INHOUDSOPGAVE

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

Artikel 1                       Begrippen

Artikel 2                       Wijze van meten                                              

 

Hoofdstuk 2                 BESTEMMINGSREGELS                                

Artikel 3                       Bedrijf                                                            

Artikel 4                       Bedrijf – Garage                                             

Artikel 5                       Bedrijf – Hovenier                                           

Artikel 6                       Centrum-1                                                       

Artikel 7                       Centrum-2                                                       

Artikel 8                       Centrum-3                                                       

Artikel 9                       Detailhandel                                                   

Artikel 10                      Groen                                                             

Artikel 11                      Horeca                                                           

Artikel 12                      Kantoor                                                                      

Artikel 13                      Maatschappelijk                                              

Artikel 14                      Sport                                                             

Artikel 15                      Tuin                                                                

Artikel 16                      Verkeer                                                          

Artikel 17                      Water                                                             

Artikel 18                      Wonen                                                            

Artikel 19                      Leiding – Hoogspanningsverbinding                

Artikel 20                      Waarde – Archeologie                                     

Artikel 21                      Waarde – Cultuurhistorie                                  

Artikel 22                      Waarde – Groeiplaats monumentale bomen      

Artikel 23                      Waterstaat – Waterkering                                 

Artikel 24                      Waterstaat – Waterbergingsgebied                  

Artikel 25                      Wro-zone – wijzigingsgebieden                        

 

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS                                     

Artikel 26                      Anti-dubbeltelregel                                          

Artikel 27                      Algemene bouwregels                                     

Artikel 28                      Algemene gebruiksregels                                

Artikel 29                      Algemene afwijkingsregels                              

Artikel 30                      Algemene wijzigingsregels                               

Artikel 31                      Overige regels                                                

 

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS                   

Artikel 32                      Overgangsregels                                            

Artikel 33                      Slotregel                                                        

 

Bijlagen

 

Bijlage 1:

Staat van bedrijfsactiviteiten

 

Bijlage 2:

Bestaande afwijkende bedrijfsvloeroppervlakten detailhandels- en horecabedrijven

 

Bijlage 3:

Kappenkaart

 


HOOFDSTUK 1        

 

INLEIDENDE REGELS

Artikel 1  Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan:

het bestemmingsplan ‘Kom Geertruidenberg‘ van de gemeente Geertruidenberg;

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0779.GBBPkom-vs01, met bijbehorende regels en bijlagen;

 

verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

 

aaneengebouwde woning:

woning die aan beide zijgevels aangebouwd is aan/niet vrij staat van andere hoofdgebouwen, alsmede een hoekwoning aan een dergelijke woning;

 

aan-huis-verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

aanbouw/uitbouw/bijgebouw:

gebouw van maximaal één bouwlaag dat zowel wat betreft afmetingen als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw;

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

achtergevelrooilijn:

-        de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;

-        indien er niet sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak op de verbeelding is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw -zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen- alsmede het verlengde daarvan;

 

afhankelijke woonruimte:

een aanbouw/uitbouw/bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

 

ambachtelijk bedrijf:

het bedrijfsmatig vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen geheel of overwegend door middel van handwerk;

 

archeologisch onderzoek:

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;

 

archeologisch rapport:

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden;

 

archeologische verwachtingswaarde:

de aan een gebied toegekende verwachtingswaarde in verband met de kans op het voorkomen van archeologische resten;

 

archeologische waarde:

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige archeologische resten;

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

bed & breakfast:

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de woning aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

 

bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

 

bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

 

beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

 

beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte (bvo):

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte;

 

bestaande situatie:

a    t.a.v. bebouwing:

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, mits niet gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, dan wel gebouwd mag worden krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

b    t.a.v. gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

 

bouwbesluit:

besluit van 29 augustus 2011 houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot het bouwen, gebruiken en slopen van bouwwerken (Bouwbesluit 2012)

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten ;

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of een ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

dakterras:

een voor mensen toegankelijke buitenruimte op het dak van een gebouw;

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan voor gebruik ter plaatse en anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

dienstverlening:

het bedrijfsmatig verrichten van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen een kapperszaak, schoonheidsinstituut, fotostudio, uitzendbureau, bank, stomerij, wasserette, apotheek, reisbureau en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf, een horecabedrijf, een centrum voor fysiotherapie of een fitnesscentrum;

 

eindwoning:

de hoekwoning van de rij woningen die aan beide zijgevels aangebouwd zijn aan/niet vrij staat van andere woningen;

 

escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;

 

evenement:

een voor het publiek toegankelijke en daarop gerichte activiteit op het gebied van vermaak, waarbij onderscheid wordt gemaakt in:

a   evenementen met (boven)regionale betekenis, zijnde evenementen gericht op bezoekers uit de gemeente Geertruidenberg en uit de regio, met een (boven)regionale uitstraling, uniek in opzet, sfeer en organisatie.

b   evenementen van overwegend lokaal belang, zijnde evenementen gericht op bezoekers uit de gemeente Geertruidenberg en met een lokale uitstraling door doelstelling, sfeer en opzet.

c   evenementen op wijk- of buurtniveau, zijnde evenementen gericht op saamhorigheid, leefbaarheid, ontspanning en vermaak op microniveau, bestemd voor en georganiseerd door inwoners van een straat, buurt of wijk van een kern van de gemeente Geertruidenberg.

 

evenemententerrein:

de gronden, waarop ingevolge de planregels evenementen zijn toegestaan;

 

functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

 

gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

 

gestapelde bebouwing:

bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten;

 

halfvrijstaande woning:

een woning waarvan het hoofdgebouw aan slechts een zijgevel vrij staat van/niet aangebouwd is aan andere hoofdgebouwen;

 

hoofdfunctie:

een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;

 

hoofdgebouw/hoofdbebouwing:

een gebouw/bebouwing, dat/die op een bouwperceel door zijn/haar constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw/bebouwing op een bouwperceel kan worden aangemerkt. In het geval van een woning betreft dit de woning zelf (meestal bestaande uit meer dan een bouwlaag) zonder aanbouwen, uitbouwen of bijgebouwen;

 

horeca:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, uitgezonderd een discotheek of een daarmee naar zijn aard en invloed gelijk te stellen horecabedrijf alsmede uitgezonderd horeca gerelateerde detailhandel en een partycentrum.

 

horeca gerelateerde detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van dranken en/of etenswaren aan personen die die dranken en/of etenswaren kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan ter plaatse en anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zoals een afhaalcentrum, een snackcorner, een snackcounter of daarmee gelijk te stellen detailhandel;

 

horecaterras:

bij een horecabedrijf,  horeca gerelateerde detailhandel of ondergeschikte horeca liggende ruimte waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt;

 

kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

 

Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA):

de binnen de beroepsgroep geldende norm voor de uitvoering van archeologisch onderzoek;

 

kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in achtgenomen moet worden.

 

maatschappelijk:

sociale, educatieve, medische, culturele, levensbeschouwelijke en/of religieuze voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van overheids- en openbare dienstverlening, kinderopvangvoorzieningen alsook ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen;

 

mantelzorg:

het op vrijwillige basis, buiten organisatorisch verband en anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak;

 

ondergeschikte functie:

functie waarvoor ingevolge de planregels maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw of aanbouw/uitbouw/bijgebouw als zodanig mag worden gebruikt;

 


overkapping:

een dakconstructie (vrijstaand) zonder wanden, dan wel aan maximaal één zijde begrensd door een eigen wand of door een gevel van een belendend gebouw;

 

partycentrum:

een bedrijf waar het houden van feesten en partijen met een besloten karakter middels het verhuren van (delen van) de accommodatie centraal staat, voor een van tevoren in omvang bekend staande groep van personen tussen welke een duidelijke min of meer duurzame band bestaat waarbij tevens het verstrekken van drank en maaltijden voor consumptie ter plaatse mogelijk is.

 

peil:

a    voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,20 m;

b    in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,20 m.

 

productiegebonden detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

 

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;

 

raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen;

 

risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

 

seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

staat van bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deeluitmaakt;

 

straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, roadbarriers, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, rijwielstandaards, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, abri's e.d.;

 

straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;

 

terras:

Een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van een (horeca) bedrijf, waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/ of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt.

 

verkoopvloeroppervlakte (vvo):

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;

 

vervangende nieuwbouw:

de bouw van een gebouw in de plaats van een gesloopt of anderszins tenietgegaan gebouw;

 

voorgevellijn:

de lijn van de naar de weg gerichte, al dan niet verspringende, voorzijde van het hoofdgebouw/de hoofdbebouwing;

 

voorgevelrooilijn:

a   langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing:

de evenwijdige aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatige beloop van de rooilijn overeenkomstig de weg geeft;

b   langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:

bij een wegbreedte van tenminste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg;

bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg;

 

vrijstaande woning:

een woning waarvan het hoofdgebouw vrijstaat van/niet aangebouwd is aan andere hoofdgebouwen;

 

woning:

een complex van ruimten geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van niet meer dan één afzonderlijke huishouding;

 

waterberging/winterbed:

gebied begrensd door primaire waterkeringen dan wel de vastgestelde hoogwaterlijn;

 

zijerf:

een deel van het perceel dat is gelegen naast de doorgetrokken zijgevellijn van het hoofdgebouw van de woning tot de zijdelingse perceelsgrens.

 

 


Artikel 2  Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze regels wordt, tenzij in deze regels anders is bepaald, als volgt gemeten c.q. gerekend:

 

afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

 

bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

 

bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;

 

bedrijfsvloeroppervlak (brutovloeroppervlak):

binnenwerks, met dien verstande dat de totale vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten, worden opgeteld;

 

breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeen-schappelijke scheidingsmuren;

 

dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane-grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

verkoopvloeroppervlak:
binnenwerks, met dien verstande dat de totale vloeroppervlakte van ruimten die rechtstreeks ten dienste staan van de detailhandelsactiviteiten en die voor het publiek toegankelijk zijn worden opgeteld; kantoren, magazijnen en overige dienstruimten worden hieronder niet begrepen.

HOOFDSTUK 2        

 

BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3  Bedrijf

3.1        Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a   bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

b   bedrijfswoningen;

c   tevens nutsvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’.

en met daarbij behorende:

d   tuinen, erven en verhardingen;

e   wegen en paden;

f    groenvoorzieningen.

3.2     Bouwregels

 

3.2.1  Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    Gebouwen mogen uitsluitend binnen het als zodanig op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

b    Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

c    De goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

d    De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

3.2.2  Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a      De voorgevel van een bedrijfswoning moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn, behoudens indien in de bestaande situatie de woning achter de voorgevelrooilijn is gebouwd.

b      Per bedrijf is uitsluitend één bedrijfswoning vrijstaand dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

1      Bij een vrijstaande woning zijn de volgende bepalingen van toepassing:

-         De afstand tot één zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.

-         De breedte van de woning mag niet meer bedragen dan 15 m.

-         De diepte van de woning mag niet meer bedragen dan 15 m.

-         De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

-         De bouwhoogte niet meer dan bedragen 10 m mag.

2      Bij een in de bedrijfsbebouwing opgenomen bedrijfswoning zijn de volgende bepalingen van toepassing:

-         De goothoogte zoals toegestaan voor bedrijfsgebouwen, mag niet worden overschreden.

-         De bouwhoogte zoals toegestaan voor bedrijfsgebouwen, mag niet worden overschreden.

3.2.3  Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Bij een bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a      Bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

b      De maximale gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 60 m².

c      De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.

d      De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan:

1.   van vrijstaande bijgebouwen: 4,5 m;

2.   van aangebouwde bijgebouwen: de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning;

e      Met betrekking tot de uitbouw van een bedrijfswoning in de vorm van een dakterras gelden de volgende voorwaarden:

1.   het dakterras mag uitsluitend gesitueerd worden aan de achterzijde van de woning en maximaal tot de achtergevelrooilijn;

2.   op een dakterras mag uitsluitend worden gebouwd een hekwerk / valbeveiliging van maximaal 1 m hoogte, gemeten vanaf de bovenkant van het terras, behoudens indien ingevolge het Bouwbesluit voor het hekwerk/valbeveiliging een grotere minimale hoogte is voorgeschreven, in welk geval deze minimale hoogte geldt;

3.   overkappingen op het dakterras zijn niet toegestaan.

3.2.4  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

b    De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen .

c    De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

d    Overkappingen zijn toegestaan als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

1        De gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 20 m2 bedragen.

2        De hoogte voor aangebouwde overkappingen mag maximaal 3,1 m bedragen, maar indien de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is, mag de goothoogte van die overkapping maximaal de hoogte hebben van die eerste bouwlaag (bovenkant van de plafondlaag).

3        De hoogte van vrijstaande overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.

4        Gebouwd dient te worden op ten minste 1 m  achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw.

3.3  Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden en/of opstallen voor detailhandel.


 

3.4  Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde:

a    in lid 3.1 voor de vestiging van een bedrijf, dat niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is vermeld, mits het bedrijf gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de in lid 3.1 sub a toegelaten activiteiten.

b    in lid 3.3 voor de uitoefening van detailhandel in goederen, die:

1    ter plaatse zijn vervaardigd, verwerkt of hersteld;

2       in het kader van de uitoefening van een nijverheids- of ambachtsbedrijf worden verkocht of geleverd, mits:

-        laatstgenoemde uitoefening een wezenlijk bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening en de detailhandel in die goederen geschiedt ter plaatse waar dat bedrijf wordt uitgeoefend;

-        de detailhandel een niet-zelfstandig onderdeel uitmaakt van het bedrijf.

 

3.5.    Wijzigingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de gronden met de bestemmingen ‘Bedrijf’ te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’, met dien verstande dat:

a   sprake moet zijn van bedrijfsbeëindiging ter plaatse;

b   de bepalingen zoals genoemd in artikel 18 van toepassing zijn.


Artikel 4  Bedrijf - Garage

              

4.1        Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Bedrijf – Garage’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a   een garagebedrijf;

b   één bedrijfswoning,

en met daarbij behorende:

c   tuinen, erven en verhardingen;

d   wegen en paden;

e   groenvoorzieningen.

4.2     Bouwregels

 

4.2.1  Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a   Gebouwen mogen uitsluitend binnen het als zodanig op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

b   Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

c   De goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

d   De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

4.2.2  Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a   De voorgevel van een bedrijfswoning moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn.

b   Per bedrijf is één bedrijfswoning vrijstaand dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

1   Bij een vrijstaande woning zijn de volgende bepalingen van toepassing:

-         De afstand tot één zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.

-         De breedte van de woning mag niet meer bedragen dan 15 m.

-         De diepte van de woning mag niet meer bedragen dan 15 m.

-         De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

-         De bouwhoogte niet meer dan bedragen 10 m mag.

2   Bij een in de bedrijfsbebouwing opgenomen bedrijfswoning zijn de volgende bepalingen van toepassing:

-         De goothoogte zoals toegestaan voor bedrijfsgebouwen, mag niet worden overschreden.

-         De bouwhoogte zoals toegestaan voor bedrijfsgebouwen, mag niet worden overschreden.

4.2.3  Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Bij een bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a   Bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

b   De maximale gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 60 m².

c   De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.

d   De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan:

1.    van vrijstaande bijgebouwen: 4,5 m;

2.    van aangebouwde bijgebouwen: de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning;

e   Met betrekking tot de uitbouw van een bedrijfswoning in de vorm van een dakterras gelden de volgende voorwaarden:

1.   het dakterras mag uitsluitend gesitueerd worden aan de achterzijde van de woning en maximaal tot de achtergevelrooilijn;

2.   op een dakterras mag uitsluitend worden gebouwd een hekwerk / valbeveiliging van maximaal 1 m hoogte, gemeten vanaf de bovenkant van het terras, behoudens indien ingevolge het Bouwbesluit voor het hekwerk/valbeveiliging een grotere minimale hoogte is voorgeschreven, in welk geval deze minimale hoogte geldt;

3.   overkappingen op het dakterras zijn niet toegestaan.

 

4.2.4  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

b   De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen .

c   De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

d   Overkappingen zijn toegestaan als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

1    De gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 20 m2 bedragen.

2    De hoogte voor aangebouwde overkappingen mag maximaal 3,1 m bedragen, maar indien de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is, mag de goothoogte van die overkapping maximaal de hoogte hebben van die eerste bouwlaag (bovenkant van de plafondlaag).

3    De hoogte van vrijstaande overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.

4     Gebouwd dient te worden achter de voorgevelrooilijn en op een afstand van minimaal 1 m tot de voorgevel van het hoofdgebouw.

4.3  Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de voor ‘Bedrijf – Garage’ aangewezen gronden en/of opstallen anders dan voor de verkoop en reparatie van auto’s.

 

4.4.    Wijzigingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de gronden met de bestemmingen ‘Bedrijf – Garage’ te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’, met dien verstande dat:

a   sprake moet zijn van bedrijfsbeëindiging ter plaatse;

b   de bepalingen zoals genoemd in artikel 18 van toepassing zijn.


Artikel 5  Bedrijf – Hovenier

 

 

5.1        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Hovenier’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    een kwekerij en hoveniersbedrijf;

en met daarbij behorende:

b    tuinen, erven en verhardingen;

c    parkeervoorzieningen;

d    groenvoorzieningen.

 

5.2        Bouwregels

5.2.1  Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

a    Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

5.2.2  Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    Gebouwen mogen uitsluitend binnen het als zodanig op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

b    De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

c    De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

5.2.3  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

b    De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.

c    De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

d    Overkappingen zijn toegestaan als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

1    De gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 20 m2 bedragen.

2    De hoogte voor aangebouwde overkappingen mag maximaal 3,1 m bedragen, maar indien de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is, mag de goothoogte van die overkapping maximaal de hoogte hebben van die eerste bouwlaag (bovenkant van de plafondlaag).

3    De hoogte van vrijstaande overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.

4     Gebouwd dient te worden achter de voorgevelrooilijn en op een afstand van minimaal 1 m tot de voorgevel van het hoofdgebouw.

 


 

Artikel 6  Centrum-1

 

 

6.1     Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Centrum-1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    detailhandel;

b    horeca;

c    maatschappelijk;

d    wonen;

e    tevens een Bed & Breakfast, ter plaatse van de aanduiding ‘Bed & Breakfast;

f     tevens een bedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf’,

en met daarbij behorende:

g    tuinen, erven en verhardingen;

h    horecaterrassen;

i      parkeervoorzieningen;

j      groenvoorzieningen.

 

6.2     Bouwregels

6.2.1  Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

a   Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

b   Ieder bouwperceel mag voor ten hoogste 60% worden bebouwd, tenzij de omvang van het bouwvlak op het moment van inwerkingtreden van het plan meer bedraagt dan 60% van de oppervlakte van het bouwperceel, in welk geval niet meer mag worden bebouwd dan de omvang van dat bouwvlak.

c   Nieuwbouw van woningen, met uitzondering van vervangende nieuwbouw, en het splitsen of toevoegen van woningen binnen bestaande hoofdgebouwen is niet toegestaan. Deze bepaling is niet van toepassing ter plaatse van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak direct ten oosten van het bestaande perceel Haven 22.

6.2.2  Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    De hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het als zodanig op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

b    De bedrijfsvloeroppervlakte van een detailhandelsbedrijf en van een horecabedrijf mag niet meer bedragen dan 150 m² per bedrijf, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte van de bedrijven op de gronden die zijn genoemd in bijlage 2 bij deze planregels (Bestaande afwijkende bedrijfsvloeroppervlakten detailhandels- en horecabedrijven) niet meer mag bedragen dan in die bijlage is aangegeven.

c    De goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

d    De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

e    Ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ mogen gestapelde woningen worden gebouwd.

f     Ter plaatse van de aanduiding ‘één bouwlaag’ mag maximaal in één bouwlaag worden gebouwd.


6.2.3  Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

 

a   Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de gronden met de aanduiding ‘zonder bebouwing’ uitsluitend zijn toegestaan  kleine gebouwtjes met een oppervlak van ten hoogste 6 m² en een  bouwhoogte van 3 m.

b   Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen worden gebouwd op een afstand van niet minder dan 1 m achter  de voorgevelrooilijn.

c   Aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen aan de achtergevel mogen de grens gelegen op een afstand van 4 m achter de achterste begrenzing van het bouwvlak niet overschrijden.

d   De gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 100 m².

e   Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal 1 bouwlaag bestaan.

f    De goothoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag maximaal 4 m bedragen, maar indien de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is, mag de goothoogte van die aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen maximaal de hoogte hebben van die eerste bouwlaag (bovenkant van de plafondlaag).

g   De bouwhoogte van de aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen moet gelijk zijn aan de goothoogte (plat dak). Wel mag, indien en voorzover de nokrichting van het dak van het hoofdgebouw parallel loopt aan de voorgevellijn, binnen de onder c bedoelde strook van 4 meter aan de achtergevel het dak van het hoofdgebouw met behoud van dezelfde dakhelling daarvan worden gebouwd op een aanbouw, uitbouw of aangebouwd bijgebouw, waarbij voor de maximale goothoogte van die aanbouw, uitbouw of dat aangebouwde bijgebouw de maximale maten gelden als bedoeld onder f.

h   De goothoogte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen op het zijerf mag maximaal 4 m bedragen.

i    Een dak op een aanbouw, uitbouw of bijgebouw op het zijerf is mogelijk met een bouwhoogte van 8 meter, voorzover dit gebouw op het zijerf is gelegen achter de doorgetrokken lijn van de 4 m zone grens achter het bouwvlak. Bij ligging voor deze lijn (richting voorzijde van het perceel) mogen alleen aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen met een plat dak (goot en bouwhoogte gelijk en maximaal 4 m hoog.) worden gebouwd.

j    De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m.

k   De bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 8 m, met dien verstande dat bij ligging voor de 4 m lijn als bedoeld in lid c alleen bijgebouwen met een plat dak gebouwd mogen worden.

l    Een lichtstraat is aan de achterzijde mogelijk tegen de achtergevel van het hoofdgebouw vanaf de aanbouw, mits de lichtstraat maximaal 1,2 meter diep is en een hellingshoek heeft van maximaal 45°.

m  In afwijking van de eis van een plat dak is bij een serre aan de achtergevel van het hoofdgebouw een schuine glazen dak constructie toegestaan, waarbij de goothoogte moet voldoen aan het vermelde onder f.

n   Met betrekking tot de uitbouw van een woning in de vorm van een dakterras gelden de volgende voorwaarden:

1.   het dakterras mag uitsluitend gesitueerd worden aan de achterzijde van de woning en maximaal tot de achtergevelrooilijn;


 

2.   op een dakterras mag uitsluitend worden gebouwd een hekwerk / valbeveiliging van maximaal 1 m hoogte, gemeten vanaf de bovenkant van het terras, behoudens indien ingevolge het Bouwbesluit voor het hekwerk/valbeveiliging een grotere minimale hoogte is voorgeschreven, in welk geval deze minimale hoogte geldt;

3.   overkappingen op het dakterras zijn niet toegestaan.

6.2.4  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de gronden met de aanduiding ‘zonder bebouwing’ uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van maximaal 2 m.

b   De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

c   De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

d   Overkappingen zijn toegestaan als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

1        De gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 20 m2 bedragen.

2        De hoogte voor aangebouwde overkappingen mag maximaal 3,1 m bedragen, maar indien de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is, mag de goothoogte van die overkapping  maximaal de hoogte hebben van die eerste bouwlaag (bovenkant van de plafondlaag).

3        De hoogte van vrijstaande overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.

4         Gebouwd dient te worden achter de voorgevelrooilijn en op een afstand van minimaal 1 m tot de voorgevel van het hoofdgebouw.

 

6.3        Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.3 onder n ten behoeve van de bouw van kleine bouwwerken op een dakterras, met dien verstande, dat:

a.  de oppervlakte van het bouwwerk niet meer mag bedragen dan 5 m²;

b.  de hoogte van het bouwwerk, gemeten vanaf de bovenkant van het terras, niet meer mag bedragen dan 2,50 m;

c.  de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en opstallen niet onevenredig worden beperkt;

d.  het cultuurhistorische karakter van het beschermd stadsgezicht niet wordt aangetast.

 

6.4.1  Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

a.      het gebruik van de verdiepingen van een gebouw voor maatschappelijk, detailhandel en horeca, met uitzondering van horecabedrijven waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

b.      het gebruik van ruimten binnen de woning en/of aanbouwen, uitbouwen of bijgebouwen voor verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten.

 

6.4.2  Specifieke gebruiksregels

Binnen de woning, in het hoofdgebouw of aanbouw, uitbouw of bijgebouw, is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan, mits:

a.     niet meer oppervlakte voor de uitoefening van dit beroep in gebruik is of zal zijn dan 1/3 deel van de oppervlakte van de begane grondlaag van het legaal gerealiseerde hoofdgebouw en van legaal gerealiseerde aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen;

b.    de beroepsuitoefening uitsluitend geschiedt door een bewoner van de desbetreffende woning;

c.     er geen detailhandel plaatsvindt;

d.    de uitoefening van dit beroep niet plaatsvindt in een vrijstaand bijgebouw bij aaneengebouwde woningen (inclusief hoekwoningen daarbij);

e.     De uitoefening van dit beroep geen nadelige invloed heeft op de verkeersafwikkeling en de beschikbaarheid van parkeerplaatsen.

 

6.4.3     Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik van de gronden voor bedrijf, is artikel 3.1 sub a van toepassing. 

 

 

6.5.1     Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4.1 onder b voor verblijfsrecreatie in de vorm van een Bed & Breakfast, met dien verstande dat:

a.     een Bed & Breakfast is toegestaan binnen de eigen woning, mits de hoofdfunctie wonen gehandhaafd blijft;

b.    niet meer oppervlakte voor de uitoefening van een Bed & Breakfast in gebruik is of zal zijn dan 1/3 deel van de oppervlakte van de eerste bouwlaag van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken;

c.     de Bed & Breakfast uit maximaal 8 slaapplaatsen mag bestaan;

d.    de verblijfsruimte moet voldoen aan de bepalingen van de bouwverordening en het Bouwbesluit;

e.     de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag functioneren als een zelfstandige woning;

f.     permanent verblijf niet is toegestaan;

g.    het gebruik voor een Bed & Breakfast niet mag leiden tot een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van in de omgeving gelegen gronden en/of opstallen, zoals gevolgen ten aanzien van het parkeren.

 

6.5.2     Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4.3 voor de vestiging van een bedrijf, dat niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is vermeld, mits het bedrijf gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de krachtens lid 6.1 sub f juncto lid 6.4.3 toegelaten activiteiten.


 

Artikel 7  Centrum-2

 

 

7.1     Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Centrum-2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a   horeca;

b   maatschappelijk;

c   wonen;

en met daarbij behorende:

d   tuinen, erven en verhardingen;

e   horecaterrassen;

f    (ongebouwde) parkeervoorzieningen;

g   groenvoorzieningen.

 

7.2     Bouwregels

7.2.1  Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

a   Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

b   Ieder bouwperceel mag voor ten hoogste 60% worden bebouwd, tenzij de omvang van het bouwvlak op het moment van inwerkingtreden van het plan meer bedraagt dan 60% van de oppervlakte van het bouwperceel, in welk geval niet meer mag worden bebouwd dan de omvang van dat bouwvlak.

c   Nieuwbouw van woningen, met uitzondering van vervangende nieuwbouw, en het splitsen of toevoegen van woningen binnen bestaande hoofdgebouwen is niet toegestaan.

7.2.2  Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a   De hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het als zodanig op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

b   De bedrijfsvloeroppervlakte van een horecabedrijf mag niet meer bedragen dan 150 m² per bedrijf, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte van de bedrijven op de gronden die zijn genoemd in bijlage 2 bij deze planregels (Bestaande afwijkende bedrijfsvloeroppervlakten detailhandels- en horecabedrijven) niet meer mag bedragen dan in die bijlage is aangegeven.

c   De goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

d   De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

7.2.3  Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a   Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de gronden met de aanduiding ‘zonder bebouwing’ uitsluitend zijn toegestaan kleine gebouwtjes met een oppervlak van ten hoogste 6 m² en een  bouwhoogte van 3 m.

b   Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen worden gebouwd op een afstand van niet minder dan 1 m achter  de voorgevelrooilijn.

c   Aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen aan de achtergevel mogen de grens gelegen op een afstand van 4 m achter de achterste begrenzing van het bouwvlak niet overschrijden.

d   De gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 100 m².

e   Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal 1 bouwlaag bestaan.

f    De goothoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag maximaal 4 m bedragen, maar indien de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is, mag de goothoogte van die aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen maximaal de hoogte hebben van die eerste bouwlaag (bovenkant van de plafondlaag).

g   De bouwhoogte van de aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen moet gelijk zijn aan de goothoogte (plat dak). Wel mag, indien en voorzover de nokrichting van het dak van het hoofdgebouw parallel loopt aan de voorgevellijn, binnen de onder c bedoelde strook van 4 meter aan de achtergevel het dak van het hoofdgebouw met behoud van dezelfde dakhelling daarvan worden gebouwd op een aanbouw, uitbouw of aangebouwd bijgebouw, waarbij voor de maximale goothoogte van die aanbouw, uitbouw of dat aangebouwde bijgebouw de maximale maten gelden als bedoeld onder f.

h   De goothoogte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen op het zijerf mag maximaal 4 m bedragen.

i    Een dak op een aanbouw, uitbouw of bijgebouw op het zijerf is mogelijk met een bouwhoogte van 8 meter, voorzover dit gebouw op het zijerf is gelegen achter de doorgetrokken lijn van de 4 m zone grens achter het bouwvlak. Bij ligging voor deze lijn (richting voorzijde van het perceel) mogen alleen aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen met een plat dak (goot en bouwhoogte gelijk en maximaal 4 m hoog.) worden gebouwd.

j    De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m.

k   De bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 8 m, met dien verstande dat bij ligging voor de 4 m lijn als bedoeld in lid c alleen bijgebouwen met een plat dak gebouwd mogen worden.

l    Een lichtstraat is aan de achterzijde mogelijk tegen de achtergevel van het hoofdgebouw vanaf de aanbouw, mits de lichtstraat maximaal 1,2 meter diep is en een hellingshoek heeft van maximaal 45°.

m  In afwijking van de eis van een plat dak is bij een serre aan de achtergevel van het hoofdgebouw een schuine glazen dak constructie toegestaan, waarbij de goothoogte moet voldoen aan het vermelde onder f.

n   Met betrekking tot de uitbouw van een woning in de vorm van een dakterras gelden de volgende voorwaarden:

1.   het dakterras mag uitsluitend gesitueerd worden aan de achterzijde van de woning en maximaal tot de achtergevelrooilijn;

2.   op een dakterras mag uitsluitend worden gebouwd een hekwerk / valbeveiliging van maximaal 1 m hoogte, gemeten vanaf de bovenkant van het terras, behoudens indien ingevolge het Bouwbesluit voor het hekwerk/valbeveiliging een grotere minimale hoogte is voorgeschreven, in welk geval deze minimale hoogte geldt;

3.   overkappingen op het dakterras zijn niet toegestaan.

7.2.4  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:


 

a   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de gronden met de aanduiding ‘zonder bebouwing’ uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van maximaal 2 m;

b   De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

c   De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

d   Overkappingen zijn toegestaan als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

1       De gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 20 m2 bedragen.

2       De hoogte voor aangebouwde overkappingen mag maximaal 3,1 m bedragen, maar indien de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is, mag de goothoogte van die overkapping maximaal de hoogte hebben van die eerste bouwlaag (bovenkant van de plafondlaag).

3        De hoogte van vrijstaande overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.

4        Gebouwd dient te worden achter de voorgevelrooilijn en op een afstand van minimaal 1 m tot de voorgevel van het hoofdgebouw.

 

7.3          Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.3 onder n ten behoeve van de bouw van kleine bouwwerken op een dakterras, met dien verstande, dat:

a.  de oppervlakte van het bouwwerk niet meer mag bedragen dan 5 m²;

b.  de hoogte van het bouwwerk, gemeten vanaf de bovenkant van het terras, niet meer mag bedragen dan 2,50 m;

c.  de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en opstallen niet onevenredig worden beperkt;

d.  het cultuurhistorische karakter van het beschermd stadsgezicht niet wordt aangetast.

 

7.4.1  Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

a.      het gebruik van de verdiepingen van een gebouw voor maatschappelijk en horeca, met uitzondering van horecabedrijven waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt alsmede met uitzondering van het bestaande gebruik van de verdieping van het pand Markt 16 voor horeca;

b.      het gebruik van ruimten binnen de woning en/of aanbouwen, uitbouwen of bijgebouwen voor verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten.

 

7.4.2  Specifieke gebruiksregels

Binnen de woning, in het hoofdgebouw of aanbouw, uitbouw of bijgebouw, is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan, mits:

a.      niet meer oppervlakte voor de uitoefening van dit beroep in gebruik is of zal zijn dan 1/3 deel van de oppervlakte van de begane grondlaag van het legaal gerealiseerde hoofdgebouw en van legaal gerealiseerde aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen;

b.      de beroepsuitoefening uitsluitend geschiedt door een bewoner van de desbetreffende woning;

c.      er geen detailhandel plaatsvindt;

d.      de uitoefening van dit beroep niet plaatsvindt in een vrijstaand bijgebouw bij aaneengebouwde woningen (inclusief hoekwoningen daarbij);

e.      de uitoefening van dit beroep geen nadelige invloed heeft op de verkeersafwikkeling en de beschikbaarheid van parkeerplaatsen.

 

 

7.5     Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.4.1 onder b voor verblijfsrecreatie in de vorm van een Bed & Breakfast, met dien verstande dat:

a.     een Bed & Breakfast is toegestaan binnen de eigen woning, mits de hoofdfunctie wonen gehandhaafd blijft;

b.    niet meer oppervlakte voor de uitoefening van een Bed & Breakfast in gebruik is of zal zijn dan 1/3 deel van de oppervlakte van de eerste bouwlaag van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken;

c.     de Bed & Breakfast uit maximaal 8 slaapplaatsen mag bestaan;

d.    de verblijfsruimte moet voldoen aan de bepalingen van de bouwverordening en het Bouwbesluit;

e.     de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag functioneren als een zelfstandige woning;

f.     permanent verblijf niet is toegestaan;

g.    het gebruik voor een Bed & Breakfast niet mag leiden tot een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van in de omgeving gelegen gronden en/of opstallen, zoals gevolgen ten aanzien van het parkeren.


Artikel 8  Centrum-3

 

 

8.1     Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Centrum-3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a   detailhandel;

b   maatschappelijk;

c   wonen;

d   tevens een ijssalon, ter plaatse van de aanduiding ‘ specifieke vorm van horeca-ijssalon’;

e   tevens een kantoor, ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’;

f    tevens dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’,

g   tevens een restaurant, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca – restaurant’;

en met daarbij behorende:

h   tuinen, erven en verhardingen;

i    (ongebouwde) parkeervoorzieningen;

j    groenvoorzieningen.

 

8.2     Bouwregels

8.2.1  Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

a   Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

b   Ieder bouwperceel mag voor ten hoogste 60% worden bebouwd, tenzij de omvang van het bouwvlak op het moment van inwerkingtreden van het plan meer bedraagt dan 60% van de oppervlakte van het bouwperceel, in welk geval niet meer mag worden bebouwd dan de omvang van dat bouwvlak.

c   Nieuwbouw van woningen, met uitzondering van vervangende nieuwbouw, en het splitsen of toevoegen van woningen binnen bestaande hoofdgebouwen is niet toegestaan.

 

8.2.2  Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a   De hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het als zodanig op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

b   De bedrijfsvloeroppervlakte van een detailhandelsbedrijf mag niet meer bedragen dan 150 m² per bedrijf, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte van de bedrijven op de gronden die zijn genoemd in bijlage 2 bij deze planregels (Bestaande afwijkende bedrijfsvloeroppervlakten detailhandels- en horecabedrijven) niet meer mag bedragen dan in die bijlage is aangegeven.

c   De goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

d   De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

e   Ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ mogen gestapelde woningen worden gebouwd.

f    Ter plaatse van de aanduiding ‘één bouwlaag’ mag maximaal in één bouwlaag worden gebouwd

8.2.3  Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a   Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:

     1.  ter plaatse van de gronden met de aanduiding ‘zonder bebouwing’ uitsluitend zijn toegestaan kleine gebouwtjes met een oppervlak van ten hoogste 6 m² en een  bouwhoogte van 3 m.

     2.  ter plaatse van de gronden met de aanduiding ‘erfbebouwing’ mogen de gronden binnen die aanduiding volledig met erfbebouwing worden bebouwd waarbij de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan is aangegeven.

b   Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen worden gebouwd op een afstand van niet minder dan 1 m achter  de voorgevelrooilijn.

c   Aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen aan de achtergevel mogen de grens gelegen op een afstand van 4 m achter de achterste begrenzing van het bouwvlak niet overschrijden.

d   De gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 100 m².

e   Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal 1 bouwlaag bestaan.

f    De goothoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag maximaal 4 m bedragen, maar indien de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is, mag de goothoogte van die aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen maximaal de hoogte hebben van die eerste bouwlaag (bovenkant van de plafondlaag).

g   De bouwhoogte van de aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen moet gelijk zijn aan de goothoogte (plat dak). Wel mag, indien en voorzover de nokrichting van het dak van het hoofdgebouw parallel loopt aan de voorgevellijn, binnen de onder c bedoelde strook van 4 meter aan de achtergevel het dak van het hoofdgebouw met behoud van dezelfde dakhelling daarvan worden gebouwd op een aanbouw, uitbouw of aangebouwd bijgebouw, waarbij voor de maximale goothoogte van die aanbouw, uitbouw of dat aangebouwde bijgebouw de maximale maten gelden als bedoeld onder f.

h   De goothoogte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen op het zijerf mag maximaal 4 m bedragen.

i    Een dak op een aanbouw, uitbouw of bijgebouw op het zijerf is mogelijk met een bouwhoogte van 8 meter, voorzover dit gebouw op het zijerf is gelegen achter de doorgetrokken lijn van de 4 m zone grens achter het bouwvlak. Bij ligging voor deze lijn (richting voorzijde van het perceel) mogen alleen aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen met een plat dak (goot en bouwhoogte gelijk en maximaal 4 m hoog.) worden gebouwd.

j    De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m.

k   De bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 8 m, met dien verstande dat bij ligging voor de 4 m lijn als bedoeld in lid c alleen bijgebouwen met een plat dak gebouwd mogen worden.

l    Een lichtstraat is aan de achterzijde mogelijk tegen de achtergevel van het hoofdgebouw vanaf de aanbouw, mits de lichtstraat maximaal 1,2 meter diep is en een hellingshoek heeft van maximaal 45°.

m  In afwijking van de eis van een plat dak is bij een serre aan de achtergevel van het hoofdgebouw een schuine glazen dak constructie toegestaan, waarbij de goothoogte moet voldoen aan het vermelde onder f.

n   Met betrekking tot de uitbouw van een woning in de vorm van een dakterras gelden de volgende voorwaarden:

1.   het dakterras mag uitsluitend gesitueerd worden aan de achterzijde van de woning en maximaal tot de achtergevelrooilijn;

2.   op een dakterras mag uitsluitend worden gebouwd een hekwerk / valbeveiliging van maximaal 1 m hoogte, gemeten vanaf de bovenkant van het terras, behoudens indien ingevolge het Bouwbesluit voor het hekwerk/valbeveiliging een grotere minimale hoogte is voorgeschreven, in welk geval deze minimale hoogte geldt;

3.   overkappingen op het dakterras zijn niet toegestaan.

8.2.4  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a   Bouwwerken, geen gebouwen  zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de gronden met de aanduiding ‘zonder bebouwing’ uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van maximaal 2 m;

b   De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

c   De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

d   Overkappingen zijn toegestaan als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

1       De gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 20 m2 bedragen.

2       De hoogte voor aangebouwde overkappingen mag maximaal 3,1 m bedragen, maar indien de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is, mag de goothoogte van die overkapping maximaal de hoogte hebben van die eerste bouwlaag (bovenkant van de plafondlaag).

3        De hoogte van vrijstaande overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.

4         Gebouwd dient te worden achter de voorgevelrooilijn en op een afstand van minimaal 1 m tot de voorgevel van het hoofdgebouw.

 

8.3        Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.3 onder n ten behoeve van de bouw van kleine bouwwerken op een dakterras, met dien verstande, dat:

a.  de oppervlakte van het bouwwerk niet meer mag bedragen dan 5 m²;

b.  de hoogte van het bouwwerk, gemeten vanaf de bovenkant van het terras, niet meer mag bedragen dan 2,50 m;

c.  de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en opstallen niet onevenredig worden beperkt;

d.  het cultuurhistorische karakter van het beschermd stadsgezicht niet wordt aangetast.

 

8.4.1  Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

a.   het gebruik van de verdiepingen van een gebouw voor maatschappelijk en detailhandel;

b.   het gebruik van ruimten binnen de woning en/of aanbouwen, uitbouwen of bijgebouwen voor verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten;

c.   het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘horeca gerelateerde detailhandel uitgesloten’ voor horeca gerelateerde detailhandel.


 

8.4.2  Specifieke gebruiksregels

Binnen de woning, in het hoofdgebouw of aanbouw, uitbouw of bijgebouw, is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan, mits:

a.    niet meer oppervlakte voor de uitoefening van dit beroep in gebruik is of zal zijn dan 1/3 deel van de oppervlakte van de begane grondlaag van het legaal gerealiseerde hoofdgebouw en van legaal gerealiseerde aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen;

b.    de beroepsuitoefening uitsluitend geschiedt door een bewoner van de desbetreffende woning;

c.    er geen detailhandel plaatsvindt;

d.    de uitoefening van dit beroep niet plaatsvindt in een vrijstaand bijgebouw bij aaneengebouwde woningen (inclusief hoekwoningen daarbij);

e.    De uitoefening van dit beroep geen nadelige invloed heeft op de verkeersafwikkeling en de beschikbaarheid van parkeerplaatsen.

 

8.5     Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.4.1 onder b voor verblijfsrecreatie in de vorm van een Bed & Breakfast, met dien verstande dat:

a.     een Bed & Breakfast is toegestaan binnen de eigen woning, mits de hoofdfunctie wonen gehandhaafd blijft;

b.    niet meer oppervlakte voor de uitoefening van een Bed & Breakfast in gebruik is of zal zijn dan 1/3 deel van de oppervlakte van de eerste bouwlaag van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken;

c.     de Bed & Breakfast uit maximaal 8 slaapplaatsen mag bestaan;

d.    de verblijfsruimte moet voldoen aan de bepalingen van de bouwverordening en het Bouwbesluit;

e.     de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag functioneren als een zelfstandige woning;

f.     permanent verblijf niet is toegestaan;

g.    het gebruik voor een Bed & Breakfast niet mag leiden tot een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van in de omgeving gelegen gronden en/of opstallen, zoals gevolgen ten aanzien van het parkeren.

 

Artikel 9  Detailhandel

 

 

9.1     Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      detailhandel;

b      tevens wonen, ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’;

en met daarbij behorende:

c      tuinen, erven en verhardingen;

d      (ongebouwde) parkeervoorzieningen;

e      groenvoorzieningen.

 

9.2     Bouwregels

9.2.1  Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

a   Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

b   Ieder bouwperceel mag voor ten hoogste 60% worden bebouwd, tenzij de omvang van het bouwvlak meer bedraagt dan 60% van de oppervlakte van het bouwperceel, in welk geval niet meer mag worden bebouwd dan de omvang van dat bouwvlak.

c   Nieuwbouw van woningen, met uitzondering van vervangende nieuwbouw, en het splitsen of toevoegen van woningen binnen bestaande hoofdgebouwen is niet toegestaan.

9.2.2  Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    De hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het als zodanig aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

b    De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

c    De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

9.2.3  Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a   Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

b   Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen worden gebouwd op een afstand van niet minder dan 1 m achter de voorgevelrooilijn.

c   Aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen aan de achtergevel mogen de grens gelegen op een afstand van 4 m achter de achterste begrenzing van het bouwvlak niet overschrijden.

d   De gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 100 m².

e   Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal 1 bouwlaag bestaan.

f    De goothoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag maximaal 4 m bedragen, maar indien de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is, mag de goothoogte van die aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen maximaal de hoogte hebben van die eerste bouwlaag (bovenkant van de plafondlaag).


 

g   De bouwhoogte van de aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen moet gelijk zijn aan de goothoogte (plat dak). Wel mag, indien en voorzover de nokrichting van het dak van het hoofdgebouw parallel loopt aan de voorgevellijn, binnen de onder c bedoelde strook van 4 meter aan de achtergevel het dak van het hoofdgebouw met behoud van dezelfde dakhelling daarvan worden gebouwd op een aanbouw, uitbouw of aangebouwd bijgebouw, waarbij voor de maximale goothoogte van die aanbouw, uitbouw of dat aangebouwde bijgebouw de maximale maten gelden als bedoeld onder f.

h   De goothoogte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen op het zijerf mag maximaal 4 m bedragen.

i    Een dak op een aanbouw, uitbouw of bijgebouw op het zijerf is mogelijk met een bouwhoogte van 8 meter, voorzover dit gebouw op het zijerf is gelegen achter de doorgetrokken lijn van de 4 m zone grens achter het bouwvlak. Bij ligging voor deze lijn (richting voorzijde van het perceel) mogen alleen aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen met een plat dak (goot en bouwhoogte gelijk en maximaal 4 m hoog.) worden gebouwd.

j    De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m.

k   De bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 8 m, met dien verstande dat bij ligging voor de 4 m lijn als bedoeld in lid c alleen bijgebouwen met een plat dak gebouwd mogen worden.

l    Een lichtstraat is aan de achterzijde mogelijk tegen de achtergevel van het hoofdgebouw vanaf de aanbouw, mits de lichtstraat maximaal 1,2 meter diep is en een hellingshoek heeft van maximaal 45°.

m  In afwijking van de eis van een plat dak is bij een serre aan de achtergevel van het hoofdgebouw een schuine glazen dak constructie toegestaan, waarbij de goothoogte moet voldoen aan het vermelde onder f.

n   Met betrekking tot de uitbouw van een woning in de vorm van een dakterras gelden de volgende voorwaarden:

1.   het dakterras mag uitsluitend gesitueerd worden aan de achterzijde van de woning en maximaal tot de achtergevelrooilijn;

2.   op een dakterras mag uitsluitend worden gebouwd een hekwerk / valbeveiliging van maximaal 1 m hoogte, gemeten vanaf de bovenkant van het terras, behoudens indien ingevolge het Bouwbesluit voor het hekwerk/valbeveiliging een grotere minimale hoogte is voorgeschreven, in welk geval deze minimale hoogte geldt;

3.   overkappingen op het dakterras zijn niet toegestaan.

 

9.2.4  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

b    De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

c    De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

d    Overkappingen zijn toegestaan als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

1      De gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 20 m2 bedragen.


 

2      De hoogte voor aangebouwde overkappingen mag maximaal 3,1 m bedragen, maar indien de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is, mag de goothoogte van die overkapping maximaal de hoogte hebben van die eerste bouwlaag (bovenkant van de plafondlaag).

3      De hoogte van vrijstaande overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.

4       Gebouwd dient te worden achter de voorgevelrooilijn en op een afstand van minimaal 1 m tot de voorgevel van het hoofdgebouw.

 

9.3     Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.3 onder n ten behoeve van de bouw van kleine bouwwerken op een dakterras, met dien verstande, dat:

a.  de oppervlakte van het bouwwerk niet meer mag bedragen dan 5 m²;

b.  de hoogte van het bouwwerk, gemeten vanaf de bovenkant van het terras, niet meer mag bedragen dan 2,50 m;

c.  de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en opstallen niet onevenredig worden beperkt;

d.  het cultuurhistorische karakter van het beschermd stadsgezicht niet wordt aangetast.

 

9.4        Specifieke gebruiksregels

 

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

-        het gebruik van de verdiepingen van een gebouw voor detailhandel;

-        het gebruiken van de begane grond van een gebouw  voor wonen.


Artikel 10 Groen

 

 

10.1      Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    groenvoorzieningen;

b    bermen en beplantingen;

en met daarbij behorende:

c    (ongebouwde) parkeervoorzieningen,

d    speelvoorzieningen en straatmeubilair;

e    voorzieningen voor ondergrondse inzameling van huishoudelijk afval;

f     water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

g    voorzieningen voor langzaamverkeer, zoals wandelroutes;

h    recreatieve doeleinden.

 

10.2      Bouwregels

10.2.1   Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    Er mogen uitsluitend kleine gebouwen ten algemene nutte worden gebouwd.

b    De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 3 m.

c    De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 5 m.

d    De oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 5 m².

10.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a    De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m;

b    De bebouwde oppervlakte per bouwperceel mag maximaal 20 m² bedragen.


Artikel 11 Horeca

 

 

11.1   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    horeca en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca-partycentrum’: een partycentrum;

b    tevens wonen, ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’;

en met daarbij behorende:

c    tuinen, erven en verhardingen;

d    horecaterrassen;

e    (ongebouwde) parkeervoorzieningen;

f     groenvoorzieningen.

 

11.2   Bouwregels

11.2.1   Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

a    Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

b    Ieder bouwperceel mag voor ten hoogste 60% worden bebouwd, tenzij de omvang van het bouwvlak meer bedraagt dan 60% van de oppervlakte van het bouwperceel, in welk geval niet meer mag worden bebouwd dan de omvang van dat bouwvlak.

c    Nieuwbouw van woningen, met uitzondering van vervangende nieuwbouw, en het splitsen of toevoegen van woningen binnen bestaande hoofdgebouwen is niet toegestaan.

 

11.2.2   Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    De hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het als zodanig op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

b    De goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

c    De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

11.2.3   Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a   Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

b   Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen worden gebouwd op een afstand van niet minder dan 1 m achter  de voorgevelrooilijn.

c   Aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen aan de achtergevel mogen de grens gelegen op een afstand van 4 m achter de achterste begrenzing van het bouwvlak niet overschrijden.

d   De gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 100 m².

e   Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal 1 bouwlaag bestaan.

f    De goothoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag maximaal 4 m bedragen, maar indien de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is, mag de goothoogte van die aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen maximaal de hoogte hebben van die eerste bouwlaag (bovenkant van de plafondlaag).

g   De bouwhoogte van de aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen moet gelijk zijn aan de goothoogte (plat dak). Wel mag, indien en voorzover de nokrichting van het dak van het hoofdgebouw parallel loopt aan de voorgevellijn, binnen de onder c bedoelde strook van 4 meter aan de achtergevel het dak van het hoofdgebouw met behoud van dezelfde dakhelling daarvan worden gebouwd op een aanbouw, uitbouw of aangebouwd bijgebouw, waarbij voor de maximale goothoogte van die aanbouw, uitbouw of dat aangebouwde bijgebouw de maximale maten gelden als bedoeld onder f.

h   De goothoogte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen op het zijerf mag maximaal 4 m bedragen.

i    Een dak op een aanbouw, uitbouw of bijgebouw op het zijerf is mogelijk met een bouwhoogte van 8 meter, voorzover dit gebouw op het zijerf is gelegen achter de doorgetrokken lijn van de 4 m zone grens achter het bouwvlak. Bij ligging voor deze lijn (richting voorzijde van het perceel) mogen alleen aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen met een plat dak (goot en bouwhoogte gelijk en maximaal 4 m hoog.) worden gebouwd.

j    De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m.

k   De bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 8 m, met dien verstande dat bij ligging voor de 4 m lijn als bedoeld in lid c alleen bijgebouwen met een plat dak gebouwd mogen worden.

l    Een lichtstraat is aan de achterzijde mogelijk tegen de achtergevel van het hoofdgebouw vanaf de aanbouw, mits de lichtstraat maximaal 1,2 meter diep is en een hellingshoek heeft van maximaal 45°.

m  In afwijking van de eis van een plat dak is bij een serre aan de achtergevel van het hoofdgebouw een schuine glazen dak constructie toegestaan, waarbij de goothoogte moet voldoen aan het vermelde onder f.

n   Met betrekking tot de uitbouw van een woning in de vorm van een dakterras gelden de volgende voorwaarden:

1.      het dakterras mag uitsluitend gesitueerd worden aan de achterzijde van de woning en maximaal tot de achtergevelrooilijn;

2.      op een dakterras mag uitsluitend worden gebouwd een hekwerk / valbeveiliging van maximaal 1 m hoogte, gemeten vanaf de bovenkant van het terras, behoudens indien ingevolge het Bouwbesluit voor het hekwerk/valbeveiliging een grotere minimale hoogte is voorgeschreven, in welk geval deze minimale hoogte geldt;

3.      overkappingen op het dakterras zijn niet toegestaan.

 

11.2.4   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

b   De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

c   De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

d   Overkappingen zijn toegestaan als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

1      De gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 20 m2 bedragen.


 

2      De hoogte voor aangebouwde overkappingen mag maximaal 3,1 m bedragen, maar indien de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is, mag de goothoogte van die overkapping maximaal de hoogte hebben van die eerste bouwlaag (bovenkant van de plafondlaag).

3      De hoogte van vrijstaande overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.

4       Gebouwd dient te worden achter de voorgevelrooilijn en op een afstand van minimaal 1 m tot de voorgevel van het hoofdgebouw.

 

11.3        Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.3 onder n ten behoeve van de bouw van kleine bouwwerken op een dakterras, met dien verstande, dat:

a.  de oppervlakte van het bouwwerk niet meer mag bedragen dan 5 m²;

b.  de hoogte van het bouwwerk, gemeten vanaf de bovenkant van het terras, niet meer mag bedragen dan 2,50 m;

c.  de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en opstallen niet onevenredig worden beperkt;

d.  het cultuurhistorische karakter van het beschermd stadsgezicht niet wordt aangetast.

 

 

11.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de verdieping van de gebouwen voor horeca, met uitzondering van horecabedrijven waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt. Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt tevens verstaan het gebruik van de begane grond van de gebouwen voor wonen.

 


Artikel 12 Kantoor

 

 

12.1   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Kantoor’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    kantoren;

b    tevens maatschappelijk, ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk’;

c    tevens wonen, ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’;

en met daarbij behorende:

d    tuinen, erven en verhardingen;

e    (ongebouwde) parkeervoorzieningen;

f     groenvoorzieningen.

 

12.2   Bouwregels

12.2.1   Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

a   Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

b   Ieder bouwperceel mag voor ten hoogste 60% worden bebouwd, tenzij de omvang van het bouwvlak meer bedraagt dan 60% van het bouwperceel, in welk geval niet meer mag worden bebouwd dan de omvang van dat bouwvlak.

c   Nieuwbouw van woningen, met uitzondering van vervangende nieuwbouw, en het splitsen of toevoegen van woningen binnen bestaande hoofdgebouwen is niet toegestaan.

12.2.2   Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    De hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het als zodanig op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

b    De goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

c    De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

d    Ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ is een onderdoorgang toegestaan.

12.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de gronden met de aanduiding ‘zonder bebouwing’ uitsluitend zijn toegestaan kleine gebouwtjes met een oppervlak van ten hoogste 6 m2 en een bouwhoogte van 3 m.

b    Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

c    Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen worden gebouwd op een afstand van niet minder dan 1 m achter  de voorgevelrooilijn.

d    Aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen aan de achtergevel mogen de grens gelegen op een afstand van 4 m achter de achterste begrenzing van het bouwvlak niet overschrijden.

e    De gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 100 m².

f     Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal 1 bouwlaag bestaan.

g    De goothoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag maximaal 4 m bedragen, maar indien de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is, mag de goothoogte van die aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen maximaal de hoogte hebben van die eerste bouwlaag (bovenkant van de plafondlaag).

h    De bouwhoogte van de aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen moet gelijk zijn aan de goothoogte (plat dak). Wel mag, indien en voorzover de nokrichting van het dak van het hoofdgebouw parallel loopt aan de voorgevellijn, binnen de onder d bedoelde strook van 4 meter aan de achtergevel het dak van het hoofdgebouw met behoud van dezelfde dakhelling daarvan worden gebouwd op een aanbouw, uitbouw of aangebouwd bijgebouw, waarbij voor de maximale goothoogte van die aanbouw, uitbouw of dat aangebouwde bijgebouw de maximale maten gelden als bedoeld onder g.

i      De goothoogte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen op het zijerf mag maximaal 4 m bedragen.

j      Een dak op een aanbouw, uitbouw of bijgebouw op het zijerf is mogelijk met een bouwhoogte van 8 meter, voorzover dit gebouw op het zijerf is gelegen achter de doorgetrokken lijn van de 4 m zone grens achter het bouwvlak. Bij ligging voor deze lijn (richting voorzijde van het perceel) mogen alleen aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen met een plat dak (goot en bouwhoogte gelijk en maximaal 4 m hoog.) worden gebouwd.

k    De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m.

l      De bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 8 m, met dien verstande dat bij ligging voor de 4 m lijn als bedoeld in lid d alleen bijgebouwen met een plat dak gebouwd mogen worden.

m   Een lichtstraat is aan de achterzijde mogelijk tegen de achtergevel van het hoofdgebouw vanaf de aanbouw, mits de lichtstraat maximaal 1,2 meter diep is en een hellingshoek heeft van maximaal 45°.

n    In afwijking van de eis van een plat dak is bij een serre aan de achtergevel van het hoofdgebouw een schuine glazen dak constructie toegestaan, waarbij de goothoogte moet voldoen aan het vermelde onder g.

o    Met betrekking tot de uitbouw van een woning in de vorm van een dakterras gelden de volgende voorwaarden:

1.   het dakterras mag uitsluitend gesitueerd worden aan de achterzijde van de woning en maximaal tot de achtergevelrooilijn;

2.   op een dakterras mag uitsluitend worden gebouwd een hekwerk / valbeveiliging van maximaal 1 m hoogte, gemeten vanaf de bovenkant van het terras, behoudens indien ingevolge het Bouwbesluit voor het hekwerk/valbeveiliging een grotere minimale hoogte is voorgeschreven, in welk geval deze minimale hoogte geldt;

3.   overkappingen op het dakterras zijn niet toegestaan.

 

12.2.4   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de gronden met de aanduiding ‘zonder bebouwing’ uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van maximaal 2 m.

b    De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.

c    De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

d    Overkappingen zijn toegestaan als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

1      De gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 20 m2 bedragen.

2      De hoogte voor aangebouwde overkappingen mag maximaal 3,1 m bedragen, maar indien de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is, mag de goothoogte van die overkapping maximaal de hoogte hebben van die eerste bouwlaag (bovenkant van de plafondlaag).

3      De hoogte van vrijstaande overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.

4      Gebouwd dient te worden achter de voorgevelrooilijn en op een afstand van minimaal 1 m tot de voorgevel van het hoofdgebouw.

 

12.3        Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.3 onder o ten behoeve van de bouw van kleine bouwwerken op een dakterras, met dien verstande, dat:

a.  de oppervlakte van het bouwwerk niet meer mag bedragen dan 5 m²;

b.  de hoogte van het bouwwerk, gemeten vanaf de bovenkant van het terras, niet meer mag bedragen dan 2,50 m;

c.  de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en opstallen niet onevenredig worden beperkt;

d.  het cultuurhistorische karakter van het beschermd stadsgezicht niet wordt aangetast.

 

12.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de verdieping van de gebouwen voor kantoren, met uitzondering van bestaand gebruik van de verdieping voor kantoren. 


 

Artikel 13 Maatschappelijk

 

 

13.1   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    maatschappelijk;

b    tevens  een museum, ter plaatse van de aanduiding ‘museum’;

c    een begraafplaats, ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’;

d    tevens een theater, ter plaatse van de aanduiding ‘theater’;

e    tevens wonen, ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’,

en met daarbij behorende:

f     tuinen, erven en verhardingen;

g    groenvoorzieningen;

h    (ongebouwde) parkeervoorzieningen.

 

13.2   Bouwregels

13.2.1   Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

a   Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

b   Nieuwbouw van woningen, met uitzondering van vervangende nieuwbouw, en het splitsen of toevoegen van woningen binnen bestaande hoofdgebouwen is niet toegestaan.

13.2.2   Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    De gebouwen mogen uitsluitend binnen het als zodanig op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

b    Buiten het bouwvlak mogen per bestemmingsvlak maximaal 2 kleine gebouwtjes met een oppervlak van maximaal 2 m² en een bouwhoogte van niet meer dan 4 m worden gebouwd.

c    De goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

d    De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

e   Met betrekking tot de uitbouw van een woning in de vorm van een dakterras gelden de volgende voorwaarden:

1.   het dakterras mag uitsluitend gesitueerd worden aan de achterzijde van de woning en maximaal tot de achtergevelrooilijn;

2.   op een dakterras mag uitsluitend worden gebouwd een hekwerk / valbeveiliging van maximaal 1 m hoogte, gemeten vanaf de bovenkant van het terras, behoudens indien ingevolge het Bouwbesluit voor het hekwerk/valbeveiliging een grotere minimale hoogte is voorgeschreven, in welk geval deze minimale hoogte geldt;

3.   overkappingen op het dakterras zijn niet toegestaan.

13.2.3   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

b    De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.

c    De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

d    Overkappingen zijn toegestaan als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

1      De gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 20 m2 bedragen.

2      De hoogte voor aangebouwde overkappingen mag maximaal 3,1 m bedragen, maar indien de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is, mag de goothoogte van die overkapping  maximaal de hoogte hebben van die eerste bouwlaag (bovenkant van de plafondlaag).

3      De hoogte van vrijstaande overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.

4      Gebouwd dient te worden achter de voorgevelrooilijn en op een afstand van minimaal 1 m tot de voorgevel van het hoofdgebouw.


Artikel 14 Sport

 

 

14.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    sportvelden;

b    voorzieningen ten behoeve van sportdoeleinden zoals clubgebouw, kantine en kleedkamers;

c    horeca als aan de bestemming ondergeschikte functie;

en met daarbij behorende:

d    tuinen, erven en verhardingen;

e    voorzieningen voor verkeer en verblijf;

f     groenvoorzieningen;

g    water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

14.2      Bouwregels

14.2.1      Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

a    Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

14.2.2   Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    De gebouwen mogen uitsluitend binnen het als zodanig op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

b    Buiten het bouwvlak mogen maximaal 2 gebouwtjes met per gebouw een oppervlak van maximaal 2 m² en een bouwhoogte van niet meer dan 4 m worden gebouwd.

c    De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

d    De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

14.2.3   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

b    De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheiding vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

c    De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 m.

d    De bouwhoogte van ballenvangers mag niet meer bedragen dan 10 m.

e    De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

f     Overkappingen zijn toegestaan als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

1      De gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 20 m2 bedragen.

2      De hoogte voor aangebouwde overkappingen mag maximaal 3,1 m bedragen, maar indien de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is, mag de goothoogte van die overkapping  maximaal de hoogte hebben van die eerste bouwlaag (bovenkant van de plafondlaag).

3      De hoogte van vrijstaande overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.

4      Gebouwd dient te worden achter de voorgevelrooilijn en op een afstand van minimaal 1 m tot de voorgevel van het hoofdgebouw.


Artikel 15 Tuin

 

 

15.1   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, erven en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

 

15.2   Bouwregels

15.2.1   Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

15.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a    De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m. Bij hoekwoningen mag de hoogte van erfafscheidingen op de zijdelingse perceelsgrens maximaal 2 m bedragen, uitsluitend indien de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen woningen niet wordt overschreden.

b    De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

15.3   Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.1 voor het bouwen van uitbreidingen (zoals erkers) ten behoeve van op de aangrenzende bestemming toegestane hoofdgebouwen voor de voorgevellijn, met dien verstande dat:

a    De diepte van de uitbreiding maximaal 1/3 mag bedragen van de breedte van de uitbreiding;

b    De diepte van de uitbreiding ten hoogste 1,5 m mag bedragen;

c    De uitbreiding slechts mag bestaan uit één bouwlaag;

d    De breedte van de uitbreiding ten hoogste de helft van de voorgevelbreedte van de woning mag bedragen;

e    De afstand van de voorkant van de uitbreiding tot het openbaar gebied minimaal 2 m dient te bedragen;

f     De goothoogte van de uitbreiding maximaal 3 m mag bedragen.


Artikel 16 Verkeer

 

 

16.1      Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    voorzieningen voor verkeer en verblijf;

b    voorzieningen voor ondergrondse inzameling van huishoudelijk afval;

c    water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

d    een weekmarkt;

e    nutsvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’;

f     garageboxen, ter plaatse van de aanduiding ‘garage’

g    bescherming en instandhouding van de monumentale waarden van de pomp op de Markt;

h    horeca gerelateerde detailhandel, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel - horeca gerelateerde detailhandel’;

i      horecaterrassen, ter plaatse van de aanduiding ‘terras’;

j      evenementen, ter plaatse van de aanduiding ‘evenemententerrein’

en met daarbij behorende:

k    (ongebouwde) parkeervoorzieningen;

l      groenvoorzieningen;

m   speelvoorzieningen en straatmeubilair.

 

16.2      Bouwregels

16.2.1   Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    De gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, garage en horeca gerelateerde detailhandel mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de als zodanig op de verbeelding ter plaatse van de respectievelijke aanduidingen ’nutsvoorziening’, ‘garage’ en ‘specifieke vorm van detailhandel – horeca gerelateerde detailhandel’ aangegeven bouwvlakken;

b    De oppervlakte van een garagebox mag niet meer bedragen dan 20 m2;

c    De goothoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.

d    De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van een garagebox niet meer mag bedragen dan 3 m.

16.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a    De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

b    De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m.

c    De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor het verkeer, mag niet meer bedragen dan 4 m.

16.3   Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het be-paalde in artikel 16.2.2 voor het bouwen van terrasvoorzieningen, zoals terrasafscheidingen, met dien verstande de hoogte daarvan niet meer bedragen dan 1 m.


 

16.4        Specifieke gebruiksregels

a   De gronden binnen de aanduiding ‘evenemententerrein’ mogen gebruikt worden voor het houden van evenementen. Het aantal evenementen met een (boven)regionale betekenis en/of van overwegend lokaal belang mag per jaar niet meer bedragen dan 25, met dien verstande dat met betrekking tot de plaats, het aantal bezoekers, het aantal en het soort evenementen geldt dat :

1     op de Markt:

-        voor evenementen met (boven)regionale betekenis en van overwegend lokaal belang maximaal 7.500 bezoekers per evenement zijn toegestaan;

-        maximaal 9 evenementen met (boven)regionale betekenis zijn toegestaan, waarvan ten hoogste 2 evenementen ieder voor de duur van ten hoogste 8 dagen en de overige evenementen ieder voor de duur van ten hoogste 4 dagen;

-        maximaal 3 evenementen van overwegend lokaal belang zijn toegestaan, waarvan ten hoogste 2 evenementen ieder voor de duur van ten hoogste 8 dagen en de overige evenementen ieder voor de duur van ten hoogste 3 dagen;

-        evenementen op wijk- en buurtniveau ieder voor de duur van ten hoogste 1 dag zijn toegestaan;

2     achter de Schattelijn:   

-    voor evenementen met (boven)regionale betekenis en van overwegend lokaal belang maximaal 500 bezoekers per evenement zijn toegestaan;

-    maximaal 6 evenementen met (boven)regionale betekenis zijn toegestaan, ieder voor de duur van 3 dagen;

-    maximaal 5 lokale evenementen van overwegend lokaal belang zijn toegestaan, waarvan ten hoogste 2 evenementen ieder voor de duur van 8 dagen en de overige evenementen ieder voor de duur van ten hoogste 3 dagen;

-    evenementen op wijk- en buurtniveau ieder voor de duur van ten hoogste 1 dag.

De voor het opbouwen en afbreken van een evenement benodigde tijd is in het onder 1en 2, voor het betreffende soort evenement, genoemde maximumaantal dagen inbegrepen.

 

b   Met betrekking tot het gebruik van de gronden voor horecaterrassen geldt, dat:

1   het terras gelegen moet zijn binnen (het verlengde van) de perceelsgrenzen van het bedrijf waar het terras bij hoort;

2   de gebruiksmogelijkheden voor het verkeer mogen niet onevenredig worden beperkt.

3   de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken mogen niet onevenredig worden beperkt;

4   de waarden van de als beschermd stadsgezicht aangewezen gronden niet onevenredig mogen worden aangetast;

5   de in de omgeving van het terras aanwezige architectonische en cultuurhistorische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;

6   de vrije doorgang van het verkeer niet wordt belemmerd;

7   de toegang tot niet tot het bedrijf behorende terrein(en) en gebouw(en) niet wordt bemoeilijkt of belemmerd.

 

 

 

 

 

 

 

16.5      Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a.         artikel 16.1 onder i voor het realiseren van een of meer horecaterrassen op de gronden met de bestemming ‘Verkeer’ die niet zijn aangegeven met de aanduiding ‘terras’, met dien verstande, dat voldaan wordt aan de in artikel 16.4 onder b genoemde voorwaarden.  

b.         artikel 16.4 onder b sub1 voor het situeren van een terras buiten het (verlengde) van de perceelsgrens van het bedrijf waar het terras bij hoort indien de inrichting of het gebruik van de openbare ruimte ter plaatse hier aanleiding toe geeft. 


Artikel 17 Water

 

 

17.1      Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en –afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;

b    behoud, bescherming en ontwikkeling van ecologische waarden

c    groenvoorzieningen;

d    tevens een passantenhaven, ter plaatse van de aanduiding ‘passantenhaven’ .

en daarbij behorende:

e    voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder bruggen, duikers en gelijksoortige voorzieningen.

 

17.2      Bouwregels

17.2.1   Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

17.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 3 m en de bebouwde oppervlakte per bouwperceel niet meer dan 20 m².

 

Artikel 18 Wonen

 

 

18.1   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    wonen;

b    aan-huis-verbonden beroepen;

c    tevens een Bed & Breakfast, ter plaatse van de aanduiding ‘Bed & Breakfast’;

d    tevens dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’;

e    tevens detailhandel, ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;

f     uitsluitend garageboxen, ter plaatse van de aanduiding ‘garage’,

en daarbij behorende:

g    tuinen, erven en verhardingen.

 

18.2   Bouwregels

18.2.1   Algemeen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen geldt de volgende bepaling:

a    Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

b    Ieder bouwperceel mag voor ten hoogste 60% worden bebouwd, tenzij de omvang van het bouwvlak meer bedraagt dan 60% van de oppervlakte van het bouwperceel.

18.2.2   Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    Nieuwbouw van woningen, met uitzondering van vervangende nieuwbouw, en het splitsen of toevoegen van woningen binnen bestaande hoofdgebouwen is niet toegestaan. Deze bepaling is niet van toepassing ter plaatse van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak direct ten zuiden van het bestaande, voor Centrum-3 bestemde, perceel Brandestraat 32.

b    Als woningen mogen worden gebouwd aaneengebouwde en halfvrijstaande woningen, behoudens:

-        ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’: uitsluitend vrijstaande woningen;

-        ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’: uitsluitend gestapelde woningen.

c    Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het als zodanig op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

d    De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevellijn.

e    De goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

f     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

g    De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen voor:

-      vrijstaande woningen mag aan beide zijden niet minder dan 3 m bedragen;

-      halfvrijstaande woningen mag aan één zijde niet minder dan 3 m bedragen;

-      aaneengebouwde woningen mag alleen bij de eindwoningen niet minder dan 3 m bedragen,

met dien verstande dat, indien de afstand van op het moment van inwerkingtreden van het bestemmingsplan bestaande hoofdgebouwen kleiner is dan 3 m, deze kortere afstand mag worden gehandhaafd;

-      de dakhelling mag niet minder bedragen dan 35° en niet meer dan 65°.

h    Ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ is een onderdoorgang toegestaan.

i      Garageboxen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding ‘garage’ gebouwd worden.

j      De oppervlakte van een garagebox mag niet meer bedragen dan 20 m2.

k    De goothoogte van een garagebox mag niet meer bedragen dan 3 m.

l      De bouwhoogte van een garagebox mag niet meer bedragen dan 3 m.

18.2.3   Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de gronden met de aanduiding ‘zonder bebouwing’ uitsluitend zijn toegestaan kleine gebouwtjes met een oppervlak van ten hoogste 6 m2 en een bouwhoogte van 3 m   

b    Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen worden gebouwd op een afstand van niet minder dan 1 m achter  de voorgevelrooilijn.

c    Aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen aan de achtergevel mogen de grens gelegen op een afstand van 4 m achter de achterste begrenzing van het bouwvlak niet overschrijden.

d    De gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 60 m², met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouw’ een bijgebouw is toegestaan met een maximale oppervlakte van 84 m².

e    Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal 1 bouwlaag bestaan.

f     De goothoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag maximaal 4 m bedragen, maar indien de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is, mag de goothoogte van die aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen maximaal de hoogte hebben van die eerste bouwlaag (bovenkant van de plafondlaag).

g    De bouwhoogte van de aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen moet gelijk zijn aan de goothoogte (plat dak). Wel mag, indien en voorzover de nokrichting van het dak van het hoofdgebouw parallel loopt aan de voorgevellijn, binnen de onder c bedoelde strook van 4 meter aan de achtergevel het dak van het hoofdgebouw met behoud van dezelfde dakhelling daarvan worden gebouwd op een aanbouw, uitbouw of aangebouwd bijgebouw, waarbij voor de maximale goothoogte van die aanbouw, uitbouw of dat aangebouwde bijgebouw de maximale maten gelden als bedoeld onder f.

h    De goothoogte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen op het zijerf mag maximaal 4 m bedragen.

i      Een dak op een aanbouw, uitbouw of bijgebouw op het zijerf is mogelijk met een bouwhoogte van 8 meter, voorzover dit gebouw op het zijerf is gelegen achter de doorgetrokken lijn van de 4 m zone grens achter het bouwvlak. Bij ligging voor deze lijn (richting voorzijde van het perceel) mogen alleen aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen met een plat dak (goot en bouwhoogte gelijk en maximaal 4 m hoog.) worden gebouwd.

j      De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m.

k    De bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 8 m, met dien verstande dat bij ligging voor de 4 m lijn als bedoeld in lid c alleen bijgebouwen met een plat dak gebouwd mogen worden.

l      Een lichtstraat is aan de achterzijde mogelijk tegen de achtergevel van het hoofdgebouw vanaf de aanbouw, mits de lichtstraat maximaal 1,2 meter diep is en een hellingshoek heeft van maximaal 45°.

m   In afwijking van de eis van een plat dak is bij een serre aan de achtergevel van het hoofdgebouw een schuine glazen dak constructie toegestaan, waarbij de goothoogte moet voldoen aan het vermelde onder f.

n    Met betrekking tot de uitbouw van een woning in de vorm van een dakterras gelden de volgende voorwaarden:

1.   het dakterras mag uitsluitend gesitueerd worden aan de achterzijde van de woning en maximaal tot de achtergevelrooilijn;

2.   op een dakterras mag uitsluitend worden gebouwd een hekwerk / valbeveiliging van maximaal 1 m hoogte, gemeten vanaf de bovenkant van het terras, behoudens indien ingevolge het Bouwbesluit voor het hekwerk/valbeveiliging een grotere minimale hoogte is voorgeschreven, in welk geval deze minimale hoogte geldt;

3.   overkappingen op het dakterras zijn niet toegestaan.

18.2.4   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijn de gelden de volgende bepalingen:

a    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak, met dien verstande ter plaatse van de gronden met de aanduiding ‘zonder bebouwing’ uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van maximaal 2 m.

b    De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m. Bij hoekwoningen mag de hoogte van erfafscheidingen op de zijdelingse perceelsgrens niet meer dan 2 m bedragen uitsluitend indien de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen woningen niet worden overschreden.

c    Overkappingen zijn uitsluitend toegestaan op de gronden zonder de aanduiding ‘zonder bebouwing’ indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

1    De gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 20 m2 bedragen.

2    De hoogte voor aangebouwde overkappingen mag maximaal 3,1 m bedragen, maar indien de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is, mag de goothoogte van die overkapping  maximaal de hoogte hebben van die eerste bouwlaag (bovenkant van de plafondlaag).

3    De hoogte van vrijstaande overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.

4    Gebouwd dient te worden achter de voorgevelrooilijn en op een afstand van minimaal 1 m tot de voorgevel van het hoofdgebouw.

d   De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

 


 

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2.3 onder n ten behoeve van de bouw van kleine bouwwerken op een dakterras, met dien verstande, dat:

a.  de oppervlakte van het bouwwerk niet meer mag bedragen dan 5 m²;

b.  de hoogte van het bouwwerk niet meer mag bedragen dan 2,50 m;

c.  de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en opstallen niet onevenredig worden beperkt;

d.  het cultuurhistorische karakter van het beschermd stadsgezicht niet wordt aangetast.

 

18.4.1   Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan, mits:

a.     niet meer oppervlakte voor de uitoefening van dit beroep in gebruik is of zal zijn dan 1/3 deel van de oppervlakte van de begane grondlaag van het legaal gerealiseerde hoofdgebouw en van legaal gerealiseerde aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen;

b.    de beroepsuitoefening uitsluitend geschiedt door een bewoner van de desbetreffende woning;

c.     er geen detailhandel plaatsvindt;

d.    de uitoefening van dit beroep niet plaatsvindt in een vrijstaand bijgebouw bij aaneengebouwde woningen (inclusief hoekwoningen daarbij).

e.     de uitoefening van dit beroep geen nadelige invloed heeft op de verkeersafwikkeling en de beschikbaarheid van parkeerplaatsen.

18.4.2     Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik:

a.    van ruimten binnen de woning en/of aanbouwen, uitbouwen of bijgebouwen voor verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten. Hiervan uitgezonderd is het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘Bed & Breakfast’ voor een Bed & Breakfast, waarbij geldt dat:

1.  een Bed & Breakfast is toegestaan binnen de eigen woning, mits de hoofdfunctie wonen gehandhaafd blijft;

2.  niet meer oppervlakte voor de uitoefening van een Bed & Breakfast in gebruik is of zal zijn dan 1/3 deel van de oppervlakte van de eerste bouwlaag van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken;

3.  de Bed & Breakfast uit maximaal 8 slaapplaatsen mag bestaan;

4.  de verblijfsruimte moet voldoen aan de bepalingen van de bouwverordening en het Bouwbesluit;

5.  de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag functioneren als een zelfstandige woning;

6.  permanent verblijf niet is toegestaan;

7.  het gebruik voor een Bed & Breakfast niet mag leiden tot een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van in de omgeving gelegen gronden en/of opstallen, zoals gevolgen ten aanzien van het parkeren.

b.    van de verdieping van de woning voor dienstverlening en detailhandel.

 

18.4.3   Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.1 en 18.4.2, onder a, eerste volzin, voor verblijfsrecreatie in de vorm van een Bed & Breakfast op de (overige) voor Wonen bestemde gronden, met dien verstande dat:

a.     een Bed & Breakfast is toegestaan binnen de eigen woning, mits de hoofdfunctie wonen gehandhaafd blijft;

b.    niet meer oppervlakte voor de uitoefening van een Bed & Breakfast in gebruik is of zal zijn dan 1/3 deel van de oppervlakte van de eerste bouwlaag van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken;

c.     de Bed & Breakfast uit maximaal 8 slaapplaatsen mag bestaan;

d.    de verblijfsruimte moet voldoen aan de bepalingen van de bouwverordening en het Bouwbesluit;

e.     de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag functioneren als een zelfstandige woning;

f.     permanent verblijf niet is toegestaan;

g.    het gebruik voor een Bed & Breakfast niet mag leiden tot een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van in de omgeving gelegen gronden en/of opstallen, zoals gevolgen ten aanzien van het parkeren.

Artikel 19 Leiding – Hoogspanningsverbinding

 

 

19.1   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen primair bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de bovengrondse 150 kV hoogspanningsleidingen.

 

19.2   Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:

a    bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m voor:

de aanleg en instandhouding van de ondergrondse hoogspanningsleidingen;

b    hoogspanningsmasten tot een maximale bouwhoogte van 35 m.

 

19.3   Verhouding met samenvallende bestemmingen

Op deze gronden mag ten behoeve van andere daarmee samenhangende bestemmingen slechts worden gebouwd, indien en voorzover met de belangen van de leiding rekening wordt gehouden. Alvorens op een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen te beslissen, stelt het bevoegd gezag de leidingbeheerder in de gelegenheid om schriftelijk advies uit te brengen.

 

19.4   Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden

19.4.1      Verbod

Het is verboden op de gronden met de bestemming ‘Leiding - Hoogspanning’ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a    het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakte­verhardingen;

b    het uitvoeren van graafwerkzaamheden;

c    het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;

d    het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;

e    het aanbrengen van hoogopgaande bomen en beplanting;

f     het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;

g    het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2.5 m;

h    het opslaan van materialen of stoffen die onder bepaalde omstandighedengevaar van brand of explosie kunnen opleveren.


 

19.4.2   Uitzonderingen

Het in lid 19.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a      het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

b      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

19.4.3      Toelaatbaarheid

a    De in lid 19.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de hoogspanningsleiding is gewaarborgd.

b.   Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 19.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder. 

 

19.5   Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat:

a    het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de hoogspanningsleiding dient te zijn gewaarborgd;

b    het bevoegd gezag schriftelijk advies dient te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.


Artikel 20 Waarde - Archeologie

 

 

20.1   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor het behoud en de bescherming van (verwachte) archeologische waarden.

 

20.2      Bouwregels

a      Op deze gronden mogen ten behoeve van het behoud en de bescherming van (verwachte) archeologische waarden uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek in de vorm van opgravingen noodzakelijk zijn, mits het bepaalde in leden 20.3.1 en 20.3.2 vooraf in acht is genomen.

b     Tevens mogen op deze gronden gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht voor de andere op die gronden voorkomende bestemming(en), mits het bepaalde in leden 20.3.1 en 20.3.2 vooraf in acht is genomen.

 

20.3.1   Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarden-archeologie zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a    grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm onder het maaiveld zoals het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, het (ver)graven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage, het frezen, scheuren van grasland, het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en het verwijderen van funderingen;
b    het verlagen of verhogen van het waterpeil;
c    het aanleggen of rooien van diepwortelende beplanting waarbij stobben worden verwijderd;
d    het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

e    het heien of boren van palen en slaan van damwanden,

een en ander met dien verstande, dat de oppervlakte van de bodemver-

storing door hei- of boorpalen wordt berekend door de oppervlakte van een

paal te vermenigvuldigen met het aantal palen en vervolgens met twee.


 

20.3.2   Toelaatbaarheid

a      De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van lid 20.3.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien mede op basis van een door aanvrager ingediend archeologisch onderzoek naar het oordeel van het bevoegd gezag voldoende is aangetoond dat archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
b     Het bevoegd gezag kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning één of meer van de volgende voorwaarden verbinden:

1    de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);

2    de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);

3    de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;

4    de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).

 
20.3.3   Uitzondering
Het verbod, zoals bedoeld in lid 20.3.1 is niet van toepassing, indien:

a      sprake is van een bodemverstoring door de uitvoering van de werken/werkzaamheden die niet dieper gaat dan 30 cm onder het maaiveld;

b      sprake is van een bodemverstoring die dieper gaat dan 30 cm onder het maaiveld, maar deze een oppervlakte van niet meer dan 50 m2 beslaat, dit tenzij sprake is van een bodemverstoring die dieper gaat dan 60 cm onder het maaiveld en waarbij het deel van de bodemverstoring dat dieper is gesitueerd dan 60 cm onder het maaiveld meer dan 10 m3 beslaat;

c      de werken of werkzaamheden:

- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;

- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

d    de werken en werkzaamheden op archeologisch onderzoek zijn gericht;

e    sprake is van het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, mits de grondwerkzaamheden niet dieper zijn dan 1,2 meter en niet breder dan 1 meter;

f     de werken en/of werkzaamheden het normale onderhoud en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

g    duidelijk is aangetoond dat sprake is van een vervangende aanleg, waarbij geen sprake is van een extra bodemverstoring die dieper gaat dan 30 cm onder het maaiveld en dat voor een oppervlakte van meer dan 50 m2 en waarbij evenmin sprake is van een extra bodemverstoring die dieper gaat dan 60 cm onder het maaiveld, waarbij het deel van de extra bodemverstoring dat dieper is gesitueerd dan 60 cm onder het maaiveld meer dan 10 m3 beslaat;


 

h    naar het oordeel van het bevoegd gezag uit andere beschikbare informatie voldoende blijkt dat de archeologische waarden door de bodemverstorende activiteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

i     de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan dat betrekking heeft op een vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte van de bestaande bebouwing, voorzover gelegen op of onder maaiveldpeil, niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.

 

20.4      Wijzigingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om het plan te wijzigen door de bestemming Waarde-archeologie te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel gemeentelijk archeologiebeleid hiertoe aanleiding geeft;

 

Artikel 21 Waarde – Cultuurhistorie

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde –Cultuurhistorie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor beschermd stadsgezicht en daarmee voor het behoud, het herstel en de versterking van het karakter van de historische kom van de stad Geertruidenberg die tot uitdrukking komt in de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden van de aanwezige monumenten, beeldbepalende panden, gevelwanden en de openbare ruimte.

 

21.2   Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

21.2.1   Daken

Binnen het gebied zijn bij het bouwen, waaronder begrepen verbouwen, de volgende regels van toepassing:

1.   met betrekking tot ingevolge het plan toegestane gebouwen op de gronden die zijn gelegen binnen de begrenzing van de, in bijlage 3 bij de planregels opgenomen, kappenkaart dienen de op die kaart aangegeven aanwijzingen met betrekking tot dakvorm, daktype en nokrichting in acht te worden genomen;

2.   de hoofdgebouwen moeten worden afgedekt met een schuine kap waarvan de hellingshoek ten minste 35° en ten hoogste 65° bedraagt;

3.   indien de aanbouwen en bijgebouwen worden afgedekt met een schuine kap dient de hellingshoek ten minste 35° en ten hoogste 65° te bedragen.

 

21.2.2   Gevels, daken en dakkapellen

Binnen het gebied zijn de volgende regels van toepassing:

 

Gevels

1. Gevels of gedeelten van gevels van hoofdgebouwen alsmede van aanbouwen en bijgebouwen die een vloeroppervlak hebben van meer dan 6 m² en die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte, mogen niet anders dan in verweerbare materialen zoals baksteen, pleisterwerk, hout en natuursteen worden uitgevoerd.

 

Daken

2. De schuine daken van hoofdgebouwen alsmede van aanbouwen of bijgebouwen die een vloeroppervlak hebben van meer dan 6 m² moeten worden afgedekt met gegolfde gebakken pannen of met leien.

 

Dakkapellen

3. In schuine daken mogen dakkapellen worden aangebracht, met dien verstande dat:

-         dakkapellen uitsluitend naast elkaar in één dakvlak mogen worden gebouwd;

-         de hoogte van een dakkapel ten hoogste 1,8 m mag bedragen;

-         de breedte van een dakkapel ten hoogste 1 m mag bedragen;

-         de afstand tussen de bovenkant van het hoofdgebouw en de bovenkant van de dakkapel ten minste 0,6 m dient te bedragen;

-         de afstand van de dakkapel tot de zijgevel van het hoofdgebouw, de woningscheidende muur dan wel een andere dakkapel, ten minste 0,6 m dient te bedragen;

-         de afstand tussen de goot van het hoofdgebouw en de onderkant van een dakkapel ten minste 0,6 m dient te bedragen.

 

21.3      Afwijken van de bouwregels

 

21.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 21.2.1en 21.2.2 indien en voor zover geen onevenredige schade wordt toegebracht aan dan wel herstel verzekerd is van het historische en ruimtelijke karakter van het beschermd stadsgezicht en nadat de Monumentencommissie schriftelijk advies heeft uitgebracht.

 

21.3.2.  Uitzondering beschermde monumenten en vergunningsvrije activiteiten

Het bepaalde in lid 21.2. is niet van toepassing voor bebouwing die als rijksmonument onder de bescherming van de Monumentenwet 1988 valt en voor activiteiten die ingevolge het bepaalde in artikel 4a lid 2 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht vergunningsvrij zijn. 

 

21.3.3   Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent:
1.      de toepassing van materialen als bedoeld onder 21.2.2, hun structuren, textuur en hun kleuren, teneinde gevels of geveldelen meer in overeenstemming te brengen met de karakteristiek van het beschermd stadsgezicht;

2.      de kapvorm en nokrichting van daken. 

Alvorens omtrent het stellen van nadere eisen te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de monumentencommissie.

 

21.4   Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden

21.4.1     Verbod
Het is verboden binnen de onder 21.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

 

21.4.2        Uitzonderingen

Het verbod zoals opgenomen in lid 21.4.1 is niet van toepassing op:
1.     normale onderhoudswerkzaamheden, noodzakelijk in verband met het beheer of de voltooiing van werken die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;
2.     werken en/of werkzaamheden die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning voor werken of werkzaamheden;
3.     het normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming;
4.     werken en/of werkzaamheden, die strekken ter behoud of het herstel van de cultuurhistorische waarden;
5.     gevallen waarbij de Monumentenwet 1988 van toepassing is.

 

21.4.3        Toelaatbaarheid

De vergunning wordt slechts verleend indien, mede gelet op de te hanteren materialen, geen afbreuk wordt gedaan aan de karakteristiek van het beschermd stadsgezicht en de werken en werkzaamheden de cultuurhistorische waarden van de gronden niet in onevenredige mate aantasten, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet worden verkleind.

 

21.5      Advies

Alvorens omtrent het verlenen vergunning voor werken en werkzaamheden te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de monumentencommissie omtrent de mogelijke aantasting van de cultuurhistorische karakteristiek van het beschermd stadsgezicht.

Artikel 22       Waarde – Groeiplaats monumentale bomen

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Groeiplaats monumentale bomen’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding, de bescherming en het herstel van de monumentale bomen.

 

22.2   Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van deze bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

 

22.3      Verhouding met samenvallende bestemmingen

Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar indien het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijkt van het bepaalde in lid 22.2. Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken, indien het belang van de instandhouding, de bescherming en het herstel van de monumentale bomen niet onevenredig wordt geschaad.

 

22.3.1   Advies

Alvorens omtrent het verlenen van vergunning als bedoeld in lid 22.3 te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een ter zake deskundige omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de instandhouding, de bescherming en het herstel van de monumentale bomen niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

 

22.4   Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden

22.4.1     Verbod
Het is verboden binnen de onder 22.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

1.       het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of

          communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies,

          installaties en apparatuur;

2.       het leggen van drainagebuizen;

3.       het aanleggen en verharden van wegen, paden en het

          aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

4.       het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem en/of

          gronden;

5.       het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing,      (bron)bemaling, drainage of andere wijze;

6.       het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze van

          indrijven van voorwerpen in de bodem;

7.       het opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan

          van afvalstoffen;

8.         het snoeien, vellen of rooien van bomen.

 


 

22.4.2        Uitzonderingen

Het verbod zoals opgenomen in lid 22.4.1 is niet van toepassing op:
1.     normale onderhoudswerkzaamheden, noodzakelijk in verband met het beheer of de voltooiing van werken die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;
2.     werken en/of werkzaamheden die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning voor werken of werkzaamheden;
3.     het normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming;
4.     werken en/of werkzaamheden, die strekken ter behoud of het herstel van de monumentale waarden.

 

22.4.3        Toelaatbaarheid

De vergunning wordt slechts verleend indien de werken en werkzaamheden de monumentale waarde van de gronden niet in onevenredige mate aantasten, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarde niet wordt verkleind.

 

22.5      Advies

Alvorens omtrent het verlenen van vergunning als bedoeld in lid 22.4.1 te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een ter zake deskundige omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden het belang van de instandhouding, de bescherming en het herstel van de monumentale bomen niet onevenredig wordt geschaad alsmede omtrent de eventueel te stellen voorwaarden.

 

22.6      Wijzigingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om het plan te wijzigen door de bestemming Waarde – Groeiplaats monumentale bomen te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien:

1.     op basis van onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen monumentale waarden als bedoeld in lid 22.1 (meer) aanwezig zijn,

2.     instandhouding, bescherming of herstel van de monumentale boom of bomen niet langer noodzakelijk is;


 

Artikel 23 Waterstaat - Waterkering

 

 

23.1   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat – Waterkering’ aangewezen gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen bestemd voor:

a.  voorzieningen ten behoeve van de (primaire) waterkering, zoals dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen.

b. de instandhouding en / of bescherming van de waterkering

 

23.2      Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van deze bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

 

23.3      Verhouding met samenvallende bestemmingen

Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar indien het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijkt van het bepaalde in lid 23.2. Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken, indien het waterstaatsbelang als aangegeven in lid 23.1 niet onevenredig wordt geschaad.

 

23.3.1   Advies

Alvorens omtrent het verlenen van vergunning als bedoeld in lid 23.3 te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of door voorgenomen bouwactiviteiten het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
 

23.4      Wijzigingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om het plan te wij-zigen door de grenzen van de bestemming ‘Waterstaat – Waterkering’ te veranderen indien de beheerder van de waterkering heeft besloten tot een wijziging van de begrenzing van de (primaire) waterkering en beschermingszone.

Artikel 24 Waterstaat - Waterbergingsgebied

 

 

24.1   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat – Waterbergingsgebied’ aangewezen gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen bestemd voor het behoud van het stroomvoerend en bergend vermogen van de rivier De Donge, met daarbij behorende voorzieningen.

 

24.2      Bouwregels

Op deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

 

24.3      Verhouding met samenvallende bestemmingen

Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar indien het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijkt van het bepaalde in lid 24.2. Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken, indien het waterstaatsbelang als aangegeven in lid 24.1 niet onevenredig wordt geschaad.

 

24.3.1   Advies

Alvorens omtrent het verlenen van vergunning als bedoeld in lid 24.3 te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de verantwoordelijke waterbeheerder omtrent de vraag of door voorgenomen activiteiten het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

 

24.4      Wijzigingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om het plan te wijzigen door de grenzen van de bestemming ‘Waterstaat – Waterbergingsgebied’ te veranderen indien gedeputeerde staten van de provincie hebben besloten tot wijziging van de begrenzing van het winterbed als gevolg van een wijziging van de begrenzing van de primaire waterkering en beschermingszone.


Artikel 25       Wro-zone – Wijzigingsgebieden

 

 

 

25.1      Wijzigingsgebied-1 (Zuidwal)

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om het plan te wijzigen ter plaatse van de aanduiding Wro-zone – Wijzigingsgebied 2 ten behoeve van de realisering van woningen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

-         maximaal twee woningen mogen worden gebouwd;

-         als woningtypen zijn toegestaan: halfvrijstaand en vrijstaand;

-         ten aanzien van de maximale hoogte van de hoofdgebouwen geldt:

·       maximale bouwhoogte: 11 m;

·       maximale goothoogte: 8 m;

-         hoofdgebouwen dienen met de voorgevel te zijn georiënteerd op de Zuidwal;

-         de diepte van de woningen mag niet meer bedragen dan 12 m;

-         voor het overige is artikel 18 van de planregels van toepassing.

 

25.2      Wijzigingsgebied-2 (Koestraat 52)

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om het plan te wijzigen ter plaatse van de aanduiding Wro-zone – Wijzigingsgebied 3 ten behoeve van de realisering van woningen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

-     De woonbebouwing in maximaal 3 bouwlagen mag worden gebouwd

-     De goothoogte maximaal 10 m mag bedragen

-     De bebouwing zodanig dient te worden gerealiseerd dat sprake is van een voorgevel gericht naar de Koestraat en een voorgevel gericht naar de Zuidwal

-     Na wijziging van de bestemming maximaal 60% van het bestemmingsvlak mag worden bebouwd

-     Door middel van een stedenbouwkundige analyse moet worden aangetoond dat de cultuurhistorische kwaliteit in de directe omgeving van de Koestraat 52 niet wordt aangetast door toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.

-     Voor het overige het bepaalde in artikel 21 (Waarde Cultuurhistorie) van overeenkomstige toepassing is.

 

25.3   Wijzigingsgebied-3 (De Donge)

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om het plan te wijzigen ter plaatse van de aanduiding Wro-zone – Wijzigingsgebied 3 door de betreffende gronden mede te bestemmen voor het behoud, het herstel of de duurzame ontwikkeling van de aan die gronden eigen zijnde ecologische waarden en kenmerken.


HOOFDSTUK 3        

ALGEMENE REGELS

 

Artikel 26 Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 27 Algemene bouwregels

 

27.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a    de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;

b    de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

c    de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

d    de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en

e    de ruimte tussen bouwwerken.

 

27.2 Bestaande afmetingen en afstanden

In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, diepte, en/of de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens of enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in artikel 3 en hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

 

27.3 Geluidzone - industrie

Op de gronden gelegen binnen de als zodanig aangegeven ’geluidzone – industrie’ mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht.

 

27.4 Veiligheidszone - lpg

Op de gronden gelegen binnen de als zodanig aangegeven ‘veiligheidszone – lpg’ is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, toegestaan.

 


 

Artikel 28 Algemene gebruiksregels

 

28.1   Gebruiksverbod

Onder verboden gebruik in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 7.2 onder b van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:

a      het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;

b      het gebruik van aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte.

 

28.2   Afwijken van het gebruik

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.1 onder b en toestaan dat een aan- en uitbouw of vrijstaand bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:

-         een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

-         het gebruik als afhankelijke woonruimte uitsluitend plaatsvindt in één of in meer aangebouwde bijgebouwen;

-         de oppervlakte die wordt gebruikt als afhankelijk woonruimte, niet meer bedraagt dan de maximaal toegestane gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 60 m²,

een en ander met dien verstande dat het bevoegd gezag de vergunning kan intrekken, indien de noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is. Alvorens het bevoegd gezag omtrent een aanvraag om af te wijken als in deze bepaling bedoeld beslist, dient de aanvrager aan het bevoegd gezag de gegevens en bescheiden te verstrekken waaruit blijkt dat het verlenen van mantelzorg noodzakelijk is.

Artikel 29 Algemene afwijkingsregels

 

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken:

a    van de regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

b    van de regels ten behoeve van de overschrijding van de voorgevelrooilijn voor de bouw van een vrijhangende luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, met dien verstande dat:

1    de overschrijding van de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 2 m;

2    de bouwhoogte van de luifel niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;

3    er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.

c    van de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:

1    de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 mag bedragen;

2    de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;

d    van de regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat deze wordt vergroot:

1    ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 40 m;

2    ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 50 m;

3    ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m;

e    van de regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:

1    de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;

2    de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.

 

Artikel 30 Algemene wijzigingsregels

 

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om het plan te wijzigen:

a.         door de grenzen van de bestemming Waarde-archeologie te wijzigen door aan gronden alsnog de bestemming Waarde-archeologie toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze bestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden als bedoeld in artikel 20 lid1, aanpassing behoeft.

b.         aan gronden alsnog de bestemming Waarde-Groeiplaats monumentale bomen toe te kennen, indien uit onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze bestemming, gelet op ter plaatse aanwezige monumentale waarden als bedoeld in artikel 22 lid1, aanpassing behoeft.

 

Artikel 31 Overige regels

 

Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzage-legging van het ontwerpbestemmingsplan.

 


 

HOOFDSTUK 4        

 

OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

 

Artikel 32 Overgangsregels

 

32.1 Overgangsregels ten aanzien van bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

a.         gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.         na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

32.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning eenmalig afwijken van het bepaalde in lid 32.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 32.1 met maximaal 10%.

 

32.3 Uitzonderingen ten aanzien van bouwwerken

Lid 32.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

 

32.4 Overgangsregels ten aanzien van het gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

32.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 32.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

32.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 32.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

32.7 Uitzondering ten aanzien van gebruik

Lid 32.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.


 

32.8 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen kunnen burgemeester en wethouders respectievelijk het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

 

Artikel 33 Slotregel

 

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

 

‘Regels van het bestemmingsplan Kom Geertruidenberg van de gemeente Geertruidenberg’.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gorinchem/Dordrecht, 29 november 2012

 

Welmers Burg Stedenbouw BV

VisserSilfhout Advocaten


 

 

 

BIJLAGEN BIJ DE REGELS

 

 

BIJLAGE 1 (artikel 3)

 

STAAT VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN

 

BIJLAGE 2 (artikelen 6, 7 en 8)

 

 

 

BESTAANDE AFWIJKENDE BEDRIJFSVLOEROPPERVLAKTEN

DETAILHANDELS- EN HORECABEDRIJVEN

 

 

Adres

Horeca = H

Detailhandel = D

Bestaand bedrijfsvloeroppervlak in m²

Markt 1

H

151

Markt 2

D

372

Markt 3

D

340

Markt 7

H

374

Markt 29

D

169

Markt 40-42

D

281

Markt 43

H

228

Markt 56

H

285

 

 

 

BIJLAGE 3 (artikel 21)

 

 

 

KAPPENKAART