouwen,
uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen maximaal de
hoogte hebben van die eerste bouwlaag (bovenkant
van de plafondlaag). |
||||
g. |
De bouwhoogte en de goothoogte van de aanbouwen,
uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen moet gelijk
zijn aan de goothoogte (plat dak). Wel mag
binnen de onder c bedoelde strook van 4 m aan de
achtergevel het dak van het hoofdgebouw met
behoud van dezelfde dakhelling daarvan worden
doorgetrokken op een aanbouw, uitbouw of
aangebouwd bijgebouw, waarbij voor de maximale
goothoogte van die aanbouw, uitbouw of dat
aangebouwde bijgebouw de maximale maten gelden
als bedoeld onder e. |
||||
h. |
De goothoogte van aanbouwen, uitbouwen en
bijgebouwen op het zijerf mag maximaal 3,1 m
bedragen. |
||||
i. |
Een dak op een aanbouw, uitbouw of bijgebouw op
het zijerf is mogelijk met een nok van 5 m, voor
zover dit gebouw op het zijerf is gelegen achter
de doorgetrokken lijn van de 4 m-zone grens
achter het bouwvlak. Bij ligging voor deze lijn
(richting voorzijde van het perceel) mogen
alleen aanbouw, uitbouwen en bijgebouwen met
plat dak (goot en nok gelijk en maximaal 3,1 m
hoog) worden gebouwd. |
||||
j. |
De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag
niet meer bedragen dan 3 m. |
||||
k. |
De bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag
niet meer bedragen dan 5 m, met dien verstande
dat bij ligging voor de 4 m lijn als bedoeld in
lid c alleen bijgebouwen met een plat dak
gebouwd mogen worden. |
||||
l. |
Een lichtstraat is aan de achterzijde mogelijk
tegen de achtergevel van het hoofdgebouw vanaf
de aanbouw, mits de lichtstraat maximaal 1,2 m
diep is en een hellingshoek heeft van maximaal
45°. |
||||
m. |
In afwijking van de eis van een plat dak is bij
een serre aan de achtergevel van het hoofdgebouw
een schuine glazen dakconstructie toegestaan,
waarbij het bevestigingspunt van het glazen dak
aan de achtergevel van het hoofdgebouw van de
woning maximaal 3,5 m hoog mag zijn en waarbij
de goothoogte moet voldoen aan het vermelde
onder e. |
||||
|
|
||||
4.2.4 |
Uitbreidingen voor de voorgevellijn |
||||
Uitbreidingen (zoals erkers) voor de
voorgevellijn mogen worden gebouwd, waarbij de
volgende bepalingen gelden: |
|||||
a. |
De diepte van de uitbreiding mag maximaal 1/3
bedragen van de breedte van de uitbreiding; |
||||
b. |
De diepte van de uitbreiding mag ten hoogste 1,5
m bedragen; |
||||
c. |
De uitbreiding omvat slechts één bouwlaag; |
||||
d. |
De breedte van de uitbreiding bedraagt ten
hoogste de helft van de voorgevelbreedte van de
woning; |
||||
e. |
De afstand van de voorkant van de uitbreiding
tot het openbaar gebied is minimaal 2 m; |
||||
f. |
De goothoogte is maximaal 3 m. |
||||
|
|
||||
4.2.5 |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
||||
Voor het bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de
volgende bepalingen: |
|||||
a. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden
gebouwd binnen en buiten het bouwvlak; |
||||
b. |
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen
mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien
verstande dat de bouwhoogte voor erf- en
terreinafscheidingen vóór de naar de weg
gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m.
Bij hoekwoningen mag de hoogte van
erfafscheidingen op de zijdelingse perceelsgrens
niet meer dan 2 m bedragen uitsluitend indien de
voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen
woningen niet wordt overschreden en mits deze
erfafscheidingen zijn gesitueerd op een afstand
van minimaal 3 m achter (het verlengde van) de
voorgevel van de hoekwoning; |
||||
c. |
Overkappingen zijn toegestaan als wordt voldaan
aan de volgende voorwaarden:
|
||||
d. |
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m. |
||||
|
|
||||
|
|
||||
4.3 |
Afwijken van de bouwregels |
||||
|
|
||||
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid
4.2.3 onder h, voor het bouwen van een aanbouw,
uitbouw of bijgebouw met een kap indien de
aanbouw, uitbouw of bijgebouw vóór de
doorgetrokken lijn van de 4 m-zone grens achter
het bouwvlak is gelegen en ligt tussen (het
verlengde van) de voorgevel en (het verlengde
van) de achtergevel met dien verstande dat de
omgevingsvergunning slechts wordt verleend na
een bindend advies van het onafhankelijke
stedenbouwkundige bureau dat voor het
desbetreffende gebied is aangewezen. |
|||||
|
|
||||
4.4 |
Specifieke gebruiksregels |
||||
|
|
||||
Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening
van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan,
waarbij de volgende bepalingen gelden: |
|||||
a. |
Niet meer oppervlakte dan 1/3 deel van de
oppervlakte van de begane grondlaag van het
legaal gerealiseerde hoofdgebouw en van legaal
gerealiseerde aanbouwen, uitbouwen en
aangebouwde bijgebouwen is of zal in gebruik
zijn voor de uitoefening van dit beroep.; |
||||
b. |
De beroepsuitoefening geschied uitsluitend door
een bewoner van de desbetreffende woning; |
||||
c. |
Er vindt geen detailhandel plaats; |
||||
d. |
De uitoefening van dit beroep vindt niet plaats
in een vrijstaand bijgebouw bij aaneengebouwde
woningen (inclusief hoekwoningen daarbij); |
||||
e. |
de uitoefening mag niet leiden tot een
onevenredige beperking van de
gebruiksmogelijkheden van in de omgeving gelegen
gronden en/of opstallen, zoals gevolgen ten
aanzien van het parkeren. |
||||
|
|
||||
HOOFDSTUK 3
ALGEMENE REGELS
|
|||||
|
|
||||
|
Artikel |
5. |
|
||
|
|||||
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij
het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering
is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft
bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing. |
|||||
|
|
||||
Artikel |
6. |
|||
|
|
|||
|
|
|||
6.1 |
Bestaande maten en afstanden |
|||
In die gevallen
dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte,
inhoud, diepte, dakhelling en/of de afstand tot
de zijdelingse perceelsgrens of enige op de
verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die
in overeenstemming met het bepaalde in de
Woningwet tot stand zijn gekomen, op het
tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp
van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in
de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is
voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt
die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud
en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal
respectievelijk maximaal toegestaan. |
||||
|
|
|
||
Artikel |
7. |
|||
|
||||
7.1 |
Strijdig gebruik |
|||
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval
verstaan: |
||||
a. |
gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en
onderkomens ten behoeve van een seksinrichting
en/of escortbedrijf, raamprostitutie en
straatprostitutie; |
|||
b. |
elke vorm van bewoning in een vrijstaand
bijgebouw; |
|||
c. |
het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken
ten behoeve van de verkoop van vuurwerk. |
|||
|
||||
7.2 |
Toegestaan gebruik |
|||
Mantelzorg buiten georganiseerd verband is
mogelijk door inwoning in een (bedrijf)woning,
aanbouw, uitbouw of aangebouwd bijgebouw
daarbij, mits: |
||||
a. |
er geen zelfstandige extra woning ontstaat; |
|||
b. |
sprake is van een gezamenlijk gebruik van
voorzieningen; |
|||
c. |
er behalve een gezamenlijke toegang geen extra
eigen toegang is voor de persoon aan wie de
mantelzorg worden geboden. |
|||
|
|
|||
|
|
|||
Artikel 8. |
||
|
|
|
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor afwijken: |
||
a. |
van de regels en toestaan dat het bouwvlak in
geringe mate worden overschreden, indien een
meetverschil daartoe aanleiding geeft; |
|
b. |
van de regels ten behoeve van de overschrijding
van de voorgevelrooilijn voor de bouw van een
vrijhangende luifel aan de voorgevel van een
hoofdgebouw, geen woning zijnde, met dien
verstande dat:
|
|
c. |
van de regels en toestaan dat openbare
nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het
openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten
behoeve van de bediening van kunstwerken,
toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te
stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien
verstande dat:
|
|
d. |
van de regels ten aanzien van de maximaal
toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, en toestaan dat deze wordt
vergroot:
|
|
e. |
van de regels ten aanzien van de maximaal
toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve
van een overschrijding van deze maximaal
toegestane bouwhoogte voor plaatselijke
verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers,
liftkokers, lichtkappen en technische ruimten,
met dien verstande dat:
|
|
Artikel 9. |
|||
|
|
||
|
|
||
9.1 |
Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening |
||
|
|||
De voorschriften van de Bouwverordening ten
aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige
aard blijven overeenkomstig het gestelde in
artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten
toepassing behoudens ten aanzien van de volgende
onderwerpen: |
|||
a. |
de richtlijnen voor het verlenen van
vrijstelling van de stedenbouwkundige
bepalingen; |
||
b. |
de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer; |
||
c. |
de bereikbaarheid van gebouwen voor
gehandicapten; |
||
d. |
de parkeergelegenheid en laad- en
losmogelijkheden, en |
||
e. |
de ruimte tussen bouwwerken. |
||
9.2 |
Verwijzing naar andere wettelijke regelingen |
|
|
Waar in dit plan
wordt verwezen naar andere wettelijke
regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals
die luidden op het tijdstip van de
ter-inzage-legging van het
ontwerpbestemmingsplan.: |
HOOFDSTUK 4
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
|
|||
Artikel 10 |
|||
|
|||
10.1 |
Overgangsrecht bouwwerken |
||
|
|
||
10.1.1 |
Algemeen |
||
Een bouwwerk dat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan
worden krachtens een omgevingsvergunning voor
het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits
deze afwijking naar aard en omvang niet wordt
vergroot: |
|||
|
a. |
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; |
|
|
b. |
na het tenietgaan tengevolge van een calamiteit
geheel worden vernieuwd, veranderd, mits de
aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan
binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk
is tenietgegaan. |
|
|
|
||
10.1.2 |
Afwijking |
||
Het bevoegd gezag kan eenmalig een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in 10.1.1 voor het vergroten
van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in
10.1.1 met maximaal 10%. |
|||
|
|
||
10.1.3 |
Uitzondering |
||
Het bepaalde in 10.1.1 is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip
van inwerkingtreding van het plan, maar zijn
gebouwd zonder vergunning en in strijd met het
daarvoor geldende plan daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan. |
|||
|
|
||
10.2 |
Overgangsrecht gebruik |
||
|
|
||
10.2.1 |
Algemeen |
||
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond
op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag
worden voortgezet. |
|||
|
|
||
10.2.2 |
Strijdig gebruik |
||
Het is verboden het met het bestemmingsplan
strijdige gebruik, bedoeld in 10.2.1, te
veranderen of te laten veranderen in een ander
met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang
wordt verkleind. |
|||
|
|
||
10.2.3 |
Onderbroken gebruik |
||
Indien het gebruik, bedoeld in 10.2.1, na het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor
een periode langer dan een jaar wordt
onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna
te hervatten of te laten hervatten. |
|||
|
|
||
10.2.4 |
Uitzondering |
||
Het bepaalde in 10.2.1 is niet van toepassing op
het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder
begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
|||
Artikel 11 |
|
|
|
Deze regels kunnen worden aangehaald als: regels
van het bestemmingsplan
“Pieter
Breughelstraat 14 Raamsdonksveer” van de
gemeente Geertruidenberg.
|