|
Naar verwachting treedt op 1 januari 2022 de Omgevingswet in werking. Eindhoven heeft ervoor gekozen om alle bestemmingsplannen op dat moment actueel te hebben. Het bestemmingsplan "Tongelre binnen de Ring 2007" is op 17 maart 2009 vastgesteld en op 25 november 2010 onherroepelijk geworden. Om die reden is actualisatie van dit bestemmingsplan nu aan de orde.
Het bestemmingsplan "Tongelre binnen de Ring 2020" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding (plankaart) met de daarbij behorende regels. Bij het bestemmingsplan is een toelichting gevoegd. In de toelichting wordt aangegeven waarom het bestemmingsplan is opgesteld en welke afwegingen hebben plaatsgevonden in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Naast de digitale versie is er tevens een papieren versie van het bestemmingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend.
Het plangebied is gelegen binnen De Ring ten oosten van het stadscentrum en wordt globaal als volgt begrensd:
Binnen het hiervoor afgebakende gebied zijn een aantal locaties die geen onderdeel uitmaken van deze herziening, namelijk:
Voor de percelen 'Tongelresestraat 146-150' (De Laak) is een ontwikkeling in voorbereiding.
Deze is op moment van vaststelling van dit bestemmingsplan nog niet voldoende concreet
en zal t.z.t. middels een apart bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Dit bestemmingsplan
zal t.z.t. dit deel van het plangebied vervangen.
Luchtfoto plangebied
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Tongelre binnen de Ring 2007" hebben zich de afgelopen ruim tien jaar een aantal ontwikkelingen voorgedaan. Deze ontwikkelingen zijn ofwel met een zogenaamd 'postzegelbestemmingsplannen' gerealiseerd, ofwel met een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan. De volgende postzegelbestemmingsplannen en omgevingsvergunning worden eveneens met dit bestemmingsplan vervangen/ geactualiseerd:
Een klein gedeelte van het plangebied viel voorheen nog binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Eindhoven binnen de Ring'. Het gaat om het Havenhoofd en een gedeelte van het Eindhovensch Kanaal tussen de Bleekstraat-Nachtegaallaan en de Tongelresestraat. Dit gedeelte is in het kader van de voorgaande actualisatieslag per abuis niet meegenomen.
Ten slotte is op 12 juni 2018 het "Paraplubestemmingsplan parkeren, kamerverhuur en woningsplitsing" vastgesteld. En op 24 november 2020 is 'Paraplubestemmingsplan waterberging' vastgesteld. Deze bestemmingsplannen bevat bepalingen over parkeren, kamerverhuur en woningsplitsing en waterberging. De bepalingen van deze bestemmingsplannen zullen in het bestemmingplan "Tongelre binnen de Ring 2020" verwerkt worden.
Deze toelichting bestaat uit 9 hoofdstukken. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2. Hierin is een beschrijving van het plangebied gegeven. Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden en de beleidskaders voor het opstellen van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in en een verantwoording van alle relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In deze paragraaf is beschreven op welke wijze rekening wordt gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is verwoord in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de handhaving van het bestemmingsplan. De financiële uitvoerbaarheid is verantwoord in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure, inclusief een paragraaf over de maatschappelijke uitvoerbaarheid (met name de resultaten van het gevoerde overleg en de samenspraak/inspraak).
Ruim voor 1900 ontstond aan de oostzijde van het centrumgebied van Eindhoven een concentratie
van industrie. Deze industrialisatie werd mogelijk gemaakt door de aanleg van het
Eindhovensch Kanaal in 1846 en de spoorlijn met goederenemplacement in 1866. Het Eindhovensch
Kanaal dat in een jaar tijd werd gegraven met de schop werd onder andere gebruikt
als aanvaarroute van boomstammen voor de sigarenkistjesfabriek Picus. Voorts bevonden
zich daar onder andere steenfabriek 'De Vlijt', bierbrouwerij 'De Valk', houtfabriek
'De Rietvink', sigarenfabriek 'Karel I' en enkele textielfabrieken. Ook de gasfabriek
van 1899 was een belangrijke stimulans voor de ontwikkeling van de industriële activiteiten.Ook
de aanleg van de provinciale weg (de Tongelresestraat) speelde hierbij een rol.
Vanuit de omringende gemeente zoals Tongelre ontstond er gependel naar de industriegebieden
van Eindhoven. Dit leidde tot toenemende druk op de verkeerswegen en woningnood in
de stad. Door langs en tussen de radialen zoveel mogelijk arbeiderswoningen te bouwen
werd getracht hiervoor een oplossing te vinden. Een voorbeeld hiervan in Tongelre
binnen de Ring is het gebied Lakerlopen.
In 1920 vindt de annexatie door Eindhoven plaats in een periode van sterke industriële
groei. Na 1930 werd de stadsuitbreiding gerealiseerd door het bouwen van vooral middenstandswoningen.
Na de Tweede Wereldoorlog ontstaat er in het kader van de wederopbouw wederom een
bouwhausse. Hierdoor zijn Eindhoven en Tongelre niet alleen bestuurlijk maar ook fysiek
met elkaar verbonden.
In paragraaf 3.6 is meer informatie over de historie van Tongelre binnen de Ring opgenomen.
Opbouw
Tongelre is een van de vijf lobben die rond het centrum van Eindhoven zijn ontwikkeld.
Deze lobben zijn te vergelijken met een bloem waarvan de blaadjes (de lobben) rondom
het hart zijn geformeerd. De scheiding tussen de lobben is duidelijk waarneembaar
en wordt gevormd door groengebieden of bedrijfsterreinen. Voor Tongelre wordt de scheiding
tussen de lobben gevormd door de westelijk en oostelijk gelegen groengebieden die
vanuit het buitengebied lopen tot aan de Ring.
Tongelre binnen de Ring is vrijwel geheel gelegen binnen de wijk De Laak. Het noordelijk
deel van het bestemmingsplan, bestaande uit het spooremplacement en de kantoren en
bedrijven aan de Prof. Dr. Dorgelolaan, behoort eigenlijk toe aan het centrum. De
wijk De Laak bestaat uit de buurten Villapark en Lakerlopen. De twee buurten worden
gescheiden door de Tongelresestraat. De Tongelresestraat is te beschouwen als een
oude radiaal van de stad en is de belangrijkste ontsluitingsweg van de wijk De Laak.
De wijk zelf kent niet echt een samenhangende opbouw. De twee buurten zijn erg verschillend
van elkaar. Villapark kent een hele open bebouwing met veel groen en grote huizen.
Lakerlopen bestaat voor het grootste deel uit geschakelde en rijenwoningen. Beide
buurten worden 'ingeklemd' door het spooremplacement, de Ring, het Eindhovensch kanaal
en de Dommel. Overigens valt de bedrijvigheid langs het kanaal niet in dit bestemmingsplan.
Verkeersstructuur
De Tongelresestraat, de Ring (Insulindelaan / Jeroen Boschlaan) en de Eisenhowerlaan
zijn de belangrijkste aan- en afvoerwegen van het stadsdeel Tongelre. Daarnaast wordt
Tongelre doorkruist door spoorlijnen die geen functie hebben voor het stadsdeel.
De wijk De Laak wordt aan de oostzijde begrensd door de Ring. Vanuit de Ring is de
wijk op een aantal plaatsen bereikbaar. Via de Fuutlaan, Nachtegaallaan, Parklaan
en de Tongelresestraat wordt de wijk zelf goed ontsloten en is de doorstroom richting
centrum en andersom mogelijk. Mede door de ligging nabij het centrum en bijbehorende
openbaarvervoersmogelijkheden heeft de wijk een goede bereikbaarheid.
Groen en water
Het stadsdeel Tongelre ligt voor een groot deel ingebed in het groen. Ook de woonbuurten
hebben op enkele uitzonderingen na een groen karakter. De groenstructuur van het stadsdeel
is een wezenlijk element dat wordt bepaald door groene zones, groene aders en solitaire
groenelementen. Zij bepalen voor een belangrijk deel de kwaliteit van het woongebied.
Met name de groene zone ten noorden van het emplacement verdient bijzondere aandacht.
De zone maakt deel uit van het structureel stadsgroen dat vanaf het buitengebied tot
aan het centrum loopt. Versterking van dit gebied en het verhogen van de samenhang
is nodig door areaalvergroting en onderlinge verbinding via waterlopen, recreatieroutes
en groenstructuren. Langs de spoorlijn ligt een zone die in het Groenbeleidsplan als
'Stad, groen beeldbepalend' wordt aangeduid. Het gaat hierbij om een stedelijk gebied
met een uitgesproken groen karakter dat bovendien aansluit bij de groene hoofdstructuur
en deze daardoor versterkt. De groene aders die door het gebied lopen geven een sterke
groenimpressie en leggen een ruimtelijke relatie tussen de groene zones en andere
groengebieden. Deze groenstructuur wordt aangevuld met solitaire groenelementen zoals
groenpleinen en kleine buurtparkjes. Tongelre binnen de Ring kent een aantal van deze
groen elementen. Aan de Parklaan ligt een park met enkele speeltoestellen en een trapveldje.
Verder bevinden zich de meeste groenelementen in Lakerlopen. De Kempensebaan kent
onder andere een brede middenberm met een groene invulling. In de buurt zelf zijn
op diverse plaatsen groenplantsoenen aangelegd. Aan de Albert Cuypstraat bevindt zich
eveneens nog een speelterrein.
De westelijke wijk van stadsdeel Tongelre, het deel binnen de ringweg, draagt de naam De Laak. Aanvankelijk was dit een open gebied tussen de oude dorpskern van Tongelre en de stad Eindhoven. De Laak was een stroompje dat dwars door dit gebied liep. Vanuit het uitdijende Eindhoven begonnen zich hier een kleine honderd jaar geleden mensen aan de rand van de stad op Tongelres grondgebied te vestigen. Trendsetter was fabrikant A.F. Philips die in 1907 villa De Laak bouwde. Daarna volgden meer woningen, eerst villa's van fabrikanten, daarna bouwprojecten veelal voor het hogere Philips-personeel. Zo ontstond het Villapark.
Villapark
Het Villapark is een parkachtige buurt met een mix van huur- en koopwoningen met bewoning door vooral gezinnen en tweepersoonshuishoudens. De meeste woningen zijn gebouwd voor 1945. Kenmerkend voor de buurt zijn de grote hoeveelheid monumentale panden en de prachtige privétuinen die naast het openbare groen de buurt een groene uitstraling geven. Zo ligt op de hoek van de Parklaan en de Nachtegaallaan Villa de Laak, in 1907 gebouwd voor Anton Philips. Aan de overzijde van de Nachtegaallaan ligt een groot woonzorgcentrum. Opvallend zijn de grote en oude bomen die de straten begeleiden en de buurt zijn groene karakter geven. Aan de centrumzijde hebben veel villa's hun woonfunctie verloren en zijn in gebruik genomen als representatieve kantoorpanden.
In het noordoosten van de buurt Villapark, tegen de Ring aan, bevinden zich nog een aantal niet-woonfuncties zoals een kerk en kantoorpanden. Bij de aansluiting van de Tongelresestraat op de Ring liggen een groot aantal winkels en supermarkten (winkelcentrum Haagdijk). Naast de grote hoeveelheid rijks- en gemeentelijke monumenten is een deel van de buurt aangewezen als beschermd stadsgezicht. De buurt ligt gunstig ten opzichte van het centrum en profiteert daardoor van centrumvoorzieningen.
In het westen van de buurt Villapark ligt het gebied Picus-West. Dit gebied grenst aan de het NRE-terrein (tussen Treurenburgstraat en Tongelrestraat) en is onlangs herontwikkeld. Daarbij is een aantrekkelijke nabij het centrum gelegen woningbouwlocatie gerealiseerd in de vorm van grondgebonden woningen en appartementen met een ondergrondse parkeergarage.
Lakerlopen
In de jaren twintig maakte architect L.J.P. Kooken het ontwerp voor een groot sociaal woningcomplex aan de kanaalzijde van de wijk. Het kreeg de naam Lakerlopen. Inmiddels is van het stroompje de Laak praktisch niets meer bovengronds te zien. Alleen het laatste stukje is nog over: het stroompje mondt daar op het terrein van villa De Laak in de Dommel uit. Het is een typisch tuindorp aan de oostkant van Eindhoven. Lakerlopen is overwegend een arbeidersbuurt waar overwegend gezinnen wonen. In Lakerlopen staan met name huurwoningen van voor 1969. De hoogbouw in Lakerlopen wordt met name door ouderen en alleenstaande jongeren bewoond.
Een deel van Lakerlopen heeft onlangs een metamorfose ondergaan waarbij de wijk in een aantal fasen is aangepakt. Het gaat om het gebied dat wordt omsloten door de Jeroen Boschlaan, Ruijsdaelbaan, Willem van Konijneburglaan en de Tongelresestraat. Een deel van de woningen is reeds gesloopt en vervangen door nieuwbouw en een ander deel is gerenoveerd. Woningen die behouden en ingrijpend gerenoveerd zijn, zijn monumentwoningen. Ze zijn karakteristiek voor de wijk en de bouwstijl van de twintiger jaren. Het gaat om woningen die rondom een plein/plantsoen staan aan de Frans Halsstraat en die in de 'nieuwe wijk' Lakerlopen een bijzondere plaats innemen.
Voor de percelen Parklaan 50 en Parklaan 52 is in het kader van de inspraakprocedure verzocht om de bestemming te wijzigen van Kantoor naar Wonen.
De door de initiatiefnemers aangeleverde onderbouwingen dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening (zie bijlagen) zijn vanuit de gemeente akkoord bevonden en de wijziging van de bestemming van deze percelen is verwerkt in het bestemmingsplan.
In dit overwegend woongebied van het gedeelte van het stadsdeel Tongelre dat binnen de Ring ligt, is in een aantal projecten voorzien. Deze projecten betreffen het NRE-terrein en herontwikkeling voormalige sporthal aan de Meerkollaan. Omdat de ontwikkelingen op deze locaties concreet en actueel zijn, worden deze locaties niet in dit bestemmingsplan opgenomen. Desondanks wordt hieronder kort ingegaan op de aard van de ontwikkelingen.
Herontwikkeling NRE-terrein
Voor deze ontwikkeling is de ontwikkelingsvisie Picus-West/NRE-terrein opgesteld, die door de gemeenteraad is vastgesteld op 6 juni 2006. Het project is globaal genomen gericht op het herontwikkelen van het NRE-terrein met bedrijfsactiviteiten naar een nieuw woongebied. Het projectgebied NRE-terrein wordt grofweg begrensd door de Tongelresestraat, Kanaaldijk, Nachtegaallaan, Patrijsstraat, Dommelhoefstraat en het gebied van het project Picus-West. Vanwege de voorgenomen ontwikkeling van het gebied maakt dit gebied geen onderdeel uit van het plangebied van dit bestemmingsplan. Het DAF-museum aan de Tongelresestraat maakt ook onderdeel van het herontwikkelingsproject NRE-terrein, maar deze locatie is wel in dit bestemmingsplan opgenomen.
Gebouw 3
Op basis van het bestemmingsplan 'Tongelre binnen de Ring 2007' geldt hiervoor de uitwerkingsregels voor zone II. Hier kan het volgende gerealiseerd worden:
Op dit moment zitten er tot en met 31 december 2024 diverse functies in het gebouw.
Het gaat hier niet om de functie wonen, maar om een fietsenstalling, ateliers, kantoren
en het erfgoedhuis waar ook tentoonstellingen en bijeenkomsten plaatsvinden. Op dit
moment is nog niet bekend wat er in de toekomst met dit gebouw gaat gebeuren. Ook
is nog niet bekend of deze locatie op termijn wordt ingevuld met woningbouw. Na besluitvorming
over het wel of niet slopen van gebouw 3, kan ook concreet worden bepaald of woningbouw
op deze plek nog steeds gewenst is.
Het huidige gebruik van het gebouw is daarom positief bestemd en rondom het gebouw is een bestemming Verkeer-Verblijfsgebied opgenomen. De uit te werken bestemming voor de woningbouw in de vorm van grondgebonden woningen of gestapelde woningen tot maximaal 5 bouwlagen is verwijderd.
Herontwikkeling locatie voormalige sporthal Meerkollaan
Deze locatie is in beeld voor de vestiging van een supermarkt met daarboven woningen. Een bestemmingsplanherziening is daarvoor nodig, aangezien de huidige maatschappelijke bestemming geen detailhandel toestaat. De bestemmingsplanprocedure hiervoor zal ongeveer gelijktijdig plaatsvinden met de procedure van dit bestemmingsplan.
Ontwikkeling Picustoren
De ontwikkeling van deze toren wordt op dit moment concreet uitgewerkt. Hierbij is de insteek om hiervoor een separate planologische procedure te volgen op basis waarvan deze ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal
en gemeentelijk niveau. Verantwoord wordt dat de voorgenomen ontwikkeling past in
het (toekomstig) ruimtelijk beleid. Er wordt geen complete samenvatting gegeven van
alle beleidsaspecten. Uitsluitend de relevante beleidskaders voor het plangebied zijn
in dit hoofdstuk weergegeven en verantwoord.
In de definitieve Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. Het Rijk zet twee zaken helder neer: een kader voor prioritering van investeringen om Nederland in beweging te krijgen en een selectief ruimtelijk beleid dat meer loslaat en overlaat aan provincies en gemeenten.
Het is de uitdaging om Nederland in de wereldeconomie van de toekomst concurrerend te houden. Dat betekent dat onze stedelijke regio's en netwerken versterkt moeten worden door de kwaliteit voor de leefomgeving te verbeteren, hoogwaardige en klimaatbestendige woon- en werkmilieus te realiseren, de bereikbaarheid te verbeteren en de mobiliteit te verduurzamen, maatregelen te treffen ten behoeve van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimte te maken voor de noodzakelijke transitie naar duurzame energie.
Het Rijk onderscheidt 13 nationale belangen in de SVIR. Daarnaast kiest ze nadrukkelijk voor een vereenvoudiging van de regelgeving en brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degenen die het aangaat: burgers en bedrijven. Zo beëindigt het Rijk zijn rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones, binnenstedelijk bouwen, landsbrede verstedelijkingsafspraken, sport- en recreatievoorzieningen.
Het Rijk vindt de stedelijke regio's rond de Mainports (Rotterdam en Amsterdam), de
Brainport, greenports en de valleys van nationaal belang (nationaal belang 1).
De gebiedsontwikkeling Brainport Avenue is van nationaal belang. In de SVIR wordt
Brainport Zuid-Oost Nederland beschouwd als de belangrijkste toptechnologieregio van
ons land.Het centrum van deze Brainport is gelegen in Eindhoven met o.a. High-tech
systemen, medische technologie en automotive als belangrijkste thema's. Daarnaast
zijn Chemelot in Sittard-Geleen als belangrijk chemie-cluster, het medische cluster
in Maastricht en de greenport Venlo als cluster van agro-food, tuinbouw en logistiek
belangrijk.
In de regio Eindhoven moeten vanwege de groei van het aantal huishoudens in de periode tot 2040 nog circa 40.000 woningen worden bijgebouwd en ook een kleine 30.000 woningen worden vervangen die niet meer voldoen aan de woonwensen. Het vestigingsklimaat voor (buitenlandse) bedrijven en kenniswerkers behoeft versterking met hoogwaardige woonmilieu's, stedelijke voorzieningen, voldoende aanbod van cultuur en sport en grensoverschrijdende verbindingen. Ook de diversiteit aan toegankelijke groengebieden rond de steden en een robuust netwerk voor natuur vormen voor deze regio een belangrijke vestigingsfactor.
Realisatie
Uitgangspunt bij het realiseren van de doelstellingen is een integrale, regionaal-specifieke aanpak, waarmee investeringen en ander rijksinstrumentarium zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet kunnen worden. Dat vraagt om een gedegen afweging van alle relevante belangen en goede afstemming en samenwerking tussen regio en Rijk. Over de rijksopgaven zullen op basis van de MIRT-gebiedsagenda's afspraken worden gemaakt.
De SVIR kent een realisatieparagraaf, waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten. Het Rijk heeft voor de realisatie van de nationale belangen de beschikking over de volgende vier instrumenten:
Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van aard (beleidsmatig versus procesmatig).
Nationaal belang 13 vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld kantoorlocaties, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen) moet in het bestemmingsplan worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik.
De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Bro. Daarin
staat: De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling
mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien
het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk
gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte
kan worden voorzien.
Dit bestemmingsplan richt zich op het vastleggen van de bestaande situatie en van
de functionele en ruimtelijke structuur. Er is dus geen sprake van een stedelijke
ontwikkeling waarvoor een ladderonderzoek nodig is.
In de NOVI zijn deze maatschappelijke opgaven samengevat in vier prioriteiten:
De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.
Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal.
De NOVI is vastgesteld op grond van de geldende regelgeving omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet.
De NOVI is op 9 september 2020 vastgesteld.
In dit bestemmingsplan zijn geen strijdigheden met de uitgangspunten uit de NOVI opgenomen.
Naast de SVIR is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel AMvB Ruimte genoemd, van toepassing. Het besluit bevat regels ter borging van een aantal nationale belangen. Het gaat onder meer over rijksbelangen zoals rijksvaarwegen, zones buisleidingen, zones van hoogspanningsleidingen en militaire objecten.
Voor Eindhoven is de 380 Kv hoogspanningsleiding van belang. Deze is gelegen in Eindhoven Noord en (deels) Oost. Verder is in het Barro opgenomen dat de provinciale begrenzing van het Nationaal NatuurNetwerk (NNN) direct doorwerkt naar het bestemmingsplan. De gebieden die het NNN vormen worden bij provinciale Interim Omgevingsverordening aangewezen (zie ook paragraaf 3.3.3) waarmee het NNN een provinciaal belang is geworden. Tot slot worden de belangen van luchthaven Eindhoven via het Barro geborgd. Op de luchthaven wordt nader ingegaan in paragraaf 3.2.5.
In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) zijn de terreinen, gebieden en installaties zoals bedoeld in het Barro, aangewezen. Voor Eindhoven zijn de geluidszone en het obstakelbeheergebied behorende bij het luchtvaartterrein relevant. In paragraaf 3.2.5 wordt nader ingegaan op de beperkingengebieden van de luchthaven en in paragraaf 4.3.5 op geluid (luchtvaartlawaai).
In 2009 is de Wet luchtvaart gewijzigd. Naar aanleiding hiervan is een nieuw luchthavenbesluit voor Eindhoven vastgesteld. Dit is op 26 september 2014 vastgesteld en met ingang van 1 november 2014 in werking getreden. In het luchthavenbesluit is het luchthavengebied, de gebruiksmogelijkheden en het beperkingengebied vastgelegd. Voor het bestemmingsplan is vooral het beperkingengebied van belang.
Het beperkingengebied bestaat uit:
Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt niet binnen de geluidzone, het obstakelbeheesrgebied of vogelbeheersgebied van Eindhoven Airport. Dit bestemmingsplan wordt dan ook niet belemmerd door het luchthavenbesluit en omgekeerd vormt het plan geen belemmering voor de luchthaven.
Bij het bepalen van de maximaal toegestane bouwhoogte in het bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de bakens van luchthaven Eindhoven en het radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel.
Bakens luchthaven Eindhoven
Op en nabij de luchthaven Eindhoven zijn bakens (zie figuur 3.1) aanwezig om de richting van het vliegverkeer (zowel horizontaal als verticaal) te kunnen volgen:
De toetsingsgebieden liggen voor VDF geheel over het plangebied, maar hebben gezien de maximaal toegestane bouwhoogte geen consequenties.
Figuur 3.1. Afbeelding hoogtebelemmeringen bakens nabij luchthaven Eindhoven. Blauwe lijnen= VDF. Rode lijnen= NDB.
Radarverstoringsgebieden
Om het ongestoord functioneren van radar- en communicatieapparatuur te waarborgen ligt er rondom diverse radarstations (voor Eindhoven relevant: Herwijnen, Volkel en Woensdrecht) een cirkel met een straal van 50 nautische mijl (=27,8 km), gemeten vanaf de positie van de radar. Binnen dit radarverstoringsgebied moet voor ieder obstakel hoger dan 65 meter worden berekend of er verstoring van de radar optreedt. Het plangebied valt niet binnen die cirkel. Buiten die cirkel is eveneens nog sprake van een radarverstoringsgebied, waarbinnen een hoogtebeperking geldt voor windturbines. Het plangebied bevindt zich weliswaar daarbinnen, maar omdat het bestemmingsplan niet voorziet in de bouw van windturbines is het functioneren van het radarstation niet in het geding.
De Brabantse Omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Op 14 december 2018 is de omgevingsvisie vastgesteld. Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma's. Tot die zijn vastgesteld blijven bestaande beleidsplannen voor natuur, ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer en milieu en water van kracht. Daarmee wil Brabant op tijd klaar zijn voor de Omgevingswet wanneer deze in 2021 wordt ingevoerd.
In de Omgevingswet staan waarden als veiligheid, gezondheid en duurzame omgevingskwaliteit centraal. De Brabantse Omgevingsvisie voegt daar ambities aan toe voor vier hoofdopgaven: de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. Voor ieder van deze opgaven geeft de omgevingsvisie aan wat de ambities op lange termijn zijn: wat is er nodig om Brabant in 2050 een gezonde, veilige en prettige leefomgeving te laten zijn? Maar ook een concreet tussendoel: waar moeten we in 2030 op zijn minst staan om dat langetermijndoel te halen? De omgevingsvisie geeft ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De structuurvisie bestaat uit twee delen (A en B) en een uitwerking.
Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen
gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie van de provincie
bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem, met
aandacht voor bescherming tegen hoogwater, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel
landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar
ruimte krijgen en een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied met sterke steden,
groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Aandacht
wordt gevraagd voor sterke regionale economische clusters, (inter)nationale bereikbaarheid
en knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden). De
provincie realiseert haar doelen door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te
beschermen en te stimuleren.
Deel B
De ruimtelijke belangen en keuzes zijn in vier ruimtelijke structuren geordend. Deze
vier ruimtelijke structuren worden in deel B beschreven en zijn:
1. de groenblauwe structuur
De groenblauwe structuur bestaat uit bestaande natuur, watersystemen en nieuwe natuur
in hiervoor kansrijke gebieden. Het behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden is
hier belangrijk. Daarnaast biedt de groenblauwe structuur ruimte aan een natuurlijk
en robuust watersysteem. Dit is nodig voor een goed waterbeheer en biedt mogelijkheden
om in te spelen op de effecten van klimaatverandering.
2. het landelijk gebied
Het landelijk gebied ligt buiten de groenblauwe structuur en de stedelijke structuur.
Het landelijk gebied biedt een multifunctionele gebruiksruimte voor land- en tuinbouw,
natuur, water, recreatie, toerisme en kleinschalige stedelijke functies. Land- en
tuinbouw zijn de grootste ruimtegebruikers. De provincie streeft hier naar een multifunctionele
gebruiksruimte, met behoud van agrarische productieruimte in die delen van het landelijk
gebied waar de landbouw leidend is voor nieuwe ontwikkelingen.
3. de stedelijke structuur
De stedelijke structuur bestaat uit de steden en dorpen in Noord-Brabant. De provincie
kiest hier voor twee perspectieven. Ten eerste stedelijke concentratiegebieden waar
de groei van de verstedelijking wordt opgevangen. De provincie wil de verstedelijking
op goed ontsloten plekken concentreren en de groene ruimte tussen steden openhouden.
Ten tweede dienen kernen in het landelijk gebied zoveel mogelijk te worden ontzien
van verdere verstedelijking. Alleen de eigen verstedelijkingsbehoefte wordt daar opgevangen.
4. de infrastructuur
Het infrastructuurnetwerk bestaat uit een fijnmazig en samenhangend netwerk van wegen,
spoorlijnen, vaarwegen, luchthavens en buisleidingen. De Brabantse infrastructuur
maakt deel uit van het internationale netwerk van infrastructuur in noordwest Europa.
De provincie kiest hier voor een goede bereikbaarheid van BrabantStad en de economische
clusters van Noord-Brabant. Voor het personenvervoer zijn het hoofdwegennet en het
OV-netwerk BrabantStad de dragers. Het goederenvervoer wordt zoveel mogelijk via de
te ontwikkelen Goederenruit (spoor en waterwegen) geleid. Zo wordt ruimte gemaakt
voor het versterken van de (inter)nationale ontsluiting (weg, water, spoor en lucht)
van de Brabantse steden.
Uitwerking structuurvisie
De provincie heeft geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkeld, maar
geeft haar visie op het landschap vorm in de zogenaamde 'gebiedspaspoorten'. Daarin
beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang
vindt en hoe deze kunnen worden versterkt. Er zijn ook deelstructuurvisies opgesteld
voor specifieke onderwerpen. Zo is voor het gebied ten oosten van Eindhoven de deelstructuurvisie
Brainport Oost opgesteld. Deze bevat keuzes voor wonen, werken en bereikbaarheid ten
oosten van Eindhoven.
Eindhoven vormt samen met de provincie en met de steden Breda, Helmond, 's-Hertogenbosch en Tilburg het stedelijk netwerk BrabantStad. Dit samenwerkingsverband vervult een voortrekkersrol bij de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Noord-Brabant. Sterke steden zijn een voorwaarde voor de toekomst van Noord-Brabant. Vooral in deze steden is de dynamiek van Noord-Brabant goed zichtbaar. De provincie ziet deze steden als het brandpunt van de verstedelijking. Hier wordt geïnvesteerd in de binnensteden (stationsgebieden, kanaal- en snelwegzones) en worden hoogstedelijke functies, zoals bovenregionale voorzieningen, geconcentreerd. Daardoor wordt de centrale positie van de steden versterkt en het draagvlak voor hoogwaardig openbaar vervoer en stedelijke- en culturele voorzieningen op peil gehouden. Dat draagt bij een hoogwaardig leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.
De Interim omgevingsverordening is vastgesteld door Provinciale Staten op 25 oktober 2019 en vervangt een aantal provinciale verordeningen:
Om straks klaar te zijn als de Omgevingswet in werking treedt, heeft de provincie eerst een Interim omgevingsverordening vastgesteld. Het is een ‘Interim’ omgevingsverordening om zo te benadrukken dat dit een tussenstap is naar de ‘definitieve’ omgevingsverordening gebaseerd op de Omgevingswet.
De Interim omgevingsverordening is gebaseerd op de huidige wetgeving en moet aan de wettelijke bepalingen van die wetgeving voldoen. Dat betekent dat nieuwe mogelijkheden uit de Omgevingswet nog niet zijn verwerkt. Er is wel zo veel als mogelijk aansluiting gezocht bij de Omgevingswet en de voorwaarden voor een omgevingsverordening (bijvoorbeeld bij de opbouw en de digitale vormgeving).Deze Interim omgevingsverordening voegt de bestaande regels over de fysieke leefomgeving zoveel mogelijk samen in één verordening en is beleidsneutraal. Alleen aanpassingen die nodig zijn vanwege de samenvoeging of vanwege al vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie, worden meegenomen.
In de Interim omgevingsverordening staan regels voor:
Rechtstreeks werkende regels voor burgers en bedrijven
Het gaat hier om regels die naast een eventuele vergunningplicht gelden. Er zijn in de Interim Omgevingsverordening voor de volgende thema’s rechtsreekse regels opgenomen: grondwaterbescherming, grondwateronttrekking, bodemsanering, stortplaatsen, ontgrondingen, varend ontgassen, stiltegebied, wegen, natuur en landbouw. De meeste van deze regels waren eerst opgenomen in de Provinciale milieuverordening, de Verordening wegen, de Verordening ontgrondingen en de Verordening natuurbescherming.
Binnen het plangebied zijn rechtstreekse regels van toepassing voor grondwateronttrekking. Volgens Kaart 1: Rechtstreeks werkende regels: milieubeschermingsgebieden, natuur en wegen van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant is het plangebied in zijn geheel aangeduid als 'Diep grondwaterlichaam' en 'Geen attentiezone waterhuishouding'. Volgens artikel 2.20 van de Interim omgevingsverordening is de onconventionele winning van koolwaterstoffen verboden boven, in of onder een diep grondwaterlichaam. Artikel 2.21 regelt dat onder bepaalde voorwaarden geen vergunning tot het onttrekken van grondwater ten behoeve van een bodemenergiesysteem, bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, onder b, Waterwet, is vereist als sprake is van de zone 'Geen Attentiezone waterhuishouding'.
Instructieregels
Dit zijn de regels die tot voor kort waren opgenomen in de Verordening ruimte Noord-Brabant. De regels zijn gekoppeld aan de aanduidingen die op de verschillende kaarten van de Interim omgevingsverordening zijn opgenomen.
Het plangebied is grotendeels gelegen binnen de aanduiding 'Stedelijk gebied'. Alleen de Dommel (oostelijke kant/oever) en het Eindhovensch Kanaal, is aangewezen als 'Natuur Netwerk Brabant' (NNB).
Het 'stedelijk gebied' is primair aangewezen om stedelijke functies zoals wonen, bedrijven en maatschappelijke voorzieningen op te vangen. In de interim omgevingsverordening zijn hier regels aan gekoppeld. Bij nieuwe ontwikkelingen moet hieraan getoetst worden. Dat is bij dit bestemmingsplan niet aan de orde. De huidige functies binnen het plangebied passen binnen de op basis van de verordening toegestane functies binnen stedelijk gebied.
Naast de aanduiding 'NNB' zijn de Dommel en het Eindhovensch Kanaal onder andere ook aangeduid als 'Natuur Netwerk Brabant - Ecologische verbindingszone', 'Attentiezone waterhuishouding' en 'Behoud en herstel watersystemen'
Kaart 5: Instructieregels gemeenten: grondwaterbescherming, waterveiligheid en -berging
(Bron: www.ruimtelijkeplannen.brabant.nl)
Op 'Kaart 5: Instructieregels gemeenten: grondwaterbescherming, waterveiligheid en -berging' is te zien dat twee aanduidingen het plangebied slechts op enkele plaatsen beperkt overlappen. In de interim omgevingsverordening is aangegeven dat met het vaststellen van een bestemmingsplan geen afbreuk mag worden gedaan aan het waterbergend vermogen van gronden die gelegen zijn binnen aanduiding 'Reservering waterberging'. Hetzelfde geldt voor gronden die gelegen zijn binnen de aanduiding 'Regionale waterberging', al geldt voor gronden binnen die aanduiding een strenger regime dan voor gronden binnen de aanduiding 'Reservering waterberging'. In de waterparagraaf (Hoofdstuk 5) wordt verder ingegaan op de wijze waarop dit bestemmingsplan strekt tot het behoud van het bergend vermogen van de betreffende gronden. In beginsel kan worden opgemerkt dat het bestemmingsplan conserverend van aard is en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Ten opzichte van de huidige situatie blijft het waterbergend vermogen van het gebied dan ook gelijk.
Voor Regionale waterberging zijn dubbelbestemmingen opgenomen. Voor het gebied binnen 'reservering waterberging' is geen regeling opgenomen aangezien dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. De attentiezone waterhuishouding en het werkingsgebied behoud en herstel watersystemen zijn in dit bestemmingsplan opgenomen als gebiedsaanduidingen.
Dit bestemmingsplan is een actualisering die past binnen de regels van de Interim omgevingsverordening.
Ontwerp omgevingsverordening Noord-Brabant
De provincie heeft als eerste stap een Interim omgevingsverordening vastgesteld waarin de bestaande regels zijn samengevoegd. Voordat de Omgevingswet in werking treedt, wordt de definitieve omgevingsverordening vastgesteld. Deze definitieve verordening wordt tegelijk met de Omgevingswet van kracht. In de definitieve verordening worden, in tegenstelling tot de interim verordening, ook beleidswijzigingen verwerkt. De huidige regels in de Interim omgevingsverordening zijn gehanteerd als uitgangspunt. De belangrijkste wijzigingen zijn:
Gedeputeerde Staten hebben op 23 maart 2021 het ontwerp van de Omgevingsverordening vastgesteld. Deze ligt vanaf 9 april 2021 ter inzage voor de duur van zes weken.
In het ontwerp van de omgevingsverordenig Noord-Brabant zijn geen wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van de interim omgevingsverordening die relevant zijn voor onderhavig plangebied.
Samen met de stad heeft de gemeente Eindhoven een omgevingsvisie opgesteld. Met ons hebben meegedacht: inwoners, ondernemers, belangenorganisaties, GGD, Veiligheidsregio, Omgevingsdienst, woningcorporaties, projectontwikkelaars, investeerders en andere overheden (buurgemeentes, provincie, rijk). Op 16 juni 2020 is de omgevingsvisie vastgesteld door de gemeenteraad.
De omgevingsvisie is een integraal verbindende visie voor de fysieke leefomgeving die focus aanbrengt bij het inrichten van onze stad en stimuleert om samen te werken aan de stedelijke opgaven. De omgevingsvisie is gebaseerd op bestaand beleid. Het hebben van een omgevingsvisie is onder de nieuwe Omgevingswet verplicht. Omdat een omgevingsvisie allesomvattend is, willen we die lerende wijs ontwikkelen. Dat betekent concreet dat we, eerder dan wettelijk verplicht, met een omgevingsvisie komen. Maar dan wel een 'light-variant' (versie 1.0), die we één of twee jaar later gaan aanvullen en verfijnen.
Deze omgevingsvisie (versie 1.0) is gebaseerd op het bestaand beleid. Het document vervangt niet de bestaande beleidsdocumenten, maar is een aanvullend beleidsdocument. De interim structuurvisie blijft daarom nog steeds van kracht. Bij het opstellen van een omgevingsvisie versie 2.0 wordt de interim structuurvisie wel ingetrokken.
Brainportregio
De Brainportregio is een technologische topregio en één van de belangrijkste pijlers van de Nederlandse economie. De sleutel tot dit succes is samenwerking. Het is een regio van contrasten en dat maakt ons uniek: een hecht netwerk van steden, stedelijke buurgemeenten, dorpen en bewoond landelijk gebied. Je bent snel in de stad of juist in het groen, er is cultuur én natuur. We zijn sterk in high tech, design en innovaties en kennen een dynamische economie en een gastvrije bourgondische levensstijl. De strategie van de regio is gericht op het sterker maken van deze kwaliteiten door aan te haken op de eigen kracht en identiteit van de deelgebieden.
Ambitie
Als centrumstad vervult Eindhoven een cruciale rol bij de versterking van Brainport Eindhoven als economische wereldspeler op het gebied van kennisintensieve maakindustrie en design. Om internationaal concurrerend te blijven, streeft Eindhoven samen met de regio naar een excellent woon- en werkklimaat. Eindhoven zet daarom in op gezonde en duurzame verstedelijking met behoud van stedelijke en dorpse kwaliteiten en met bijzondere aandacht voor sociale cohesie en inclusie. Eindhoven is in staat om zich snel aan te passen aan de steeds veranderende vraag naar geschikte en betaalbare ruimte om te wonen, werken, verblijven en recreëren. Deze ambitie vertaalt zich naar vier deelambities. Eindhoven als:
Van ambitie naar stedelijke opgaven
Als we onze ambities leggen naast de huidige kwaliteiten en structuren van de stad en de actuele trends en ontwikkelingen, zien we een aantal stedelijke opgaven voor de stad. Brainport Eindhoven blijft groeien, mede door de sterke economische positie.
De ambities en groei vragen om ruimte voor nieuwe woningen, bedrijven en voorzieningen. Ruimte die we bieden door te verdichten in het gebied binnen
de Ring en door te verdichten nabij voorzieningen als HOV en winkelcentra. Met name binnen de Ring is voldoende ruimte om te verdichten, omdat er nog relatief weinig mensen wonen. Met de keuze voor verdichten binnen de Ring gaan we duurzaam om met de (groene) ruimte die de stad heeft. We behouden hiermee de kwaliteit van de groenstedelijke woonwijken, de landschapsparken en het buitengebied.
De keuze voor een compact stedelijke woonmilieu gaat gepaard met forse investeringen in o.a. bereikbaarheid, luchtkwaliteit, groen en voorzieningen.
Eindhoven wil een leefbare en een inclusieve stad zijn waar iedereen kan profiteren van het succes van de Brainport. Dat vraagt om keuzes ten aanzien van het woning- en voorzieningenaanbod. Het verschil tussen de ambitie en de huidige stand van zaken in Eindhoven leidt tot zes concrete stedelijke opgaven:
Samen werken aan de stedelijke opgaven
Dit zijn de opgaven waar we als gemeente de komende jaren samen met onze partners aan werken. Wij werken zelf aan deze opgaven, maar stimuleren ook andere partijen in de stad om dit te doen. We bepalen samen met de stad en regio wat kansrijke initiatieven en locaties zijn. We geven prioriteit aan initiatieven die bijdragen aan meerdere stedelijke opgaven tegelijkertijd en kwaliteit toevoegen aan de stad. Hiernaast zetten we in op het beschermen en versterken van de stedelijke en groene hoofdstructuur van de stad. De gemeente organiseert het werken aan de stedelijke opgaven met thematische en gebiedsprogramma's en stimuleert o.a. via regels en uitgangspunten zoals opgenomen in de omgevingsvisie dat ook andere initiatiefnemers bijdragen aan het realiseren van de opgaven.
Plangebied
Dit bestemmingsplan is niet gericht op ontwikkeling. Het bereiken van de doelen uit de omgevingsvisie gebeurt met name door ontwikkeling. Wel ziet dit bestemmingsplan op de doelen van de omgevingsvisie die zich richten op bescherming. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het beschermen van ons natuurnetwerk, het in stand houden van ecologische verbindingszones en het beperken van risico's bij branden, rampen en crisis door het opnemen van regels vanuit het oogpunt van externe veiligheid. Ook het beschermen van erfgoed zoals historische radialen, historisch groen en historische stedenbouwkundige structuur vallen hieronder.
Daarnaast draagt dit bestemmingsplan bij aan een goede gezondheid van inwoners en een veilige leefomgeving. Zo is een specifieke bestemming voor het groen in het plangebied opgenomen en wordt ruimte geboden voor het realiseren van voet- en fietspaden en het bouwen van sport- en spelvoorzieningen in het openbare gebied.
Daarnaast is in het bestemmingsplan een regeling opgenomen voor waterberging wanneer zich ontwikkelingen voordoen. Dit draagt bij aan een beter functionerend watersysteem.
In de omgevingsvisie is ook aangegeven dat de gemeente ruimte biedt aan de buurteconomie, deeleconomie en andere initiatieven die bijdragen aan de levendigheid van wijken. Denk aan kleine bedrijfjes aan huis en ruimte voor creatief ondernemerschap. In dit bestemmingsplan zijn regels opgenomen waarbinnen beroep en bedrijf aan huis is toegestaan. Dit draagt bij aan de verbetering van de economische structuur en de levendigheid in de wijken.
Het bestemmingsplan is dus in lijn met de uitgangspunten van de omgevingsvisie.
In december 2009 is de Interimstructuurvisie 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit.
De Interimstructuurvisie is het resultaat van de integratie van de ruimtelijk relevante raadsprogramma's die tot medio 2009 zijn vastgesteld. Dit is onder andere verbeeld in een kaart die inzicht biedt in de ontwikkelingen ten opzichte van de ruimtelijke hoofdstructuur. Met andere woorden de kaart geeft de ontwikkelingen aan binnen de hoofdstructuur.
Figuur: Ruimtelijke hoofdstructuur Interimstructuurvisie Eindhoven
De Interimstructuurvisie is het resultaat van de integratie van de ruimtelijk relevante raadsprogramma's die tot medio 2009 zijn vastgesteld. Dit is onder andere verbeeld in een kaart die inzicht biedt in de verdeling van het actuele en gewenste grondgebruik.
Figuur: Gebruik van de ruimte Interimstructuurvisie Eindhoven
Onderhavig plangebied is op de kaart 'Gebruik van de ruimte' uit de Interimstructuurvisie hoofdzakelijk aangeduid als 'wonen'. Daarnaast zijn de gronden van het spoorwegemplacement als 'werken' aangeduid.
Wonen
Deze gronden zijn voornamelijk bedoeld voor wonen, inclusief alle afgeleide wijk-
en buurtgerichte functies op het gebied van (middelbaar-/ basis-)onderwijs, zorg,
opvang, cultuur, religieuze voorzieningen, ontspanning en vrije tijd, groen (o.a.
buurt- en wijkparken, sportfaciliteiten en –velden, buurtontmoetingsruimten), detailhandel
en werken (woonwerkcombinaties en kleine bedrijven met milieucategorie 1, 2 en gedeeltelijk
3). Deze functies zijn noodzakelijk voor het functioneren van een gebied als woongebied.
Zij vallen dus onder deze definitie en worden niet afzonderlijk in beeld gebracht,
mede omdat hun ruimtebeslag relatief beperkt is.
Werken
Hieronder vallen werkgerelateerde functies: industrie, research en ontwikkeling, handel,
kantoren, grootschalige en perifere detailhandel, transport, bouwnijverheid, dienstverlening.
Tevens alle productieactiviteiten van kunst en design en ook alle voorzieningen die
bij een functioneel en modern bedrijventerrein horen (o.a. parkmanagement).
In het onderhavige plangebied zijn geen concrete nieuwe ontwikkelingen voorzien. Indien zich nieuwe ontwikkelingen in het gebied voordoen op het gebied van wonen zal dit worden getoetst aan het volkshuisvestingsbeleid.
Samen staan de negen gemeenten in het Stedelijk Gebied Eindhoven(SGE) aan de lat om een woon- en leefklimaat van hoge kwaliteit te realiseren en de veranderende kwalitatieve en kwantitatieve vraag zo goed mogelijk te bedienen. Dit is een voorwaarde voor een aantrekkelijke vestigingsplek voor nieuwe inwoners en om te kunnen blijven concurreren met andere (inter)nationale topregio's. Dit gaat niet alleen. We hebben elkaar maar vooral bewoners en partners, zoals corporaties, ontwikkelaars, beleggers, bouwondernemingen en makelaars, nodig. Die investeren mee in de kwaliteit van de regio en het woonklimaat. Als samenwerkende partners in een creatieve regio zoeken we daarbij ook naar mogelijkheden om innovaties in het bouwproces te realiseren.
Het Regionaal Ruimtelijk Overleg (gemeenten, provincie) heeft op 13 december 2017 het 'Afsprakenkader Wonen 2017' bekrachtigd dat door de afzonderlijke negen gemeenteraden is vastgesteld. Hierin zijn o.a. de volgende afspraken over woningbouwontwikkelingen opgenomen:
In het Afsprakenkader 2017 is aangegeven welke plannen regionaal afgestemd worden. Een nieuw bestemmingsplan dat meer dan 75 woningen in stedelijke kernen of 25 woningen in landelijke kernen mogelijk maakt, dient regionaal afgestemd te worden. Via het coördinatieteam worden deze plannen aan het portefeuillehoudersoverleg voorgelegd.
De provincie ziet er op toe dat de plannen regionaal afgestemd worden. Wanneer bij het vooroverleg blijkt dat dat niet het geval is worden de plannen door de provincie niet in behandeling genomen.
Woonvisie
De Woonvisie is op 15 december 2015 vastgesteld. In de woonvisie gaat de gemeente
in op haar ambities op het gebied van bouwen en wonen. Daarmee maken we de richting
waarin we ons willen ontwikkelen duidelijk aan de stad, haar bewoners en alle partijen
die een rol spelen in de verdere ontwikkeling van de stad.
Ambitieuze stad Eindhoven groeit en dat creëert een nieuwe vraag naar wonen. Eindhoven wil verder verstedelijken. Onder stedelijkheid verstaan we een gemengde en gevarieerde omgeving waar mensen wonen, werken en elkaar ontmoeten. En een stad die tegelijk ook groen en gemoedelijk blijft.
We staan voor de unieke kans om de stad als geheel, en het gebied binnen de Rondweg in het bijzonder, de komende jaren te laten groeien. We verwachten dat het inwonersaantal van Eindhoven de komende 10 jaar fors zal toenemen, harder dan de prognoses nu voorspellen. De bijzondere bevolkingsopbouw van Eindhoven (een relatief jonge bevolking) draagt daaraan bij. Die groei moet ook op het vlak van wonen gefaciliteerd worden.
Tot 2030 willen we minstens twee derde van de extra woningcapaciteit binnen de Rondweg realiseren. Voor het gebied binnen de Rondweg staan met projecten als Strijp S, Stations- omgeving, NRE en Philips Lighting in deze periode al circa 5.000 nieuwe woningen in de planning. Daarnaast is de wens dat boven winkels wooneenheden worden gerealiseerd en kantoren worden omgebouwd tot woningen. Hierin is de markt aan zet.
Eindhoven formuleert in deze Woonvisie geen concreet woningbouwprogramma, gegoten in cijfers en categorieën. Dat zou niet passen bij de rol van een gemeente anno 2015. We willen ruimte geven aan de markt om gewenste ontwikkelingen te realiseren. Zonder op voorhand aan te geven wat-waar-wanneer gebouwd moet worden. Dat doen we door gebruik te maken van een model voor de onderbouwing van de wenselijkheid van nieuwe initiatieven. Daarin vragen we van initiatiefnemers (projectontwikkelaars, corporaties, gemeentelijke grondexploitaties) om in te gaan op een aantal punten zoals bijvoorbeeld het marktsegment, het woonmilieu en de periode van oplevering.
Solidaire stad
Wij willen dat Eindhoven een samenleving is, waarvan iedereen onderdeel is. De meeste
inwoners kunnen zelfstandig hun plaats vinden in die samenleving, sommigen hebben
een steuntje in de rug nodig. We zorgen dat er voor hen een vangnet is.
We hebben oog voor mensen in lastige situaties: asielzoekers, daklozen, mensen in psychische nood en ex-gedetineerden. Door de decentralisatie in de zorg moeten meer mensen met een beperking een plek in de wijk vinden. De vergrijzing zet de komende jaren stevig door. Veel ouderen, met of zonder zorgvraag, zullen langer thuis blijven wonen. Het is belangrijk dat er voor al deze mensen een plek blijft op de woningmarkt. Concentratie in bepaalde wijken is ongewenst.
De sociale woningvoorraad is onderdeel van de sociale basisinfrastructuur. In theorie is in Eindhoven de sociale woningvoorraad in balans met de doelgroep. Twee ontwikkelingen vragen echter om aandacht: de samenstelling van de sociale woningvoorraad en de positie van de 13.500 huishoudens met een middeninkomen. Met de inwerkingtreding van de nieuwe woningwet 2015 moeten woningcorporaties hun woningen 'passend toewijzen'. Minimaal 80% van de vrijkomende sociale huurwoningen moet aan huishoudens met een laag inkomen worden toegewezen. Daarnaast is er ruimte om 10% van de woningen toe te wijzen aan huishoudens met een middeninkomen. De resterende 10% sociale huurwoningen mogen woningcorporaties vrij toewijzen, maar daarbij moeten zij wel voorrang geven aan mensen die door bijvoorbeeld fysieke of psychische beperkingen moeilijk aan voor hen passende huisvesting kunnen komen.
Het aantal eenpersoons- en tweepersoonshuishoudens groeit. Dit betekent een grote uitdaging. Niet alleen in woonwensen maar ook in betaalbaarheid, want alleen wonen is relatief duur. We zetten in op transformatie en ander gebruik. Bij de transformatie van grotere kantoren, zorg- en onderwijsgebouwen kunnen (collectief) particulier opdrachtgeverschap en nieuwe woonconcepten een oplossing bieden. Ook het gebruik van eengezinswoningen door bijvoorbeeld twee eenpersoonshuishoudens, met name in het gebied buiten de Rondweg, behoort tot de mogelijkheden.
Innovatieve stad
We gaan partijen uitdagen om klantgeoriënteerd, sneller, goedkoper en duurzamer te
produceren. En ook in de aanpak van de bestaande voorraad en in de transformatie van
kantoren en zorggebouwen is er een grote behoefte aan vernieuwing en aan creatieve,
betaalbare oplossingen.
Een andere ontwikkeling is het zogenaamde flexwonen. Tot voor kort kende de woningmarkt een vrij overzichtelijk aanbod: koop- of huurwoningen, zelfstandige of onzelfstandige woonruimten, grondgebonden woningen of appartementen. Maar de vraagkant is de afgelopen jaren sterk veranderd. Er komen steeds meer groepen die behoefte hebben aan tijdelijke woonruimte. Denk bijvoorbeeld aan studenten, expats, arbeidsmigranten, mensen die een echtscheiding achter de rug hebben, ex-gedetineerden en mensen die uit een opvangvoorziening komen. Deze mensen zijn op zoek naar goede tijdelijke huisvesting, met passende voorzieningen, die snel beschikbaar is en tegen een prijs die past bij hun budget. Dit flexwonen wordt een belangrijke nieuwe woonvorm in Eindhoven. Het biedt tevens kansen voor de transformatie van leegstaand vastgoed.
Verder willen we in de koopsector dat inwoners zoveel mogelijk invloed hebben op hun eigen woning en woonomgeving, bijvoorbeeld door het stimuleren (collectief) particulier opdrachtgeverschap. En we willen dat zelf bouwen niet alleen bereikbaar is voor de huishoudens met een hoger inkomen. Ook in de huursector is er sinds de herziening van de Woningwet meer aandacht voor mede-eigendom en zelfbeheer, bijvoorbeeld via het model van wooncoöperaties. Wooncoöperaties zijn een soort tussenvorm van huur en koop. Samen met de corporaties willen we de vraag naar deze eigendoms- en beheervorm en de mogelijkheden in Eindhoven onderzoeken.
Op 12 juni 2018 heeft de gemeenteraad het paraplubestemmingsplan 'parkeren, kamerverhuur en woningsplitsing' vastgesteld. Tot het moment van inwerkingtreding van dit paraplubestemmingsplan, werd via de huisvestingsverordening voorkomen dat woningen zonder vergunning werden gesplitst, omgezet, onttrokken en samengevoegd. Hoewel kamerverhuur en woningsplitsing verschillend zijn en andere toetsingskaders kennen, hebben beiden wel een zelfde soort ruimtelijk effect op de omgeving en is het wenselijk om deze initiatieven soortgelijk te reguleren in bestemmingsplannen. Door de regeling in het paraplubestemmingsplan wordt kamerverhuur en woningsplitsing voortaan via één vergunning (omgevingsvergunning) geregeld. Deze regeling moet in opvolgende bestemmingsplannen zoals het onderhavige worden overgenomen om geldend te blijven voor het betreffende plangebied. Om die reden is de regeling uit dit paraplubestemmingsplan in dit bestemmingsplan overgenomen.
Het Verdrag van Valletta (Malta) verplicht de Europese overheden tot het beschermen van archeologisch erfgoed. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat archeologische waarden in situ bewaard moeten blijven. Dat wil zeggen, dat er naar gestreefd moet worden om de waarden op de locatie te behouden. Als dit niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld bij bouwplannen, dan moeten de waarden worden opgegraven en ex situ worden bewaard. Het Verdrag van Valletta is doorvertaald in de Monumentenwet 1988, zoals deze gewijzigd is in september 2007. Sinds deze wijziging van september 2007 is de gemeente bevoegd gezag op het gebied van cultuurhistorie en archeologie. Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. De uitgangspunten uit het Verdrag van Valletta (Malta) blijven in de Erfgoedwet de basis van de omgang met archeologie. Gemeenten houden een belangrijke rol in het archeologische stelsel. In bestemmingsplannen houden ze rekening met (te verwachten) archeologische waarden. Dit wordt samen met de andere onderdelen rond de omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving overgeheveld naar de toekomstige Omgevingswet.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid, als uitwerking van het nationale
en provinciale beleid. Dit beleid staat in het 'Beleidsplan archeologie Eindhoven
en Helmond 2008-2012' , dat de raad in september 2008 heeft vastgesteld. De gemeente
neemt de verantwoordelijkheid voor het bodemarchief zelf ter hand door te investeren
in kerntaken en opbouw van expertise.
De gemeente kent archeologische waarden daterend uit de prehistorie en de Romeinse
tijd.
Het gemeentelijk bodemarchief herbergt tevens fundamentele gegevens over de geschiedenis
van stad en platteland gedurende en na de middeleeuwen. Deze gegevens zijn van groot
belang voor de reconstructie van het verleden, temeer omdat archivalische bronnen
in Eindhoven nagenoeg ontbreken.
De archeologische gebieden binnen de gemeente Eindhoven staan aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, onderdeel van de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart. Het beleid is om bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de archeologische waarden en verwachtingen in de ondergrond en daarbij uit te gaan van de gemeentelijke archeologische waardenkaart.
Volgens de Archeologische Waardenkaart kent onderhavig plangebied wel archeologisch
waardevolle gebieden of archeologische verwachtingsgebieden. Tevens geldt ten aanzien
van archeologie een meldingsplicht voor archeologische toevalsvondsten. Mochten tijdens
eventuele grondwerkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen, dan dienen
deze (op grond van de meldingsplicht ingevolge art. 5.10 Erfgoedwet 2016) direct gemeld
te worden aan de Minister van OCW en de afdeling Omgevingskwaliteit van de gemeente
Eindhoven. Vervolgens zal bepaald worden of, en zo ja welke, aanvullende maatregelen
getroffen dienen te worden.
Archeologische waarden plangebied
Op de gemeentelijke Archeologische Waardenkaart is één gebied met hoge archeologische verwachting opgenomen dat voor een klein gedeelte gelegen is binnen het plangebied van dit bestemmingsplan. Het gaat om een gedeelte van 'Klein Tongelre' dat nog niet onderzocht is en een buurtschap met een middeleeuwse voorganger betreft.
Uitsnede uit de archeologische waardenkaart
Hiervoor is een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' opgenomen. Daarmee worden de ter plaatse aanwezige archeologische waarden beschermd. Door middel van het stellen van diverse voorwaarden is het niet zonder meer mogelijk om bodemverstorende ingrepen uit te voeren. Door middel van de bouwregels en omgevingsvergunningvereisten in de regels, worden de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden beschermd en veiliggesteld.
Daar waar binnen het bestemmingsplan geen rekening gehouden hoeft te worden met archeologische waarden of verwachtingen geldt wel ten aanzien van archeologie een meldingsplicht voor archeologische toevalsvondsten. Mochten tijdens eventuele grondwerkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen, dan dienen deze (op grond van de meldingsplicht ingevolge art. 5.10 Erfgoedwet 2016) direct gemeld te worden aan de Minister van OCW en de afdeling Omgevingskwaliteit van de gemeente Eindhoven. Vervolgens zal bepaald worden of, en zo ja welke, aanvullende maatregelen getroffen dienen te worden.
Op 18 maart 2008 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven vastgesteld. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart geeft, naast rijks- en gemeentelijke monumenten een overzicht van de historische structuur van wegen en waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren, beschermde stads- en dorpsgezichten en monumentale bomen. Bij de samenstelling van de kaart is onder andere gebruik gemaakt van de gegevens van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.
Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart
Na de vaststelling van de cultuurhistorische waardenkaart zijn er verschillende cultuurhistorische
onderzoeken uitgevoerd die een verdieping en actualisatie vormen op de geconstateerde
waarden op deze kaart. Deze verdieping is noodzakelijk om tot een gedegen analyse
en een goede vertaling in het bestemmingsplan te komen. Verschillende van deze onderzoeken
hebben betrekking op voorliggend bestemmingsplan. Het betreft de volgende onderzoeken:
Bovenstaande cultuurhistorische onderzoeken zijn als bijlagen bij het bestemmingsplan
gevoegd.
Naast bovengenoemde onderzoeken is ook gebruik gemaakt van:
Aan de weg gerelateerde bebouwing
Rondweg
De aanleg van de rondweg als stedelijke infrastructuur kent een lange geschiedenis (1918-1973). Al in het eerste Algemeen Uitbreidingsplan van Eindhoven (1918, Cuypers en Kooken) wordt deze weg geprojecteerd als verbinding tussen de verschillende stadsdelen (voormalige dorpen). In deze eerste vooroorlogse periode worden diverse fragmenten van de rondweg al gerealiseerd, vaak als onderdeel van een buurt- of wijkontwikkeling aan weerszijden van de rondweg.
Na de oorlog wordt ingezet op het voltooien van de rondweg. Dat krijgt uiteindelijk zijn beslag met de Berenkuil en omgeving in 1973. In deze naoorlogse periode wordt aanvankelijk doorgebouwd in de kleinschalige bouwtrant, maar met de gewijzigde inzichten over hoogbouw in de jaren '50 komen ook diverse hogere volumes langs de rondweg (bijv. flats van 3 of 4 woonlagen) tot stand. Sterker nog, aan de rondweg wordt gestreefd naar bebouwingsblokken met een grotere maat, vrije ligging en omgeven door groen om deze belangrijke stedelijke weg de grandeur en allure te geven die het toekomt. Ook in functie treedt er een verandering en schaalvergroting op.
De rondweg doorkruist (of grenst) in het plangebied met vooroorlogse historische radialen en dorpslinten (Crabethstraat, Veestraat en Tongelresestraat). Deze vormen ankerpunten aan de rondweg en in het stedelijk weefsel, vooral benadrukt door afwijkende functies, maatvoeringen en verschijningsvormen van de bebouwing ter plaatse.
De rondweg is als cultuurhistorisch waardevolle structuur opgenomen op de cultuurhistorische waardenkaart. Daarnaast is de gehele strook langs beide zijden van de rondweg opgenomen als 'aan de weg gerelateerde bebouwing'. De rondweg ontleent zijn waarden namelijk ook aan de directe historische relatie met de aangrenzende bebouwing, groenstructuren e.d. Karakteristiek zijn de diverse bebouwingsstructuren die in hun maat en schaal, maar ook in hun verschijningsvorm en architectuur een duidelijk weerklank zijn van de tijd waarin ze zijn gerealiseerd. De diversiteit van de bebouwing en de afwisseling in gebiedstypen- en karakters (woningen, bedrijvigheid afgewisseld met groene structuren) langs de rondweg, ingegeven door zijn verbindingsfunctie tussen de stadsdelen, lange ontwikkelingsgeschiedenis en het nog altijd dynamische karakter van ontwikkeling aan de rondweg, vormen de belangrijkste kenmerken van de rondweg als cultuurhistorisch waardevolle structuur. Bovendien is de rondweg als voltooide structuur een 'latent monument' van de stedelijke infrastructuur in Nederland. Mede dankzij zijn lange ontwikkelingsgeschiedenis (1918-1973) staat de rondweg ook symbool voor de groei van de stad Eindhoven in diezelfde periode en de veranderende ideeën over stedelijke ontwikkeling, infrastructuur/autogebruik en hoogbouw die in die periode dominant waren.
Diverse gebouwen, objecten en structuren langs de rondweg zijn van cultuurhistorische waarde. Voor het overgrote deel worden die bij de hieronder genoemde deelstructuren langs de rondweg behandeld. Het tracé van de rondweg is afdoende geborgd met de hoofdbestemming verkeer.
Radialen, historische wegstructuren en historische dorpsstructuren
In het plangebied is een aantal op de cultuurhistorische waardenkaart aangeduide historische wegstructuren voor 1900 gelegen. Voor de duiding van de waarden van de bebouwing langs deze radialen is een cultuurhistorische analyse opgesteld. De waarderingen in deze analyse zijn hieronder doorvertaald naar regels in het bestemmingsplan.
Binnen het plangebied zijn drie historische wegstructuren voor 1900 aanwezig:
De bebouwing aan de op de cultuurhistorische waardenkaart aangeduide historische radialen en wegstructuren kenmerken zich voor het overgrote deel door een bescheiden maat, kleine variaties in bouwhoogte, rooilijnverschillen, afwisseling in vrijstaande en aaneengesloten bebouwing en een diversiteit aan bouwperioden. Ter plaatse is de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie - 1 opgenomen. De tracés van de historische wegstructuren zijn afdoende geborgd met de hoofdbestemming verkeer.
Langs de historische wegstructuren bevindt zich nog een aantal gebouwen die dateren uit de periode voor of rond 1920 en daarmee nog een fysieke verwijzing zijn naar de pre-stedelijke situatie. In maat en positionering, maar ook in de vormgeving van de panden is dit nog duidelijk af te lezen. Daarnaast zijn er panden die in hun verschijningsvorm en gaafheid in belangrijke mate bij aan het zichtbaar en afleesbaar houden van de groei en ontwikkeling van deze historische wegstructuren en radialen in latere perioden. Bovendien zijn het panden met een zorgvuldige architectuur en representeren zij de tijdsperiode waarin ze ontworpen zijn.
Deze panden bevinden zich aan de Tongelresestraat op de volgende adressen:
Deze panden hebben een aanduiding 'karakteristiek' gekregen op de verbeelding. Aan deze aanduiding is een sloopvergunningsstelsel gekoppeld.
Bij het kruispunt van de Tongelresestraat met de Kievitlaan is terugliggend een blok villa's ontworpen door architect Hanrath, die behoren tot het beschermd stadsgezicht Villapark Tongelre. Ze dragen bij aan beide waardevolle structuren (stadsgezicht en historische wegstructuur). Voor deze panden zijn de regels opgenomen in de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd Stadsgezicht'.
Historische stedenbouwkundige structuren
Historisch stedenbouwkundige structuur De Lakerlopen
Ten westen van de ring ligt de buurt 'De Lakerlopen', onderdeel van Historisch stedenbouwkundige structuur Doornakkers/De Lakerlopen'. Dit gebied maakte tot 1920 (grotendeels) onderdeel uit van de gemeente Tongelre. Tot die tijd was het een agrarisch gebied met als belangrijkste ruimtelijke kenmerken:
Na de annexatie van Tongelre in 1920 door Eindhoven begon de verstedelijking: aanvankelijk geleidelijk en kleinschalig op basis van het Algemeen Uitbreidingsplan (G.C. Kools 1921) en het Partieel Uitbreidingsplan in Onderdelen 'De Lakerloopen' uit 1922. Deze plannen leidden tot de bouw van de tuindorpachtige arbeiderswijk 'Lakerlopen' (architect L.P.J. Kooken) aan weerszijden van het Langepad (thans Kempensebaan). Het volgende stadium betrof het Algemeen Uitbreidingsplan van J.M. de Casseres uit 1929-1930 en het Onderdelenplan 'Tongelre I' uit 1931. Het Algemeen Uitbreidingsplan van J.M. de Casseres uit 1929-1930 bleef richtinggevend in de praktische uitwerking ervan in de plannen van G.C. Kools (1940) en van J.A. Kuiper (1946-1951).
Onderhavig gebied kreeg een planmatige uitwerking in het Partieel Uitbreidingsplan in Onderdelen 'De Lakerloopen'. Dat plan werd in oktober 1939 ontworpen door Gemeentewerken, op 6 mei 1940 goedgekeurd door de Gemeenteraad en op 14 augustus 1940 vastgesteld door Gedeputeerde Staten. De uitvoering ervan geschiedde in de jaren 1945-1950, dat wil zeggen: uitsluitend het plangedeelte binnen de geprojecteerde ring. De ring zelf volgde in de tweede helft van de jaren vijftig met - in afwijking van het plan - begeleidende portiekflats.
Het plan gaat uit van het tabula rasa principe: het bestaande landschap wordt overschreven door een nieuwe stedenbouwkundige structuur. Alleen delen van de tracé Tongelresestraat wordt als historische relicten in de planopzet geïntegreerd. Het stratenpatroon bestaat uit een stramien van haaks kruisende straten: oost-west de hartaders en noord-zuid de woonstraten. De kiem voor deze hoofdopzet werd al gelegd in het Algemeen Uitbreidingsplan van J.M. de Casseres uit 1929-1930.
Dat rationele stramien levert langgerekte bouwblokken op die goed op de zon liggen en hoofdzakelijk zijn bebouwd met rijtjes eengezinswoningen. De open hoeken van de blokken bieden plaats aan schuurtjes en achterom paden. Drie langgerekte bouwblokken vormen samen een carré dat veelal wordt omkaderd door groenstroken.
De flats aan de Jeroen Boschlaan 146-216 (1955-56) vormen door hun maatvoering en positionering (als middelhoge wand) een voor de wederopbouwperiode karakteristieke en waardevolle begeleiding van de rondweg. Ze zijn uitgevoerd in een voor de wederopbouw kenmerkende zorgvuldige architectuur met pannen zadeldak aan de overwegend vooroorlogse binnenzijde van de ring, aansluitend op de achtergelegen wijk Lakerlopen. Dat is een subtiel onderscheid met de eveneens waardevolle flats aan met plat dak aan de overwegend naoorlogse buitenzijde van de rondweg. Om die reden is ter plaatse van de flats een aanduiding 'karakteristiek' opgenomen met daaraan een sloopvergunningsstelsel gekoppeld.
De als historisch waardevol omschreven structuur is voldoende geborgd in de ter plaatse geldende hoofdbestemmingen en er zijn geen nadere regels voor cultuurhistorie opgenomen.
Historisch stedenbouwkundig gebied (gedeelte industriegebied Tongelresestraat)
Het gehele plangebied maakt deel uit van 'Industriegebied Tongelresestraat', dat als historische stedenbouwkundige structuur is opgenomen op de cultuurhistorische waardenkaart. De aanwezigheid van het Eindhovensch Kanaal (1846) en de aanleg van de provinciale weg Tongelresestraat van Stratum naar Lieshout in 1870 zorgden er mede voor dat in het laatste kwart van de 19de eeuw het gebied rondom de kop van het kanaal zich ontwikkelde tot industriegebied. In 1899 werd direct grenzend aan de kop van het kanaal door de gemeente Eindhoven een gasfabriek gebouwd. Deze gasfabriek is door de groeiende afzetmarkt in de beginjaren, wijzigingen in het productieproces en een omslag van productie naar distributie voortdurend in ontwikkeling geweest, waardoor de gebouwen op het terrein in verschillende tijdsperioden zijn gerealiseerd.
Het overgrote deel van dit gebied valt onder het bestemmingsplan 'Tongelre binnen de Ring (NRE-terrein', waarin de bescherming met aanduidingen karakteristiek al is geregeld, naast dat een groot aantal panden ook gemeentelijk monument is. De twee panden die binnen onderhavig gebied vallen betreffen:
In de periode 1989-1992 vond er een uitbreiding van het kantoorgebouw in de richting van de havenkom plaats. De architectuur is modern, maar in harmonie met de oudste bouw. Een relatie met het Eindhovensch kanaal, waarover tot 1930 de steenkool werd aangeleverd, is gelegd door de kanaalgevel in het water te plaatsen. Verder valt het in koper uitgevoerde dak van de hoofdvleugel op.
De als historisch waardevol omschreven structuur is voor wat betreft dit bestemmingsplan voldoende geborgd in de ter plaatse geldende hoofdbestemmingen en er zijn geen nadere regels voor cultuurhistorie opgenomen.
Beschermd stadsgezicht
Villapark Tongelre
Villapark Tongelre is ten oosten van het centrum van Eindhoven gesitueerd. Het gebied ligt ingesloten tussen de Dommel (westen), het emplacement van de Nederlandse Spoorwegen (NS) (noorden), het tegen de zwaaikom van het Eindhovens kanaal gelegen terrein van de Nutsbedrijven en de lintbebouwde structuur van de doorgaande weg Tongelresestraat. Het beschermde stadsgezicht wordt omsloten door (westelijk) de loop van de Dommel en het tracé van (achtereenvolgens) de Fuutlaan, Parklaan, Goorstraat, Tongelresestraat, Kievitlaan, Parklaan, Pauwlaan, Gaailaan, Haviklaan, Valklaan, Spwerwerlaan, Roeklaan, Kwartelstraat, Fazantlaan en Nachtegaallaan.
Het gebied omvat een relatief groot villapark met een eenvoudige stedenbouwkundige opzet. Aan de hoofdstraat (Parklaan) bevinden zich grote vrijstaande villa's terwijl aan de in de hoeken van 45° en 90° op de Parklaan staande zijstraten voornamelijk blokken met herenhuizen zijn gebouwd. Van groot belang is het groene karakter van de Parklaan. De breedte van de staat, de beplanting, de grachten (en aangrenzende Dommel) met poortbruggen en vooral de waardevolle, uitgestrekte tuinen met zichtassen op de villa's geven het gebied een duidelijke meerwaarde. Van belang is de handhaving van het open karakter van de tuinen, zodat het beeld van riante villa's een parkachtige omgeving in de toekomst gewaarborgd blijft. Ook de karakteristieke architectuur van de over het algemeen gaaf bewaard gebleven villa's draagt bij aan dit beeld. Naast de karakteristieke bebouwing en historisch groenelementen zijn er in het gebied vele kleinere landschapselementen zoals poortjes, bruggetjes, hagen e.d. die een belangrijke rol in het totaalbeeld spelen.
In de westelijke zijstraten staan over het algemeen blokjes met twee of drie, merendeels tweelaags herenhuizen. Langs de Fazantlaan staan kleinere villa's. In dit deel is de variatie in de bakstenen gevels karakteristiek. Over het algemeen is de rooilijn constant.
Het oostelijk en zuidelijk deel van de wijk omvat voornamelijk blokken woonhuizen gebouwd voor Philips. De bebouwing is er minder dicht dan in de westelijke zijstraten. De architectuur valt uiteen in twee groepen: de huizen gebouwd door architecten De Bazel en die van architect Hanrath. In beide gevallen is er een karakteristieke baksteen architectuur ontstaan. Bij De Bazel ligt de nadruk door de kleinere, in een hoek op elkaar geplaatste blokken en de specifieke architectuur meer op het individuele woonhuis. Bij Hanrath ervaart men door de in elkaars verlengde liggende blokken en de specifieke architectuur (bijvoorbeeld op de hoeken van de blokken geplaatste schoorstenen of garages) meer een blokgewijze bebouwing van percelen. De daken van de huizen zijn afwisselend al dan niet afgewolfde schild-, zadel-, tent- en samengestelde daken. Over het algemeen kan men stellen, dat de rijkdom aan verschillende types daken de individualiteit van de bebouwing onderstreept. Slechts daar waar één architect meerdere woningen heeft gebouwd, is er uniformiteit. Doordat de huizen lang in het bezit van Philips zijn gebleven is de detaillering over het algemeen zeer gaaf. Dit laatste is niet altijd meer het geval in het zuiden van de villawijk. De hier gesitueerde, door particuliere woningbouwverenigingen opgetrokken huizen onderscheiden zich van de Philips-groep doordat ze meestal vrijstaand zijn. Ook hier speelt het gegeven dat de huizen vaak om de as gespiegeld zijn een belangrijke rol. In het gehele gebied zijn (soms belangrijke) restanten van straatbeplanting en straatverlichting terug te vinden.
In de toelichting bij het besluit tot aanwijzing van het beschermde stadsgezicht Tongelre zijn een schets van de ontwikkeling van het gebied, een beschrijving van het huidig ruimtelijk karakter en de begrenzing van het gebied opgenomen. Voorts is daarin opgenomen een nadere typering en waardering van de te beschermen waarden. Deze betreffen de cultuurhistorische, de historisch! ruimtelijke of stedenbouwkundige, de situationele waarden en de gaafheid/herkenbaarheid van het gebied.
Uitgangspunt voor het villapark is behoud van de woonfunctie en tegengaan van het zakelijk gebruik van panden in de kantoorsfeer. In het verleden zijn veel villa's omgezet in een kantoorfunctie en zijn ten behoeve van deze functie ten koste van de tuinen bebouwing en parkeervoorzieningen gerealiseerd. Indien hieraan geen halt wordt toegeroepen zal aan de cultuurhistorische waarde van het gebied verder afbreuk worden gedaan. Het beleid zoals dat is opgenomen in het thans nog vigerend bestemmingsplan Eindhoven binnen de ring en de Algemene leefmilieuverordening Eindhoven is er op gericht verdere verzakelijking van het gebied tegen te gaan. Dit beleid is voortgezet in dit bestemmingsplan. De in het gebied voorkomende bestemmingen zijn geconserveerd. Kantoren als nevenfunctie bij de woningen zijn in beperkte omvang toegelaten. Met het aanlegvergunningstelsel kan het behoud van de waarde van de tuinen worden behouden.
Voor Villapark Tongelre is een dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd Stadsgezicht' opgenomen. Op deze manier worden de cultuurhistorisch waardevolle en karakteristieke, met de historisch ontwikkeling samenhangende, structuur en ruimtelijke kwaliteit beschermd.
Voor de bescherming van de groene en landschappelijke waarden in de plantsoen aan de Parklaan wordt aanvullend de dubbelbestemming 'Waarde Cultuurhistorie - 2' opgenomen.
Beeldbepalende panden
In het plangebied zijn verschillende waardevolle religieuze gebouwen gelegen. Op basis van het onderzoek 'religieus erfgoed in Eindhoven' (2011) heeft het college in 2012 besloten diverse religieuze gebouwen aan te merken als cultuurhistorisch waardevol object. Deze gebouwen zijn cultuurhistorisch van waarde als uiting van een bepaalde geloofsstroming. Kenmerkend voor Eindhoven was dat, naast de katholieke geloofsovertuiging, ook een groot aantal andere denominaties hun plek vonden in Eindhoven. Het gaat tevens om panden die van waarde zijn vanwege hun verschijningsvorm/architectuur en hun stedenbouwkundige kenmerken en beeldbepalend zijn voor het gebied. Bovendien betreft het nog 'gave' panden: ze kenmerken zich door de oorspronkelijke architectuur en detailleringen en daarmee is de historie nog goed afleesbaar. Alle drie de panden zijn gelegen aan de rand van het Villapark Tongelre. Het gaat om de volgende panden:
De panden Fazantlaan 17 en Kwartelstraat 3 hebben een dubbelbestemming Waarde- Beschermd stadsgezicht. Het pand Dommelhoefstraat 1a heeft een aanduiding 'karakteristiek' gekregen op de verbeelding. Aan deze regels is een sloopvergunningsstelsel gekoppeld.
Overige beeldbepalende panden:
Historische stedenbouwkundige structuur
Historisch landschap
Buiten de Cultuurhistorische Waardenkaart, maar beargumenteerd
Historisch landschap
Algemeen
Op de Cultuurhistorische Waardenkaart zijn landschappelijke/groene waarden van het historisch landschap (historische wegenstructuren, waterlopen en waterwegen, historisch landschap en groenstructuren) in kaart gebracht. In 2015-2017 en 2018-2019 zijn in opdracht van de gemeente Eindhoven cultuurhistorische onderzoeken uitgevoerd door RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. Deze onderzoeken hadden als doel de gemeentelijke Cultuurhistorische Waardenkaart wat betreft het onderdeel historisch landschap nader te onderbouwen en waar nodig aan te vullen. Door middel van een cultuurhistorische inventarisatie en waardering is met deze onderzoeken allereerst het buitengebied en vervolgens het stedelijk gebied van Eindhoven gedetailleerd in beeld gebracht. In 2019 verscheen het rapport van het stedelijk gebied 'Het landschap onder de stad' (zie bijlage). Onderhavig plangebied onder het onderzoek van het stedelijk gebied.
De rapporten geven de diversiteit weer binnen de landschappen zoals deze zich tussen omstreeks 1840 en het moment van verstedelijking en deels ook al daarvoor manifesteerden. De 'Kenmerkenkaart' bij de rapporten geeft een overzicht van de afgedekte cultuurlandschappen (landschapstypen) met de nog bestaande en verdwenen landschapselementen. De 'Cultuurhistorische waarderingskaart historisch landschap' (buitengebied) en de kaart 'Herkenbaarheid prestedelijk landschap' (stedelijk gebied) geven respectievelijk de mate van waardering van de verschillende landschapstypen en de mate van herkenbaarheid van het prestedelijk landschap in de afzonderlijke deelgebieden weer. De waardering van nog bestaande landschapselementen wordt weergegeven op de 'Waarderingskaart landschapselementen'.
Tot ver in de 20e eeuw breidde Eindhoven zich vooral uit over de oude akkers van Woensel, Strijp, Stratum, Tongelre en Gestel. Alhoewel deze ontwikkelingen veel van het vroegere landelijke karakter van het gebied hebben uitgewist, is er zeker nog het nodige in het buitengebied en stedelijk gebied te herkennen dat voortkomt uit de oude structuur van het platteland, het vroegere agrarisch cultuurlandschap. Het kan daarbij gaan om grotere structuren, zoals groene gebieden, maar ook om kleine verwijzingen als het verloop van een rooilijn, een oude boom of bomenrij of een wegtracé.
De mate waarin dit historisch landschap nog herkenbaar is, hangt mede af van de stedenbouwkundige ontwikkelingswijze van de stad. Met name in de wederopbouwperiode is veel van het bestaande landschap als een tabula rasa overschreven, terwijl vóór de Tweede Wereldoorlog en na 1975/1980 er meer aandacht bestond voor verwijzingen naar de vroegere situatie. Zelfs wanneer een gebied door stedelijke ontwikkeling sterk gewijzigd is, zijn er nog verwijzingen naar het vroegere agrarisch cultuurlandschap te vinden
Algemene karakteristiek en beschrijving waarden
Het cultuurlandschap van Tongelre lag in de vork van twee beekdalen, namelijk die van de Dommel in het westen en van de Kleine Dommel of Rul in het oosten (figuur 28). Dit landschap bestond uit enkele
dekzandruggen, waaromheen droge en natte heidevelden lagen. Het gebied werd doorsneden door enkele kleinere laagten, zoals die van de Herzenbroekloop. Deze waterloop mondde in het oosten in het dal van de Kleine Dommel uit. Aan de flanken van de dekzandruggen ontstonden in de late middeleeuwen enkele gehuchten, zoals Tongelre, Klein Tongelre en Urkhoven.
Tongelre werd aan vrijwel alle zijden begrensd door beekdalen. Naast de Dommel en Kleine Dommel was dat ook nog de Lakerloop. Alleen ter plaatse van het Eindhovens Kanaal was er een 'vaste verbinding' met het aangrenzende Zesgehuchten. De landschappelijke structuur van Tongelre moeten we dus veel meer als een iets meer of minder vervormd eiland zien. Aan de buitenzijde lagen de strookvormig verkavelde beekdalen, in het hart de reeds hiervoor besproken open akkers met daaraan de gehuchten en het dorp. Tussen die beekdalen en de akkers en tussen de verschillende akkers lagen zeer verschillende deelgebiedjes die het geheel behoorlijk gefragmenteerd maakten. Het gaat onder meer om vochtige kampontginningen nabij de Dommel (De Gooren) en de Kleine Dommel.
Uitsnede uit de Prestedelijke kenmerkenkaart, kaartbijlage 1 bij het RAAP-rapport 3398 'Het landschap onder de stad'.
Beschrijving Historisch landschappelijke waarden
Waardevolle historische gebieden
Binnen Tongelre hebben enkele gebieden een hoge herkenbaarheid wat betreft het prestedelijk landschap. Het betreft allereerst de parkenzone langs de Dommel (aanduiding hoge herkenbaarheid), waar de onregelmatige verkaveling en het oorspronkelijke beekdal- en broeklandschap nog goed te herkennen is. Daarnaast sluit in het gebied tussen Fazantlaan en Tongelresestraat (aanduiding midden herkenbaarheid) de verkaveling nog aan op de prestedelijke structuur (kampontginningen met plaatselijk essen.
Toelichting
Uitsnede uit de kaart Herkenbaarheid prestedelijk landschap, kaartbijlage 2 bij het RAAP-rapport 3398 'Het landschap onder de stad'.
Donkerpaars = hoge herkenbaarheid; midden paars = middel herkenbaarheid; licht paars = lage herkenbaarheid. De historische gehuchten (nederzettingen) zijn daarnaast gestippeld. De donker paarse gebieden zijn in dit bestemmingsplan voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 2'. De midden paars gebieden zijn afdoende geborgd in de hoofdbestemmingen en de dubbelbestemming waarde beschermd stadsgezicht.
Waardevolle historische elementen
Binnen het plangebied ligt een aantal landschapselementen met hoge of zeer hoge waardering. Wat opgaand groen betreft zijn dat bomenrijen die vaak een structurerend element van een kampontginning of langs hoofdwegen vormen. Verder is een aantal historische paden en wegen hoog of zeer hoog gewaardeerd. Het betreft onder meer de Tongelresestraat (zeer hoog) en enkele wegen in het beschermd stadsgezicht Villapark Tongelre (hoog)
Uitsnede uit de Waarderingskaart landschapselementen, kaartbijlage 3 bij het RAAP-rapport 3398 "Het landschap onder de stad'. De rode en oranje lijnvormige structuren (wegen, paden en bomenrijen) en het oranje gestippelde vlakje (reliëf) zijn waardevol en zijn in dit bestemmingsplan voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 2'. De oranje bolletjes zijn monumentale bomen.
Plantsoen aan de Parklaan, Villapark Tongere
Het plantsoen, begrensd door de Parklaan, de Kievitlaan, de Zilvermeeuwlaan en de Pelikaanlaan, dateert uit het midden van de jaren vijftig. Typerend zijn de openheid, de diagonale geleding door wandelpaden en plantvakken. In het westelijk deel bevindt zich opgenomen in deze diagonale compositie het Monument voor de vrouw. Het staat tegen een achtergrond van heesters (onder andere cotoneasters) en enkele coniferen en is voorzien van een verharde voorruimte met rechthoekige rozenvakken.
Het plantsoen werd aangelegd op initiatief van omwonenden op een braakliggend terrein van de erven R.P.P.A. Mignot, waarop aanvankelijk de bestemming villabouw beruste, zoals elders aan de Parklaan. Zowel Mignot als de bewoners deden een financiële handreiking naar de gemeente om er een plantsoen te kunnen realiseren. Een voorwaarde was dat het Monument voor de vrouw, een eerbetoon aan de vrouw in oorlogstijd, ontworpen door W. Mignot, in het plan van de Afdeling Plantsoenen uit 1955 zou worden opgenomen.
De langgerekte ruimte kreeg een diagonale structuur met een open front naar de Parklaan, terwijl langs de overige zijden een transparant scherm' van pseudoacacia's werd geplant.
Het monument kreeg een plaats in deze structuur, die werd benadrukt door een verharde voorruimte waarin in een regelmatig verband negen vierkante bloemvakken werden gesitueerd. Aan de oostzijde kwam een kleuterspeelplaats, loodrecht op het diagonale wandelpad en aan weerszijden begrensd door plantvakken met verschillende heestersoorten en prunus. De geplande vierkante bloemenvakken bleven hier achterwege.
Vier platanen markeren de hoek Parklaan / Pelikaanlaan.
Het plantsoen aan de Parklaan is van cultuurhistorisch belang vanwege:
Voor de bescherming van de groene en landschappelijke waarden in de plantsoen aan de Parklaan wordt de dubbelbestemming 'Waarde Cultuurhistorie - 2' opgenomen.
Regeling in het bestemmingsplan
Om de aanwezige cultuurhistorisch landschappelijk waardevolle gebieden en elementen te beschermen is er in het bestemmingsplan voor een groot deel van deze gebieden en elementen een dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie - 2 opgenomen. Deze dubbelbestemming geldt voor de gebieden die een hoge herkenbaarheid of een hoge waarde hebben en voor de elementen die een hoge of zeer hoge waarde hebben. Naast wat in de hoofdbestemming is geregeld zijn hier ook regels met betrekking tot cultuurhistorie van toepassing.
De betreffende landschapselementen die binnen een gebied met dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie - 2 liggen, vallen onder die dubbelbestemming. De elementen die niet binnen een gebied met dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie 2 liggen, zijn apart op de verbeelding opgenomen met een dubbelbestemming.
Voor de gebieden met een middel herkenbaarheid die hierboven zijn vermeld is geen dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie - 2 opgenomen. Binnen deze gebieden worden de historisch landschappelijke waarden geborgd met de hoofdbestemmingen. Daarnaast geldt voor een groot aantal van deze gebieden al een dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie - 1 of dubbelbestemming beschermd stadsgezicht (BS). Dit geeft voldoende borging van de historisch landschappelijke waarden binnen deze gebieden. Voor de landschapselementen met hoge of zeer hoge waarde die binnen deze gebieden met middel herkenbaarheid liggen geldt uiteraard de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie - 2 wel.
De mobiliteitsvisie 'Eindhoven op Weg' is in 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin is het verkeersbeleid voor de komende decennia (planhorizon 2040) vastgelegd. Deze visie vormt het bestuurlijke beleidskader voor alle verkeers- en mobiliteitsopgaven. In de volgende paragrafen zijn de essentiële elementen voor het plangebied beschreven.
Autoverkeer
De wegencategorisering is in Eindhoven op Weg geactualiseerd. Er is een nieuwe tussencategorie
opgenomen ten opzichte van de vorige wegencategorisering: de zogenaamde 'wijk- en
buurtontsluitingsweg'.
Uitsnede kaart 'Eindhoven op weg', Regio en Randweg / Automobilist
In het plangebied zijn de volgende routes als wijk- en buurtontsluitingsweg aangewezen: Nachtegaallaan en Tongelresestraat. Hier geldt een snelheidsregime van 30 of 50 km/uur. Vaak maken deze 'wijk- en buurtontsluitingswegen deel uit van busroutes of primaire dan wel secondaire routes voor hulpdiensten. Dat legt beperkingen op met betrekking tot het aantal en de vorm van snelheidsremmende voorzieningen.
De Ring (Insulindelaan en Jeroen Boschlaan), Professor Doctor Dorgelolaan en Fuutlaan, zijn aangewezen als gebiedsontsluitingsweg. Hier wordt het verkeer gebundeld en is sprake van een snelheidsregime van 30, 50 of 70 km/uur.
Alle overige wegen in het plangebied zijn erftoegangswegen met een snelheidsregime van 30 km/uur.
Fietsverkeer
De gemeente Eindhoven wil het gebruik van de fiets stimuleren. In de mobiliteitsvisie
'Eindhoven op Weg' is een fietsnetwerk opgenomen dat bestaat drie soorten fietsroutes.
In volgorde van belangrijkheid; snelfietsroutes, primaire fietsroutes en secundaire
fietsroutes. Deze fietsroutes zijn weergegeven in onderstaande afbeelding
Uitsnede kaart 'Eindhoven op weg', Regio en Randweg / Fietser
De snelfietsroutes in het plangebied worden gevormd door de Nachtegaallaan en de Tongelresestraat.
De snelfietsroutes zijn van het hoogste kwaliteitsniveau. Op een snelfietsroute moet
een fietser in principe non-stop, comfortabel en veilig kunnen fietsen. Het zijn brede,
vrijliggende asfaltfietspaden met goede verlichting en in principe voorrang op kruisend
verkeer.
Tot slot zijn er een aantal secundaire fietsroutes aanwezig in het plangebied. Dat zijn de dunne gestippelde lijnen in voorgaande afbeelding. Secundaire fietsroutes hebben geen specifieke inrichtingseisen, maar worden wel gekenmerkt door een of andere vorm van fietsvoorzieningen. Dat kunnen vrijliggende of aanliggende fietspaden zijn, maar ook fietsstroken of fietssuggestiestroken.
Openbaar vervoer
Eindhoven op Weg gaat uit van twee netwerken voor het openbaar vervoer: een Hoogwaardig
Openbaar Vervoer netwerk (HOV-netwerk) en een netwerk van ontsluitende buslijnen.
Uitsnede kaart 'Eindhoven op weg', Regio en Randweg / (H)OV reiziger
Binnen het plangebied is geen HOV netwerk aanwezig, wel is het spoor gelegen binnen
het plangebied.
Autoparkeren
De ruimte in de stad is beperkt en kostbaar. De gemeente moet de schaarse ruimte dan
ook efficiënt gebruiken. Daarom worden bij een bouwplan eisen aan het aantal te realiseren
parkeerplaatsen gesteld. Bij besluit van 17 mei 2016 heeft het college van burgemeester
en wethouders de Nota Parkeernormen 2016 vastgesteld. Hierin zijn normen vastgelegd
voor parkeren. Deze nota is inmiddels geactualiseerd door de Actualisatie Nota Parkeernormen
(2019).
De Actualisatie Nota Parkeernormen (2019) is vanaf 4 oktober 2019 van kracht en past in de ontwikkeling naar een groenere, bereikbare en duurzame stad. We hebben te maken met een grote verdichtingsopgave in Eindhoven en tegelijk moeten we het centrum van Eindhoven goed bereikbaar houden.
Er is straks minder plaats voor autoverkeer en -parkeren in en om het autoluwe centrum. Daarom wordt gestreefd naar het aanleggen van zo min mogelijk nieuwe parkeerplaatsen en wordt zoveel mogelijk ingezet op duurzame alternatieve vervoerswijzen: lopen, fietsen en openbaar vervoer.
In de Actualisatie Nota Parkeernormen (2019) is dat nader uitgewerkt in de HOV-reductie (minder parkeerplaatsen bij stations en Hoogwaardig Openbaar Vervoer - haltes) en het stimuleren van gebruik van deelauto's.
Daarnaast dient bestaande (privé) parkeercapaciteit beter en efficiënter te worden benut in plaats van de aanleg van parkeerplaatsen op eigen terrein.
De derde belangrijke aanpassing is dat ontwikkelaars een bijdrage in het mobiliteitsfonds moeten storten, bij gebruik van bestaande openbare parkeerplaatsen. Met dat geld wil het gemeentebestuur onder andere de opbouw van een stadsbreed deelmobiliteit netwerk op weg helpen.
Kwaliteitseisen inpandige fietsenstallingen
In de Actualisatie Nota Parkeernormen (2019) zijn eveneens de fietsparkeernormen geactualiseerd, waarop uitgebreider zal worden getoetst en gehandhaafd. Bij besluit van 20 april 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders als uitwerking van de Actualisatie Nota Parkeernormen (2019) de Kwaliteitseisen inpandige fietsenstallingen vastgesteld.
Het succes van een fietsenstalling hangt sterk af van de kwaliteit, de bruikbaarheid, sociale veiligheid en het comfort ervan. Er zijn voorbeelden van stallingen waar fietsers onvoldoende gebruik van maken, terwijl er in de omgeving toch grote behoefte aan fietsparkeerplaatsen is. De aanwezigheid van een fietsenstalling op zich is nog geen garantie dat hij goed wordt gebruikt.
De belangrijkste kwaliteitseisen voor toegankelijkheid, inrichting en bruikbaarheid zijn om die reden vastgesteld.
Begin 2017 is een actualisatie van Groenbeleidsplan door de gemeenteraad vastgesteld. Dit Groenbeleidsplan 2017 is gemaakt met de veranderende rol van de overheid in het achterhoofd. Het voorziet in vier sporen "het verhaal van de stad", wat de waarde van groen is (functies als uitgangspunt), welke ambitie de gemeente daarmee heeft en het daadwerkelijke groenbeleid. Het groenbeleidsplan heeft als doel het duurzaam veiligstellen en ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur met daarin passende functies. Hiermee levert de toepassing van het groenbeleid een wezenlijke bijdrage aan een aantrekkelijke en gezonde woon- en werkomgeving als karakteristieke kwaliteit van Eindhoven. Een omgeving die leefbaar en klimaatadaptief is en een volwaardig vestigingsklimaat biedt voor Brainport.
Het groenbeleid sluit aan op de geomorfologische structuur van de stad: de structuur van dekzandruggen en beken (Dommel en Gender) die Eindhoven hebben gevormd. Op basis van de tuinstad gedachte is bij de verdere ontwikkeling van Eindhoven sterk ingezet op het behoud van de groene ruimten tussen de voormalige dorpen. Genneper Parken (tussen Stratum en Gestel), Brainport Park (tussen Strijp en Woensel) en De Karpen (tussen Woensel en Tongelre) vormen nog altijd imposante, groene wiggen, die tot diep in de stad reiken. Het behoud van de robuuste groenstructuur, die vanuit het buitengebied, via de wiggen tot aan de bomen bij de voordeur reikt, is een belangrijk uitgangspunt van het groenbeleidsplan.
Het Groenbeleidsplan heeft in principe betrekking op al het groen van Eindhoven, dus niet alleen het groen in eigendom van de gemeente. Omdat niet al het groen bescherming krijgt door een specifieke groenbestemming en de gemeente enkel directe invloed heeft op haar eigen eigendommen, is niet al het groen automatisch beschermd.
In het Groenbeleidsplan 2017 zijn onder andere procesafspraken genoemd die een relatie hebben met een ruimtelijke procedure. Het betreft een procesafspraak over groenplannen bij ontwikkeling van gebouwen of gebieden en de procesafspraak over de groenregelingen voor bomen (Verordening Bomen en Nadere regels bomen) en de Regeling Groencompensatiefonds. De genoemde groenplannen dienen een toelichting van de groene inrichting van een ontwikkeling te geven. Behoud van het bestaande groen is het uitgangspunt, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan 2017 geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieën de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen.
Uitsnede Ruimtelijke Strategieënkaart (plangebied blauw omlijnd)
Binnen onderhavig plangebied is ingevolge het Groenbeleidsplan 2017 hoofdzakelijk de strategie 'Stad, rood beeldbepalend' van toepassing. Het spoorwegemplacement en de omgeving van de parklaan zijn aangemerkt als 'Stad, groen bepalend'. De Professor Doctor Dorgelolaan is aangeduid als 'Mulitifunctioneel groen'. Als 'Structureel stadsgroen' is aangemerkt de groenstrook tussen het Lakerlopen en bedrijventerrein 'De Kade' en de gronden langs de Dommel en het Eindhovensch Kanaal. Deze wateren zijn zelf aangemerkt als 'Natuur en landschap'.
Strategie Stad, rood beeldbepalend
In deze gebieden heeft groen een ondersteunende functie aan de stedelijke identiteit ('aankledingsgroen') of een recreatieve functie voor de woonomgeving (parken). Het beleid is gericht op behoud en ontwikkelen van deze groene elementen of functies. Het oppervlak groen binnen deze categorie zou niet verder af moeten nemen. Binnen de aangeduide groenarme buurten (kaart blz. 37 Groenbeleidsplan) wordt gestreefd naar uitbreiding van het groenareaal.
Strategie Stad, groen beeldbepalend
Het betreft gebieden met een bijzonder groen imago, vaak gelegen aan de periferie van de stad. Uitgangspunt voor deze gebieden is het behouden en ontwikkelen van het bijzondere groene karakter.
Strategie Multifunctioneel groen
Het betreft voornamelijk aan de stadsrand gelegen gebieden met uiteenlopende groenfuncties, gericht op relatief intensieve benutting van het landschap. Het beleid is gericht op het versterken van het contact tussen de stedelingen en het landschap, derhalve met een relatief intensieve benutting van het landschap. Uitgangspunt daarbij is het behouden van de aanwezige natuur- en landschapskwaliteiten en waar mogelijk deze verder te ontwikkelen. Gebruiksfuncties zijn veelal volkstuinen, golfbanen, bos, natuureducatie, kleinschalige sportgebieden, maneges, wandelen, fietsen, maar ook landbouw.
Gebieden met deze aanduiding liggen voor een belangrijk deel in de Groene Hoofdstructuur. Verdere verstedelijking (toevoeging van niet aan het groen gebonden functies of gebouwen) is in deze categorie derhalve niet aan de orde tenzij in geval van zwaarwegende maatschappelijke belangen waarvoor alternatieven ontbreken en met toepassing van compensatie. De aanleg van nieuwe sportcomplexen wordt uitgesloten (wel eventueel verplaatsing van sportterreinen naar minder kwetsbare locaties). Uitbreiding van sportcomplexen kan echter niet worden uitgesloten.
Strategie Structureel stadsgroen
Deze strategie ziet op netwerken van binnenstedelijke groenstructuur; de zogenoemde groene dooradering van de stad. Bestaande uit parken, plantsoenen en de aan wegen, beken en kanalen opgehangen groenstructuur. Hier is uitsluitend plaats voor groene functies en mag niet gebouwd worden. Het zorgt voor de geleding van het stedelijk weefsel en de verbinding met het buitengebied.
Strategie Natuur en landschap
In deze gebieden staat het beoogde ongestoorde verloop van ecologische processen en de natuurontwikkeling voorop. Het beleid is erop gericht het contrast tussen stad en landschap te benutten door hierbij zoveel mogelijk scheiding van functies na te streven en deze gebieden te reserveren voor laagdynamisch grondgebruik: rustgebieden, behoud en ontwikkeling van natuur, landschappelijke samenhang en identiteit.
De gebieden omvatten de door het rijk en de provincie ontwikkelde Natuur Netwerk en een nadere detaillering van de door de provincie aangegeven NNB, ecologische verbindingszones en delen van de regionale natuurontwikkelingsgebieden. Behoud en ontwikkeling van natuur en landschap zijn in deze gebieden de primaire activiteiten, gecombineerd met extensief recreatief medegebruik (natuurbeleving).
Bestaande voorzieningen of gebouwen worden gedoogd, maar zullen voor zover ze niet ten dienste staan van het behoud of de ontwikkeling van natuur en landschap worden verwijderd na functiebeëindiging. Verstedelijking of andere ingrepen (infrastructuur) zijn in deze categorie niet aan de orde tenzij in zwaarwegende maatschappelijke belangen waarvoor alternatieven ontbreken en met toepassing van compensatie.
Het plangebied
Daar waar de strategieën 'Stad, rood bepalend', 'Stad, groen bepalend' en 'Structureel stadsgroen' gelden zijn de bestaande groenstructuren als 'Groen' bestemd. Het snippergroen is opgenomen binnen de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer-Verblijfsgebied'. Binnen deze bestemmingen is groen toegestaan. Daar waar de strategie 'Natuur en landschap' geldt is het bestemd met een bestemming 'Water' en dubbelbestemming 'Natuur Netwerk Brabant' en 'Ecologie'.
Beleidsregel groencompensatie
Op 13 maart 2018 is de 'Regeling Groencompensatiefonds' vastgesteld. Bij deze regeling hoort de 'Beleidsregel Groencompensatie'. Deze beleidsregel is bedoeld als afwegingskader bij aanvragen voor (ruimtelijke) ontwikkelingen die kunnen leiden tot aantasting van groen. Bij aantasting en verlies van groen is compensatie vereist, de Beleidsregel geeft hiervoor de richtlijnen.
Het gemeentelijk beleid ten aanzien van bomen is vastgelegd in de Verordening Bomen
2021. Deze is op 6 april 2021 door de gemeenteraad vastgesteld en de verordening met
bijbehorende regels is op 23 april 2021 in werking getreden. De Verordening en (uitwerking
daarvan in) nadere regels voor compensatie is van toepassing op bomen die niet vallen onder de regelgeving van de Wet natuurbescherming (Wnb). De Wet natuurbescherming
is van toepassing op:
- bossen die buiten de 'bebouwde kom Wnb' liggen;
- alle beplantingen van bomen die groter zijn dan 10 are;
- bomen in een rijbeplanting, als de rij uit meer dan 20 bomen bestaat.
Voor bomen geldt dus of de Wet natuurbescherming of de Verordening Bomen 2021. Voor het vellen van bomen dient, behoudens een aantal vrijstellingen, een melding te worden gedaan bij de Provincie Noord Brabant. Er is een herplantplicht van toepassing.
Verordening Bomen 2021
In de Verordening Bomen 2021 is de bescherming van bomen geregeld, doordat voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig is. Daarbij kan ook nog worden gezorgd voor herplant van de te kappen bomen (compensatieplicht). De verordening bevat regels over hoe wordt omgegaan met overlast door bomen, de compensatieplicht bij kap, de indieningvereisten bij een vergunningaanvraag, de beoordeling (weigeringsgronden) van een kapaanvraag en het aanbrengen van verlichting in bomen.
Conform de verordening is een vergunning voor kappen van bomen nodig als:
Groene kaart
Er is een groene kaart waarop ter informatie het volgende is aangegeven:
De informatie op de groene kaart is nodig om:
Om de kaart actueel te houden wordt de informatie over de bomen op de kaart en de kadastrale situatie op de kaart, zeer frequent bijgewerkt. Zo blijft de kaart up-to-date en betrouwbaar voor zowel interne als externe gebruikers.
Compensatieplicht bomen
Door het kappen van bomen gaat groen verloren. Het weggevallen groen moet in beginsel
worden gecompenseerd. Aan een omgevingsvergunning voor het kappen van een houtopstand
(bomen) kunnen voorschriften worden verbonden. Onder andere kan een compensatieplicht
worden opgelegd. In de Nadere regels Verordening bomen 2021 is bepaald wanneer een
compensatieplicht ontstaat en hoe die wordt bepaald.
Nadere regels voor compensatie
De Verordening is uitgewerkt in nadere regels voor compensatie. Deze zijn op 21 april
2021 vastgesteld door het college en op 23 april 2021 in werking getreden. Het college
mag op basis van de Verordening bomen 2021 compensatie opleggen zoals uitgewerkt in
de ‘Nadere Regels voor compensatie’.
Het plangebied
Wanneer in het plangebied sprake is van activiteiten met betrekking tot kappen en
compensatie van bomen, is de bescherming van bomen niet geregeld in het bestemmingsplan.
De bomenverordening 2021 is in die gevallen van toepassing. In dit bestemmingsplan
worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Nader onderzoek is in het kader
van dit bestemmingsplan dan ook niet noodzakelijk.
Tot de maatschappelijke functies worden gerekend educatieve, medische, sociaal-medische,
sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, wooneenheden voor beschermd
en/of verzorgd wonen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede
begraafplaatsen. In het plangebied is een aantal maatschappelijke voorzieningen aanwezig,
zoals het DAF-museum en meerdere kerken, begraafplaatsen, scholen (zowel basis-, voortgezet-
als voorbereidend beroepsonderwijs), kinderopvanglocaties, gemeenschaps- en verzorgingshuizen.
Leegstaande winkelpanden en borden met ‘opheffingsuitverkoop’ en ‘leegverkoop’ sieren de Nederlandse winkelstraten. Door onder meer de economische crisis en de toenemende invloed van internetverkopen heeft de retail-sector het erg moeilijk. Tegelijkertijd bieden de veranderingen in de sector ook nieuwe uitdagingen en mogelijkheden voor innovatieve concepten. Duidelijk is in ieder geval dat regionale afstemming steeds meer noodzakelijk wordt. Bovendien vraagt de provincie in de Verordening Ruimte om regionale afstemming en zijn regionale afspraken van belang voor de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Naar aanleiding hiervan heeft de Metropoolregio Eindhoven een detailhandelsvisie opgesteld. Hierin zijn de verschillende trends en ontwikkelingen en de gevolgen daarvan beschreven. Vervolgens is er een visie opgesteld, op basis waarvan concrete afspraken geformuleerd zijn. In de subregio’s is vervolgens gewerkt aan subregionale detailhandelsvisies. Deze visies bieden een kader, maar vragen wel nog om lokale verankering. Dat is gebeurd in de gemeentelijke Detailhandelsnota. In deze paragraaf wordt ingegaan op de verschillende visies. De gemeenteraad heeft op 15 december 2015 ingestemd met de regionale en subregionale visies. In diezelfde raadsvergadering is ook de gemeentelijke detailhandelsnota vastgesteld. Deze is op 2 november 2016 gepubliceerd.
De detailhandelswereld is de laatste jaren sterk veranderd. Er zijn een aantal belangrijke trends en ontwikkelingen die daaraan ten grondslag liggen: de economische crisis, toename internetdetailhandel, vergrijzing, huishoudenssamenstelling, veranderend consumentengedrag, het verdwijnen van supermarkten en andere voorzieningen (zoals banken, bibliotheken etc.) in centra en branchevervaging. Deze trends en ontwikkelingen hebben grote gevolgen voor het winkellandschap.
Goed voorzieningenniveau
Het doel van de regionale detaihandelsvisie is om een goed voorzieningenniveau voor
de inwoners van de regio te creëren. De detailhandelsstructuur in de regio is opgebouwd
uit verschillende lagen. Het centrum van Eindhoven en Ekkersrijt vormen de top van
de piramide. Beiden hebben een bovenregionaal verzorgingsgebied. De tweede laag van
de piramide bestaat uit regionaal en bovenlokaal verzorgende centra. Deze centra hebben
een belangrijke functie in de subregio of voor de omliggende gemeenten. Daarna volgen
de grote en kleine kernverzorgende centra, de belangrijkste winkelcentra in de kernen
met een lokaal verzorgingsgebied. De onderste laag van de piramide zijn de wijk- en
buurtcentra (inclusief kerkdorpen). Naast alle centra zijn er in de regio diverse
PDV-locaties. Op Ekkersrijt en de Engelseweg na hebben deze locaties veelal een lokaal
verzorgingsgebied.
Detailhandelsstructuur Metropoolregio Eindhoven
Specifieke thema's
Op drie regionale thema’s is specifiek ingezoomd. Het gaat om supermarkten, internetdetailhandel
en marketing. Supermarkten zelf hebben de voorkeur voor een vestigingsplaats aan de
rand van een centrum of net buiten het centrum. Echter, een gevarieerd aanbod in een
centrum is van groot belang voor de levensvatbaarheid van het centrum. Daarom is het
essentieel om supermarkten zoveel mogelijk in centra te vestigen of te behouden. Daarbij
is het wel van belang dat de overheid de supermarkten zo goed mogelijk faciliteert
(bijvoorbeeld bij parkeren, goede bereikbaarheid of een slimme oplossing voor een
uitbreidingsvraag).
Internetdetailhandel kent allerlei (verschijnings)vormen met verschillende ruimtelijke consequenties. In de visie wordt ingegaan op deze vormen en aangegeven waar deze het beste gevestigd kunnen worden (zie de regionale afspraken die hieronder zijn beschreven).
Tot slot het thema marketing. Gemeenten moeten niet allemaal hetzelfde willen zijn, maar een statement maken en dat ook met trots uitdragen. Vervolgens is het goed om evenementen en activiteiten aan te bieden die passen bij het profiel en het ook kunnen versterken.
Regionale afspraken
Op basis van de trends en ontwikkelingen en de visie, zijn in de detailhandelsvisie
regionale afspraken geformuleerd. In de subregionale detailhandelsvisies worden deze
afspraken nader uitgewerkt.
In de detailhandelsvisie van de subregio Stedelijk Gebied Eindhoven wordt gestreefd naar een sterke, vitale en dynamische detailhandelsstructuur. Het beleid is gericht op het versterken van de bestaande detailhandelsstructuur. Nieuwe vestigingslocaties voor detailhandel mogen niet ten koste gaan van de bestaande (perspectiefrijke) winkelgebieden.
Detailhandelsstructuur Stedelijk Gebied Eindhoven
Het regionaal detailhandelsbeleid streeft naar een heldere en evenwichtige voorzieningenstructuur, waarbij onderscheid en complementariteit van winkelgebieden centraal staan. Dit houdt in dat detailhandel zoveel mogelijk wordt geclusterd in winkelgebieden en verspreide bewinkeling wordt afgebouwd. Dit geldt ook voor grootschalige winkels zoals tuincentra en bouwmarkten. Indien deze ruimtelijk niet inpasbaar zijn, dan is vestiging buiten de aangewezen winkelgebieden in regionaal verband bespreekbaar. De afwegingen voor het al dan niet toestaan van nieuwvestiging van een tuincentrum of bouwmarkt is gericht op de consumentenverzorging in het verzorgingsgebied.
De hoofdwinkelgebieden hebben allemaal een eigen functie in de structuur. Aard, omvang en samenstelling van het aanbod zijn afgestemd op de verzorgingsfunctie. De binnenstad van Eindhoven moet streven naar het toevoegen van het topsegment om haar positie te verstevigen.
Perifere concentraties hebben een complementair en aanvullend aanbod ten opzichte van de centrumvoorzieningen en buurt- en wijkvoorzieningen. Verbreding van het aanbod is niet het uitgangspunt. Uitzondering hierop is de locatie Ekkersrijt. De consument verwacht in dit winkelgebied een compleet aanbod op het gebied van ‘in en om het huis’. Ekkersrijt dient uit te groeien tot één van de leidende perifere winkelconcentraties in Nederland.
De komst van een Retail Park (Mega Mall) in de regio is niet wenselijk. Een dergelijke
ontwikkeling heeft een verstorend effect op de bestaande structuur en ondermijnt de
ontwikkelingskansen van andere clusters.
Internetafhaalpunten voor consumenten (met of zonder showroom) kunnen bestaande winkelgebieden
versterken en worden daarom zoveel mogelijk in of aansluitend aan deze gebieden gesitueerd.
Nieuwe initiatieven
Het Rijk heeft de "Ladder voor duurzame verstedelijking" in het leven geroepen om nieuwe stedelijke ontwikkelingen aan te toetsen. In de regionale detailhandelsvisie is ook een soort 'ladder' opgenomen voor nieuwe initiatieven. Aan nieuwe winkelontwikkelingen wordt in principe meegewerkt als:
Wanneer er op provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau ingestemd wordt met een initiatief, dient het initiatief onderbouwd te worden op basis van ruimtelijke ordening relevante criteria (in de ruimtelijke onderbouwing). De ladder en de criteria zijn in regionale detailhandelsvisie uitgebreid beschreven.
Op 15 december 2015 is de Eindhovense detailhandelsnota “Wie kiest, wordt gekozen” vastgesteld. Zoals hiervoor beschreven heeft de detailhandelssector te maken met veel veranderingen. De veranderingen raken de consument, de ondernemer en de vastgoedeigenaar. Het is zaak om uit deze veranderingen een positieve impuls te halen. De veranderende markt zorgt immers ook voor nieuwe kansen die goede winkelgebieden verder kunnen versterken. Zeker voor een stad als Eindhoven is het belangrijk om gewenste initiatieven een plek te geven binnen de structuur. In de detailhandelsnota worden duidelijke keuzes gemaakt over waar welke vormen van detailhandel zijn toegestaan en waar niet. In de nota wordt eerst ingegaan op verschillende onderdelen. Vervolgens wordt per stadsdeel de positie en het perspectief van alle winkelcentra beschreven.
Beleid op onderdelen
Op onderdelen is de detailhandel aan grote veranderingen onderhevig. De volgende onderdelen zijn nadrukkelijk opnieuw tegen het licht gehouden:
Detailhandel op bedrijventerreinen Vanuit het bedrijventerreinenbeleid is het ‘zuiver’ houden van bedrijventerreinen van belang. Bedrijventerreinen zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten die niet in woon- en/of centrumgebieden gewenst zijn vanwege hun impact op de omgeving. In principe is detailhandel op bedrijventerreinen niet toegestaan. Wel is productiegebonden detailhandel toegestaan. Dit sluit aan bij de ambitie van Eindhoven om ruimte te bieden aan experimenten en ondernemerschap.
Voor productiegebonden detailhandel op bedrijventerreinen geldt als uitgangspunt dat dit ondergeschikt blijft aan de bedrijfsactiviteiten. Bovendien mag het geen afbreuk doen of beperkingen opleggen voor omliggende bedrijven op het bedrijventerrein. De voorkeur gaat ernaar uit dat er geen showroom bij een bedrijf komt. Bedrijven kunnen hun verkoopbare goederen via daarvoor bestemde locaties (winkelpanden) aanbieden. Indien er toch de wens, nut en/of noodzaak is om producten ter plekke te tonen, dan mag hier in principe maximaal 20% van het totale bedrijfsoppervlak voor worden gebruikt, met een maximum van 200 m². Vanwege de diversiteit van de initiatieven, dient elk initiatief echter afzonderlijk beoordeeld te worden op eventuele (structuurverstorende) effecten voor de perspectiefrijke winkelgebieden in Eindhoven en het betreffende bedrijventerrein. Bovendien moet een initiatief voldoen aan het meest recente beleid op het gebied van externe veiligheid.
Internethandel Met de komst van internethandel is een nieuw type bedrijf ontstaan met bijbehorende kenmerken. We maken onderscheid tussen twee typen internethandel:
1. Internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid
Bij deze vorm van internethandel is er geen contact tussen internetwinkel en klant.
Alle klantencontacten met de klant en de verzending van de goederen gebeurt uitsluitend
via het internet of per post. Deze vorm van internethandel wordt in ruimtelijke zin
niet aangemerkt als detailhandel. Zij kunnen voorkomen als uitsluitend kantoor maar
ook als bezorgdienst.
Locaties waar deze kantoorachtige internethandel zich kan vestigen zijn: bedrijventerreinen, kantoorlocaties, woonwijken (kleinschalig en mits zij geen overlast bezorgen), buitengebied en PDV-locaties. Locaties waar internet bezorgdiensten zich zouden kunnen vestigen zijn bedrijventerreinen, kantoorlocaties en PDV-locaties.
2. Internethandel met fysieke bezoekmogelijkheid
Hier kan de klant de internethandel bezoeken om de bestelde artikelen af te halen,
te retourneren (de zogenaamde afhaalpunten). Daarnaast zijn er ook afhaalpunten waar
ook andere zaken mogelijk zijn, zoals het presenteren, kopen, bestellen en omruilen
van artikelen (de webwinkel).
Een afhaalpunt is een vorm van internethandel met fysieke bezoekmogelijkheid en rekenen we juridisch-planologisch tot detailhandel. Dat wil zeggen dat afhaalpunten in principe ingepast kunnen worden op (de vele) locaties waar reeds een detailhandelsbestemming op zit. Door deze benadering is het mogelijk om grip te houden op de verdere ontwikkeling van dit fenomeen. Zelfstandige afhaalpunten, ook wel Pick-Up- Points, kunnen alleen of geclusterd (meerdere afhaalpunten dus) gevestigd worden. Door clustering kunnen verkeersstromen beter geconcentreerd worden.
Webwinkels (waar ook artikelen gepresenteerd worden en / of waar men ook niet via internet bestelde artikelen kan kopen) beschouwen we als detailhandel. Ter voorkoming van ongewenste concurrentie op ruimtelijke aspecten zoals bereikbaarheid, parkeren of gebiedsbestemming bieden we voor deze vorm van detailhandel alleen mogelijkheden in winkelcentra en (mits passend in branchering) op PDV-locaties.
Kringloopbedrijven en –winkels Kringloopwinkels (oftewel tweedehands winkels) richten zicht op het verhandelen van nog bruikbare artikelen die via diverse kanalen worden verkregen. Daarnaast is er een bedrijfstak ontstaan die zich het best laat benoemen als kringloopbedrijven. Deze richten zich op het opruimen van boedels waarbij vervolgens, in het bedrijf, bruikbare en onbruikbare zaken van elkaar worden gescheiden en bovendien artikelen die nog bruikbaar gemaakt kunnen worden, worden opgeknapt of verwerkt tot grondstof of 'halffabricaat'. Kringloopbedrijven hebben daardoor een andere ruimtelijke impact op hun omgeving dan kringloopwinkels / tweedehands winkels.
Vanwege de koppeling van de verkoop met andere bedrijfsmatige activiteiten en het doelgerichte bezoek door consumenten, is de vestiging van kringloopbedrijven op bedrijventerreinen min of meer gemeengoed geworden. Voor kringloopbedrijven geldt dan ook dezelfde beleidslijn als voor perifere detailhandel. Kringloopbedrijven zijn op de reguliere zgn. PDV-locaties (Categorie III) toegestaan voor wat betreft hun detailhandelsactiviteiten, omdat het aanbod voor een zeer groot deel voor “in en om het huis” is. Verder kan de beleidslijn voor productiegebonden detailhandel op bedrijventerreinen een uitkomst bieden voor kringloopbedrijven.
Kringloopwinkels (winkels in tweedehands goederen zonder het totaalconcept van inzamelen en verwerken/repareren) worden als detailhandel beschouwd. Mogelijkheden voor vestiging in Eindhoven worden hiervoor dan ook alleen geboden in winkelcentra en op de zgn. PDV-locaties (Cat. III, ook vanwege het grote aandeel “in en om het huis”).
Trafficlocaties Trafficlocaties (stations, ziekenhuizen, campussen, tankstations) worden een steeds belangrijkere aankoopplaats. Detailhandel op dergelijke locaties past dan ook binnen de huidige trends en ontwikkelingen. Omvang en invulling hiervan moeten passen bij de functie van de locatie en het gebied en is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit. De detailhandel dient dus hoofdzakelijk gericht te zijn op de reizigers / forensen of werknemers / studenten op de locatie en mag niet concurreren met de reguliere winkelgebieden. Denk hierbij aan mandjeswinkels of micromarkten (onbemande gemakswinkels met bijv. gekoelde drank en versartikelen). Het vestigen van afhaalpunten op deze locaties is mogelijk. Voor trafficlocaties geldt dat vanwege de diversiteit in verschijningsvorm elk initiatief afzonderlijk beoordeeld wordt.
Voormalige (buurt)winkelstrips
De toekomstwaarde van (buurt)winkelstrips staat, met name door het veranderde consumentengedrag,
sterk onder druk. Dit uit zich in een toenemende winkelleegstand en functiewijziging.
Beleidsmatig wordt hier dan ook niet ingezet op behoud van de winkelfunctie. Voor
het nog aanwezige winkelaanbod in de perspectiefarme strip kan verplaatsing naar een
nabijgelegen perspectiefrijk wijk- of buurtcentrum een optie zijn. De winkeltrip aan
de Hobbemastraat is hier een voorbeeld van.
De gemeentelijke doelstelling is in ieder geval behoud van ruimtelijke kwaliteit en het voorkomen van verpaupering. Het heeft de voorkeur dat de "plek" voor de buurt behouden blijft. Ervaringen in Eindhoven (b.v. Genderdal) en elders in Nederland hebben uitgewezen dat de meest duurzame oplossingen meestal uit het gebied zelf afkomstig zijn. Ook hier is echter de initiële rol van de gemeente het faciliteren van het gesprek tussen de belanghebbenden. Vervolgens moeten er keuzes gemaakt worden voor toekomstig gebruik, mede afhankelijk van ligging en kwaliteit van de bebouwing en de potentie in de omgeving.
Winkelleegstand Leegstand van winkelpanden heeft diverse oorzaken, bestaat al langer en is een zichtbaar gevolg van de dynamiek in het winkellandschap. Leegstand is in de visie van de gemeente Eindhoven een maatschappelijk probleem wanneer de veiligheid in het geding komt of een dermate grote invloed op de directe omgeving heeft (zie ook paragraaf over voormalige (buurt)winkelstrips) dat hierdoor de vitaliteit van centrumgebieden onder druk komt te staan. Dat is immers niet altijd het geval. Zolang dat niet het geval is, is leegstand vooral een probleem van de eigenaar van het vastgoed.
Het belang van leefbaarheid en waar mogelijk beperken van (mogelijke) leegstand is een van de uitgangspunten van de detailhandelsnota. Dat wordt gedaan door in eerste instantie scherpe keuzes te maken over waar we welke vormen van detailhandel een plek bieden en dus ook waar niet. Ook blijven we winkellocaties ruim bestemmen zodat verandering van functie eenvoudig blijft.
Bijzondere initiatieven In de toekomst kunnen en zullen zich kansen voordoen waarbij een nieuw (on brand) initiatief (Technologie, Design of Kennis), naar aard, reikwijdte en schaal, passend bij de ambities van Brainport Eindhoven zich wil vestigen op een locatie die daarvoor niet bestemd is. Een ondergeschikte vorm van detailhandel kan hier deel van uitmaken en valt dan ook buiten de daarvoor aangewezen locaties in de detailhandelsstructuur, zoals vastgelegd in deze nota. Het voorbeeld bij uitstek is Piet Hein Eek op Strijp R. In de detailhandelsnota zijn voorwaarden opgenomen waaronder dergelijke initiatieven kunnen worden toegestaan.
Positie en perspectief per stadsdeel
In de detailhandelsnota 'Wie kiest, wordt gekozen' is per stadsdeel de positie en het perspectief van alle winkelcentra beschreven. Voor dit bestemmingsplan is de locatie 'Haagdijk' van belang.
In Tongelre krijgt winkelcentrum Haagdijk de vrijheid om zich door te ontwikkelen tot een groot wijkwinkelcentrum. Zo is de Albert Heijn vergroot en zijn er nieuwe winkels gekomen (o.a. Hema). Eventuele uitbreidingswensen worden beoordeeld op hun bijdrage aan het cluster. Zo moet versnippering worden voorkomen. In de beleidsnota 'Eindhoven op Weg' is bovendien aangegeven dat de Tongelresestraat verkeersluwer wordt, waardoor de straat een publieksvriendelijker karakter krijgt.
Ook in relatie tot deze maatregel is bij de herontwikkeling van het terrein waar voorheen de sporthal gevestigd was aandacht gewenst voor versterking van het winkelaanbod aan de Tongelresestraat en de koppeling van de twee delen hieraan (de noord- en zuidkant).
Op 11 maart 2014 heeft de gemeenteraad het nieuwe horecabeleidsplan 'Kennis maken met een gastvrije stad' vastgesteld. De nota is op 2 november 2016 gepubliceerd. Eindhoven wil aantrekkelijk zijn om er te komen, verblijven, studeren, wonen en werken. Horeca speelt hierbij een belangrijke rol. Het horecabeleidsplan bevat een aantal speerpunten om ervoor te zorgen dat de horeca in Eindhoven kan meebewegen met de ontwikkelingen in de stad. De gemeente wil de vestiging van kwalitatief goede horecabedrijven stimuleren. Daarbij is een wederzijdse versterking van de nabije andere functies belangrijk. Om dit bewerkstelligen maakt het horecabeleidsplan onderscheid gebiedtypen en in typen horeca.
Typen horeca
Het horecabeleidsplan maakt onderscheid in twee typen horeca:
Nat & Droog
Het al dan niet schenken van alcohol is vanuit de taken van de overheid zeer bepalend.
Om die reden is een eerste onderscheid naar nat en droog logisch. Indien een horecabedrijf
geen alcoholische dranken verstrekt, wordt deze gerekend tot de droge horeca. Natte
horeca verstrekt alcoholische dranken.
Dag, Avond & Nacht
Naast de indeling op basis van het schenken van alcoholhoudende dranken moeten we
echter ook kijken naar de exploitatietijden. Op basis hiervan kan worden gekeken naar
de tijden waarop een horecabedrijf invloed heeft op zijn omgeving. Ook dit heeft weer
een verband met wanneer de overheid welke taak heeft. Hierin kunnen in beginsel drie
typen worden onderscheiden: dag-, avond en nachthoreca. Van belang is hierbij de combinatie
met nat of droog.
Regels over het schenken van alcohol en openingstijden zijn opgenomen in de drank- en horecawet en in de APV. In het bestemmingsplan worden hierover geen regels opgenomen. Wel wordt in het bestemmingsplan opgenomen welke vorm van horeca is toegestaan. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de lijst van Horeca-activiteiten (Bijlage 3).
Gebiedstypen
In het horecabeleidsplan wordt onderscheid gemaakt in drie gebiedstypen:
Per deelgebied of cluster wordt aangegeven welk gebiedstype van toepassing is.
Het plangebied
Het horecabeleidsplan omschrijft geen positie en perspectief per stadsdeel. Dit bestemmingsplan heeft met name betrekking op woonwijken en het spoorwegemplacement. Deze woonwijken omvatten woongebieden, winkelcentra, scholen en culturele instellingen.
Woongebieden
Woongebieden worden aangemerkt als restrictiegebieden. Bestaande horeca kan worden gehandhaafd en in beperkte mate worden uitgebreid, mits daarbij geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonfunctie. De bestaande horecabedrijven moeten in staat worden gesteld om aan de potentiële vraag te kunnen voldoen. Uitbreiding van het horeca-aanbod is hier echter niet gewenst. Indien een horecagelegenheid sluit wegens marktomstandigheden of wordt gesloten, is een nieuw bedrijf op deze locatie niet gewenst.
Winkelcentra/-gebieden
Winkelcentra en winkelgebieden in woonwijken worden aangemerkt als toelatingsgebieden. Met betrekking tot nieuwe horeca wordt een terughoudend beleid gevoerd. Primaire en doorslaggevende toets zal daarbij zijn of zij de woonfunctie bedreigen. Uitbreiding met nieuwe horecavestigingen zal voornamelijk gaan om locaties in of aan bestaande (buurt)winkelcentra en andere gemeenschaps- of multifunctionele centra. Horeca kan voor een zekere levendigheid zorgen, nodig voor de leefbaarheid in een wijk. Overigens geldt voor (nieuwe) woonwijken dat hier altijd ontwikkelingsmogelijkheden aanwezig moeten zijn voor buurt- en wijkgebonden horeca. Het gaat dan om horecavoorzieningen die geïntegreerd worden in een wijkwinkelcentrum, waar ook andere publieksgerichte voorzieningen aanwezig zijn.
Scholen
Bij scholen (onderwijsinstellingen) gaat het om de totale omvang van de school c.q. het schoolterrein en het daarmee gemoeide draagvlak voor horeca. Het is niet de bedoeling dat horecavoorzieningen op schoolterreinen een autonome horecafunctie hebben. De perspectieven van horeca in dit soort specifieke milieus zijn sterk projectgebonden en dienen dus als zodanig per project beoordeelt te worden. Scholen worden aangemerkt als toelatingsgebied.
Culturele instellingen
In de nieuwe drank- en horecaverordening van de gemeente Eindhoven worden de culturele instellingen gerekend tot paracommerciële rechtspersonen van sociaal-culturele aard. Zij verstrekken uitsluitend alcohol op maandag tot en met zondag van 12.00 uur tot 24.00 uur tijdens activiteiten of bijeenkomsten die passen binnen de statutaire doelstelling van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon. De burgemeester kan een paracommerciële rechtspersoon ontheffing verlenen van de gestelde schenktijden. Het is paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sociaal-culturele aard niet toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken anders dan tijdens bijeenkomsten met een sociaal-cultureel karakter. Het is ze voor ten hoogste zes al dan niet aaneengesloten dagen per jaar toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken buiten de genoemde schenktijden en buiten de genoemde bijeenkomsten. De benoemde bijeenkomsten dienen uiterlijk drie weken voor aanvang bij de burgemeester te worden gemeld.
Op 15 maart 2016 heeft de gemeenteraad de Bedrijventerreinennota met de titel 'Aan de slag voor waardevolle locaties' vastgesteld. Deze is gepubliceerd op 2 november 2016. Met deze nota wordt richting gegeven aan het beleid voor en de ontwikkelingsrichting van de bedrijventerreinen. De nota heeft betrekking op de 16 grootste (>5 ha) bedrijventerreinen van Eindhoven, inclusief campussen. De helft van de werkgelegenheid in Eindhoven en de regio hangt samen met deze 16 bedrijventerreinen. Daarmee zijn de terreinen een heel belangrijke pijler onder Brainport, de tweede economische motor van Nederland en een van de meest prominente hightech centra van Europa. Veel Brainport (gerelateerde) bedrijvigheid en economische clusters zijn op deze bedrijventerreinen - en die in de regio - gevestigd.
Doel van de nota is de grote waarde die de terreinen hebben naar de toekomst toe te borgen en verder te vergroten. Dit in het belang van het functioneren van de bedrijven en de welvaart en het welzijn van de inwoners in Eindhoven en Brainport. Daarbij wordt nadrukkelijk rekening gehouden met het brede palet aan economische activiteiten en daarmee samenhangende wensen en eisen die aan de bedrijventerreinen in Eindhoven worden gesteld.
Het plangebied
In de nota worden de bedrijventerreinen van Eindhoven verdeeld in vier typen terreinen.
Daarnaast zijn nog eens 32 kleinschalige locaties (kleiner dan 2 ha) in de nota beschreven.
Dit plangebied omvat geen (typen) bedrijventerreinen die in de Bedrijventerreinennota
worden beschreven.
In het plangebied bevindt zich enige bedrijvigheid. De bedrijven in het plangebied zijn in het kader van de voorbereiding van dit bestemmingsplan geïnventariseerd. Uit deze inventarisatie is gebleken dat de bedrijven uit milieuoogpunt bezien geen onaanvaardbare effecten hebben op de omgeving. De geldende planologische situatie wordt dan ook in dit bestemmingsplan overgenomen. Kleinschalige bedrijvigheid in de vorm van een bedrijf aan huis is onder voorwaarden toegelaten bij de woonfuncties.
Daarnaast bevat 'gebouw 3' op het NRE-terrein ook enige bedrijvigheid. Op dit moment zitten er tot en met 31 december 2024 diverse functies in het gebouw. Het gaat hier niet om een fietsenstalling, ateliers, kantoren en het erfgoedhuis waar ook tentoonstellingen en bijeenkomsten plaatsvinden. Op dit moment is nog niet bekend wat er in de toekomst met dit gebouw gaat gebeuren. Na besluitvorming over het wel of niet slopen van gebouw 3, kan ook concreet worden bepaald of woningbouw op deze plek nog steeds gewenst is.
De Kantorenstrategie 2012-2020 (vastgesteld op 26 juni 2012) is niet langer (alleen) gebaseerd op het voeren van regie op de nieuwbouw kantorenmarkt. Juist op de bestaande markt zijn maatregelen nodig om deze gezonder te maken. Dat vraagt enerzijds om een positieve en actieve grondhouding van gebouweigenaren. Anderzijds is er vaak nog een (andere) vastgoedpartij nodig die op creatieve wijze met de leegstand aan de slag wil gaan. De gemeente Eindhoven speelt daarbij in toenemende mate een stimulerende en faciliterende rol. De Eindhovense werkwijze is afgestemd met de andere ‘kantoorgemeenten’ in de stedelijke regio. Dit is vastgelegd in een 'Regionale programmering kantoorlocaties' d.d. november 2013.
Het grootste deel van de werkgelegenheid in de regio Eindhoven is gehuisvest in een kantooromgeving. Door diverse oorzaken is de Nederlandse en ook de regionale kantorenmarkt de laatste jaren flink uit balans geraakt. De aanbodpercentages liggen op dit moment rond de 16%; ruim twee keer zoveel als bij een gezonde kantorenmarkt hoort. Het totale aanbod van kantoren in Eindhoven bedroeg op 1 januari 2015 circa 250.000 m². Dit overaanbod aan kantoorruimte is voor een groot deel structureel van aard. Dit is een bedreiging voor de economische ambities van (de regio) Eindhoven en vraagt dus om gericht handelen.
In het nieuwe beleid wordt niet alleen op nieuwbouw gestuurd, maar ook op de bestaande kantorenmarkt. De focus ligt daarbij op het terugdringen van kantorenleegstand in bestaande gebouwen. Met deze aanpak hoopt het college vraag en aanbod op de Eindhovense kantorenmarkt in kwantitatieve én kwalitatieve zin beter op elkaar af te stemmen, zodat een goede balans ontstaat met toekomstbestendige locaties, die bijdragen aan de realisatie van de Brainport-ambities van stad en regio.
Binnen Eindhoven worden drie afzonderlijke nieuwbouw kantorenmilieus onderscheiden, te weten Stationsgebied, Strijp-S en Flight Forum. Deze verschillende kantorenmilieus voorzien in een specifieke en onderscheidende behoefte. Het is belangrijk om deze onderscheidende kwaliteiten de komende jaren verder uit te bouwen. Het is daarnaast belangrijk dat ongebreidelde groei van de kantorenvoorraad, door toevoeging van niet duurzame/toekomst- bestendige nieuwbouw, wordt voorkomen. Kantoorgebruikers die op zoek zijn naar nieuwe huisvesting worden daarom zoveel mogelijk bediend op de bestaande kantorenmarkt. Nieuwbouw van kantoren op geprioriteerde locaties en door middel van toekomstbestendige gebouwen is nog slechts met inachtneming van hiervoor genoemde uitgangspunten mogelijk.
De gemeente voert geen leegstandsverordening in. De uitvoering hiervan kost veel inspanning, terwijl ervaringen elders leren dat het gewenste resultaat veelal uitblijft. Wel komt er een ‘Eindhovense Leegstandsmonitor kantoren’ (actueel overzicht van leegstaande kantoren), bedoeld als stimulerend middel om marktpartijen ertoe aan te zetten ‘iets’ met leegstaande gebouwen te gaan doen. De gemeente Eindhoven zal ook proactief partijen met elkaar in verbinding brengen, om zo bij te dragen aan mogelijke nieuwe samenwerkingsverbanden en creatieve oplossingen voor dit vraagstuk. In onze ‘slimme regio’ zijn legio partijen die samen in staat zijn om ‘slimme oplossingen’ te bedenken.
De gemeente Eindhoven zal, uiteraard passend binnen wet- en regelgeving, proactief meewerken aan gewenste transformatie van leegstaande kantoren. Echter niet alle kantoren zijn geschikt voor andere functies. Soms vanwege technische aspecten of locatiegebonden aspecten. Een deel van de kantoren zal dus naar verwachting op termijn gesloopt worden.
Geen van bovenstaande prioritaire gebieden is gelegen binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan. Naast de geprioriteerde grootschalige kantorenlocaties is ook op 'overige locaties' de ontwikkeling van (kleinschalige) kantoren mogelijk. Het gaat hierbij om locaties binnen de stad welke eigendom zijn van ontwikkelaars en waar, veelal van oudsher, een nieuwbouw kantoorontwikkeling is toegestaan. De gemeente laat deze initiatieven echter over aan de markt en beperkt zich tot, voor zover aan de orde, het toetsen van deze initiatieven aan de (in de Prioriteitennota) gestelde voorwaarden, zoals haalbaarheid en wenselijkheid. Onderhavig plangebied valt niet onder de noemer 'overige locaties'.
Met een milieueffectrapportage (m.e.r.) worden de milieugevolgen van een plan in beeld gebracht. De m.e.r. is gebaseerd op Europese regelgeving. In Nederland is de m.e.r. geregeld in de Wet milieubeheer (Wm) en in het Besluit m.e.r.. De Wm gaat vooral in op de procedure en de inhoudsvereisten. In het Besluit m.e.r. is geregeld in welke gevallen een m.e.r. moet worden opgesteld.
Bij het Besluit m.e.r. is een bijlage opgenomen waarin de criteria voor een m.e.r.-plicht (onderdeel C) en een m.e.r.-beoordelingsplicht (onderdeel D) staan. Een beoordelingsplicht houdt in dat moet worden nagegaan of er sprake is van (mogelijke) belangrijke milieugevolgen. Als deze niet kunnen worden uitgesloten, dan geldt een m.e.r.-plicht.
De onderdelen C en D zijn onderverdeeld in 4 kolommen:
De drempelwaarden van activiteiten die zijn opgenomen in onderdeel D zijn indicatief. Indien een activiteit wordt genoemd in onderdeel D, maar beneden de drempelwaarde van kolom 2 valt, moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaatsvinden. Dit geldt zowel voor kaderstellende plannen, zoals een bestemmingsplan, als voor besluiten.
Dit bestemmingsplan richt zich op het vastleggen van de bestaande situatie en van de functionele en ruimtelijke structuur. Er worden met onderhavig bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
Gelet op het bovenstaande zijn de ontwikkelingen die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt niet genoemd als activiteit in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Er is om die reden geen sprake van een noodzakelijke MER of m.e.r.-beoordelingsplicht.
Op basis van milieuzonering wordt bepaald welke categorieën bedrijven en/of inrichtingen in het plangebied zijn toegestaan. Dit houdt in dat er voldoende ruimtelijke scheiding moet zijn tussen milieubelastende bedrijven/inrichtingen en woongebieden. Hoe zwaarder de toegestane milieucategorie, hoe groter de afstand. Bij het bepalen van deze afstand wordt gebruik gemaakt van de VNG - brochure 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009.
In deze brochure worden richtafstanden gegeven tot de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied. Bij een gemengd gebied geldt een kortere afstand dan bij een rustige woonwijk. Een
rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien
van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen
andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct
langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot gemengd gebied.
De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd in de Staat van bedrijfsactiviteiten. Deze staat is gebaseerd op bovengenoemde VNG - brochure. In deze staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met potentiële milieuemissies. Op grond van deze staat wordt een beleidsmatige selectie gemaakt van die bedrijfsactiviteiten die in het plangebied worden toegestaan. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI -codes) in deze staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elke ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven. Deze afstand moet in beginsel worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (veelal woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand.
Voor dit bestemmingsplan is de staat van bedrijfsactiviteiten van de VNG aangepast. Bedrijven die in het algemeen vanwege de aard van de activiteiten niet passend zijn op een bedrijventerrein, zijn niet in de staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen (denk bijvoorbeeld aan bioscopen, dierentuinen, sporthallen, kantoren, etc.). Daarnaast worden bedrijven die gezien hun aard en activiteiten niet in onderhavig plangebied thuishoren en/of voor kunnen komen, uitgesloten (bijvoorbeeld visserij- en visteeltbedrijven, aardolie- en gaswinning, etc.). Vervolgens is een selectie gemaakt van de bedrijven behorende tot de voor het plangebied, al dan niet met ontheffing, toegelaten milieucategorie (categorieën 1 t/m 3.2).
De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Wet luchtvaart. Het betreft normen voor industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. Er wordt uitgegaan van voorkeursgrenswaarden, waarvan in een aantal gevallen met ontheffing tot een bepaalde maximum hoogte, mag worden afgeweken.
De normstelling heeft tot doel nieuwe geluidhindersituaties en daarmee gezondheidsschade te voorkomen. Om dit doel te bereiken worden zones gedefinieerd, waarbinnen plannen met geluidgevoelige bestemmingen moeten worden getoetst aan de normen. Volgens de Wet geluidhinder gelden er voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. Bij de voorkeursgrenswaarde mag worden verondersteld dat het percentage gehinderden beperkt is. Wanneer een maximale ontheffingswaarde wordt overschreden dan is er sprake van een locatie die in beginsel niet geschikt is voor de vestiging van een geluidgevoelige bestemming.
Bij plannen met geluidbelastingen in de bandbreedte tussen voorkeursgrenswaarde en maximale ontheffingswaarde moet er een nadere afweging worden gemaakt in hoeverre bron- en/of overdrachtmaatregelen kunnen worden getroffen om de geluidbelastingen te beperken. Voorbeelden van bronmaatregelen zijn een stiller wegdek en een verlaging van de snelheid bij auto's. Geluidschermen en geluidwallen zijn voorbeelden van overdrachtsmaatregelen.
Een deel van het plangebied ligt binnen de zones van wegen gelegen in stedelijke gebied met een maximumsnelheid van 50/70 km per uur, bestaande uit 2-4 rijstroken, met een zonebreedte van 200-350 meter aan weerszijden van de weg gemeten vanaf de as daarvan. Het gaat vooral om wegen die deel uitmaken van de Ring of wegen met een gebiedsontsluitingsfunctie.
In het kader van de nota "Eindhoven op weg" zijn alle overige wegen in en nabij het plangebied 30 km per uur wegen. Deze wegen en woonerven hebben volgens de Wet geluidhinder geen zone. Gezien de beperkte verkeersintensiteiten op deze wegen in het plangebied kunnen deze verder buiten beschouwing worden gelaten.
De Wet geluidhinder maakt onderscheid tussen zogenaamde bestaande situaties en nieuwe situaties. Ingevolge hoofdstuk VI, afdeling 3 ("bestaande situaties") van de Wet geluidhinder behoeft voor de reeds aanwezige geluidgevoelige bebouwing geen nieuw akoestisch onderzoek te worden ingesteld. Dit bestemmingsplan voorziet niet in de ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen.
Reconstructies van wegen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, die leiden tot een toename van de geluidbelasting met 2 dB of meer, zijn niet toegestaan.
Het spoorwegemplacement is gelegen binnen het plangebied met een zonebreedte aan weerszijden van 300 meter. De voorkeursgrenswaarde voor railverkeerslawaai is 55 dB. Daar waar de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden dient een "hogere grenswaarde" aangevraagd te worden, conform het geluidbeleid van de gemeente Eindhoven. Hogere waarden kunnen op grond van de Wet geluidhinder en het gemeentelijk geluidbeleid slechts worden vastgesteld indien het redelijkerwijs niet mogelijk is aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.
Binnen het plangebied worden geen nieuwe geluidgevoelige objecten toegestaan. Daarmee is er geen reden om een hogere grenswaarde af te geven voor dit bestemmingsplan.
Het plangebied is vlakbij bedrijventerrein De Kade gelegen. Binnen dit bedrijventerrein is het gezoneerde industrieterrein DAF/Kanaaldijk Noord gelegen, waarvoor bij besluit van 26 augustus 1986 door Gedeputeerde Staten een geluidzone is vastgesteld. Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk binnen de geluidzone van industrieterrein DAF/Kanaaldijk Noord. Op onderstaande afbeelding is de geluidzone te zien.
Op onderstaande afbeelding is ook de geluidzone van het industrieterrein opgenomen waar DMV Campina gevestigd was. Een klein deel van het plangebied van dit bestemmingsplan ligt binnen deze geluidzone. De activiteiten van FrieslandCampina, waarvoor de geluidzone was vastgesteld, zijn inmiddels gestaakt en de vergunning is ingetrokken. Het is dan ook niet nodig om in dit bestemmingsplan rekening te houden met deze geluidzone.
Zonekaart industrieterreinnen DAF/Kanaaldijk-Noord en DMV Campina, afkomstig uit
bestemmingsplan "Bedrijventerrein De Kade"
Het plangebied ligt op hemelsbreed ruim 7 km van de luchthaven Eindhoven. Dit is een militair vliegveld met medegebruik door de burgerluchtvaart (Eindhoven Airport). Vanaf 1 november 2009 geldt de Wet luchtvaart. Deze wet omvat een nieuw stelsel van besluitvorming en normen voor alle luchthavens, met uitzondering van Schiphol. Conform de systematiek van deze wet is voor luchthaven Eindhoven één luchthavenbesluit vastgesteld met een militaire geluidsruimte voor militair vliegverkeer en een burgergeluidsruimte voor het commercieel burgermedegebruik. Het luchthavenbesluit is op 26 september 2014 vastgesteld. Met dit besluit is de 35Ke-geluidszone rond de luchthaven vastgelegd als grens van de geluidsbelasting van het gezamenlijke militaire en civiele vliegverkeer. Het plangebied ligt niet binnen deze vastgestelde geluidszone (35Ke-contouren). Bovendien maakt dit bestemmingsplan geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk.
Conclusie
Op basis van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het plan ten aanzien van geluid niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Hoofdstuk 5 (met name onder titel 5.2) van de Wet milieubeheer bevat bepalingen over luchtkwaliteit. Dit hoofdstuk voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Dit gebeurt zodanig dat voldaan wordt aan de daartoe gestelde normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Hierdoor kunnen ruimtelijke ontwikkelingen doorgang vinden, terwijl ondertussen maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit worden uitgevoerd.
Sinds 1 januari 2015 moet voldaan worden aan de Europese grenswaarden: voor stikstofdioxide (NO2) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3, voor fijnstof (PM10) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3 en een daggemiddelde van 50 microgram/m3. Het daggemiddelde mag jaarlijks maximaal 35 keer worden overschreden. Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt met ingang van 1 januari 2015 een blootstellings-concentratieverplichting van ten hoogste 20 microgram per m3, gedefinieerd als gemiddelde blootstellingsindex.
In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn voor bepaalde categorieën projecten grenzen vastgesteld. Op grond daarvan kan worden gesteld dat deze een 'niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) leveren aan de luchtverontreiniging. Deze projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor:
Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden en moet worden getoetst aan de normen.
Samengevat
Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen mits:
Met deze Algemene Maatregel van Bestuur wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het 'Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)' is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer.
Het besluit is gericht op de bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor stikstofdioxide en fijnstof. Het gaat met name om kinderen, ouderen en zieken. Het besluit voorziet in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is als een 'gevoelige bestemmingen' wordt mogelijk gemaakt. Voor rijkswegen geldt een zone van 300 meter aan weerszijden en langs provinciale wegen 50 meter, gemeten vanaf de rand van de weg.
De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als 'gevoelige bestemming': scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties niet als gevoelige bestemming gezien.
In aanvulling op het Besluit gevoelige bestemmingen is er een Brabantse “Handreiking gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit” opgesteld (maar in Eindhoven (nog) niet vastgesteld). Deze Handreiking heeft als uitgangspunt geheel nieuwe bestemmingen voor kinderen en ouderen (conform de AmvB gevoelige bestemmingen) niet te situeren binnen 50 meter van de wegrand van drukke gemeentelijke wegen (als eerstelijns bebouwing) of binnen 300 meter van snelwegen, ongeacht de berekende concentraties.
Naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het principe van een 'goede ruimtelijke ordening' blijft naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' onverkort gelden. De Wet ruimtelijke ordening (Wro), art. 3.1, schrijft voor dat een bestemmingsplan moet voldoen aan de criteria voor goede ruimtelijke ordening. Die verplichting heeft in dit verband betrekking op situaties waarop het Besluit gevoelige bestemmingen niet ziet, maar die vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening onwenselijk zijn, bijvoorbeeld de bouw van woningen langs een snelweg, of de bouw van een school langs een drukke binnenstedelijke weg. In het algemeen is het verstandig om terughoudend te zijn met de vestiging van gevoelige bestemmingen nabij drukke (snel)wegen. De Gezondheidsraad concludeert niet voor niets dat ook bij concentraties beneden de grenswaarden gezondheidsschade kan optreden.
Dit plan betreft een actualisatie en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Daarom kan gesteld worden dat er geen sprake is van een "in betekende mate" project, zodat de realisatie van het plan niet zal leiden tot overschrijding van de luchtkwaliteitseisen. Het plan maakt geen nieuwe gevoelige bestemmingen in de zin van het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) mogelijk. Gelet op het voorgaande vormt luchtkwaliteit geen belemmering voor dit plan.
Externe veiligheid gaat over het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, en over het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen (inrichtingen, transportroutes en buisleidingen). Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.
In deze paragraaf wordt ingegaan op externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle bronnen en/of objecten in en nabij het plangebied. Hierbij wordt ook een beschrijving gegeven van het wettelijk kader op gebied van externe veiligheid.
Op nationaal niveau zijn verschillende wetten en regels ten aanzien van externe veiligheid. Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI; oktober 2004). Voor transport is het Besluit externe veiligheid transportroutes van toepassing (Bevt; april 2015). Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2011). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen het Plaatsgebonden risico en het Groepsrisico.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit
met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde
(PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede
een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten';
Groepsrisico (GR)
Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen
kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt
een verantwoordingsplicht.
Het plangebied
Hieronder wordt beschreven welke risicovolle inrichtingen in of nabij het gebied liggen,
of er vervoer van gevaarlijke stoffen in het gebied plaatsvindt en of er risicovolle
buisleidingen liggen.
Plangebied met risicobronnen
Inrichtingen
Gasdrukregel- en meetstations
In het plangebied is een aantal gasdruk-, meet- en regelstations gelegen.
Ingevolge het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer gelden hiervoor veiligheidsafstanden ten opzichte van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Om te borgen dat deze niet binnen de veiligheidsafstanden kunnen worden gerealiseerd worden regels in het bestemmingsplan opgenomen. In onderstaande tabel zijn de afstanden weergegeven.
Figuur Tabel 3.12 Activiteitenbesluit
In de regels van dit bestemmingsplan is gewaarborgd dat ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gasreduceerstation' geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten gerealiseerd mogen worden. In onderstaande tabel zijn de bijbehorende veiligheidsafstanden opgenomen.
Locatie | Veiligheidsafstand kwetsbare objecten | Veiligheidsafstand beperkt kwetsbaar object |
Ruysdaelbaan 45 (Station Kempensebaan) | 6 meter | 4 meter |
Prof. Dr. Dorgelolaan 01 (Station voor gebouw Helix Tu/e) | 6 meter | 4 meter |
Prof. Dr. Dorgelolaan 02 (Station NS Wissels) | 6 meter | 4 meter |
De Rondom ong. (Station TU/e terrein) | 6 meter | 4 meter |
Nachtegaallaan 15 Kaststation | 6 meter | 4 meter |
TU/e Science Park
Een deel van de risicocontour van deze inrichting betreft een plaatsgebonden risicocontour die volgt uit de QRA van de complexvergunning van de TU/e. Deze dient in acht genomen te worden ten aanzien van nieuwe kwetsbare objecten. Aangezien deze contour voor slechts een gedeelte buiten de inrichting reikt met de bestemming verkeer, zal dit geen belemmering voor onderhavig plan opleveren. Binnen het invloedsgebied worden er met onderhavig plan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
Spoorweg
Het spoor is gelegen binnen het plangebied. De gemeente Eindhoven heeft in de "Visie externe veiligheid - Risico's de maat genomen, 2009" een zone van 200 meter rond transportroutes, waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden, aangewezen waarin rekening gehouden moet worden met de gevaren hiervan. Daarnaast heeft dit spoortraject een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter. Het PAG ligt aan de zuidelijke kant over spoorwegemplacement heen en aan de noordelijke zijde hoofdzakelijk, naast het spoorwegemplacement tevens over groenbestemmingen en enkele kantoor- en bedrijfsbestemmingen. Hierbinnen worden met onderhavig plan geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt.
Op grond van het Besluit externe veiligheid transportroutes dient een verantwoording van het groepsrisico te worden doorlopen. Binnen de gemeente Eindhoven is voor het gehele grondgebied een groepsrisicoverantwoording gedaan voor plannen vanaf 200 meter van de transportassen. Aangezien het plan ook binnen de 200 meter van het spoor valt wordt voor dit gedeelte de verantwoording doorlopen, zie hoofdstuk 4.5.4.
Gemeentelijke wegen
Over de Ring (Insulindelaan en Jeroen Boschlaan) vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Het plangebied wordt voor een deel begrensd door de Ring en ligt dan ook gedeeltelijk binnen het invloedsgebied (200 m) van deze transportroute.
In 2010 is een onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheidsrisico's van bulktransport over gemeentelijke wegen binnen Eindhoven ("Transport Gevaarlijke stoffen door de Gemeente Eindhoven: SRE Milieudienst, 25 oktober 2010, Rapportnr. 491815-491816). Hieruit blijkt dat er voor de gemeentelijke wegen geen plaatsgebonden risicocontouren (10-6/jaar) worden berekend. Verder is het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde en worden er geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarbij (beperkt) kwetsbare objecten gerealiseerd kunnen worden met onderhavig plan. Hierbij is de standaardverantwoording uit de "Visie externe veiligheid - 2009" van toepassing, deze is opgenomen in hoofdstuk 4.5.3.
Buisleidingen
Binnen het plangebied liggen geen buisleidingen die bescherming behoeven in het kader
van externe veiligheid. Het plangebied is ook niet gelegen binnen het invloedsgebied
van buisleidingen gelegen buiten het plangebied.
Hoogspanningslijnen
Binnen of in de nabijheid van het plangebied zijn geen hoogspanningslijnen aanwezig die bescherming behoeven in het kader van externe veiligheid
De Gemeente Eindhoven heeft in mei 2009 de Visie externe veiligheid vastgesteld. Daarin is onder meer vastgelegd hoe in de stad nabij risicobronnen wordt omgegaan met het veilig stellen van een acceptabel niveau voor risico's in het kader van externe veiligheid en de beheersbaarheid ervan. Ook is in de visie voor de gebieden buiten invloedsgebieden van risicobronnen (o.m. het gebied > 200m van het spoor) een verantwoording van het groepsrisico uitgewerkt.
Hierin staat o.a. dat er bij ruimtelijke ontwikkelingen (minder dan 50 woningen, waarbij de woningen niet specifiek bedoeld zijn voor een hulpbehoevende of minderjarige doelgroep) binnen 200 meter van de lokale wegen de standaard verantwoording groepsrisico geldt. Het plan past binnen de criteria.
Bij het vaststellen van het bestemmingsplan dient het groepsrisico te worden verantwoord door de gemeenteraad. Daarbij wordt een afweging gemaakt tussen het belang van een ruimtelijke ontwikkeling en het risico dat een groep mensen komt te overlijden als gevolg van een ramp of incident met gevaarlijke stoffen.
Risicovolle inrichtingen
Binnen dit bestemmingsplan worden geen nieuwe risicovolle inrichtingen rechtstreeks toegestaan. Wel is het plangebied voor een deel gelegen binnen het invloedsgebied van de Tu/e. Hoewel dit invloedsgebied weliswaar een deel van het plangebied overlapt, zijn binnen dat invloedsgebied geen (beperkt) kwetsbare objecten gelegen die onderdeel uitmaken van het plangebied van dit plan. Desondanks wordt hieronder kort ingegaan op de verantwoording van groeprisico ten aanzien van deze inrichting.
Maatregelen aan de risicobron ter beperking van het groepsrisico
In de vigerende vergunning van het gebouw is rekening gehouden met de best beschikbare techniek (BBT). Verder gelden voor risicovolle inrichtingen de volgende regels om het groepsrisico in het kader van de externe veiligheid te reguleren:
Bepaling van de dichtheid van personen
In de herziening van het bestemmingsplan is vastgesteld dat de samenstelling van de populatie onveranderd blijft.
Voor- en nadelen van andere mogelijkheden met lager groepsrisico
Dit bestemmingsplan is een actualisatieplan. Hierdoor worden andere mogelijkheden met een lager groepsrisico niet verder besproken.
Mogelijkheden voor de hulpdiensten
Het invloedsgebied is goed bereikbaar. Verder zijn de "Beleidsregels bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid gemeente Eindhoven" van toepassing.
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Er worden geen nieuwe objecten voor verminderd redzame personen binnen het invloedsgebied van het gebouw mogelijk gemaakt.
Gemeentelijke wegen
Volgens de Visie externe veiligheid van gemeente Eindhoven is een standaard verantwoording van het groepsrisico van toepassing wanneer minder dan 50 woningen worden gerealiseerd langs lokale wegen in de zone van 0 tot 200 m. Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt dan ook geen nieuwe woningen mogelijk. Hieronder volgt dan ook deze standaard verantwoording.
Binnen zone van 0 tot 200 m zijn de blootstelling aan brandbare gassen (BLEVE) en toxische gassen de bepalende scenario's. Uitgaande van de diverse elementen van de verantwoordingsplicht leidt dit tot het volgende standaard externe veiligheidsadvies:
Spoor
Het plangebied ligt voor een deel binnen het invloedsgebied van de spoorlijnen Eindhoven-Venlo en Eindhoven- Roermond, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De gevaarlijke stoffen die hierover vervoerd worden zijn in onderstaande tabel weergeven. Het betreft hier een traject waarbij het groepsrisico boven de oriënterende waarde is gelegen. Hiervoor dient een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden.
Naam transportroute | Spoordeel | A | B2 | B3 | C3 | D3 | D4 |
Tilburg- Eindhoven | AX-BA | 3650 | 2300 | 0 | 4600 | 3750 | 0 |
Bepaling van de dichtheid van personen
In de herziening van het bestemmingsplan is vastgesteld dat de samenstelling van de populatie onveranderd blijft. Dit bestemmingsplan zorgt dan ook niet voor een verhoging in de dichtheid van personen ten aanzien van het betreffende spoortraject. De hoogte van het groepsrisico bedraagt 8,3 * de oriënterende waarde. Het hoogste punt van het groepsrisico is gelegen ter hoogte van District-E (buiten het plangebied) onderhavig plan heeft geen invloed op het groepsrisico. Aangezien de hoogte van het groepsrisico is gelegen boven de oriënterende waarde, dient toch een volledige verantwoording van het groepsrisico doorlopen te worden.De fN-curve van de hoogte van het groepsrisico wordt hieronder weergeven. De volledige berekening hiervan is opgenomen in Bijlage 7 rapport berekening groepsrisico van de toelichting van het bestemmingsplan.
Mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico en de voor- en nadelen daarvan.
Deze overweging is in het kader van onderhavig plan niet gemaakt, aangezien het een conserverend plan betreft.
Maatregelen
Het betreft een conserverend plan zonder wijzigingen aan de risicobron of in de ruimtelijke ordening. Naast de bestaande maatregelen aan de risicobron, worden er geen extra maatregelen genomen t.b.v. onderhavig planvoornemen.
Mogelijkheden voor de hulpdiensten
De bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen voor hulpdiensten voldoen.
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Dit bestemmingsplan is een actualisatieplan, waarbij geen nieuwe locaties gerealiseerd kunnen worden waar zich verminderd zelfredzame personen kunnen bevinden.
Advies Veiligheidsregio
Geadviseerd wordt risicocommunicatie in te zetten gericht op de doelgroep die zich bnnen de zone bevindt waar de impact van een ongeval met de gevaarlijke stof is.
De ambities van de gemeente op het gebied van duurzaamheid zijn vastgelegd in het raadsprogramma Duurzaamheid. Een duurzame stad is een stad die rekening houdt met de behoeften van de huidige generatie zonder die van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Onderstaande tekst legt concreet uit wat we als stad willen en waar dat op gebaseerd is.
Het klimaat verandert door de toegenomen uitstoot van CO2. Dat gaat sneller dan we gedacht hadden. De temperatuur op aarde neemt toe waardoor de weersomstandigheden extremer worden: meer hitte, meer droogte, hevigere neerslag, meer stormen enz. Om de gevolgen van de klimaatverandering beperkt te houden, moet de CO2 uitstoot drastisch dalen. Wereldwijd zijn eind 2015 afspraken gemaakt om te pogen het probleem van klimaatverandering zoveel mogelijk te beperken: het klimaatakkoord van Parijs. Eindhoven onderschrijft dat akkoord door de in 2016 vastgestelde Klimaatverordening040. Hierin is vastgelegd dat de CO2 emissie van de stad teruggedrongen moet worden met 55% in 2030 en 95% in 2050. Referentiepunt daarbij is de emissie in het jaar 1990. In januari 2017 heeft de gemeenteraad in het Klimaatplan 2016-2020 de doelstellingen van de klimaatverordening uitgewerkt.
1A) Aardgasloze verwarming
Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot te realiseren is op termijn een volledig aardgasloze verwarming van de gebouwde omgeving noodzakelijk. We zetten daar als gemeente op in en dit is nadrukkelijk ook het Rijksbeleid. Per 1 juli 2018 is de Wet voortgang energietransitie in werking getreden. Te bouwen bouwwerken (in gewone taal: nieuwbouw) voor kleinverbruikers – woningen, winkels, kantoren – mogen niet langer worden aangesloten op aardgasnetten. Daarnaast streeft de gemeente er nadrukkelijk naar te voorkomen dat ALLE nieuwe ontwikkelingen nog op aardgas worden aangesloten.
In het Klimaatplan 2016-2020 heeft de gemeenteraad vastgelegd dat 'zoveel mogelijk voorkomen moet worden dat nieuwbouw nog wordt aangesloten op aardgas'. Het is voor bouwers en ontwikkelaars verstandig om zich te realiseren dat aardgas uitgefaseerd zal gaan worden en ook daar waar het nog niet wettelijk is bepaald nu al aardgasloos te bouwen of in ieder geval zodanig dat een alternatieve warmtevoorziening in de toekomst zonder grote ingrepen mogelijk is.
1B) Duurzame mobiliteit
Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot in 2050 te bereiken, is een volledig CO2-emissievrije mobiliteit noodzakelijk. Dit betekent dat op termijn voertuigen op fossiele
brandstoffen (benzine, diesel en LPG) volledig zullen verdwijnen en vervangen zullen
worden door emissievrije voertuigen (elektrisch, waterstof of anderszins). Naast emissievrije
voertuigen, willen we ook minder voertuigen in het centrum van de stad om daarmee
de leefbaarheid in onze groeiende stad overeind te houden. Dat betekent meer ruimte
voor fietsen, wandelen smart mobility concepten, met een belangrijke rol voor autodelen,
autonoom rijden en slimme openbaar vervoerconcepten.
1C) warmte- en energiebesparing
Om tot een reductie van 95% CO2 uitstoot te komen in 2050 moeten we naast het dichtdraaien van de aardgaskraan, het overgaan op emissievrije mobiliteit en het zoveel mogelijk duurzaam opwekken, ook naar grote besparingen in energie en warmte. Dit kan door isolatie, mogelijkheden voor opslag, innovatieve technieken enz.
1D) duurzame energie opwekking
Naast de reductie in CO2, willen we als stad ook graag in 2045 energieneutraal zijn. Dat betekent dat de hoeveelheid energie die we dan als stad gebruiken, bij voorkeur binnen de grenzen van stad of regio duurzaam opgewekt wordt. Om dit te realiseren is het noodzakelijk dat alle kansen voor duurzame opwekking genomen worden. Met name op gebied van zonne-energie zijn er kansen in Eindhoven.
2 Circulaire Economie
Circulaire economie is een economisch systeem dat bedoeld is om de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren. We willen een afvalloze stad worden waar producten in gesloten technologische en biologische kringlopen gebruikt worden. (Grond)stoffen, materialen en producten die we gebruiken hebben geen negatieve effecten op mens en milieu, niet bij winning of productie, niet bij transport of gebruik en dus ook niet aan het einde van de levensduur. In ons plan van aanpak CE 2018-2020 hebben we de rijksambitie om in 2050 een circulaire economie te hebben onderschreven net als de ambitie om in 2030 50% minder primaire grondstoffen te gebruiken.
2A) duurzame materialen
Materialen die in gesloten kringlopen steeds weer opnieuw gebruikt kunnen worden zonder schadelijke gevolgen voor mens of natuur, of die biologisch afbreekbaar zijn, zijn duurzame materialen.
2B) geen afval
In 2020 willen we 0% restafval hebben. In eerste instantie geldt deze ambitie voor het huishoudelijk afval maar uiteindelijk voor alle afval.
2C) flexibel en demontabel bouwen
Om te voorkomen dat gebouwen afgebroken moeten worden, moet bij het ontwerp al rekening gehouden worden met de flexibiliteit en demonteerbaarheid van het gebouw.
2D) deeleconomie/ as a service concepten
De deeleconomie biedt een nieuw model voor consumptie en bezit. In plaats van telkens nieuwe goederen aan te schaffen, kunnen we de spullen die we al bezitten delen en zo beter benutten.
Betalen voor vervoer, verlichting, werkruimte enz. voorkomt dat we zelf voertuigen, lampen, stoelen enz. moeten bezitten. Door diensten als een service aan te bieden en niet als een product, kunnen ze efficiënter gebruikt worden en blijft de verantwoordelijkheid voor het (hergebruik van het) product bij de leverancier.
3) Natuur
Eindhoven de groenste! Groene daken en gevels, biodiversiteit, klimaatadaptatie (het wordt steeds warmer en natter), stadslandbouw en aantrekkelijk groen voor recreatie, ontspanning en bewegen. Hoe dragen nieuwe en herontwikkelingen in Eindhoven hieraan bij? Brengt het schade toe aan bestaande natuur of biedt het kansen voor toevoeging/uitbreiding?
3A) biodiversiteit
Om biodiversiteit te behouden wordt op Europees niveau gewerkt aan een duurzaam ecologisch netwerk van grote natuurgebieden met goede verbindingen. Ook in Eindhoven willen we ecologische versnippering in onze stad tegen gaan.
3B) oppervlakte groen
We willen geen verlies van groen in de openbare ruimte en daar waar mogelijk het groen versterken, ook op of aan onze gebouwen.
4. Sociale basisbehoeften
The Natural Step neemt de 9 menselijke behoefte van Manfred Max Neef als uitgangspunt. Omdat het hier om ruimtelijke projecten en activiteiten gaat, richten wij ons op de ruimtelijke component van deze basisbehoeften. We hebben het dan over klimaatadaptatie; gezonde lucht, bodem en water; beperkte geluidsoverlast; externe veiligheid; openbare ruimte om te ontmoeten en bewegen; bereikbaarheid van voorzieningen en het betrekken van bewoners bij projecten. Daarnaast spelen de sociale menselijke basisbehoeften wel een rol bij de aanschaf van materialen en diensten (we willen dat er maatschappelijk verantwoord ingekocht wordt).
4A) Klimaatadaptatie
Extreme regen en onweersbuien, hittegolven en droogte komen steeds vaker voor. In het Klimaatplan 2016-2020 is de ambitie opgenomen dat de gemeente Eindhoven in 2020 klimaatrobuust handelt en dat de gehele stad in 2050 klimaatrobuust is. Met de beleidsregel 'Klimaatrobuust' beogen we in Eindhoven risico op schade in de nabije toekomst te beperken. Nieuwe (her)inrichtingen en ruimtelijke ontwikkelingen in de openbare en de private ruimte, waarbij de gemeente een rol heeft, worden voortaan aan de hand van deze beleidsregel ontwikkeld. We hanteren als uitgangspunt de voorkeursvolgorde gebruiken, vasthouden (infiltreren), vertragen en afvoeren van hemelwater. Groene maatregelen worden hierbij beloond met een lagere bergingsnorm en dragen tevens bij aan het voorkomen van hittestress.
4B) gezonde verstedelijking
Hieronder verstaan we: gezonde lucht, bodem en water; beperkte geluidsoverlast; externe veiligheid en mogelijkheden om te bewegen en ontmoeten in de openbare ruimte
4C) participatieve stad, betrokkenheid van burgers en bereikbare voorzieningen
We betrekken onze inwoners graag bij de ontwikkelingen en veranderingen die hen aangaan. Dit leidt tot meer draagvlak en betere eindresultaten. Onze ambities op gebied van duurzame mobiliteit mogen niet leiden tot een geringere bereikbaarheid van belangrijke voorzieningen.
Specifiek Eindhovens
Daarnaast is er nog een aantal factoren die we specifiek op dit moment en in deze stad belangrijk vinden en die we extra waarderen. Het gaat dan om de zichtbaarheid van de duurzame successen, de duurzaamheid van de betrokken partijen zelf (hun MVO beleid) en het aansluiten bij het DNA van Eindhoven: TDK (technologie, design en kennis). Wat dat laatste betreft sluit innovatie daar dus goed bij aan.
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
MVO is een integrale visie op een duurzame bedrijfsvoering. Een bedrijf dat maatschappelijk
verantwoord onderneemt, maakt bij iedere bedrijfsbeslissing een afweging tussen de
verschillende maatschappelijke en economische effecten hiervan, en houdt hierbij rekening
met stakeholderbelangen. Elke bedrijfsbeslissing heeft immers invloed op de stakeholders
(belanghebbenden) van een bedrijf. Dat kunnen medewerkers of klanten zijn, maar bijvoorbeeld
ook omwonenden, leveranciers, investeerders en ook 'de maatschappij' in algemene zin.
Het (industriële) verleden van Eindhoven heeft zijn sporen in de bodem nagelaten.
In de afgelopen jaren heeft op zeer veel locaties in Eindhoven om diverse redenen
milieukundig bodemonderzoek plaatsgevonden, bijvoorbeeld in het kader van het verlenen
van bouwvergunningen of in het kader van de aan- of verkoop van locaties. In het bodeminformatiesysteem
van de gemeente zijn de gegevens van alle bekende bodemonderzoeken opgenomen.
Op diverse locaties in Eindhoven zijn verontreinigingen aangetroffen, het komt echter
zelden voor dat er als gevolg van bodemverontreiniging sprake is van risico's voor
de gezondheid van mensen. Dergelijke locaties zijn op dit moment binnen het plangebied
dan ook niet bekend.
Wel zijn binnen het plangebied de volgende locaties bekend waar sprake is (geweest) van een ernstig geval van bodemverontreiniging. Zie onderstaande afbeelding:
Daarnaast kan in sommige gevallen toch ook sprake zijn van beperkingen in het gebruik
of extra kosten die gemaakt moeten worden als grond moet worden afgevoerd. Het verdient
dan ook sterk aanbeveling om bij grondtransacties, bouwactiviteiten of grondverzet
vooraf het bodeminformatiesysteem van de gemeente te raadplegen. In sommige gevallen
zal het uitvoeren van een bodemonderzoek noodzakelijk zijn. Dit geldt bijvoorbeeld
bij het aanvragen van sommige bouwvergunningen en bij het afvoeren van vrijkomende
partijen grond.
Naast verontreinigingen zijn er in de bodem mogelijk ook nog resten vanuit de oorlog achter gebleven in de vorm van niet gesprongen explosieven. De locaties waar mogelijk nog niet gesprongen explosieven aanwezig zijn, zijn eveneens in bovenstaande afbeelding weergegeven.
Mochten er explosieven aanwezig zijn dan liggen die wat dieper in de grond, meer dan 50 cm diep. Voorafgaand aan machinale graaf- en booractiviteiten in de bodem dient in de verdachte gebieden aanvullend onderzoek uitgevoerd te worden naar de risico's van de activiteiten op de mogelijk nog aanwezige explosieven.
Conclusie
Het aspect bodem vorm geen belemmering bij dit bestemmingsplan.
Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) en het bijbehorende Besluit natuurbescherming (Bnb) en de Regeling natuurbescherming (Rnb) in werking getreden. Door de inwerkingtreding van deze wet zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet komen te vervallen. Het is de bedoeling dat deze nieuwe wet en de bijbehorende Bnb en Rnb uiteindelijk opgaan in de nieuwe Omgevingswet waarvan verwacht wordt dat die in 2021 in werking treedt.
Wet natuurbescherming
De nieuwe wet beoogt zoveel als mogelijk aan te sluiten bij de Europese kaders (o.a. vastgelegd in de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn). Volgens de wetgever is hiermee sprake van een hoog beschermingsniveau van de natuur. De Europese beschermingskaders zijn met het oog op een goede doorwerking en duidelijkheid over de consequenties daarvan zo veel mogelijk één-op één opgenomen in de wet zelf. Alleen voor zover nodig voor een adequate bescherming van natuurwaarden die niet beschermd worden door Europese regelgeving, voorziet de Wnb in een aanvullende bescherming. Dit betreft bijvoorbeeld de bescherming van diersoorten die niet vallen onder de Europese beschermingskaders. De Wnb voorziet in een instrumentarium in de vorm van beheerplannen en programma's voor gebieden en soorten, teneinde de samenhang tussen gebieds- en soortenbescherming mogelijk te maken. Verder is gekozen voor één vergunning- en ontheffingprocedure en is tegen besluiten rechtsbescherming in twee instanties mogelijk. Zoals eerder al gezegd zijn de provincies in hoofdzaak verantwoordelijk voor de uitvoering van het natuurbeschermingsbeleid.
Gelijktijdig met de in werkingtreding van Wnb veranderen de lijsten met beschermde soorten. Zo is een aantal plantensoorten (o.a. orchideeën) en insecten- en vissoorten (o.a. kleine modderkruiper en bittervoorn) niet langer meer beschermd. Andersom zijn dieren die voorheen niet beschermd waren (o.a. haas, bosmuis en kleine ereprijs) nu wel beschermd. Voor de soorten die beschermd zijn geldt een verbod om die opzettelijk te verstoren als dat van wezenlijke invloed is op de gunstige staat van instandhouding.
Door de integratie van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet in de nieuwe Wnb is er nog maar één natuurvergunning nodig van één bevoegd gezag.
Het plangebied
Dit bestemmingsplan betreft een actualisatieplan en richt zich voornamelijk op het vastleggen van de bestaande situatie. Het aspect natuurbescherming levert geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.
Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium een plaats te geven in het besluitvormingsproces voor ruimtelijke plannen. Daarin zijn zowel de actuele waterhuishouding in het plangebied beschreven als de watereisen waaraan ontwikkelingen (binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan) moeten voldoen. Ruimtelijke plannen moeten onder meer worden getoetst aan het criterium "hydrologisch neutraal" conform het landelijke en lokale waterbeleid.
Het bestemmingsplan Tongelre binnen de Ring 2020 heeft een conserverend karakter. Mogelijke ontwikkelingen binnen de planperiode spelen zich daarom hoofdzakelijk af binnen bestaande (water)structuren. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder b en c van het Besluit ruimtelijke ordening.
In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet regelt het beheer van oppervlakte- en grondwater en is gericht op de samenhang met de ruimtelijke ordening. De wet kent een vergunningstelsel (watervergunning).
Op 10 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2016 - 2021 vastgesteld door de minister van Infrastructuur en milieu. Voor wat de ruimtelijke aspecten betreft moet dit plan worden gezien als een structuurvisie en is het bindend voor het Rijk. Het Rijk is verantwoordelijk voor het hoofdwatersysteem. Het waterplan beschrijft de strategische doelen voor het waterbeheer. De condities en maatregelen voor het bereiken van deze doelen staan beschreven in het 'Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren' van Rijkswaterstaat. Lagere overheden dienen het Nationaal Waterplan 2016 - 2021 in hun beleid te verwerken.
Het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 (hierna: PMWP) is op 18 december 2015 door Provinciale Staten vastgesteld. Het plan staat voor het samen werken aan een provincie waar iedereen prettig woont, werkt en leeft in een veilige en gezonde leefomgeving en waarin de zorg voor een duurzaam schone en veilige fysieke leefomgeving centraal staat. De agenda van Brabant plaatst provinciaal beleid in dienst van gezondheid, biodiversiteit, sociale ontwikkeling en een innovatieve, duurzame economie. Het PMWP integreert de milieu- en de wateropgave en het zet de nieuwe koers uit voor de provinciale inzet met betrekking tot water, bodem, lucht en de overige milieuaspecten. Behalve het PMWP is er een provinciaal natuurbeleidsplan (Brabant Uitnodigend Groen), een energieplan (Energieagenda) en is er beleid om de Brabantse agrofoodsector duurzaam te maken (Uitvoeringsagenda Brabantse Agrofood). Het PMWP vult deze plannen aan daar waar er grote raakvlakken zijn met het milieu- en waterbeleid. Gedacht kan dan worden aan de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Op deze manier wordt gewerkt aan een integrale benadering van de duurzame fysieke leefomgeving.
Wettelijke taken
De wettelijke taken op het gebied van milieu en water worden zorgvuldig uitgevoerd.
Voor de vergunningverlening, toezicht en handhaving binnen het omgevingsrecht besteedt
de provincie de uitvoering van taken uit aan de drie Brabantse omgevingsdiensten.
De gemeente Eindhoven valt onder het werkgebied van de Omgevingsdienst Oost Brabant
(ODZOB). Afstemming vindt plaats in het Bestuurlijk Platform Omgevingsrecht. De provincie
bereid zich voor op de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Integrale en gezamenlijke aanpak
Provincie en partners blijven samenwerken (lokaal, regionaal, nationaal en internationaal).
De provinciale rol hangt af van het onderwerp en van de onzekerheid die er is over
doel en route. De provincie werkt waar mogelijk gebiedsgericht samen en dat moet uiteindelijk
vanzelfsprekend worden. Daarbij worden alle belangen zoveel mogelijk meegenomen. De
provincie nodigt de Brabantse partners (gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders,
bedrijven en maatschappelijke organisaties) uit om een gezamenlijke klimaatagenda
voor Brabant op te stellen. De provincie heeft daarbij de rol van kennismakelaar en
verbinder (integratie van projecten en uitrol van goede voorbeelden. In de klimaatagenda
worden gezamenlijke ambities en maatregelen vastgelegd. Ook op Europees niveau blijft
de provincie samenwerken aan de milieu- en wateropgaven.
Bij grote ruimtelijke en infrastructurele werken wordt gezocht naar oplossingen met minder milieueffecten, bijvoorbeeld door de hoogwaardige inzet van secundaire materialen. Groene inpassing krijgt veel aandacht. De gronden en provinciale wegen die bij de provincie in bezit zijn worden beheerd op een natuur- en milieuvriendelijke manier. De provincie brengt de duurzaamheidsaspecten van nieuwe grote projecten en programma's bij aanvang in beeld middels een duurzaamheidsscan.
De provincie gaat verder met het Programma DuurzaamDoor. Provincie en partners kijken samen wie welke rol kan oppakken bij het stimuleren van gedrag dat bijdraagt aan gezondheid, veiligheid en groene groei in relatie tot milieu en water.
Waterschap de Dommel heeft op 29 september 2015 het Waterbeheerplan “Waardevol Water” vastgesteld. Dit strategisch document dat op 1 januari 2016 in werking getreden beschrijft de doelstellingen voor de periode 2016-2021 en op welke wijze zij die wil bereiken. Het plan is afgestemd op de ontwikkeling van het Stroomgebiedbeheerplan de Dommel, het Nationaal en het Provinciaal Milieu- en Waterplan.
Dit plan biedt ruimte voor initiatieven van derden en speelt in op kansen die zich in het waterschapgebied voordoen, waarbij de in het plan beschreven doelen leidend zijn. In de projecten zelf worden de doelen van het Waterbeheerplan uitgewerkt in concrete maatregelen. Het waterschap heeft de volgende uitgangspunten geformuleerd die richtinggevend zijn voor de plannen en oplossingen.
De 'Keur Waterschap De Dommel 2015' bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of algemene regels van toepassing zijn voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden, beekdalen en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunning verlening.
Hydrologisch neutraal bouwen is opgenomen in de Keur. In de Algemene Regels en in de Beleidsregels wordt nader beschreven en uitgewerkt waar dit voor staat en welke maatregelen er nodig zijn om daaraan te kunnen voldoen. Hieronder is een samenvatting voor Hydrologisch neutraal bouwen opgenomen.
Neerslag die op een onverharde bodem valt infiltreert voor een (belangrijk) deel in de bodem en komt dan uiteindelijk in het grondwater of via ondergrondse afstroming in een oppervlaktewaterlichaam terecht. Ter plaatsen van verhard oppervlak zal de neerslag niet of nauwelijks in de bodem dringen. Als het verhard oppervlak niet is aangesloten op de riolering, stroomt vrijwel al het water direct af naar het oppervlaktewatersysteem. Dit betekent dat het oppervlaktewatersysteem bij een flinke regenbui een grote afvoerpiek moet kunnen opvangen en dat infiltratie in de bodem niet of slechts beperkt kan plaatsvinden.
Bij het afkoppelen van verhard oppervlak zal de neerslag die valt op de verharding niet meer worden afgevoerd naar de rioolwaterzuivering maar rechtstreeks op de ontvangende waterloop worden geloosd. Ook dit zorgt voor een versnelde en/of extra afvoer richting het ontvangende oppervlaktewater.
Realisatie van nieuw verhard oppervlak en het afkoppelen van verhard oppervlak moet daarom zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd en optimaal worden ingepast in het bestaande watersysteem. Dit houdt in dat de aanvrager/initiatiefnemer voldoende compenserende maatregelen moet nemen, zodat het oppervlaktewatersysteem na realisatie van de verharding voldoende robuust blijft. Hierbij wordt getoetst aan de trits “vasthouden-bergen-afvoeren”. Wateroverlast door versneld afvoeren van verhard oppervlak moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Dit kan op twee manieren waarbij de voorkeur uitgaat naar zoveel mogelijk vasthouden aan de bron. Vasthouden kan door hergebruik of door het infiltreren van water in de bodem. Dit past het meest bij het principe hydrologisch neutraal ontwikkelen, zowel voor het ontvangend oppervlaktewatersysteem als het grondwatersysteem. Ingeval niet of onvoldoende kan worden geïnfiltreerd is een aanvullende voorziening die het water tijdelijk bergt noodzakelijk. Het gaat hier dan om een voorziening die er voor zorgt dat water in ieder geval niet versneld wordt afgevoerd.
Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) verantwoordt aan de inwoners van Eindhoven de ambities en bijbehorende maatregelen en middelen op watergebied. In het GRP 2019 - 2022 wordt aangegeven op welke wijze er omgegaan wordt met de zorgplichten rondom afval-, hemel- en grondwater. Hiervoor zijn in het plan activiteiten opgenomen enerzijds gericht op het beheer en onderhoud en anderzijds op het verbeteren van de oppervlaktewaterkwaliteit en het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel.
Speerpunt van het GRP is het inspelen op de klimaatverandering welke extreme regenbuien, langdurige droogteperiodes en hittestress met zich meebrengt. Hiervoor zijn uitgangspunten, richtlijnen en ontwerpnormen uit het klimaatplan 2016-2020 en de hierin benoemde beleidsregel ´Klimaat robuust (her)inrichten en ruimtelijk ontwikkelen´ nader uitgewerkt. Concreet betekent dit dat voor het aspect water bij nieuwe ontwikkelingen tot max. 75 mm berging gerealiseerd dient te worden over het totaal verhard oppervlak binnen het plangebied. Daarbij kan de waterbergingseis gereduceerd of verhoogd worden naargelang de hoeveelheid groen of grijs binnen datzelfde plangebied. Dit om overlast van hittestress, verdroging en biodiversiteit te beperken. Om initiatiefnemers te ondersteunen heeft de gemeente een website ontwikkeld waar de benodigde waterberging kan worden berekend en voorbeelden zijn beschreven om invulling te geven aan de opgave.
Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, Waterschap De Dommel, de provincie Noord-Brabant en het (drink)waterleidingbedrijf Brabant Water. Het plan omvat drie delen. Het "Visiedocument" (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijke streefbeeld van de waterpartijen weer. De onderdelen "Taken en Bevoegdheden" en "Maatregelen" zijn achterhaald.
Het klimaat verandert. Dat heeft gevolgen voor Eindhoven. We krijgen onder andere te maken met meer en hevigere buien, langere perioden van droogte en meer hitte(stress). Om in de toekomst prettig te wonen en te werken in onze groeiende stad, is het noodzakelijk nú maatregelen te nemen. Dit betekent dat we 'klimaatrobuust' te werk moeten gaan.
In samenwerking met Brabantse overheden en kennisinstellingen is een prototype klimaatadaptatie-toets ontwikkeld met richtlijnen en ontwerpnormen voor de (her)inrichting en ruimtelijke ontwikkeling van stedelijk gebied op straat- en wijkniveau.
De toets omvat 3 hoofdregels en deze vormen de basis voor het Eindhovens klimaatadaptatie beleid:
Voor de klimaatadaptatie normen en richtlijnen is een indeling gemaakt naar ruimtelijke ontwikkelingen op privaat terrein (circa 60% van het areaal) en op publiek terrein (circa 40% van het areaal). In de binnenstad ligt deze verhouding zelfs op 80-20%. Bovenstaand is vertaald in een waterbergingsnorm.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op openbaar terrein moet minimaal 20 mm en mag tot 60 mm van de waterbergingsopgave ingevuld worden via primaire waterberging. Voorbeelden zijn waterpleinen, wadi's, watergangen, waterbergende funderingen of bakken. Eventuele resterende mm's (tot 40mm) van de waterbergingsopgave dient secundair te worden ingevuld. Denk daarbij aan parken, plantsoen c.q. grasvelden, parkeerplaatsen en wegen. Dit is acceptabel zolang er geen schade wordt veroorzaakt en/of dit niet ten koste gaat van andere primaire functies zoals op routes van hulpdiensten, markt- of evenement locaties. Als de secundaire waterbergings-opgave niet mogelijk is binnen de grenzen van de ruimtelijke ontwikkeling dan dient de waterbergingsopgave alsnog als primaire waterberging te worden ingevuld. Of er dienen maatregelen te worden genomen om de secundaire waterberging naar nabijgelegen ruimte te verplaatsen als dat hydraulisch mogelijk is.
Bij ontwikkelingen op privaat terrein ligt de verantwoordelijkheid voor het opvangen en verwerken van hemelwater in eerste instantie bij de eigenaar van het perceel waar de druppel valt. De landelijke voorkeursvolgorde '(her)gebruiken, vasthouden, bergen en vertraagd afvoeren´ is van toepassing. Een voorbeeld van hergebruiken is hemelwater als spoelwater voor toiletten en een voorbeeld van vasthouden is infiltratie van hemelwater in de bodem.
Als hergebruik en vasthouden door lokale omstandigheden niet doelmatig is kan hemelwater worden geborgen en vertraagd worden afgevoerd. Dat is de waterbergingsopgave. Hiermee wordt het rioolstelsel bij piekbuien ontlast met als gevolg beperking van wateroverlast. Daarnaast wordt het oppervlaktewatersysteem gelijkmatiger belast. Als ondersteuning voor de berekening van de waterbergingsopgave op privaat terrein is een rekentool ontwikkeld, te vinden via de website rekentool.eindhovenduurzaam.nl/.
De waterbergingsopgave geldt voor alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op privaat terrein in Eindhoven. In gebieden waar vanuit het verleden afspraken over waterberging zijn gemaakt, wordt in overleg bepaald of en hoe de waterbergingsopgave in de ontwikkeling wordt verhoogd. Klimaatverandering kan namelijk ook in deze gebieden aanvullende waterberging noodzakelijk maken en daarmee het risico op waterschade aan (nieuw)bouw verlagen. Indien nodig worden hierover maatwerkafspraken gemaakt.
In het beleid 'Klimaatrobuust (her)inrichten en ruimtelijk ontwikkelen' wordt onderscheid gemaakt tussen ontwikkelingen met 150 m² of meer verharding binnen het plangebied en kleinere ontwikkelingen tot 150 m² verharding binnen het plangebied. Voor de eerste groep geldt de eis tot 75 mm waterberging per m² verharding. Dit komt overeen met 75 liter waterberging per m² of voor een bouwplan met 400 m² verhard oppervlak 30 m³ (ofwel 30.000 liter) waterberging. Voor de tweede groep is de eis tot 25 mm. Dit komt overeen met 25 liter waterberging per m² of voor een woning met 100 m² verhard oppervlak 2,5 m³ (ofwel 2500 liter) waterberging.
De ontwerpnormen ter voorkoming van wateroverlast betekenen voor particulieren, ontwikkelaars en de gemeente een opgave om klimaat adaptief te bouwen. Vanaf 1 januari 2020 geldt voor particulieren en ontwikkelaars een wateropgave om bij ruimtelijke ontwikkelingen klimaat adaptief handelen. De datum van indiening van de omgevingsvergunning is leidend. De uitzonderingsregel is geregeld in artikel 32.2.2 van de regels.
De gemeente Eindhoven draagt met het klimaatbeleid ook bij aan het verbeteren van de kwaliteit van een gezonde leefomgeving en meer biodiversiteit door de voorkeur te geven aan vergroenen als klimaat adaptieve maatregel.
Het beleid is zo opgesteld dat vergroening op privaat terrein bij nieuwbouw wordt gestimuleerd en beloond. Hoe groener een plangebied wordt ingericht hoe lager de waterbergingseis in mm wordt. Ook groene ontwikkelingen in groen arme buurten worden op deze manier gestimuleerd.
De website geeft een overzicht van deze mogelijke beloningen via de 'rekentool'. De stimuleringsregeling waarbij méér groen een lagere waterbergingsopgave oplevert geldt voor ruimtelijke ontwikkelingen op privaat terrein.
De gemeente Eindhoven maakt bij de beoordeling van de voor een nieuwe ontwikkeling in een plangebied voorgestelde maatregelen gebruik van een rekentool. Deze rekentool klimaatopgave, beschikbaar op rekentool.eindhovenduurzaam.nl, maakt het een ontwikkeling mogelijk interactief haar plangebied en de te nemen maatregelen te beschrijven en te controleren of aan de gemeentelijke eisen wat betreft waterberging en vergroening wordt voldaan. Bovendien kan een afschrift van de beschrijving van het plangebied en de keuze van de maatregelen met voorbeelden voor de verdere uitwerking gedownload worden om bijgevoegd te worden bij de eventuele watertoets of aanvraag van de omgevingsvergunning.
De werking van de rekentool kan worden aangepast aan nieuwe inzichten en de uitkomst van de laatste versie van de tool is maatgevend.
De rekentool klimaatopgave vraagt de klimaatrobuuste maatregelen te specificeren die zijn voorzien in het ontwerp binnen het plangebied en, waar nodig, hoe groot de oppervlakken zijn waar deze worden toegepast. Hieruit berekent de tool welk deel van het regenwater van een bui binnen het plangebied geborgen moet worden (de waterbergingsopgave, het grijze deel) en welk deel de klimaatrobuuste maatregelen zelf voor hun rekening nemen (het groene deel). Daarna kunnen nog extra maatregelen toegevoegd worden. Het doel is dat alle maatregelen bij elkaar de totale waterbergingsopgave (berging van al het water van een bui) van het plangebied voor hun rekening nemen.
De specificatie van maatregelen en oppervlakken vindt interactief plaats: de tool laat direct het effect van deze specificaties zien op de daaruit afgeleide totale waterbergingsopgave; daarnaast laat de tool op een aantal manieren visueel zien wat de individuele groene en grijze bijdrage van een maatregel is.
Vóór elke maatregel staat in de tool een i-symbool; door daarop te klikken wordt meer informatie over die maatregel gegeven zoals specifieke uitvoeringseisen en links naar achtergrondinformatie.
De tool doorloopt hierbij vier stappen:
Checklist Watersysteem | |
A-wateren binnen plangebied | Ja, de Dommel, het Eindhovensch Kanaal en de spoorsloot tussen het spoorwegemplacement en de Prof. Dr. Dorgelolaan. |
B-wateren binnen plangebied | Nee |
Beschermde keurgebieden binnen plangebied? | Ja, Beschermd gebied waterhuishouding rondom de Dommel en het Eindhovensch Kanaal |
Binnen 25-100 jaarszone? | Nee |
Binnen boringsvrije zone? | Nee |
Ecologische verbindingszone? | Ja, rondom de Dommel en het Eindhovensch Kanaal |
Binnen reserveringsgebied waterberging | Ja, zowel reserveringsgebied waterberging als gebied voor regionale waterberging (Dommel) |
Attentiegebied NNB | Nee, wel Natuurnetwerk Brabant (Dommel en Eindhovensch Kanaal) |
Rioolwatertransportleiding | Nee |
Waterschap gemaal | Nee |
Verdachte/verontreinigde locaties? | Staan vermeld in de bodemparagraaf |
Infiltratie praktisch mogelijk? | Nee |
Uitwerkingsplicht / wijzigingsbevoegdheid | Nee |
Binnen de plangrenzen liggen twee grote waterstructuren: de Dommel en het Eindhovensch Kanaal. De genoemde watergangen zijn een wezenlijk onderdeel voor de afwatering van Eindhoven en vallen onder de Keur van Waterschap de Dommel.
De waterlopen Dommel en het Eindhovensch Kanaal maken onderdeel uit van het NNB (Natuurnetwerk Brabant). Hiervoor geldt dat waterhuishoudkundige maatregelen in het teken van verdrogingsbestrijding dienen te staan om natuurdoelen te behalen.
In het plangebied is het oppervlaktewater de Dommel en het Eindhovensch Kanaal gelegen. Deze maken onderdeel uit van het regionaal watersysteem. Verder is er een spoorsloot evenwijdig de Dr. Dorgelolaan en zijn er verschillende watergangen rondom de Parklaan die alle afwatering op de Dommel. Enkele van deze sloten liggen op privaat terrein.
Het plangebied bevindt zich in bestaand stedelijk gebied en bevat zowel verharde oppervlakten als groen. Verharding bestaat hoofdzakelijk uit daken van woningen en kantoren met terreinverharding en openbare wegen. Openbaar groen of onverharde gebieden zijn aanwezig.
De bodemopbouw is van invloed op de karakteristiek van het watersysteem. Eventueel bekende bodemverontreinigingen zijn toegelicht in de bodemparagraaf van dit bestemmingsplan. Toekomstige ontwikkelingen mogen niet bijdragen aan een verdere verspreiding van de verontreiniging.
De maaiveldhoogten van het plangebied variëren van ca 15 m + N.A.P (nabij de Dommel) tot ca. 18 m + N.A.P. in het oosten van het plangebied. De bodem van de Dommel binnen het plangebied ligt op ca. 14 m + N.A.P. Voeding van het grondwater in het plangebied geschiedt door infiltratie van regenwater en door toestroming vanuit het regionaal watersysteem.
De ontwatering in een groot deel van het gebied geschiedt , naast het (oppervlakte)waterstelsel, ook door ondergrondse afstroming naar oppervlaktewater, op enkele plekken is drainage aangebracht om de hoge grondwaterstanden iets te verlagen. Het plangebied is onderdeel van het regionaal systeem: zoals grondwater het gebied instroomt, zo stroomt grondwater het gebied ook uit. De grondwaterstromingsrichting in het gebied varieert, afhankelijk van de locatie. In de omgeving van de Dommel zal deze meer richting Dommel, Noordwest, zijn. In het oostelijk deel van het plangebied zal deze meer onder invloed van de Kleine Dommel staan en meer noordoostelijk zijn. In het noorden van het plangebied (tegen de TU/e) Is een open koude-warmte opslag installatie actief met een jaarlijkse onttrekking van 400.000m3. In het Villapark staat het grondwater, ten tijde van hoge grondwaterstanden, zo hoog dat dit lokaal tot overlast leidt. De effectiviteit van verschillende maatregelen wordt onderzocht, om te komen tot een plan van aanpak.
Het regenwater dat op daken en wegen valt stroomt overwegend af naar de riolering. De riolering in dit gebied is een mix van gemengd en gescheiden rioolstelsel. Afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie in de Van Oldenbarneveltlaan en het regenwater wordt apart (gescheiden) ingezameld en afgevoerd naar oppervlaktewater (de Dommel). Overig regenwater infiltreert, afhankelijk van de doorlatendheid, in de bodem. Verdamping wordt in dit plan buiten beschouwing gelaten.
Momenteel zijn geen ontwikkelingen bekend die een noemenswaardige verandering in het aangesloten verhard oppervlak met zich meebrengen. Indien er in de toekomst zich binnen het plangebied kansen voordoen om het gemengde rioolstelsel verder om te bouwen naar een gescheiden stelsel zal de gemeente deze kansen, indien effectief en doelmatig, proberen te benutten.
De ombouw naar een gescheiden stelsel, in overleg met het waterschap, vindt plaats op de momenten dat de aanleg gecombineerd kan worden met een wijk- c.q. herinrichting of rijbaan vernieuwing binnen het plangebied.
Voor alle bestaande en eventuele nieuwe ontwikkelingen geldt de minimale eis: (huishoudelijk)afvalwater en regenwater van verharde oppervlakken gescheiden aanleveren tot de gemeentelijke erfgrens. Daar waar er een gescheiden stelsel ligt dient er gescheiden te worden aangesloten. Voor enkele activiteiten (zoals bijvoorbeeld het laden en lossen van gevaarlijke stoffen) kan een uitzondering gelden. Momenteel bestaan er geen plannen om het reeds aanwezige gescheiden stelsel beter te benutten dan wel uit te bereiden en het verhard oppervlak daarop te gaan aansluiten. Mochten die plannen zich toch voordoen dan dient eventuele (vernieuwde) verharding gecompenseerd te worden om een toenemende belasting van het (riool)waterstelsel te voorkomen. Dit gebeurd middels de voorwaardelijke verplichting Waterberging.
Er zijn geen plannen bekend die veranderingen aanbrengen in het oppervlaktewater systeem. De bestaande A- en B-wateren, inclusief de keurgebieden, blijven gehandhaafd.
Bij het afkoppelen, en duurzame watersystemen in het algemeen, verdient de waterkwaliteit van het afstromende regenwater bijzondere aandacht. Sommige af te koppelen of nieuw aan te sluiten verharde oppervlakken kunnen de waterkwaliteit nadelig beïnvloeden (bv. olie van parkeerterreinen, en uitloogbare bouwmaterialen zoals zink, lood en koper verwerkt in daken). In het kader van duurzaamheid worden initiatiefnemers gestimuleerd om alleen met niet uitloogbare bouwmaterialen te werken. Conform de handreiking "afkoppelen & niet aankoppelen" dienen de verharde oppervlakken gekwalificeerd te worden.
Op 17 februari 2021 heeft Waterschap de Dommel aangegeven akoord te zijn met onderhavig bestemmingsplan. Hierbij zijn enkele wijzigingen voorgesteld welke grotendeels zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Zie ook Hoofdstuk 9 van deze toelichting. Het plan is van gering waterhuishoudkundig belang.
Het bestemmingsplan "Tongelre binnen de Ring 2020" is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2012. Waar dat noodzakelijk is wordt afgeweken van de standaard en is specifiek ingespeeld op de situatie binnen het onderhavige plangebied.
Er is, conform de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik. Al dan niet in combinatie met een nadere - eisen - regeling.
Op de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt verwezen. In verband met de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn op de verbeelding opgenomen in het renvooi. Opgemerkt wordt dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen. Dit heeft ermee te maken dat de manier van raadplegen anders is. De digitale verbeelding is juridisch bindend.
De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels. De Inleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten. Dit is om te voorkomen dat er discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In "Artikel 1 Begrippen" wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als in de regels begrippen voorkomen die niet in dit artikel zijn opgenomen, dan geldt hiervoor de uitleg/interpretatie conform het normale taalgebruik. In "Artikel 2 Wijze van meten" zijn de te gebruiken meetmethodes opgenomen. De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.
In geval meerdere dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen gelijktijdig van toepassing zijn op een gebied of in het geval dat er meerdere bepalingen van toepassing zijn binnen één bouwperceel, geldt dat deze bepalingen qua rangorde gelijk zijn aan elkaar. Dit betekent dat aan alle voorwaarden uit de relevante bepalingen voldaan moet worden. Logischerwijs heeft dit tot gevolg dat de meest beperkende bepaling geldt.
Bestemming “Bedrijf ” (Artikel 3)
Deze bestemming is toegekend aan de gronden en opstallen van bedrijven in het plangebied
tot ten hoogste categorie 3.2 als bedoeld in de bij deze regels behorende “Lijst van
bedrijfsactiviteiten". Deze lijst is gebaseerd op de VNG-brochure “ Bedrijven en milieuzonering ”.
Bedrijven die ingevolge de Wet geluidhinder geluidszoneringsplichtig zijn, zijn uitgesloten.
Prostitutiebedrijven, seksinrichtingen en detailhandel zijn eveneens uitgesloten.
Bepaalde vormen van detailhandel, met name perifere detailhandel zijn op basis van
een nadere afweging toegelaten.
Er kan ook meegewerkt worden aan de vestiging van bedrijven die niet voorkomen op
de “Lijst
van bedrijfsactiviteiten” maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven
die wel zijn genoemd. De bouwvlakken zijn dusdanig gesitueerd dat enige uitbreiding
van de bebouwing mogelijk is.
Bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' (Artikel 4)
Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen en gasdrukmeet- en regelstations. Bij een gasdrukmeet- en regelstation is een aanduiding 'veiligheidszone - gasreduceerstation' opgenomen, ter plaatse waarvan geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten zijn toegestaan.
Bestemming 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG" (Artikel 5)
Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen tankstations zonder LPG-functie waar deze bestaand zijn, en voor zover dit mogelijk is vanuit het oogpunt van externe veiligheid en milieuhinder.
Bestemming `Centrum´ (Artikel 6)
Deze bestemming is gelegd op de winkelcentra Haagdijk. De bestemming beperkt zich niet alleen tot winkels. Naast detailhandel zijn ook dienstverlenende bedrijven en instellingen, bestaande kantoren, maatschappelijke voorzieningen alsmede woningen toegelaten. Binnen de bestemming `Centrum´ is ook horeca toegestaan. Deze is beperkt tot en met categorie 1 ingevolge de "Lijst van horeca-activiteiten". Detailhandel, horeca, dienstverlening zijn uitsluitend op de begane grond toegestaan.
Bestemming `Dienstverlening” (Artikel 7)
Deze bestemming is gelegd op vestigingen ten behoeve van dienstverlening waarbij sprake is van meer dan beroepsuitoefening aan huis (bijvoorbeeld makelaarskantoren, financiële adviesbureaus, reclame-adviesbureaus e.d.). De planregeling voorziet tevens in de aanwezigheid van woningen.
Daarnaast heeft 'Gebouw 3' op het NRE-terrein ook de bestemming 'Dienstverlening gekregen'. Dit gebouw had een bestemming 'Wonen - Uit te werken'. Op dit moment zitten er tot en met 31 december 2024 diverse functies in het gebouw. Het gaat hier niet om de functie wonen, maar om een fietsenstalling, ateliers, kantoren en het erfgoedhuis waar ook tentoonstellingen en bijeenkomsten plaatsvinden. Op dit moment is nog niet bekend wat er in de toekomst met dit gebouw gaat gebeuren. Ook is nog niet bekend of deze locatie op termijn wordt ingevuld met woningbouw. Het huidige gebruik van het gebouw is daarom positief bestemd. Hier wordt in paragraaf 2.4 uitgebreider op ingegaan.
Bestemming `Gemengd´ (Artikel 8)
Deze bestemming voorziet in een veelheid aan functies, die onderling uitwisselbaar zijn. Het betreft panden / clusters van panden waarbij een diversiteit aan functies gewenst is. Ten opzichte van de voorgaande bestemmingsplannen zijn er verschillende bestemmingen samengevoegd tot één bestemming Gemengd.
De toegestane functies zijn o.a. detailhandel, dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, maatschappelijke voorzieningen, bestaande kantoren en wonen. De insteek is dat wonen op de verdieping plaatsvindt en de overige functies op de begane grond. Alleen in bestaande situaties kan hiervan worden afgeweken.
Bestemming `Groen” (Artikel 9)
Het groen dat in de uitwerking van het gemeentelijke Groenbeleidsplan is aangemerkt als "structureel groen op stedelijk niveau” en “structureel groen op wijk- en buurtniveau” is in het voorliggende plan expliciet voorzien van de bestemming `Groen´. Deze bestemming omvat ook kleinere waterpartijen.
Bestemming `Horeca´ (Artikel 10)
Deze bestemming is gelegd op de solitair gelegen horecavestigingen in het plangebied. De planregeling voorziet ook in de aanwezigheid van woningen. Bij deze bestemming is gebruik gemaakt van een "lijst van horeca-activiteiten".
Horeca - 1 "Maaltijdverstrekkend"
Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden.
Horeca - 2 "Drankverstrekkend"
Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse.
Horeca - 3 "Multifunctioneel horecabedrijf"
Een inrichting die gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen.
Horeca - 4 "Vermaak, sport, spel en ontspanning"
Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak, sport, spel en ontspanning.
Horeca - 5 "Logiesverstrekkend"
Hotels en pensions.
Horeca - 6 "Ontmoetingscentra / Maatschappelijke instellingen"
Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het in verenigingsverband of anderszins georganiseerd bieden van ontmoetingsgelegenheid al dan niet in combinatie met verstrekking van drank en/of etenswaren die ter plaatse genuttigd kunnen worden.
Ter plaatse van de solitaire horecabestemmingen geldt dat horeca in categorie 1 is toegestaan dan wel een andere categorie horeca voor zover deze reeds bestaand is. De horecafunctie is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de begane grond tenzij horeca reeds op de verdieping gevestigd is. Ook is wonen op de verdieping toegestaan en op de begane grond voor zover dit een bestaande situatie is.
Bestemming `Kantoor” (Artikel 11)
Deze bestemming is gelegd op specifieke kantoorvestigingen waarbij sprake is van meer dan beroepsuitoefening aan huis. De grenzen van de bouwvlakken zijn ook in dit geval dusdanig gesitueerd dat enige uitbreiding van de bebouwing mogelijk is. Kantoren die zijn gelegen in centrum-/concentratiegebied, zijn meegenomen in de bestemming `Centrum´.
Bestemming `Maatschappelijk” (Artikel 12)
Het betreft hier een "verzamelbestemming" ten behoeve van medische, sociaal-culturele, religieuze, educatieve en openbare dienstverlenende (non-profit) instellingen en voorzieningen ten behoeve van sport. Concreet gaat het hier om voorzieningen als kerken, scholen, buurtcentra, sporthallen, bejaardenhuizen, welzijnsvoorzieningen, medische (groeps)praktijken e.d. Gekozen is voor een flexibele regeling, zodat uitwisseling van alle functies die passen binnen de omschrijving mogelijk is.
Horeca is uitsluitend toegestaan ondergeschikt aan dan wel ter ondersteuning van de desbetreffende maatschappelijke functie(s). Ook detailhandelsvoorzieningen, dienstverlenende bedrijven en dienstverlenende instellingen zijn toegestaan voor zover ten dienste van de maatschappelijke voorziening.
Bestemming `Verkeer” (Artikel 13)
Deze bestemming is geprojecteerd op de wegen die primair gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.
Bestemming `Verkeer - Verblijfsgebied” (Artikel 15)
Het gaat bij deze bestemming om de wegen die primair dienen c.q. zullen dienen voor de ontsluiting van de aangrenzende of nabijgelegen gronden, zoals winkelerven, pleinen, woonstraten, woonerven en paden. Ook is deze bestemming bedoeld voor de parkeerterreinen en voor de groenstrookjes die een onderdeel zijn van de straatinrichting.
Bestemming Water (Artikel 16)
innen deze bestemming vallen de grotere oppervlaktewateren c.q. die oppervlaktewateren die een functie hebben in het watersysteem.
Bestemming `Wonen” (Artikel 17)
Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen gronden met woningen en
de bijbehorende voor- en achtererven. In de regels is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen
en bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen. Het gebouw dat door zijn constructie of afmetingen
als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken, wordt beschouwd als het hoofdgebouw.
Bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen zijn in architectonisch opzicht te onderscheiden
van, en ondergeschikt aan, het hoofdgebouw.
Hoofdgebouwen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd waarbij de bouwvlakken volledig
mogen worden bebouwd. Bij "grondgebonden woningen" is in beginsel uitgegaan van een
diepte van het bouwvlak van 12 m, gemeten vanaf de voorgevel(rooilijn). Daarbij dient
de resterende achtertuin een diepte van minimaal 10 m te hebben. Indien deze minimum
diepte in de gegeven situatie niet mogelijk is, is voor het bouwvlak een diepte van
10 m aangehouden. Indien ook dan een ontoereikende diepte van de achtertuin resteert,
is een diepte van het bouwvlak overeenkomstig de bestaande situatie aangegeven.
Er is gekozen voor standaardisering van de diepte van het bouwvlak met het oog op
rechtsgelijkheid. Veel "grondgebonden woningen" hebben een bestaande diepte van 8
tot 10 m. Mogelijkheden tot uitbreiding van hoofdbebouwing naar 12 m is substantieel
en praktisch. Bij de bepaling van de minimaal te behouden tuindiepte worden reeds
in de tuin gerealiseerde bijgebouwen buiten beschouwing gelaten. Door het bepalen
van de diepte van het bouwvlak vervalt de noodzaak om de achtergevelrooilijn vast
te leggen.
Bij vrijstaande woningen op relatief ruime kavels is als diepte van het bouwvlak in
beginsel een maat van 15 m aangehouden. Voor minimaal resterende diepte van de achtertuinen
bestaan dezelfde uitgangspunten als bovenstaand zijn verwoord. Bij meergezinswoningen
is voor de bepaling van het bouwvlak de bestaande situatie aangehouden.
Het bestemmingsplan maakt geen uitbreidingen mogelijk aan voorgevel. De voorzijde
van woningen bepaalt namelijk in hoge mate het straatbeeld, evenals de onderlinge
samenhang van de gevels. Een rommelig gevelbeeld doet afbreuk aan de belevingswaarde
van het straatbeeld. Daarom wordt bij een goed stedenbouwkundig plan uitgegaan van
een helder en evenwichtig gevelbeeld waarbij de gevels van de afzonderlijke woningen
een aantrekkelijk ensemble opleveren. Daarbij dient ook samenhang te ontstaan tussen
de afmetingen van het profiel van de openbare ruimte en de gevelhoogten en gevelbreedten.
Uitbreidingen aan de voorzijde zijn enkel mogelijk indien dit o.a. vanuit stedenbouwkundig
en verkeerskundig geen bezwaren oplevert. Omdat dit nagenoeg altijd “ maatwerk “ is,
is hiervoor gekozen voor beleidsregels, genaamd "ontheffingen aan- uit- en bijgebouwen
bij woningen”.
In deze beleidsregels zijn ook uitbreidingsmogelijkheden aangegeven voor aan-, uit-
en bijgebouwen. Ook zijn in deze beleidsregels mogelijkheden opgenomen voor het realiseren
van mantelzorgwoningen.
In de regeling zijn specifieke regels opgenomen voor de bouw van een dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een woning. In onderstaande figuur is hiervan een uitwerking opgenomen:
Voor de uitbreiding van een bungalow/patiowoning is ook een regeling voor de uitbeiding hiervan opgenomen. In onderstaande figuur is hiervan een uitwerking opgenomen:
Aan huis-verbonden-beroepen
Het gebruik van ruimten voor aan huis verbonden beroepen is binnen de woonbestemming
toegestaan (tot maximaal 50 m2). Via een afwijking is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om maximaal 75 m²
vloeroppervlak te benutten voor aan huis gebonden beroepen.
Tevens is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om maximaal 30 m2 te benutten voor kleinschalige bedrijvigheid.
Dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 1
Deze bestemming geldt voor die delen in het plangebied, waarbij bij bepaalde ingrepen eerst nader archeologisch onderzoek vereist is. Door middel van een dubbelbestemming wordt gezorgd dat de aanwezige waarden optimaal beschermd worden.
Dubbelbestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht
Deze bestemming is een dubbelbestemming over de onderliggende basisbestemmingen, dat gericht is op bescherming van de aanwezige waarden van het beschermd stadsgezicht 'Villapark Tongelre'. De bouwregels zijn zodanig opgesteld dat nagenoeg geen (bouw)activiteiten mogen plaats vinden die de cultuurhistorische waarden kunnen aantasten. Bij afwijkingen ten aanzien van het bouwverbod dient een afweging plaats te vinden waarbij aan de toetsing van de cultuurhistorische waarde een belangrijk gewicht wordt toegekend.
Dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie - 1
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor gebieden waar de bebouwing binnen het plangebied van cultuurhistorische waarde is. De regels zijn opgesteld ten behoeve van het behoud van de cultuurhistorische waarden van die bebouwing. Waar nodig is met een aanduiding 'karakteristiek' voor specifieke panden aanvullend geregeld dat de bestaande goot- en bouwhoogte als maximum gelden en is aan de aanduiding een sloopvergunningsstelsel gekoppeld.
Dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie - 2
De gebieden en landschapselementen in het plangebied welke cultuurhistorisch waardevol zijn, hebben de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie-2 gekregen. De begrenzing van de gebieden en de landschapselementen zijn gebaseerd op het rapport van RAAP 3398 "Het landschap onder de stad' d.d. 13 november 2018 kaartbladen 1, 2 en 3. Ter toelichting en onderbouwing is dit rapport als bijlage bij deze toelichting gevoegd (Bijlage 3 tot en met 6). In de regeling is opgenomen dat advies wordt gegeven door de gemeentelijk cultuurhistorisch adviseur. Dit advies wordt uitgebracht op basis van genoemd onderzoek.
Dubbelbestemming Waarde - Ecologische verbindingszone
De dubbelbestemming is opgenomen ten behoeve van het behoud en het beheer van een
ecologische verbindingszone. De dubbelbestemming vertaald de gewenste bescherming
van dit gebied uit de Interim Omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant
in het bestemmingsplan.
Dubbelbestemming Waarde - Natuur Netwerk Brabant
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor het behoud, herstel en/ of ontwikkeling van de hydrologische waarde door middel van het instandhouden van stromingen in grondwatersystemen. De bestemming sluit aan bij de begrenzing zoals opgenomen in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant van de provincie Noord-Brabant.
Dubbelbestemming Waterstaat - Waterbergingsgebied
Deze bestemming is geprojecteerd op waterbergingsgebied, waar in beginsel enkel mag worden gebouwd ten behoeve van deze dubbelbestemming en waarbij bij bepaalde ingrepen eerst advies van het Waterschap vereist is. Door middel van een dubbelbestemming wordt gezorgd dat het waterbergend vermogen van het gebied wordt behouden, alsmede dat het behoud, beheer en herstel van watersystemen wordt verwezenlijkt.
Onder de Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelregel , de Overige regels en de Algemene afwijkingsregels.
Voorwaardelijke verplichting waterberging
In de overige regels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de aanleg van waterberging bij de bouw van bouwwerken. Op grond van deze verplichting mag er alleen gebouwd worden als er voldoende waterberging is aangelegd, eventueel in combinatie met andere maatregelen die bijdragen aan het klimaatbestendig maken van de stad. Deze verplichting is ontleend aan paragraaf 5.5 en de beleidsregel “Klimaat robuust (her)inrichten en ruimtelijk ontwikkelen” in bijlage 5 van het Gemeentelijk Rioleringsplan Eindhoven 2019-2022 (verder: GRP). Bij bouwwerken met een oppervlakte van 150 m² of meer moet in principe een waterberging aangelegd worden tot 75 mm per m² oppervlakte van het bouwwerk. Voor bouwwerken met een oppervlakte tussen 50 m² en 150 m² geldt een lagere bergingseis: daar moet in principe worden voorzien in een waterberging tot 25 mm per vierkante meter bouwoppervlakte. In groenarme gebieden geldt een hogere eis, omdat daar een grotere opgave ligt.
Een deel van de vereiste waterberging kan worden gecompenseerd met andere maatregelen die in lijn zijn met het beleid voor klimaatadaptatie, dat is beschreven in de beleidsregel Klimaat robuust (her)inrichten en ruimtelijk ontwikkelen. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld het aanplanten van nieuwe bomen (die zorgen voor vasthouden van regenwater en beschaduwing) of het aanleggen van gevelgroen. De exacte omvang van de benodigde waterberging en de omvang van andere maatregelen is sterk afhankelijk van de kenmerken van het bouwplan en de locatie. De wijze waarop de benodigde maatregelen moeten worden bepaald, is uitgewerkt in de genoemde beleidsregel.
De gemeente heeft een rekentool beschikbaar gesteld waarmee initiatiefnemers eenvoudig kunnen nagaan wat de omvang van de maatregelen moet zijn, op basis van een aantal gegevens van hun initiatief en de locatie. Deze rekentool is te raadplegen op https://rekentool.eindhovenduurzaam.nl. De rekentool is dynamisch van aard, dat wil zeggen dat deze kan worden aangepast.
Bestaande situaties gesplitste woningen
Voor de bedoelde bestaande situaties zoals in dit bestemmingsplan geregeld in de begrippenlijst gaat het uitsluitend om legale bestaande gevallen op grond van het bestemmingsplan en niet om bestaande legale gevallen op basis van de huisvestingswet en/of - verordening. Hierdoor worden de bestaande legale situaties op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan (en situaties die beschikken over een betreffende vergunning voor planologisch strijdig gebruik), in dit bestemmingsplan ook positief bestemd.
In de Overgangs- en slotregels zijn het Overgangsrecht en de Slotregel opgenomen.
Voorts zijn aanduidingen opgenomen voor:
Handhavingsnota Leefomgeving 2018-2021
In Eindhoven streven we naar een aantrekkelijke stad waar inwoners en bezoekers zich welkom, thuis en veilig voelen. Voor het behoud van een prettige leefomgeving zijn regels nodig. Het voorkomen van overtredingen en de bereidheid om regels na te leven heeft een hoge prioriteit. Hoe dit wordt vormgegeven staat in de 'nota Handhaving Leefomgeving 2018-2021'. De nota is op 27 februari 2018 door het college vastgesteld. Het is een integraal beleidsplan waarin op hoofdlijnen de keuzes voor het handhaven van de fysieke leefomgeving staan beschreven. Op basis van de nota wordt jaarlijks een uitvoeringsplan opgesteld waarin de aanpak wordt geconcretiseerd.
Uitgangspunten
Bij de vertaling van dit beleidskader naar een concreet, jaarlijks uitvoeringsplan worden een aantal uitgangspunten in acht genomen. De belangrijkste uitgangspunten zijn:
Prioritering
De gemeente Eindhoven maakt keuzes om ervoor te zorgen dat de beschikbare capaciteit zo adequaat mogelijk wordt ingezet. Om goede prioriteiten te stellen is inzicht noodzakelijk in mogelijke problemen, de risico's en negatieve effecten. Hierdoor kan beter ingespeeld worden op de grootste ergernissen en notoire overtreders en draagt handhaving bij aan een verhoogd gevoel van veiligheid. Met inachtneming van de uitgangspunten zijn in de nota prioriteiten gesteld. Aan de hand van deze prioriteiten, het budget uit de programmabegroting, incidentele bestuurlijke prioriteiten en het naleefgedrag van burgers en bedrijven, wordt jaarlijks het uitvoeringsplan voor toezicht en handhavingsprogramma opgesteld.
Uitvoeringsplan
In het uitvoeringsplan wordt op hoofdlijnen opgenomen waar de capaciteit dat jaar wordt ingezet. Daarbij is een onderverdeling gemaakt in:
Bovengenoemde onderverdeling komt in elk uitvoeringsplan terug. Per jaar wordt aangegeven welke prioriteit een onderdeel heeft en hoeveel capaciteit er wordt ingezet.
Duidelijke regels
Om overtredingen te voorkomen en goed te kunnen handhaven is het belangrijk dat regels duidelijk zijn. Het moet duidelijk zijn wat wel en niet mag. Regels dienen niet voor verschillende uitleg vatbaar te zijn. Bij het opstellen van bestemmingsplannen is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geschreven, dat deze in de praktijk goed toetsbaar zijn. De juridische toelichting op het bestemmingsplan en de begrippenlijst geven nadere uitleg over de regels en over de begrippen die gebruikt worden.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dient de gemeenteraad eveneens een exploitatieplan vast te stellen. Dit heeft te maken met de wettelijke verplichting om de kosten; die de gemeente moet maken om deze ontwikkeling mogelijk te maken, te verhalen op de eigenaar/ontwikkelaar.
Van deze verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien indien het kostenverhaal op een andere manier is geregeld. Dit kan bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of door het afsluiten van een overeenkomst.
Ook kan er sprake zijn van zogenaamde “kruimelgevallen”. Het komt er hierbij op neer dat de door de gemeente te maken kosten beperkt zijn en de kosten verhaald kunnen worden via de legesverordening. Voorwaarde hierbij is dat er geen sprake is van fasering, locatie-eisen of eisen aan woningbouwcategorieën.
Voor dit conserverende bestemmingsplan geldt dat het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd door gemeentelijke gronduitgifte of bij een overeenkomst of omdat er enkel sprake is van “kruimelgevallen”.
Op grond van artikel 1.3.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet van het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden, kennis worden gegeven. De kennisgeving van de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan is geplaatst in Groot Eindhoven op 26 februari 2021. De kennisgeving is tevens bij de officiële publicaties op de gemeentelijke website www.eindhoven.nl geplaatst. Er zijn geen stukken betreffende het voornemen ter inzage gelegd, noch de mogelijkheid open gesteld om zienswijzen tegen het voornemen in te dienen of instanties om advies te vragen.
Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Bij de voorbereiding is overleg geweest met:
Hieronder is een samenvatting van de reacties opgenomen met de reactie van de gemeente
hierop.
1. Henri Van Abbe Stichting
antwoord:
2. Prorail
In deze fase van de procedure heeft ProRail geen opmerkingen op het voorontwerpbestemmingsplan
"Tongelre binnen de Ring 2020".
antwoord:
Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
3. Trefpunt Groen Eindhoven
Alles lijkt te kloppen dus bij deze akkoord.
antwoord:
Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
4. Provincie Noord-Brabant
Het plan is in overeenstemming met onze provinciale belangen.
antwoord:
Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
5. Veiligheidsregio Brabant Zuidoost
De veiligheidsregio stemt in met het bestemmingsplan. Wel wordt geadviseerd om risicocommunicatie in te zetten gericht op de doelgroep die zich binnen de zone bevindt waar de impact van een ongeval met de gevaarlijke stof is. Dit geldt voor de gekleurde zones op onderstaande afbeelding.
In de Handreiking risicocommunicatie gevaarlijke stoffen is hierover meer informatie opgenomen.
antwoord:
Het plan maakt geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk. Aangezien het plan is gelegen aan het spoor dient er wel aandacht voor risicocommunicatie te zijn.
De gemeente Eindhoven neemt hierbij deel aan de campagne "Op het juiste spoor".
Hierbij wordt er richting omwonenden van het spoor proactief gecommuniceerd over de gevaren en scenario's die zouden kunnen plaatsvinden. Hierbij wordt de nadruk gelegd op het handelingsperspectief in de eerste 15 minuten na een ongeval.
Meer informatie staat op de website www.ophetjuistespoor.nl.
6. Waterschap de Dommel
antwoord:
Per 1 oktober 2008 is de "Verordening Samenspraak en Inspraak gemeente Eindhoven 2008" in werking getreden. Het doel hiervan is het betrekken van burgers bij de besluitvorming. Het voorontwerpbestemmingsplan 'Tongelre binnen Ring 2020' heeft van 21 januari tot en met 3 maart 2021 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn 21 inspraakreacties ingediend en 6 vooroverlegreacties. Hieronder zijn alle reacties samengevat en voorzien van een gemeentelijk standpunt.
De reacties zijn waar nodig geanonimiseerd.
1. Eigenaar pand Sniphof
Voor ons geldt dat onze goothoogte maximaal 6 meter mag zijn. Maar mijn woning aan de Sniphof heeft volgens tekening een goothoogte van 6,875 meter met een peilhoogte van 0,15 meter. Dit brengt het op een totale hoogte van 7,025 meter. Verzocht wordt de verbeelding aan te passen. Deze fout geldt voor meer woningen aan de Zandstraat en de Sniphof.
antwoord:
De goothoogte van de woningen is inderdaad 6.875 meter op basis van de verleende vergunning. Hoewel de regels ook deze hogere goothoogte toestaan op basis van artikel 17.2.1 sub e, is het logischer om de goothoogte zoals opgenomen op de verbeelding te wijzigen. Dit betekent dat ter plaatse van de bedoelde woningen de maximale goothoogte op de verbeelding wordt gewijzigd naar 7 meter.
2. Bewoner Zandstraat
Ik ben het niet eens met de mogelijkheid voor een supermarkt binnen de bestemming "Gemengd" die is toegekend aan het medisch centrum "Haagdijk" tegenover mijn woning. In het bestemmingsplan "Tongelre binnen de Ring 2007" heeft het medisch centrum Haagdijk de bestemming "Dienstverlening", op grond van de toenmalige maar ook nu nog aanwezige functionele invulling. Destijds heb ik een bezwaar ingediend tegen de toekenning van de bestemming "Centrumdoeleinden" voor deze locatie waardoor dezelfde mogelijkheden zouden ontstaan als de winkelstrip aan de Tongelresestraat/Ring. Ook toen wilde de gemeente slechts de bestaande toestand vastleggen en nieuwe ontwikkelingen middels een aparte procedure bevorderen. De gemeente heeft toen mijn argumenten gehonoreerd en het bestemmingsplan vastgesteld met een dienstverlenende maatschappelijke/medische functie voor deze locatie. Voor het nieuwe bestemmingsplan geldt dat het in grote lijnen hetzelfde blijft als de nu geldende bestemmingsplannen in dit gebied. Ook is opgenomen dat het niet de bedoeling is om nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken.
De redactionele overeenkomsten van Artikel 6 Centrum met Artikel 8 Gemengd waarbij de tekst voor "Detailhandel" binnen "Centrum" (incl supermarkt) letterlijk overeenkomt met de tekst voor "Gemengd" zorgen ervoor dat toch weer min of meer dezelfde mogelijkheden gecreëerd worden op deze locatie als aan de winkelstrip Tongelresestraat! Met betrekking tot de bestemming Detailhandel het volgende: ik heb geen bezwaar tegen deze functie op deze locatie, per slot zijn er een apotheek en een opticien/audicien gevestigd. Maar deze functies liggen wel in het verlengde van de huidige functionele invulling (huisarts, therapeuten, oogkliniek). De mogelijkheid voor een supermarkt is strijdig met de aard en invulling van deze locatie en ook strijdig met de gemeentelijke beleidsuitgangspunten die ten grondslag liggen aan deze actualisatie. Daarnaast is een supermarkt, in de directe nabijheid van een overwegend grondgebonden woonmilieu gezien hun aard buitengewoon ongewenst. Het "laden en lossen" kan leiden tot grote overlast in de Zandstraat. De gemeente is voornemens om middels een aparte procedure een supermarkt + bovenwoningen mogelijk te maken op de locatie Meerkollaan 6 (voormalige sporthal). Het lijkt mij dat 3 supermarkten - Albert Hein, Aldi en Yasar Market - ruim voldoende zijn voor dit gedeelte van de wijk en dat er derhalve geen behoefte is aan nóg een.
Verzocht wordt om de bestemmingsbeschrijving van Artikel 8 Gemengd anders te redigeren. In ieder geval zonder de mogelijkheid voor een supermarkt.
antwoord:
Bij het opnemen van de bestemming Gemengd ter plaatse van de winkels aan de Tongelresestraat en de Goorstraat is per abuis ook de locatie van het medisch centrum meegenomen. In de gemeente wordt de bestemming Gemengd opgenomen ter plaatse van detailhandel. Reden is dat leegstand en aantasting van de leefbaarheid minder snel aan de orde zal zijn door het opnemen van een bredere bestemming. Hierbij is beoordeeld welke functies naast detailhandel kunnen worden toegestaan die een kleinere of vergelijkbare impact hebben op de omgeving. Dit zijn onder andere dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen. Deze redenatie is ter plaatse van het medisch centrum echter niet aan de orde. Om die reden is beoordeeld wat de best passende bestemming is voor deze locatie. Gelet op de aanwezige functies, en in lijn met andere medische centra in Eindhoven, wordt de bestemming Maatschappelijk opgenomen ter plaatse van het medisch centrum. De winkels naast het medisch centrum worden wel opgenomen binnen de bestemming Gemengd nu dit de beste bestemming is voor deze locaties en in lijn met verleende vergunningen. Voor deze locaties is het opnemen van de huidige bestemming Dienstverlening niet logisch nu hier geen dienstverlenende functies zijn gevestigd.
Ten aanzien van de mogelijkheid om een supermarkt te vestigen op een locatie waar detailhandel is toegestaan op basis van het bestemmingsplan, kunnen wij het volgende aangeven. Het Hof van Justitie heeft in een uitspraak van 30 januari 2018 bepaald dat de Europese Dienstenrichtlijn van toepassing is op de activiteit bestaande uit detailhandel in goederen. Dit betekent dat wij in het bestemmingsplan alleen maar kunnen brancheren op het gebied van detailhandel wanneer dit voldoet aan artikel 15, derde lid van de Dienstenrichtlijn. Hierbij gaat het om non-discriminatie, evenredigheid en noodzakelijkheid. Wij stellen ons op het standpunt dat in dit gebied niet is te onderbouwen dat het uitsluiten van kleine supermarkten (tot 800 m2) noodzakelijk is vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening. Wel stellen wij ons op het standpunt dat wanneer een supermarkt gevestigd zou worden met een oppervlakte groter dan 800 m2, dit alleen maar kan als voldaan wordt aan de eisen van artikel 8.6.1 sub c. Overigens zal de marktwerking/concurrentie tot gevolg hebben dat in een gebied niet snel een teveel aan supermarkten wordt gevestigd.
3. Bewoner Fazantlaan
Een doorslaggevend argument om een woning op mijn perceel te bouwen was de aanduiding "historisch groen" in het vigerend bestemmingsplan "Tongelre binnen de Ring 2007". Het verzekerde mij van een blijvend groen uitzicht. Deze aanduiding mis ik in het voorliggende voorontwerpbestemmingsplan "Tongelre binnen de Ring 2020". Verzocht wordt deze aanduiding weer voor alle betreffende percelen op te nemen in het nieuwe bestemmingsplan.
In het kader van het vastgestelde groenbeleid van de Gemeente Eindhoven neem ik aan dat het hier een "slip of the pen" betreft; zeker ook gelet op de ontwikkeling dat er in het Villapark steeds meer groen moet plaatsmaken voor verharding, in welke zin dan ook.
antwoord:
In het bestemmingsplan Tongelre binnen de Ring 2007 is inderdaad op de plankaart een aanduiding 'historisch groen' opgenomen ter plaatse van de percelen Parklaan 52, 54 en 95 . Ook ligt de aanduiding tussen deze percelen op de Parklaan. Aan deze aanduiding zijn echter geen regels gekoppeld. Dit betekent dat de aanduiding in het bestemmingsplan Tongelre binnen de Ring 2007 dus geen bescherming bood voor aanwezig historisch groen. De gemeente heeft in 2019 een inventarisatie van al het cultuurhistorisch waardevolle landschap in Eindhoven laten maken. Dit is opgenomen in het RAAP-rapport dat als bijlage bij het bestemmingsplan is gevoegd. De met een hoge waardering in dit rapport opgenomen gebieden worden in het bestemmingsplan beschermd met een dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie 2. Op kaart 3 van het RAAP-rapport is te zien dat uitsluitend aan de oostzijde van het perceel Parklaan 52 een gebied is gelegen met een hoge waarde. Hier is dus ook de dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie 2 opgenomen. Voor de overige percelen waar op wordt gedoeld geldt deze waardering niet. Om die reden is hier dus geen dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie 2 opgenomen. Nu er in het bestemmingsplan Tongelre binnen de Ring 2007 geen regels waren gekoppeld aan de aanduiding Historisch Groen, betekent dit dat op basis van dat bestemmingsplan geen extra bescherming gold. Nu de recente onderzoeken ook niet aangeven dat bescherming van deze percelen van belang is, zien wij geen reden om hier een bescherming voor cultureel erfgoed (historisch groen) op te nemen.
4. Bewoner Terwestenstraat
Op de plankaart van het voorontwerp bestemmingsplan uit 2007 wordt het Rembrandtplein nog ingetekend als een ''ontwikkelingslocatie''. Dit na bewonersacties om halvering van het plein en de bouw van een flat te voorkomen.
En dit had tenslotte voor hen een gunstig resultaat. Deze plannen gingen uiteindelijk niet door.
In het voorontwerpbestemmingsplan is nog dezelfde situatie voor het Rembrandtplein opgenomen als in 2007. Op het buurtoverleg Rembrandtplein (15 december 2005) werden plannen besproken voor een herinrichting van het plein om er een ''echt'' plein van te maken ter vervanging van de huidige verkeersweg met een onbruikbare brede middenberm. De voorgestelde wegverlegging naar de noordzijde van het plein, waardoor er wel een voor bewoners bruikbare plein oppervlakte ontstaat, was door de bewoners goed ontvangen. Dit ook vanwege een gunstig effect op de verkeersveiligheid. Voor de inrichting van de dan ontstane verkeersvrije pleinoppervlak zijn verschillende plannen gepresenteerd, maar aan het buurtoverleg is door de gemeente toen geen verder vervolg gegeven.
Nu heeft de gemeente de mogelijkheid om de plannen besproken in het buurtoverleg in 2005 op te nemen in het nieuwe bestemmingsplan. De rijbaanverlegging naar de noordzijde in te tekenen en over de inrichting van de daardoor van verkeer vrijkomende oppervlakte met de buurt in overleg te gaan. Er zou zelfs gemakkelijk een Tiny Forest op passen om meer groen in Lakerlopen te krijgen.
In het masterplan wijkvernieuwing Lakerlopen was ook voorzien om de voortuinen in
de Hobbemastraat bij de Trudowoningen terug aan te leggen. Er ligt nu een vraag van
bewoners om dit aan beide zijden van De Hobbemastraat weer mogelijk te maken. Ook
deze wensen kunnen nu in het nieuwe bestemmingsplan meteen mee genomen worden. Goed
voor nog meer groen in Lakerlopen.
antwoord:
Vanuit het programma openbare ruimte en water staat er geen herinrichting van dit plein op de planning. Er zijn ons geen plannen bekend over een mogelijke herinrichting en wij kunnen in de organisatie geen voornemens uit 2005 over deze locatie vinden.
Ten aanzien van de wens om voortuinen aan te leggen ter plaatse van een aantal woningen aan de Hobbemastraat, kan worden opgemerkt dat in het ontwerpbestemmingsplan de bestemming Wonen wordt opgenomen ter plaatse van de perceelsgrenzen. Op basis daarvan is het realiseren van voortuinen mogelijk.
5. Bewoner Hobbemastraat
In het door de gemeente opgestelde bestemmingsplan valt mij op dat ik een stuk grond kwijt zal raken (voorzijde huis) waar ik eigenaar van ben volgens de koopakte. Ook op de kadastrale kaart is duidelijk te zien om hoeveel grond dat gaat. Ongeveer 10m2. oftewel +/- 2.5m bij 4m. Die grond is door mij aangeschaft en ik betaal daar maandelijks voor d.m.v. een hypotheek, ook als de grond eigendom wordt van de gemeente! Ik vind het dus onbehoorlijk dat ik het had kwijt kunnen raken als ik niet gereageerd zou hebben voor 3 maart 2021 omdat de gemeente er een bestemmingplan voor heeft geschreven. In mijn ogen is dat landjepik.
antwoord:
Allereerst is het goed om te melden dat een bestemmingsplan geen invloed heeft op de eigendomsverhoudingen. Het is dus niet zo dat via een bestemmingsplan gronden toegeëigend kunnen worden. Dit is ook nadrukkelijk niet de bedoeling van de gemeente geweest. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is gekeken naar het feitelijk gebruik van de gronden. Nu deze gronden in gebruik zijn als trottoir is in het voorontwerpbestemmingsplan ter plaatse van deze gronden de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' opgenomen. Gebleken is echter dat hier sprake is van een niet gangbare situatie. Het gebruik als trottoir van gronden niet in eigendom van de gemeente. Gelet op de kadastrale grenzen en daarmee op de eigendomsverhoudingen van de gronden, wordt ter plaatse van de voorzijde van uw perceel de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied in het ontwerpbestemmingsplan een bestemming Wonen opgenomen. Deze aanpassing wordt ook doorgevoerd ter plaatse van de andere percelen waar dit speelt. Dit sluit ook aan bij de bestemming in het bestemmingsplan 'Tongelre binnen de Ring 2007' voor deze gronden.
6. Bewoner Kempensebaan
Het is mij opgevallen dat gebruik is gemaakt van een "oude" versie van de archeologische waarden- en verwachtingenkaart. De gebruikte kaart is opgesteld in 2008 en was aan een herziening toe. Zeker gezien de eisen die de omgevingswet stelt aan een dergelijke kaart. In 2019/ 2020 is de archeologische waarden- en verwachtingenkaart van de gemeente Eindhoven herzien. De nieuwe kaart bevindt zich nu in de vaststellingsprocedure of is reeds vastgesteld. Het zou een gemiste kans zijn als in het bestemmingsplan, dat een aantal jaren zal meegaan, verouderde informatie wordt gebruikt.
antwoord:
Op dit moment is de archeologische waarden- en verwachtingenkaart van 2008 waarnaar u verwijst nog het geldende beleidskader. Het is inderdaad correct dat er een nieuwe archeologische waarden- en verwachtingenkaart in voorbereiding is. Deze kaart wordt onderdeel van de te actualiseren erfgoedverordening. Deze is echter nog in voorbereiding en moet ook nog voor inspraak ter inzage worden gelegd.
Op dit moment is het dus te voorbarig om de concepten van de nieuwe kaart al te vertalen in het nieuwe bestemmingsplan. Immers de erfgoedverordening en de daarbij behorende kaarten moeten eerst worden vastgesteld door de gemeenteraad. Na vaststelling van deze stukken wordt bekeken hoe vertaling in een bestemmingsplan of in het omgevingsplan het beste kan worden vormgegeven.
7. Bewoner Hobbemastraat
In het door de gemeente opgestelde bestemmingsplan valt mij op dat ik een stuk grond kwijt zal raken (voorzijde huis) waar ik eigenaar van ben volgens de koopakte. Ook op de kadastrale kaart is duidelijk te zien om hoeveel grond dat gaat. Ongeveer 10m2. oftewel +/- 2.5m bij 4m. Die grond is door mij aangeschaft en ik betaal daar maandelijks voor d.m.v. een hypotheek, ook als de grond eigendom wordt van de gemeente! Ik vind het dus onbehoorlijk dat ik het had kwijt kunnen raken als ik niet gereageerd zou hebben voor 3 maart 2021.
antwoord:
De reactie is gelijk aan de reactie zoals ingediend door een bewoner van de Hobbemastraat onder nummer 5. Gelet hierop is het antwoord op die reactie ook van toepassing voor deze inspraakreactie. Om die reden wordt dan ook naar deze beantwoording verwezen.
8. Bewoner Rembrandtplein
Ik heb een idee qua bestemming van het kanaal, waarmee Tongelre een hippe, aantrekkelijke plek zal worden. Niet alleen voor de buurtbewoners, maar voor alle Eindhovenaren en mensen van buitenaf. Het lijkt mij namelijk geweldig als het kanaal een boulevard zou worden. Dat het daardoor ook een betere aansluiting krijgt op het centrum. Dat het centrum niet 'ophoudt' bij de Q-park garage, maar je via een gezellige wandeling bij de boulevard uitkomt. Wat overigens ook gunstig is voor de winkels 'Aan de kade'.
Ik zie dan een boulevard voor me met veel groen (bomen, bankjes, parkjes, terrasjes, restaurantjes, muziek, kraampjes, evenementen e.d.). Hoe fijn zou het zijn om na een drukke dag, de ondergaande zon op de achtergrond, een hapje en/of drankje te nuttigen langs het water....
antwoord:
Wij vinden het altijd prettig om te vernemen dat inwoners van onze stad graag meedenken over de invulling van de stad. Het bestemmingsplan Tongelre binnen de Ring 2020 is echter een bestemmingsplan dat met name als doel heeft om het bestemmingsplan uit 2007 te digitaliseren en daarbij ook direct actuele wet- en regelgeving, actueel beleid en verleende vergunningen in afwijking van het bestemmingsplan mee te nemen. Het uitgangspunt is dat we geen nieuwe ontwikkelingen meenemen. Zeker niet wanneer deze nog niet concreet zijn uitgewerkt en onderbouwd. U geeft aan dat u ideeën heeft voor het kanaal. Deze ideeën kunnen we niet vertalen in het bestemmingsplan. Uw ideeën zijn ter informatie doorgezonden naar de gebiedsmanager van dit gebied.
9. Vader namens bewoner Vincent van Goghstraat
Ter plaatse van het perceel aan de Vincent van Goghstraat in eigendom van mijn dochter kloppen de grenzen op de verbeelding van het voorontwerpbestemmingsplan niet met de kadastrale grenzen.
antwoord:
De grens tussen de bestemming Wonen en Verkeer-Verblijfsgebied in het voorontwerpbestemmingsplan is gelijk aan de grens zoals opgenomen in het nu geldende bestemmingsplan 'Tongelre binnen de Ring 2007'. Wij hebben de bestemming Wonen gecontroleerd met de kadastrale percelen en constateren inderdaad dat een klein deel van het woonperceel is bestemd binnen Verkeer-Verblijfsgebied. Dit is niet logisch en wordt in het ontwerpbestemmingsplan hersteld. In het verlengde van uw reactie wordt dit ook hersteld ter plaatse van de Vincent van Goghstraat 40 tot en met 46.
10. Bewoner Hobbemastraat
Het valt me op dat de grens van mijn voortuin in het bestemmingsplan anders is dat op de kadastrale kaart. Bij deze dien ik het verzoek in om het bestemmingsplan gelijk te trekken met de grens op de kadastrale kaart. Omdat ik (en buren) de intentie heb(ben) om een voortuin aan te leggen vind ik het belangrijk dat deze kadastrale grens overeenkomt met het bestemmingsplan.
antwoord:
Bij controle van de kadastrale grenzen van uw perceel en de percelen van uw buren met het bestemmingsplan 'Tongelre binnen de Ring 2007' is gebleken dat in dat bestemmingsplan een deel van het eigendom van u (en uw buren) is opgenomen in de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied. De begrenzing uit dat bestemmingsplan tussen de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied en de bestemming Woondoeleinden is overgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan 'Tongelre binnen de Ring 2020'.
In een bestemmingsplan zijn eigendomsgrenzen niet persé leidend voor het toekennen van een bestemming. Wel is het van belang dat dit gebeurt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent dat de gronden behorende bij de woonpercelen aan de Hobbemastraat 2 tot en met 16 met de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied in het ontwerpbestemmingsplan de bestemming Wonen krijgen. Dit sluit aan bij het gegeven dat het om woonpercelen gaat. Het feit dat het de bedoeling is deze gronden op korte termijn in te richten als voortuin is een extra reden om een bestemming Wonen ter plaatse beter geschikt te achten dan de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied.
11. Bewoner Hobbemastraat
In dit plan wordt een deel van mijn voortuin door de gemeente ten onrechte geclaimd als zijnde gemeentegrond. Deze grond is echter kadastraal aangeduid als behorend tot mijn kavel.
antwoord:
De reactie is vergelijkbaar met de reactie zoals ingediend door een bewoner van de
Hobbemastraat onder nummer 5. Gelet hierop is het antwoord op die
reactie ook van toepassing voor deze inspraakreactie. Om die reden wordt dan ook naar
deze
beantwoording verwezen.
12. Bewoner Hobbemastraat
Het valt me op dat de grens van mijn voortuin in het bestemmingsplan anders is dat op de kadastrale kaart. Bij deze dien ik het verzoek in om het bestemmingsplan gelijk te trekken met de grens op de kadastrale kaart. Omdat ik (en buren) de intentie heb(ben) om een voortuin aan te leggen vind ik het belangrijk dat deze kadastrale grens overeenkomt met het bestemmingsplan.
antwoord:
De reactie is gelijk aan de reactie zoals ingediend door een bewoner van de Hobbemastraat onder nummer 10. Gelet hierop is het antwoord op die reactie ook van toepassing voor deze inspraakreactie. Om die reden wordt dan ook naar deze beantwoording verwezen.
13. Bewoner Hobbemastraat
Het valt me op dat de grens van mijn voortuin in het bestemmingsplan anders is dat op de kadastrale kaart. Bij deze dien ik het verzoek in om het bestemmingsplan gelijk te trekken met de grens op de kadastrale kaart. Omdat ik (en buren) de intentie heb(ben) om een voortuin aan te leggen vind ik het belangrijk dat deze kadastrale grens overeenkomt met het bestemmingsplan.
antwoord:
De reactie is gelijk aan de reactie zoals ingediend door een bewoner van de Hobbemastraat onder nummer 10. Gelet hierop is het antwoord op Die reactie ook van toepassing voor deze inspraakreactie. Om die reden wordt dan ook naar deze beantwoording verwezen.
14. Tandartspraktijk Otten Tongelresestraat 124
In 2004 heb ik dit pand gekocht om mijn, al jaren bestaande, tandartspraktijk voort te zetten. Na de aanschaf van het pand aan de Tongelresestraat heb ik een aanvraag ingediend om het bestemmingsplan hiervan van 'Wonen' te veranderen in 'Maatschappelijke Dienstverlening'. Dit bestemmingsplan is nog steeds actueel en correct conform de huidige situatie. Mijn verzoek is om in het nieuwe bestemmingsplan 'Tongelre binnen de Ring 2020' het pand aan de Tongelresestraat 124 op te nemen met een dubbelbestemming. Derhalve wordt het bestemmingsplan van het pand naast 'Maatschappelijke dienstverlening' ook weer 'Wonen'. Dit verzoek is ontstaan met het oog op het beëindigen van mijn praktijk binnen nu en 5 jaar. Zodoende kan het pand bij verkoop te zijner tijd weer gebruikt worden voor bewoning, zoals het bestemmingsplan oorspronkelijk ook was.
antwoord:
Als gemeente kiezen wij de insteek om bij voorkeur geen nieuwe ontwikkelingen mee te nemen in een bestemmingsplan dat gedigitaliseerd en geactualiseerd wordt. Wij doorlopen hiervoor graag een aparte procedure. Op die manier kan specifiek ingezet worden op participatie met belanghebbenden passend bij de nieuwe ontwikkeling. Daarnaast heeft een ontwikkeling vaak een andere dynamiek als een actualiseringsplan. Beiden kunnen elkaar qua doorlooptijd nog wel eens in de weg zitten.
Wanneer er in het kader van de procedure van een actualiseringsplan een specifiek verzoek wordt ingediend om een ontwikkeling mee te nemen, wordt beoordeeld of het meenemen van de ontwikkeling past binnen een goede ruimtelijke ordening. Om dit te kunnen beoordelen is het van belang dat er een concreet verzoek wordt ingediend wat door ons getoetst kan worden. Dit concrete verzoek moet zijn voorzien van een onderbouwing (met bijbehorende relevante haalbaarheidsonderzoeken) op basis waarvan wordt aangetoond dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast moet inzichtelijk worden wat gedaan is aan participatie met de omgeving.
Indiener verzoekt uitsluitend om de bestemming ter plaatse te wijzigen naar een bestemming waar zowel maatschappelijke voorzieningen als wonen is toegestaan. In het nu geldende bestemmingsplan is ter plaatse de bestemming Maatschappelijke doeleinden opgenomen. Binnen deze bestemming zijn alleen bestaande woningen toegestaan. Om ter plaatse van het onderhavige perceel ook een woning toe te staan, is een wijziging van het bestemmingsplan aan de orde. In de reactie wordt echter aangegeven dat dit een mogelijke oplossing is voor verkoop van het pand over circa 5 jaar wanneer de tandartspraktijk niet zou worden voortgezet. Gelet hierop is geen sprake van een concrete actuele ontwikkeling. Daarnaast wordt niet aangetoond en onderbouwd dat deze wijziging is aan te merken als goede ruimtelijke ordening. Het feit dat hier ooit een woning heeft gezeten, toont dit niet aan. In de afgelopen jaren is wet- en regelgeving gewijzigd en zijn er transformaties geweest in het gebied die een nieuwe toets op haalbaarheid van deze functie op deze plek noodzakelijk maken.
Wij adviseren indiener daarom om, tegen de tijd dat een wijziging van de bestemming daadwerkelijk aan de orde is, een verzoek voor te leggen bij Intake Nieuwe Bouwinitiatieven van de gemeente. Het verzoek kan dan geconcretiseerd worden en onderbouwd. Mogelijk blijkt bij verkoop van het pand toch een andere bestemming voor het perceel meer voor de hand te liggen.
15. VSR Capital, Parklaan 85
In het nieuwe bestemmingsplan is voor Parklaan 85 de bestemming kantoor opgenomen. Het zou in de toekomst zomaar kunnen dat er eerder gewoond zal gaan worden dan voortzetting van kantoor. Dat hebben we op de Parklaan al meer gezien. Wij zouden dan ook daar graag alvast op inspelen om ook de bestemming 'wonen' toe te voegen, kan dat?
Wij zijn mede-eigenaar van pand Parklaan 81a die geschikt te maken is voor 4 appartementen in de toekomst. Dezelfde vraag is of daar nu op kan worden ingespeeld door ook bestemming wonen van toepassing te verklaren.
antwoord:
Als gemeente kiezen wij de insteek om bij voorkeur geen nieuwe ontwikkelingen mee te nemen in een bestemmingsplan dat geactualiseerd wordt. Wij doorlopen hiervoor graag een aparte procedure. Op die manier kan specifiek ingezet worden op participatie met belanghebbenden passend bij de nieuwe ontwikkeling. Daarnaast heeft een ontwikkeling vaak een andere dynamiek als een actualiseringsplan. Beiden kunnen elkaar qua doorlooptijd nog wel eens in de weg zitten.
Wanneer er in het kader van de procedure van een actualiseringsplan een specifiek verzoek wordt ingediend om een ontwikkeling mee te nemen, wordt beoordeeld of het meenemen van de ontwikkeling past binnen een goede ruimtelijke ordening. Om dit te kunnen beoordelen is het van belang dat er een concreet verzoek wordt ingediend wat door ons getoetst kan worden. Dit concrete verzoek moet zijn voorzien van een onderbouwing (met bijbehorende relevante haalbaarheidsonderzoeken) op basis waarvan wordt aangetoond dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast moet inzichtelijk worden wat gedaan is aan participatie met de omgeving.
Indiener geeft aan dat het in de toekomst voorstelbaar is dat op beide locaties woonfuncties worden ontwikkeld. Er is geen sprake van een concrete actuele ontwikkeling. Daarnaast wordt niet aangetoond en onderbouwd dat deze wijziging is aan te merken als goede ruimtelijke ordening. De aanpassing of toevoeging van een woonbestemming op deze percelen is daarmee op dit moment nog voorbarig.
Wij adviseren indiener daarom om tegen de tijd dat een wijziging van de bestemming daadwerkelijk aan de orde is een verzoek voor te leggen bij Intake Nieuwe Bouwinitiatieven van de gemeente. Het verzoek kan dan geconcretiseerd worden en uitgewerkt op basis van concrete wensen.
16. Bewoner Hobbemastraat
In het door de gemeente opgestelde bestemmingsplan valt mij op dat ik een stuk grond kwijt zal raken (voorzijde huis) waar ik eigenaar van ben volgens de koopakte. Ook op de kadastrale kaart is duidelijk te zien om hoeveel grond dat gaat. Ongeveer 10m2. oftewel +/- 2.5m bij 4m. Die grond is door mij aangeschaft en ik betaal daar maandelijks voor d.m.v. een hypotheek, ook als de grond eigendom wordt van de gemeente! Ik vind het dus onbehoorlijk dat ik het had kwijt kunnen raken als ik niet gereageerd zou hebben voor 3 maart 2021.
antwoord:
De reactie is gelijk aan de reactie zoals ingediend door een bewoner van de Hobbemastraat onder nummer 5. Gelet hierop is het antwoord op die reactie ook van toepassing voor deze inspraakreactie. Om die reden wordt dan ook naar deze beantwoording verwezen.
17. Eigenaar Sniphof
De bouwtekeningen van het project Sniphof 11 t/m 14 en Zandstraat 5 en 7 laten zien dat de goothoogte 6875 mm +P bedraagt. Met een maaiveld op 150 mm -P levert dit een goothoogte van meer dan 7 m op, hetgeen strijdig is met de nieuwe maximum goothoogte van 6 m in het voorontwerp. Daar komt nog bij dat - met inachtneming van de oorspronkelijke hoofdvorm - op 29 januari 2018 omgevingsvergunning is verleend voor een dakopbouw/dakkapel aan de achterzijde. De maximale bouwhoogte past met 9770 mm +P bij een maaiveld op 150 mm -P ternauwernood in de voorgestelde 10 m. Het hoogste punt is een rookkanaal, maar in die 10 m is een - toch essentiële - schoorsteenuitlaat nog NIET meegeteld.
Samengevat komt het er op neer dat wijziging van maximale goothoogte en bouwhoogte een ontoelaatbare situatie tot gevolg heeft waarbij een toestand die al sinds 1989 bestaat en sedertdien voldoet aan het bestemmingsplan dat straks ineens niet meer zou doen. De voorgestelde wijziging brengt onnodig schade toe aan betrokkenen en is daarom onacceptabel. Ongetekende eist daarom dat de thans in het bestemmingsplan Tongelre binnen de Ring 2007 van toepassing zijnde voorschriften t.a.v. maximale goothoogte en maximale bouwhoogte in het bestemmingsplan Tongelre binnen de Ring 2020 ongewijzigd overgenomen worden, zodat de bestaande situatie in overeenstemming blijft met bestemmingsplan en omgevingsvergunning.
antwoord:
In het voorontwerpbestemmingsplan is, net als in alle andere actualisatieplannen van de gemeente Eindhoven, gekozen voor een andere manier van bestemmen dan in het bestemmingsplan 'Tongelre binnen de Ring 2007'. Zo is niet langer overal de bestaande hoogte de maximaal toegestane hoogte, maar zijn hoogtes opgenomen op de verbeelding die aansluiten bij de bestaande hoogtes. Overigens is in het voorontwerpbestemmingsplan een uitzondering opgenomen voor bestaande hogere goothoogtes. Dit is opgenomen in artikel 17.2.1 sub e. Hierin is bepaald dat waar sprake is van bestaande hogere goot- en bouwhoogtes deze bestaande hoogtes als maximum gelden. De mede-eigenaar van uw pand heeft ook een reactie ingediend over de goothoogte. Ik verwijs u daarom ook graag naar de beantwoording opgenomen onder nummer 1.
In aanvulling op de reactie van uw mede-eigenaar wijst u op de maximale bouwhoogte. U geeft aan dat de dakopbouw/dakkapel maar net binnen de maximaal toegestane bouwhoogte van 10 meter past en dat het rookkanaal hier niet binnen past. Nu de bouwhoogte van 10 meter aansluit bij de bestaande bouwhoogte zien wij geen reden om hier een aanpassing in het bestemmingsplan door te voeren. De opgenomen 10 meter sluit aan bij de bestaande bouwhoogte en daarmee bij de regels uit het bestemmingsplan 'Tongelre binnen de Ring 2007'. Wat betreft de schoorsteen. In artikel 2.5 (Bouwhoogte van een bouwwerk) is de wijze van meten voor de bouwhoogte als volgt toegelicht: 'vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, installatieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.' De schoorsteen wordt dus niet meegerekend bij het bepalen van de maximale bouwhoogte van een bouwwerk. Er is dus geen sprake van strijd met de opgenomen regels.
Wij passen het ontwerpbestemmingsplan aan en nemen voor de woningen Sniphof 11 t/m 14 en Zandstraat 5 en 7 een maximale goothoogte op de verbeelding op van 7 meter.
18. Bewoner Tongelresestraat
1) In de juridische vormgeving, hoofdstuk 6.6.3 : Verbeelding staat dat alle gronden binnen het plangebied een bestemming hebben gekregen. Op een groot gedeelte van de plankaart behorend bij het voorontwerpbestemmingsplan TbdR2020 is de plankaart wit en is dit witte vlak niet te typeren als een bestemming binnen dit plan. Dit is in strijd met zichzelf.
2) U vermeldt dat dit witte gebied geen deel uitmaakt van de herziening. Dus het bestemmingsplan TbdR2020 is een herziening. Maar in de Staatscourant noemt u het bestemmingsplan TbdR2020 een actualisering. Dit is misleiding.
3) De plankaart noemt het witte gebied wel bestemmingsplan TbdR2020 maar valt onder de keuze bestemmingsplan TbdR2007. Dit is opmerkelijk verwarrend.
4) Er blijkt in dit witte gebied WEL degelijk een nieuwe stedelijke ontwikkeling te komen namelijk de hoogste toren in het bestemmingsplan TbdR2020. Er wordt gewerkt aan een uitwerkingsplan met een insteek TbdR2007. U heeft de toren in dit bestemmingsplan TbdR2020 een nieuwe naam gegeven: Picustoren en deze komt aan het Eindhovens Kanaal. In het TbdR2007 staat 'woontoren'. Deze woontoren afkomstig uit bestemmingsplan TbdR2007, waarin geen rekening is gehouden met de EVZ , wordt in het nieuwe bestemmingsplan TbdR2020 als Picustoren in een wit gebied ingevoerd. De EVZ belangen worden in TbdR2020 dan niet meegewogen. Terwijl de EVZ in tegenstelling tot het bestemmingsplan TbdR2007 in het bestemmingsplan TbdR2020 zowel op de plankaart als in de toelichting geborgd is.
5) Deze situatie is onrechtmatig , zie website van infomil: Het uitwerkingsplan moet binnen de planperiode (10 jaar) van het moederplan uitgewerkt worden. Het uitwerkingsplan gaat deel uit maken van het bestemmingsplan. https://www.infomil.nl/onderwerpen/ruimte/ruimtelijke/wet-ruimtelijke/bestemmingsplan/uitleg/
Ik constateer dat het college van burgemeester en wethouders het hierboven genoemde uitwerkingsplan niet binnen de 10 jaar heeft vastgesteld. Bovendien is er geen sprake meer van een moederplan omdat het NRE terrein inmiddels een eigen bestemmingsplan met een andere bouwvlak en functies heeft gekregen.
Deze versnippering en verwijzingen in het bestemmingsplan TbdR 2020 naar TbdR2007 en NRE-terrein maakt de ruimtelijke belangen in mijn directe leefomgeving onduidelijk en onvolledig en is in mijn ogen ongewenst om tot een goede ruimtelijke ordening te komen en maakt de in de staatscourant genoemde actualisering onjuist.
antwoord:
Wij constateren dat er geen sprake is van een versnippering. In een gebied kunnen meerdere bestemmingsplannen van toepassing zijn zonder dat dit tot effect heeft dan geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit geval gelden er in het gebied Tongelre binnen de Ring meerdere bestemmingsplannen. Hoe dit precies vorm heeft gekregen is toegelicht in paragraaf 1.2 van het bestemmingsplan. Hierin is opgesomd welke bestemmingsplannen niet worden meegenomen en wat hiervoor de reden is. Ook is hier een kaartje opgenomen met daarop de grens van het plangebied aangegeven met een blauwe lijn.
19. TRC advocaten, namens Chou Chou vastgoed BV, en De Schoenmakersgroep BV, Geldropseweg 59 te Heeze eigenaar van respectievelijk het perceel aan de Willem van Konijnenburglaan 5 en 7
Beide percelen zijn gesitueerd binnen het bestemmingsplan Bedrijventerrein De Kade. Het plangebied van het voorontwerpbestemmingsplan bevat overwegend percelen met de enkelbestemming 'Wonen' en het perceel aan de Willem van Konijnenburglaan 7 past daarom planologisch beter bij dit plan dan bij het bestemmingsplan "Bedrijventerrein De Kade". Hierbij is tevens van belang dat indieners plannen hebben voor het ontwikkelen van de percelen. Zij kunnen daarin worden beperkt door de regels van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein De Kade". Hierdoor past ook het perceel aan de Willem van Konijnenburgstraat 5 planologisch beter bij het voorontwerpbestemmingsplan. Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat de gemeenteraad beleidsruimte toekomt bij bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Hierbij dient onder andere de ruimtelijke samenhang te worden betrokken.
antwoord:
De adressen Willem van Konijnenburglaan 5 en 7 zijn gelegen op het Bedrijventerrein De Kade. Op nummer 5 geldt de bestemming Bedrijf-1 en ter plaatse van nummer 7 geldt een bestemming Wonen. Rondom de bestemming Wonen is ook weer een bestemming Bedrijf-1 gelegen. Het feit dat Willem van Konijnenburglaan 7 een woonperceel is op een bedrijventerrein, geeft geen aanleiding om de plangrenzen aan te passen. Overigens is het doel van het bestemmingsplan Tongelre binnen de Ring 2020 om ervoor te zorgen dat alle bestemmingsplan in Eindhoven digitaal beschikbaar worden en daarbij worden geactualiseerd. Voor de genoemde percelen geldt een digitaal bestemmingsplan. Er is daarom geen reden om dit bestemmingsplan aan te passen vanuit het oogpunt van digitalisering. Tot slot geeft u aan dat u voornemens bent om de percelen te ontwikkelen. U geeft aan dat de regels uit het bestemmingsplan 'De Kade' dit kan beperken. Het is echter niet zo dat wanneer de adressen onderdeel zouden worden van het bestemmingsplan Tongelre binnen de Ring 2020 er andere regels zouden gelden of dat het bestemmingsplan 'De Kade' dat dan nog zou gelden voor de directe omgeving, niet van invloed zou zijn op de percelen. Gelet op het bovenstaande zien wij geen aanleiding om het plangebied van Tongelre binnen de Ring 2020 te wijzigen.
20. Bewoner Zandstraat
Het betreft de panden Tongelresestraat 201 t/m 209 (medisch centrum Haagdijk), Tongelresestraat 199 (Bristol) en Goorstraat 35 (Laurens vuurwerk, carnavalsartikelen enz.). In het voorontwerpbestemmingsplan hebben die de bestemming "Gemengd" gekregen. Het pand Tongelresestraat 199 (Bristol) mag conform bezwaren en afspraken in het verleden voor een deel (min. 7,50 m) grenzend aan de achtertuinen van Zandstraat 28 en 30 slechts uit 1 bouwlaag bestaan, dus geen verdieping aldaar. Dit graag aanpassen/vastleggen in het bestemmingsplan. De maximum toegelaten goot- en bouwhoogtes kan ik nergens ontdekken. Ik ga er vanuit dat op het achtererf van Goorstraat 35 dezelfde hoogtes zijn toegestaan als die voor de aan- en bijgebouwen behorende bij de bestemming "Wonen". De bestemming "Detailhandel" zie ik wel in de "Legenda" maar niet in de voorschriften. Was dit geen betere bestemming geweest voor Goorstraat 35 en Tongelresestraat 199? Met name de Goorstraat 35 (voorheen woning met kapperszaak!) krijgt in mijn ogen wel erg veel mogelijkheden met de bestemming "Gemengd". Met de mogelijkheid voor een supermarkt in bovengenoemde panden kan ik niet akkoord gaan.
antwoord:
Ten aanzien van de locatie Tongelresestraat 199 (Bristol) geeft u terecht aan dat er geen maximale bouwhoogtes zijn terug te vinden. Op het pand is de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' opgenomen. Deze aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en het bevorderen van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het aangewezen gebied en de bebouwing daarin.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt dat de bestaande voorgevelrooilijn en de bestaande goot- en bouwhoogte niet mogen worden overschreden;
Ondanks het feit dat de bouwhoogte 'als bestaand' is geregeld in het bestemmingsplan, wordt ter hoogte van de gronden achter Zandstraat 28 en 30 voor de gronden tot 7,5 meter vanaf de perceelsgrens van deze percelen wel een aanduiding opgenomen op basis waarvan maximaal één bouwlaag is toegestaan.
Voor de Goorstraat 35 geldt een maximale goothoogte van 4 meter en een maximale bouwhoogte van 8 meter. Deze zijn opgenomen op de verbeelding ter plaatse van het bouwvlak. Op het achtererf van dit perceel gelden de regels voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen uit artikel 8.2.3. Voor de percelen Tongelresestraat 201 tot en met 209 worden in het ontwerpbestemmingsplan bouwhoogtes opgenomen die aansluiten bij de bestaande bouwhoogtes.
Aangegeven is dat de bestemming Detailhandel wel is terug te zien in de legenda maar niet op de verbeelding. Op de website www.ruimtelijkeplannen.nl is er een optie om een legenda aan te klikken. Daarin is voor alle bestemmingen die voorkomen in de landelijke standaard (SVBP2012) een legenda opgenomen. Hier zijn dus diverse bestemmingen opgenomen die niet gelden ter plaatse van het bestemmingsplan Tongelre binnen de Ring 2020. De legenda is dus een algemene legenda die niet gekoppeld is aan dit bestemmingsplan. In het bestemmingsplan komt de bestemming Detailhandel niet voor. Deze bestemming wordt nog slechts in uitzonderingssituaties opgenomen vanwege de huidige beleidslijn van de gemeente hieromtrent. Nu er op steeds meer plekken leegstand ontstaat in de detailhandelsbranche is ervoor gekozen om in de te actualiseren bestemmingsplan in heel Eindhoven wat meer ruimte te bieden voor het vestigen van andere functies op de locaties waar in het voorheen geldende bestemmingsplan een bestemming Detailhandel was opgenomen. Hierbij is gekozen voor functies die qua invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn. Denk bijvoorbeeld aan dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen. Op die manier wordt bijgedragen aan het beperken van leegstand en de negatieve effecten daarvan op de leefbaarheid van een gebied.
Ten aanzien van de mogelijkheid om een supermarkt te vestigen op een locatie waar detailhandel is toegestaan op basis van het bestemmingsplan, kunnen wij het volgende aangeven. Het Hof van Justitie heeft in een uitspraak van 30 januari 2018 bepaald dat de Europese Dienstenrichtlijn van toepassing is op de activiteit bestaande uit detailhandel in goederen. Dit betekent dat wij in het bestemmingsplan alleen maar kunnen brancheren op het gebied van detailhandel wanneer dit voldoet aan artikel 15, derde lid van de Dienstenrichtlijn. Hierbij gaat het om non-discriminatie, evenredigheid en noodzakelijkheid. Wij stellen ons op het standpunt dat in dit gebied niet is te onderbouwen dat het uitsluiten van kleine supermarkten (tot 800 m2) noodzakelijk is vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening. Wel stellen wij ons op het standpunt dat wanneer een supermarkt gevestigd zou worden met een oppervlakte groter dan 800 m2, dit alleen maar kan als voldaan wordt aan de eisen van artikel 8.6.1 sub c. Overigens zal de marktwerking/concurrentie tot gevolg hebben dat in een gebied niet snel een teveel aan supermarkten wordt gevestigd.
21. Bewoner Lakerstraat
antwoord:
22. Foolen en Reijs
Deze reactie is ingediend op 12 maart 2021 en valt daarmee buiten de termijn voor inspraak. Deze termijn liep tot en met 3 maart 2021. Voor de volledigheid hebben wij besloten de reactie toch te beantwoorden.
Foolen en Reijs verzoekt om de bestemming ter plaatse van de Parklaan 50 te wijzigen naar Wonen of uit te breiden met Wonen.
antwoord:
Op 16 maart 2021 is door de gemeente een email aan indiener verstuurd naar aanleiding van het verzoek. Hierin is melding gemaakt van het feit dat de gevraagde wijziging van het bestemmingsplan geen basis vindt in een verleende vergunning. Daarnaast is aangegeven dat een ontwikkeling uitsluitend kan worden meegenomen in het bestemmingsplan in het geval dat wordt aangetoond dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Inmiddels heeft indiener laten weten deze onderbouwing aan te zullen leveren. Wanneer de onderbouwing akkoord wordt bevonden, betekent dit dat bij vaststelling alsnog de bestemming voor dit perceel gewijzigd wordt van Kantoor naar Wonen. Nu de onderbouwing op dit moment nog niet is ontvangen, is deze wijziging nog niet verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.
Ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan zijn nog enkele aanvullende aanpassingen doorgevoerd die noemenswaardig zijn.
Het ontwerp van het bestemmingsplan heeft met ingang van donderdag 27 mei 2021 tot en met woensdag 7 juli 2021 op de gebruikelijke wijze ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is iedereen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling een zienswijze ten aanzien van het ontwerp van het bestemmingsplan kenbaar te maken.
Kennisgeving van de ter inzage legging en de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen is in het weekblad Groot Eindhoven gepubliceerd. Ook is kennis gegeven van de mogelijkheid om de digitale versie van het ontwerp bestemmingsplan via de gemeentelijke website www.eindhoven.nl/bestemmingsplannen en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl te raadplegen.
Naar aanleiding van de tervisielegging zijn drie zienswijzen ontvangen. In de 'nota zienswijzen en ambtshalve aanpassingen' die onderdeel uitmaakt van het raadsbesluit en als document tevens op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl te raadplegen is, is beargumenteerd op de zienswijzen ingegaan.
Naast de aanpassingen naar aanleiding van de ingekomen zienswijzen zijn ambtshalve aanpassingen doorgevoerd. De aanpassingen zijn in de 'nota zienswijzen en ambtshalve aanpassingen' opgenomen.
het bestemmingsplan Tongelre binnen de Ring 2020 met identificatienummer NL.IMRO.0772.80372-0301 van de gemeente Eindhoven.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
een vrij beroep, dat in of bij een woongebouw wordt uitgeoefend, waarbij het woongebouw in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Bijvoorbeeld gastouderopvang; detailhandel via internet zonder opslag en/of verkoop aan huis; of het enkel uitoefenen van een administratie ten behoeve van een bedrijf.
Onder vrije beroepen worden verstaan: (para)medische, juridische, therapeutische, ontwerp-technische, administratieve, sociaal-maatschappelijke, kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen.
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen.
landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals geologie, geomorfologie, reliëf, grondwaterhuishouding, (kwelgebieden), bodemopbouw/bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.
Nota gepubliceerd op 3 oktober 2019 en in werking getreden op 4 oktober 2019.
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling dat voldoet aan de meest actuele versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in het gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
een accommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend nachtverblijf met het serveren van ontbijt. Het is gevestigd in een huis en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis en heeft maximaal 2 verhuurde kamers.
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein wenselijk is.
Bomen met een hoge esthetische en belevingswaarde voor de directe omgeving of voor
de wijk. De bomen zijn door hun leeftijd, omvang of verschijningsvorm onvervangbaar
voor het karakter van de omgeving en vormen bovendien een buitengewoon structurerend
element voor de openbare ruimte. Het criterium beeldbepalend zegt tevens iets over
de zichtbaarheid.
Een beeldbepalende boom dient voor >50% van de omvang zichtbaar te zijn vanaf openbaar
terrein.
een strook grond ten behoeve van het onderhoud van een buisleiding waarbinnen geen bebouwing mag worden opgericht en/of werken en werkzaamheden (niet zijnde bouwen) mogen worden uitgevoerd die van invloed kunnen zijn op de ongestoorde ligging van de buisleiding.
Besluit van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende regels inzake milieukwaliteitseisen op het gebied van de externe veiligheid zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vergunning;
bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
Een boerderij is een gebouw waarin de woonfunctie van een boerenbedrijf is gevestigd, in combinatie met interne bedrijfsruimte.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
het in georganiseerd verband opvangen van meer dan 6 kinderen in de leeftijdscategorie 4 tot 13 jaar voor en na schooltijd, in de middagpauze en tijdens schoolvakanties.
horeca, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
een bedrijf gericht op het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken.
een bedrijf gericht op het verstrekken van niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, en van verdovende en/of hallucinerende stoffen.
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied.
Een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag (zonder overnachting), dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen en dergelijke waarbij men zich voor meerdere dagen van huis begeeft.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt ook begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum, internetwinkel/webwinkel, afhaalpunten en supermarkt.
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaken, belwinkels, internetcafé, schoonheidsinstituten, fotostudio´s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
een bedrijf hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en daarmee vergelijkbare evenementen.
als type eengezinswoning wordt beschouwd: elke woning welke tevens een geheel pand vormt. Hieronder vallen vrijstaande woningen, aaneengebouwde woningen, zoals twee onder één kap gebouwde hele huizen, boerderijen met woningen en voorts alle rijenhuizen.
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
nog niet aanwezig (beperkt) kwetsbaar object dat op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan toegestaan is.
gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag (overslag e.d.), risico's met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit.
een maat voor de kans, dat door een ramp bij een activiteit met gevaarlijke stoffen of met een vliegtuig, een (grote) groep mensen, die niet rechtstreeks bij de activiteit betrokken is, tegelijkertijd omkomt. Het GR kan toenemen door uitbreiding van risicovolle activiteiten enerzijds en door het verhogen van de personendichtheid anderzijds.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of afleveren van goederen aan wederverkopers, dan wel instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
een bedrijf hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.
een meerderjarige alleenstaande, dan wel twee of meer personen waarvan er ten minste één meerderjarig is, die duurzaam een gemeenschappelijke huishouding voeren.
Internetwinkels worden in het kader van dit bestemmingsplan aangemerkt als een specifieke vorm van detailhandel waarbij:
gebied waarin, volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. De grens van het invloedsgebied is gelijk aan de 1% letaliteitsgrens, bepaald bij weertype F 1.5, tenzij in de bij het Revi behorende uitvoeringsregeling voor een specifieke stof of activiteit een ander invloedsgebied is gedefinieerd.
woonvorm waarbij sprake is van woonruimte die geen eigen afzonderlijke toegang heeft en waarbij de bewoner afhankelijk is van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen (keuken, douche/bad en/of toilet) buiten die onzelfstandige woonruimte, met dien verstande dat hieronder niet wordt verstaan maatschappelijke voorzieningen in de vorm van beschermd en/of verzorgd wonen.
een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor het bestuurlijk/ambtelijk of bedrijfsmatig uitoefenen van juridische, financiële, administratieve en naar de aard daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, zoals sociaal wetenschappelijke onderzoek of een architectenbureau.
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend (niet zijnde prostitutie).
een kampeerfunctie, uitsluitend als nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf.
een bedrijf gericht op het verstrekken van zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren.
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.
bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
het geheel van waarden in verband met bijzondere waarneembare landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, archeologische, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden die wordt bepaald door de onderliggende samenhang en beïnvloeding van levende en niet levende (abiotische) natuur.
de bedrijvenlijst ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de VNG zoals deze gold ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan en opgenomen in Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels.
lijst met een onderverdeling van horeca-activiteiten naar de mate van mogelijke overlast voor de omgeving zoals opgenomen in Bijlage 3 Lijst van horeca-activiteiten behorende bij deze regels.
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren en niet-alcoholische dranken.
educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en daarbij behorende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en openbaar bestuur. Onder maatschappelijke voorzieningen zijn tevens begrepen kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang.
een recreatief bedrijf dat hoofdzakelijk op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden.
het op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak.
als meergezinswoning wordt beschouwd: elke woning die samen met andere woonruimten c.q. bedrijfsruimten een pand vormt. Hieronder vallen flats, galerij-, portiek-, beneden- en bovenwoningen, appartementen en woningen boven bedrijfsruimten, voorzover deze zijn voorzien van een buiten de bedrijfsruimte gelegen toegangsdeur.
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen.
voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
woonruimte (kamer) in een (deel van een) gebouw, die door de aard van de inrichting en het gebruik het privédomein van de bewoner is, die (mede) is aangewezen op het gebruik van gezamenlijke wezenlijke voorzieningen elders in dat (deel van het) gebouw.
met een parkeerbalans wordt de (on)balans berekend tussen parkeervraag en parkeeraanbod binnen een bepaald gebied. Vaak valt de parkeervraag van functies niet samen in de tijd. Gecombineerd gebruik van parkeerplaatsen is dan mogelijk (dubbelgebruik).
een bedrijf hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten.
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.
het gebied tot 30 meter van de weg of spoor waarin, bij de realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand.
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of hersteld, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin tegen vergoeding seksuele handelingen worden verricht.
een contour die het plaatsgebonden risico aanduidt, en waarbinnen de kans bestaat van 1 op de 1.000.000 per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.
een gebouw of woning (geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde) bedoeld voor recreatief gebruik in de vorm van recreatief nachtverblijf voor recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben.
regeling van de Staatssecretaris van VROM van 8 september 2004, houdende regels met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Bevi zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan (zoals opgenomen in Bijlage 5).
Regeling van de minister van Binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties van 20 april 2007, Stctr. 2007, nr 75.
Besluit van 28 november 2006 (stb 2006, 656), houdende regels met betrekking tot de registratie van gegevens externe veiligheid inrichtingen, transportroutes en buisleidingen (Registratiebesluit externe veiligheid).
een bedrijf uitsluitend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.
een uitstallingsruimte van groothandels - of productiebedrijven ten behoeve van wederverkopers of afnemers voor het gebruik in eigen bedrijf of instelling.
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de
omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen
van erotische/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede
een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een
parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
‘SPIL ( Spelen, Integreren, Leren); een hechte samenwerking tussen onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang met als doel optimale ontwikkelingskansen te creëren voor kinderen van 0 tot 12 jaar.
een permanent kampeermiddel in de vorm van een caravan, die als een gebouw valt aan te merken.
een kwekerij en/of een verkoopplaats waar artikelen voor verwerking/gebruik in tuin en huis, daaronder ook begrepen dierbenodigdheden voor huisdieren, direct aan particulieren ter verkoop worden aangeboden, van welke verkoopplaats een koffiehoek deel kan uitmaken ter ondersteuning van de tuincentrumfunctie.
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn.
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.
de naar de weg of aan het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
De denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.
voorziening voor het tijdelijk vasthouden van regenwater dat afstroomt vanaf de oppervlakte van een bouwwerk.
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen etc.).
ruimte bestemd voor de uitoefening van creatieve bedrijfsmatige activiteiten tot maximaal milieucategorie 2
Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
Wet van 13 juni 1979 (Stb. 442) houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
Wet van 20 oktober 2006 (Stb. 2006, nr. 566) houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, installatieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, gevelisolatie, ventilatiekanalen, reclameaanduidingen, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.
De voor `Bedrijf´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
met dien verstande dat:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van (bedrijfs)woningen gelden de volgende regels:
In afwijking van het bepaalde in lid 3.2.2 sub b. mag een opbouw op een bungalow- of een patio (bedrijfs)woning worden gerealiseerd, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft de maximum goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien dat wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van het bijbehorende bouwwerk bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.
Het gebruik van een gedeelte van de (bedrijfs)woning voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m² en/of voor een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van meer dan 50 m² met een maximum van 75 m², is toegestaan mits:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 3.1 wordt in ieder geval gerekend:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1, onder a, en tevens bedrijven toestaan die niet voorkomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten of bedrijven in een hogere categorie toestaan, mits:
De voor `Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
De voor `Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, niet zijnde gebouwen, gelden de volgende regels:
De voor `Centrum´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daarbij behorende:
met dien verstande dat:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
In afwijking van het bepaalde in artikel 6.2.1 onder b mag een dakopbouw of een gelijksoortige uitbreiding van een hoofdgebouw op een hellend dakvlak worden gerealiseerd, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft de maximum goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien dat wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van het bijbehorende bouwwerk bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.
Het gebruik van een gedeelte van de (bedrijfs)woning voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m² en/of voor een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van meer dan 50 m² met een maximum van 75 m², is toegestaan mits:
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 6.1 wordt in ieder geval gerekend:
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van:
De voor `Dienstverlening´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daarbij behorende:
met dien verstande dat:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
In afwijking van het bepaalde in artikel 7.2.1 onder b mag een dakopbouw of een gelijksoortige uitbreiding van een hoofdgebouw op een hellend dakvlak worden gerealiseerd, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:
Voor het bouwen van van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft de maximum goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien dat wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van het bijbehorende bouwwerk bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.
Het gebruik van een gedeelte van de (bedrijfs)woning voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m² en/of voor een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van meer dan 50 m² met een maximum van 75 m², is toegestaan mits:
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 7.1 wordt in ieder geval gerekend:
De voor `Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met dien verstande dat deze functies uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan, tenzij deze in de bestaande situatie al op de verdieping aanwezig zijn;
met de daarbij behorende:
met dien verstande dat:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
In afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.1 onder b mag een dakopbouw of een gelijksoortige uitbreiding van een hoofdgebouw op een hellend dakvlak worden gerealiseerd, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:
Voor het bouwen van bijgebouwen, aanbouwen uitbouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft de maximum goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien dat wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van het bijbehorende bouwwerk bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud van de oorspronkelijke opzet van de bouwwerken die zijn voorzien de bouwaanduiding 'karakteristiek', nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor de bouwwerken, alsmede aan de situering ervan.
Het gebruik van een gedeelte van de (bedrijfs)woning voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m² en/of voor een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van meer dan 50 m² met een maximum van 75 m², is toegestaan mits:
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 8.1 wordt in ieder geval gerekend:
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) bouwwerken die zijn voorzien van de bouwaanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen of te verwijderen.
Het in lid 8.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
De omgevingsvergunning kan worden verleend indien:
De voor `Groen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daarbij behorende:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 9.1 wordt in ieder geval gerekend:
De voor `Horeca´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daarbij behorende:
met dien verstande dat:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
In afwijking van het bepaalde in artikel 10.2.1 onder b mag een dakopbouw of een gelijksoortige uitbreiding van een hoofdgebouw op een hellend dakvlak worden gerealiseerd, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft de maximum goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien dat wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van het bijbehorende bouwwerk bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud van de oorspronkelijke opzet van de bouwwerken die zijn voorzien de bouwaanduiding 'karakteristiek', nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor de bouwwerken, alsmede aan de situering ervan.
Het gebruik van een gedeelte van de (bedrijfs)woning voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m² en/of voor een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van meer dan 50 m² met een maximum van 75 m², is toegestaan mits:
Burgemeester ewn wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 10.1 tevens horecabedrijven toestaan die niet worden vermeld onder categorie 1 in de `Lijst van horeca-activiteiten´ en/of worden vermeld in een hogere categorie doch die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de horecabedrijven die zijn genoemd onder die categorie van de `Lijst van horeca-activiteiten´.
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) bouwwerken die zijn voorzien van de bouwaanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen of te verwijderen.
Het in lid 10.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
De omgevingsvergunning kan worden verleend indien:
De voor `Kantoor´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
met dien verstande dat:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
In afwijking van het bepaalde in lid 11.2.1, sub b mag een dakopbouw of een gelijksoortige uitbreiding van een hoofdgebouw op een hellend dakvlak worden gerealiseerd, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft de maximum goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien dat wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van het bijbehorende bouwwerk bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud van de oorspronkelijke opzet van de bouwwerken die zijn voorzien de bouwaanduiding 'karakteristiek', nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor de bouwwerken, alsmede aan de situering ervan.
Het gebruik van een gedeelte van de woning voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m2 en/of voor een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van meer dan 50 m2 met een maximum van 75 m2, is toegestaan mits:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 11.1 wordt in ieder geval gerekend:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) bouwwerken die zijn voorzien van de bouwaanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen of te verwijderen.
Het in lid 11.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
De omgevingsvergunning kan worden verleend indien:
De voor `Maatschappelijk´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daarbij behorende:
met dien verstande dat:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
In afwijking van het bepaalde in artikel 12.2.1 onder b mag een dakopbouw of een gelijksoortige uitbreiding van een hoofdgebouw op een hellend dakvlak worden gerealiseerd, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft de maximum goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien dat wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van het bijbehorende bouwwerk bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud van de oorspronkelijke opzet van de bouwwerken die zijn voorzien de bouwaanduiding 'karakteristiek', nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor de bouwwerken, alsmede aan de situering ervan.
Het gebruik van een gedeelte van de woning voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m² en/of voor een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van meer dan 50 m² met een maximum van 75 m², is toegestaan mits:
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) bouwwerken die zijn voorzien van de bouwaanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen of te verwijderen.
Het in lid 12.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
De omgevingsvergunning kan worden verleend indien:
De voor `Verkeer´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daarbij behorende:
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame
energie gelden de volgende regels:
a. de maximum bouwhoogte is 3 m;
b. de maximum oppervlakte is 15 m2.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer gelden de volgende regels:
De voor `Verkeer - Railverkeer´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daarbij behorende:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
De voor `Verkeer - Verblijfsgebied´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daarbij behorende:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, gelden de volgende regels:
a. de maximum bouwhoogte van lichtmasten is 10 m;
b. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 4 m.
De voor `Water´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 16.1 wordt in ieder geval gerekend:
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden) op of in de gronden met de bestemming 'Water' de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 16.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op een werk en werkzaamheden welke:
De in lid 16.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwantiteit en de waterkwaliteit.
Burgemeester en wethouders verleent de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden slechts nadat advies is ingewonnen bij de waterbeheerder met betrekking tot de vraag of door de ingreep het waterhuishoudkundig belang niet onevenredig wordt aangetast.
De voor `Wonen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
met dien verstande dat:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
In afwijking van het bepaalde in artikel 17.2.1 onder b mag een opbouw op een bungalow of een patiowoning worden gerealiseerd, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft
de maximum goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien dat wenselijk is
uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van het
bijbehorende bouwwerk bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud van de oorspronkelijke opzet van de bouwwerken die zijn voorzien de bouwaanduiding 'karakteristiek', nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor de bouwwerken, alsmede aan de situering ervan.
Het gebruik van een gedeelte van de woning voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m2 en/of voor een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van meer dan 50 m2 met een maximum van 75 m2, is toegestaan mits:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 17.1 wordt in ieder geval gerekend:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) bouwwerken die zijn voorzien van de bouwaanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen of te verwijderen.
Het in lid 17.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
De omgevingsvergunning kan worden verleend indien:
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' (hoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Op de voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden is het niet toegestaan om te bouwen, met uitzondering van:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 18.2.1 voor het bouwen van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde, mits:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dieper dan 0,5 m onder maaiveld over een oppervlakte van 100m2 of meer, uit te voeren:
Het in lid 18.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en het bevorderen van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het aangewezen gebied en de bebouwing daarin.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Op de voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden is het ter bescherming van de oorspronkelijke opzet van het gebied en ter waarborging van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, behoudens interne verbouwingen, niet toegestaan om te bouwen.
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud van de oorspronkelijke opzet van het gebied en ter waarborging van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, nadere eisen stellen aan de kleurstelling en het materiaalgebruik voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de verbodsbepaling in lid 19.2.1 voor het bouwen van aan-, uitbouwen en bijgebouwen, alsmede voor bouwwerken geen gebouwen zijnde, mits:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden ) op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod als bedoeld in lid 19.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
De in lid 19.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend als de ruimtelijke en visuele karakteristiek van de gronden en de gebouwde omgeving niet in onevenredige mate worden aangetast.
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen of te verwijderen.
Het in lid 19.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
De omgevingsvergunning kan worden verleend indien:
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en het bevorderen van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het aangewezen gebied en de bebouwing daarin.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels in aanvulling of afwijking van de andere daar voorkomende bestemmingen:
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud van de oorspronkelijke opzet van het gebied en ter waarborging van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2, mits vooraf een advies van de gemeentelijke cultuurhistorisch adviseur en/of commissie ruimtelijke kwaliteit is ingewonnen waaruit blijkt dat afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden en kenmerken. Aan de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden tot het treffen van maatregelen waardoor de cultuurhistorische waarden en kenmerken kunnen worden behouden.
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en het bevorderen van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van het aangewezen gebied en/of de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle en kenmerkende (landschaps)elementen.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan met het oog op het belang van het behoud van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden en kenmerkende elementen, nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor bouwwerken, alsmede aan de situering ervan.
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod als bedoeld in lid 21.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden :
De in lid 21.4.1 genoemde werken en werkzaamheden mogen geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden en kenmerkende elementen als bedoeld in lid 21.1 tot gevolg hebben. Ter beoordeling of daarvan sprake is:
De voor 'Waarde- Ecologische Verbindingszone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone;
met daarbij behorende:
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Het is verboden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Ecologische Verbindingszone' de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 22.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
De in lid 22.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken en/of werkzaamheden de aanleg en/of instandhouding van de ecologische verbindingszone niet in onevenredige mate worden aangetast.
Op deze gronden mag worden gebouwd ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, mits het bouwen geen onevenredige afbreuk doet aan de mogelijkheden tot behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden, zoals aangegeven in 23.1.
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) op of in de gronden met de bestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod als bedoeld in lid 24.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden :
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig die bestemming.
Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - attentiezone waterhuishouding' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van de waterhuishouding en de hydrologische instandhoudingsdoelen van het hierbinnen gelegen Natuur Netwerk.
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
Het in lid 1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
De in lid 1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de werken of werkzaamheden geen negatieve effecten hebben op de waterhuishouding.
Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wordt het betrokken waterschapsbestuur gehoord.
Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - behoud en herstel watersystemen' zijn de gronden mede bestemd voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximum bouwhoogte van 3 m.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden ) op of in de gronden met de aanduiding 'Overige zone - behoud en herstel watersystemen' de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
De in lid 1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken en/of werkzaamheden de verwezenlijking of het behoud, beheer en herstel van watersystemen niet in onevenredige mate worden aangetast.
Binnen de aanduiding 'veiligheidszone - gasreduceerstations' zijn geen nieuwe beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten toegestaan.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.4 en een beperkt kwetsbaar object toestaan, mits:
Categorie indeling | Opstellingswijze | Kwetsbare objecten | Beperkt kwetsbare objecten |
B | Kast | 4 meter | 2 meter |
B | (semi-)ondergronds station | 4 meter | 2 meter |
B | Kaststation | 6 meter | 4 meter |
B | Open opstelling/ vrijstaand gebouw | 10 meter | 4 meter |
C | Alle stations t/m 40.000 m³ /uur |
15 meter | 4 meter |
C | Alle stations boven 40.000 m³ /uur | 25 meter | 4 meter |
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - invloedsgebied' zijn geen nieuwe gebouwen toegestaan die zijn bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van groepen verminderd zelfredzame personen. Daartoe behoren in ieder geval (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen, basisscholen, sociale werkplaatsen, of gebouwen of gedeelten daarvan bestemd voor dagopvang van minderjarigen. Het wijzigen van bestaande gebouwen voor het gebruik voor verminderd zelfredzame personen is eveneens niet toegestaan.
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.1 indien:
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in lid 29.1 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 30.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 30.1 met maximaal 10%.
Lid 30.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 30.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in lid 30.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Lid 30.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels van het bestemmingsplan Tongelre binnen de Ring 2020
SBI- code |
Nr | Omschrijving | Afstanden in meters | Cate-gorie | |||||
geur |
stof | geluid | gevaar |
grootste afstand |
|||||
01 | - | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW | |||||||
016 | 3 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m2 |
30 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
016 | 4 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m2 |
30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
10, 11 | - | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | |||||||
1052 | 2 | - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m2 | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
1071 | 0 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | |||||||
1071 | 1 | - v.c. < 7500 kg meel/week | 30 | 10 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
1071 | 2 | - v.c. >= 7500 kg meel/week | 100 | 30 | 100 C | 30 | 100 | 3.2 | |
1072 | Banket-, biscuit- en koekfabrieken | 100 | 10 | 100 C | 30 | 100 | 3.2 | ||
10821 | 0 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | |||||||
10821 | 2 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m2 | 100 | 30 | 50 | 30 | 100 | 3.2 | |
10821 | 3 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m2 | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
10821 | 5 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m2 |
100 | 30 | 50 | 30 R | 100 | 3.2 | |
10821 | 6 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m2 |
30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
1073 | Deegwarenfabrieken | 50 | 30 | 10 | 10 | 50 | 3.1 | ||
1083 | 0 | Koffiebranderijen en theepakkerijen: | |||||||
1083 | 2 | - theepakkerijen | 100 | 10 | 30 | 10 | 100 | 3.2 | |
110102 | 0 | Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: | |||||||
1102 t/m 1104 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | 10 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | ||
13 | - | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | |||||||
131 | Bewerken en spinnen van textielvezels | 10 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||
132 | 0 | Weven van textiel: | |||||||
132 | 1 | - aantal weefgetouwen < 50 | 10 | 10 | 100 | 0 | 100 | 3.2 | |
133 | Textielveredelingsbedrijven | 50 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||
139 | Vervaardiging van textielwaren | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||
139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | 0 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||
14 | - | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |||||||
141 | Vervaardiging kleding van leer | 30 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | ||
141 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
142, 151 | Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont | 50 | 10 | 10 | 10 | 50 | 3.1 | ||
15 | - | VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) |
|||||||
151 | Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) | 50 | 10 | 30 | 10 | 50D | 3.1 | ||
152 | Schoenenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||
16 | - | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | |||||||
16101 | Houtzagerijen | 0 | 50 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | ||
16102 | 0 | Houtconserveringsbedrijven: | |||||||
16102 | 2 | - met zoutoplossingen | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
1621 | Fineer- en plaatmaterialenfabrieken | 100 | 30 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||
162 | 0 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout | 0 | 30 | 100 | 0 | 100 | 3.2 | |
162 | 1 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 | 0 | 30 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | |
162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | 10 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
17 | - | VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN | |||||||
1712 | 0 | Papier- en kartonfabrieken: | |||||||
1712 | 1 | - p.c. < 3 t/u | 50 | 30 | 50 C | 30 C | 50 | 3.1 | |
172 | Papier- en kartonwarenfabrieken | 30 | 30 | 100 C | 30 R | 100 | 3.2 | ||
17212 | 0 | Golfkartonfabrieken: | |||||||
17212 | 1 | - p.c. < 3 t/u | 30 | 30 | 100 C | 30 R | 100 | 3.2 | |
58 | - | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA |
|||||||
581 | Uitgeverijen (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
1811 | Drukkerijen van dagbladen | 30 | 0 | 100 C | 10 | 100 | 3.2 | ||
1812 | Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) | 30 | 0 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||
18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
1814 | A | Grafische afwerking | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
1814 | B | Binderijen | 30 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
1813 | Grafische reproductie en zetten | 30 | 0 | 10 | 10 | 30 | 2 | ||
1814 | Overige grafische aktiviteiten | 30 | 0 | 30 | 10 | 30D | 2 | ||
182 | Reproductiebedrijven opgenomen media | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
19 | - | AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN | |||||||
19202 | A | Smeerolieën- en vettenfabrieken | 50 | 0 | 100 | 30 R | 100 | 3.2 | |
20 | - | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN | |||||||
2011 | 0 | Vervaardiging van industriële gassen: | |||||||
2120 | 0 | Farmaceutische productenfabrieken: | |||||||
2120 | 1 | - formulering en afvullen geneesmiddelen | 50 | 10 | 50 | 50 R | 50 | 3.1 | |
2120 | 2 | - verbandmiddelenfabrieken | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
2052 | - | Lijm- en plakmiddelenfabrieken: | |||||||
2052 | 1 | - zonder dierlijke grondstoffen | 100 | 10 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |
205902 | Fotochemische productenfabrieken | 50 | 10 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | ||
205903 | A | Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 50 R | 50 | 3.1 | |
22 | - | VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF |
|||||||
221102 | 0 | Loopvlakvernieuwingsbedrijven: | |||||||
221102 | 1 | - vloeropp. < 100 m2 | 50 | 10 | 30 | 30 | 50 | 3.1 | |
2219 | Rubber-artikelenfabrieken | 100 | 10 | 50 | 50 R | 100 D | 3.2 | ||
222 | 0 | Kunststofverwerkende bedrijven: | |||||||
222 | 3 | - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststof bouwmaterialen | 50 | 30 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | |
23 | - | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN | |||||||
231 | 0 | Glasfabrieken: | |||||||
231 | 1 | - glas en glasproducten, p.c. < 5.000 t/j | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
231 | Glasbewerkingsbedrijven | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||
232, 234 | 0 | Aardewerkfabrieken: | |||||||
232, 234 | 1 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
232, 234 | 2 | - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW | 30 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
2362 | Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken | 50 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||
2363, 2364 | 0 | Betonmortelcentrales: | |||||||
2363, 2364 | 1 | - p.c. < 100 t/u | 10 | 50 | 100 | 100 R | 100 | 3.2 | |
2365, 2369 | 0 | Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips): | |||||||
2365, 2369 | 1 | - p.c. < 100 t/d | 10 | 50 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | |
237 | 0 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | |||||||
237 | 1 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m2 | 10 | 30 | 100 | 0 | 100 D | 3.2 | |
237 | 2 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m2 | 10 | 30 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | |
2391 | Slijp- en polijstmiddelenfabrieken | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | ||
2399 | A0 | Bitumineuze materialenfabrieken: | |||||||
25, 31 | - | VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDDELEN) | |||||||
251, 331 | 0 | Constructiewerkplaatsen: | |||||||
251, 331 | 1 | - gesloten gebouw | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
251, 331 | 1a | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
255, 331 | B | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. | 50 | 30 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 | |
255, 331 | B1 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | |
2561, 3311 | 0 | Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: | |||||||
2561, 3311 | 1 | - algemeen | 50 | 50 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 11 | - metaalharden | 30 | 50 | 100 | 50 | 100 D | 3.2 | |
2561, 3311 | 12 | - lakspuiten en moffelen | 100 | 30 | 100 | 50 R | 100 D | 3.2 | |
2561, 3311 | 2 | - scoperen (opspuiten van zink) | 50 | 50 | 100 | 30 R | 100 D | 3.2 | |
2561, 3311 | 3 | - thermisch verzinken | 100 | 50 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 4 | - thermisch vertinnen | 100 | 50 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 5 | - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) | 30 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 6 | - anodiseren, eloxeren | 50 | 10 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 7 | - chemische oppervlaktebehandeling | 50 | 10 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 8 | - emailleren | 100 | 50 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 9 | - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen e.d.) | 30 | 30 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |
2562, 3311 | 1 | Overige metaalbewerkende industrie | 10 | 30 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 | |
2562, 3311 | 2 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m2 | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | |
259, 331 | A0 | Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: | |||||||
269, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
259, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig p.o. < 200 m2 | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
27, 28, 33 | - | VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN | |||||||
27, 28, 33 | 0 | Machine- en apparatenfabrieken: | |||||||
27, 28, 33 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 | |
26, 28, 33 | - | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |||||||
26, 28, 33 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
26, 27, 33 | - | VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN | |||||||
272 | Accumulatoren- en batterijenfabrieken | 100 | 30 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | ||
293 | Elektrotechnische industrie n.e.g. | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
26, 33 | - | VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN BENODIGDHEDEN | |||||||
261, 263, 264, 331 | Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. | 30 | 0 | 50 | 30 | 50 D | 3.1 | ||
2612 | Fabrieken voor gedrukte bedrading | 50 | 10 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | ||
26, 32, 33 | - | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |||||||
26, 32, 33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. | 30 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
29 | - | VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS | |||||||
291 | 0 | Autofabrieken en assemblagebedrijven: | |||||||
293 | Auto-onderdelenfabrieken | 30 | 10 | 100 | 30 R | 100 | 3.2 | ||
30 | - | VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) |
|||||||
301, 3315 | 0 | Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: | |||||||
301, 3315 | 1 | - houten schepen | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
301, 3315 | 2 | - kunststof schepen | 100 | 50 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | |
31 | - | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |||||||
310 | 1 | Meubelfabrieken | 50 | 50 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 | |
9524 | 2 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | 0 | 10 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 30 | 10 | 10 | 10 | 30 | 2 | ||
322 | Muziekinstrumentenfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
323 | Sportartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | ||
324 | Speelgoedartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | ||
32991 | Sociale werkvoorziening | 0 | 30 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
32999 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 30 | 10 | 50 | 30 | 50 D | 3.1 | ||
35 | - | PRODUCTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | |||||||
35 | C0 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |||||||
35 | C1 | - < 10 MVA | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
35 | C2 | - 10 - 100 MVA | 0 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 | |
35 | C3 | - 100 - 200 MVA | 0 | 0 | 100C | 50 | 100 | 3.2 | |
35 | D0 | Gasdistributiebedrijven: | |||||||
35 | D3 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties, cat. A | 0 | 0 | 10 C | 10 | 10 | 1 | |
35 | D4 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
35 | D5 | - gasontvang- en verdeelstations, cat. D | 0 | 0 | 50C | 50 R | 50 | 3.1 | |
35 | E0 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |||||||
35 | E1 | - stadsverwarming | 30 | 10 | 100 C | 50 | 100 | 3.2 | |
35 | E2 | - blokverwarming | 10 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
36 | - | WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER | |||||||
36 | A0 | Waterwinning-/bereiding bedrijven: | |||||||
36 | A2 | - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling | 10 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 | |
36 | B0 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |||||||
36 | B1 | - < 1 MW | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
36 | B2 | - 1 - 15 MW | 0 | 0 | 100 C | 10 | 100 | 3.2 | |
41, 42, 43 | - | BOUWNIJVERHEID | |||||||
41, 42, 43 | 0 | Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m2 | 10 | 30 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |
41, 42, 43 | 1 | - bouwbedrijven algemeen: b.o <= 2.000 m2 | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
41, 42, 43 | 2 | Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m2 |
10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
41, 42, 43 | 3 | - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. < 1000 m2 |
0 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
45, 46 | - | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTOR- FIETSEN; | |||||||
452, 453, 454 | Reparatie van auto's en motorfietsen, handel in onderdelen en accessoires van motorfietsen en auto's | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
451 | Groothandel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) | 10 | 10 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||
45204 | A | Autoplaatwerkerijen | 10 | 30 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |
45204 | B | Autobeklederijen | 0 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 | |
45204 | C | Autospuitinrichtingen | 50 | 30 | 30 | 30 R | 50 | 3.1 | |
45205 | Autowasserijen | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
46 | - | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |||||||
461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
4622 | Groothandel in bloemen en planten | 10 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
4624 | Groothandel in huiden, vellen en leder | 50 | 0 | 30 | 0 | 50 | 3.1 | ||
46217, 4631 | Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen | 30 | 10 | 30 | 50 R | 50 | 3.1 | ||
4632, 4633 | Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsolieën | 10 | 0 | 30 | 50 R | 50 | 3.1 | ||
4634 | Groothandel in dranken | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
4635 | Groothandel in tabaksproducten | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
4636 | Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk | 10 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
4637 | Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen | 30 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
4638, 4639 | Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
464, 46733 | Groothandel in overige consumentenartikelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
46499 | 0 | Groothandel in vuurwerk en munitie: | |||||||
46499 | 1 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | 10 | 0 | 30 | 10 V | 30 | 2 | |
46499 | 2 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton | 10 | 0 | 30 | 50 V | 50 | 3.1 | |
46499 | 5 | - munitie | 0 | 0 | 30 | 30 | 30 | 2 | |
46711 | 0 | Groothandel in vaste brandstoffen: | |||||||
46711 | 1 | - klein, lokaal verzorgingsgebied | 10 | 50 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | |
46713 | Groothandel in minerale olieproducten (excl. brandstoffen) | 100 | 0 | 30 | 50 | 100 | 3.2 | ||
46721 | 0 | Groothandel in metaalertsen: | |||||||
46722, 46723 | Groothandel in metalen en -halffabrikaten | 0 | 10 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||
4673 | 0 | Groothandel in hout en bouwmaterialen: | |||||||
4673 | 1 | - algemeen: b.o. > 2.000 m2 | 0 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
4673 | 2 | - algemeen: b.o. <= 2.000 m2 | 0 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
46735 | 4 | zand en grind: | |||||||
46735 | 5 | - algemeen: b.o. > 200 m2 | 0 | 30 | 100 | 0 | 100 | 3.2 | |
46735 | 6 | - algemeen: b.o. <= 200 m2 | 0 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
4674 | 0 | Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |||||||
4674 | 1 | - algemeen: b.o. > 2.000 m2 | 0 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
4674 | 2 | - algemeen: b.o. < = 2.000 m2 | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
46751 | Groothandel in chemische producten | 50 | 10 | 30 | 100 R | 100 D | 3.2 | ||
46752 | Groothandel in kunstmeststoffen | 30 | 30 | 30 | 30 R | 30 | 2 | ||
4676 | Groothandel in overige intermediaire goederen | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
4677 | 0 | Autosloperijen: b.o. > 1000 m2 | 10 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
4677 | 1 | - autosloperijen: b.o. <= 1000 m2 | 10 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
4677 | 0 | Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m2 |
10 | 30 | 100 | 10 | 100 D | 3.2 | |
4677 | 1 | - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m2 |
10 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
466 | 0 | Groothandel in machines en apparaten: | |||||||
466 | 1 | - machines voor de bouwnijverheid | 0 | 10 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |
466 | 2 | - overige | 0 | 10 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | |
466, 469 | Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.) | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
47 | - | REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | |||||||
952 | Reparatie t.b.v. partuculieren (excl. auto's en motorfietsen) | 0 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 | ||
49 | - | VERVOER OVER LAND | |||||||
491, 492 | 0 | Spoorwegen: | |||||||
494 | 0 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m2 | 0 | 0 | 100 C | 30 | 100 | 3.2 | |
494 | 1 | - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. <= 1000 m2 | 0 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 | |
495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 D | 2 | ||
52 | - | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | |||||||
52242 | 0 | Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart: | |||||||
52242 | 2 | - stukgoederen | 0 | 10 | 100 | 50 R | 100 D | 3.2 | |
52102, 52109 | A | Distributiecentra, pak- en koelhuizen | 30 | 10 | 50 C | 50 R | 50 D | 3.1 | |
52109 | B | Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
5221 | 2 | Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) | 10 | 0 | 100 C | 30 | 100 | 3.2 | |
5222 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
5229 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 D | 1 | ||
53 | - | POST EN TELECOMMUNICATIE | |||||||
531, 532 | Post- en koeriersdiensten | 0 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | ||
61 | A | Telecommunicatiebedrijven | 0 | 0 | 10 C | 0 | 10 | 1 | |
61 | B0 | Zendinstallaties: | |||||||
61 | B1 | - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) | 0 | 0 | 0 C | 100 | 100 | 3.2 | |
61 | B2 | - FM en TV | 0 | 0 | 0 C | 10 | 10 | 1 | |
61 | B3 | - GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwergunningplichtig) | 0 | 0 | 0 C | 10 | 10 | 1 | |
77 | - | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |||||||
7711 | Personenautoverhuurbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | ||
773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | ||
772 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 D | 2 | ||
62 | - | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |||||||
62 | A | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
58, 63 | B | Datacentra | 0 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | |
72 | - | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |||||||
721 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 30 | 10 | 30 | 30 R | 30 | 2 | ||
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | - | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | |||||||
812 | Reinigingsbedrijven voor gebouwen | 50 | 10 | 30 | 30 | 50 D | 3.1 | ||
74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 10 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | ||
37, 38, 39 | - | MILIEUDIENSTVERLENING | |||||||
3700 | A0 | RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks: | |||||||
3700 | B | rioolgemalen | 30 | 0 | 10 C | 0 | 30 | 2 | |
381 | A | Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. | 50 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
381 | B | Gemeentewerven (afval-inzameldepots) | 30 | 30 | 50 | 30 R | 50 | 3.1 | |
382 | A0 | Afvalverwerkingsbedrijven: | |||||||
382 | A2 | - kabelbranderijen | 100 | 50 | 30 | 10 | 100 | 3.2 | |
382 | A4 | - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) | 50 | 10 | 30 | 10 | 50 | 3.1 | |
382 | A5 | - oplosmiddelterugwinning | 100 | 0 | 10 | 30 R | 100 D | 3.2 | |
382 | A7 | - verwerking fotochemisch en galvano-afval | 10 | 10 | 30 | 30 R | 30 | 2 | |
382 | C0 | Composteerbedrijven: | |||||||
382 | C3 | - belucht v.c. < 20.000 ton/jr | 100 | 100 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |
96 | - | OVERIGE DIENSTVERLENING | |||||||
96011 | A | Wasserijen en strijkinrichtingen | 30 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 | |
96011 | B | Tapijtreinigingsbedrijven | 30 | 0 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | |
96012 | Chemische wasserijen en ververijen | 30 | 0 | 30 | 30 R | 30 | 2 | ||
96013 | A | Wasverzendinrichtingen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
96013 | B | Wasserettes, wassalons | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |