Tongelre buiten de Ring 2019    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Aanleiding     

Naar verwachting treedt op 1 januari 2021 de Omgevingswet in werking. Eindhoven heeft ervoor gekozen om alle bestemmingsplannen op dat moment actueel te hebben. Het bestemmingsplan 'Tongelre buiten de Ring 2005' is op 4 december 2007 vastgesteld. Om die reden is actualisatie van dit bestemmingsplan nu aan de orde.

Het bestemmingsplan 'Tongelre buiten de Ring 2019' bestaat uit een digitale en analoge verbeelding (plankaart) met de daarbij behorende regels. Bij het bestemmingsplan is een toelichting gevoegd. In de toelichting wordt aangegeven waarom het bestemmingsplan is opgesteld en welke afwegingen hebben plaatsgevonden in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Naast de digitale versie is er tevens een papieren versie van het bestemmingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend.

1.2 Het plangebied     

Het plangebied ligt in het oostelijk deel van de gemeente en wordt in grote lijnen aan de westkant begrensd door de Jeroen Boschlaan en de Insulindelaan, aan de noordkant door het gebied ten westen van de Sumatralaan, het gebied ten noorden van een gedeelte van de Van Oldenbarneveltlaan, het Aalbersepad, de Oude Muschbergweg en het gebied ten noorden van een gedeelte van de Eisenhowerlaan. De locatie IJzeren Man valt niet binnen dit bestemmingsplan. Het betreft een ontwikkellocatie waarvoor een separaat bestemmingsplan is opgesteld. Ten aanzien van de locatie van de midgetgolf aan de Sumatralaan geldt dat deze locatie wel in het plangebied is opgenomen ondanks dat op deze locatie waarschijnlijk een ontwikkeling gerealiseerd gaat worden. Reden hiervoor is dat de ontwikkeling voor deze locatie nog niet concreet is en het wel van belang is om op deze locatie een actueel bestemmingsplan te hebben.

Aan de noordoostkant wordt het plangebied begrensd door het buitengebied ter hoogte van de 150 kv hoogspanningsleiding en aan de zuidooskant de Collseweg, de Heerbaan en de Doornakkersweg. Aan de zuidkant wordt het plangebied begrensd door het gebied ten oosten van de Klavecimbellaan, het Dirigentplein en de Jozef Israëlslaan en het gebied ten zuiden van de Quinten Matsyslaan en de Ruysdaelbaan. Aan de oostzijde is Sectie C gesitueerd. Dit gebied valt niet binnen het plangebied nu hier een separaat ontwikkelplan voor wordt opgesteld.

verplicht

Figuur 1: plangebied

1.3 Voorgaande plannen     

Het bestemmingsplan "Tongelre buiten de Ring 2019" vervangt het bestemmingsplan 'Tongelre buiten de Ring 2005', vastgesteld door de raad op 4 december 2007.

Het plan "Tongelre buiten de Ring 2019" vervangt tevens de bestemmingsplannen:

  • III Tongelre buiten de Ring 2005 (Spilcentrum 't Hofke), vastgesteld door de raad d.d. 12 april 2011;
  • IV Tongelre buiten de Ring 2005 (reparatie Oud Tongelre) vastgesteld door de raad d.d. 1 juli 2014;
  • VII Tongelre buiten de Ring 2005 (Tongelresestraat 404) vastgesteld door de raad d.d. 19 september 2012;
  • Centrum Doornakkers (De Toeloop) vastgesteld door de raad d.d. 20 augustus 2013;
  • Reconstructie Orpheuslaan vastgesteld door de raad d.d. 28 juni 2011.

1.4 Leeswijzer     

Deze toelichting bestaat uit 9 hoofdstukken. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2. Hierin is een beschrijving van het plangebied gegeven. Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden en de beleidskaders voor het opstellen van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in en een verantwoording van alle relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In deze paragraaf is beschreven op welke wijze rekening wordt gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is verwoord in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de handhaving van het bestemmingsplan. De financiële uitvoerbaarheid is verantwoord in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure, inclusief een paragraaf over de maatschappelijke uitvoerbaarheid (met name de resultaten van het gevoerde overleg en de samenspraak/inspraak).

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied     

2.1 Historisch perspectief     

Tongelre was vroeger een overwegend agrarisch gebied. Dit is goed te zien aan de bewaard gebleven karakteristieke boerderijen aan de Doolstraat, de Loostraat, 't Hofke en de Urkhovenseweg.

Historisch was Tongelre minder verbonden met Eindhoven dan de andere gemeenten die in 1920 bij Eindhoven werden gevoegd. Het behoorde voor de 19e eeuw tot het kwartier van Peelland en had niet dezelfde heerlijkheidsrelaties met de Prins van Oranje.

De dorpskern werd gevormd door 't Hofke, nog steeds herkenbaar aan o.a. de St. Martinuskerk en het oude raadhuis. Vanaf 't Hofke waaierden verbindingswegen uit naar Woensel, Nuenen, Geldrop en Stratum. De verbinding met Eindhoven liep vroeger via Stratum en Klein Tongelre. In 1872 werd de huidige Tongelresestraat vanaf de Geldropseweg aangelegd, die ter hoogte van de Kievitlaan aansloot op het oude tracé.

In de tweede helft van de 19e eeuw, ontstond aan de oostzijde van het centrumgebied van Eindhoven een concentratie van industrie, voornamelijk in het gebied rond het havenhoofd en de Tongelrersestraat dat toen nog tot de gemeente Stratum behoorde.. Deze industrialisatie werd mogelijk gemaakt door de aanleg van het Eindhovens Kanaal in 1846 en de spoorlijnen naar Venlo in 1866 en naar Weerts in 1913. Door de industrialisatie ontstond er ook meer woonbebouwing in deze omgeving, hoewel de uitbreiding in Tongelre beperkt bleef en pas tot ontwikkeling kwam nadat fabrikanten zich gingen vestigen aan de Parklaan, wat het begin vormde van villapark Tongelre.

Het Uitbreidingsplan voor Groot Eindhoven van Cuypers en Kooken uit 1918 voorzag in een Ringweg en nieuwe wijken tussen de radialen, maar ook na de annexatie met Eindhoven in 1920 bleef de stadsuitbreiding in Tongelre vooral beperkt tot het gebied binnen de huidige Ring. Een voorbeeld van de sociale woningbouw uit de twintiger jaren is het gebied Lakerlopen.

Een uitbreidingsplan van de stedenbouwkundige De Casseres verscheen in 1930, waarvan het plan de Doornakker nog vóór 1940 werd gerealiseerd. Verder bestond de woningbouw in de dertiger jaren vooral uit middenstandswoningen. Een belangrijk project uit deze periode was de aanleg van het zwembad De IJzeren Man in 1929.

Na de Tweede Wereldoorlog ontstaat er in het kader van de wederopbouw wederom een bouwhausse. Bijzonder daarbij zijn de zogenaamde 'zelfbouwwoningen' nabij de Melkweg.

Philips bouwt Oostenrijkse woningen in de Generaal Bothastraat en omgeving en een Zweeds dorp bij de Javalaan (inmiddels verdwenen) en er worden noodwoningen gerealiseerd aan de Rustenburgstraat.

In de jaren 60 is men gestart met het bebouwen van het gebied Muschberg/Geestenberg. Hierdoor zijn Eindhoven en Tongelre niet alleen bestuurlijk maar ook fysiek met elkaar verbonden. Het historisch wegenpatroon werd daarbij doorbroken. In dezelfde tijd doorsneed een nieuwe weg naar Helmond het gebied.

Tongelre wordt aan de zuid-oostzijde verder uitgebreid met in totaal circa 900 woningen (wijk Berckelbosch), hierbij is sprake van een gefaseerde ontwikkeling. Deze ontwikkeling ligt buiten het plangebied van dit bestemmingsplan.

2.2 Stedenbouwkundige structuur     

Opbouw

Tongelre is een van de vijf lobben die rond het centrum van Eindhoven zijn ontwikkeld. Deze lobben zijn te vergelijken met een bloem waarvan de blaadjes (de lobben) rondom het hart (Eindhoven Centrum) zijn geformeerd. De scheiding tussen de lobben is duidelijk waarneembaar en wordt gevormd door groengebieden of bedrijfsterreinen. In het noordoosten wordt Tongelre door het groengebied rond de Karpendonkse Plas en de Dommel gescheiden van Woensel. Aan de zuidzijde vormt bedrijventerrein De Kade de scheiding tussen Tongelre en Stratum.

Verkeersstructuur

De hoofdwegenstructuur van Tongelre buiten de Ring wordt gevormd door de Tongelresestraat en de Eisenhowerlaan. Aan de westzijde van het plangebied vormen de Jeroen Boschlaan en de Insulindelaan een onderdeel van de Ring. Bepalend voor de structuur van Tongelre buiten de Ring zijn ook de spoorlijnen Eindhoven-Venlo en Eindhoven-Weert die het gebied in oost westelijke richting doorsnijden.

Groen en water

Het stadsdeel Tongelre ligt voor een groot deel ingebed in het groen. Met name ten noorden van de spoorlijn Eindhoven-Venlo bevinden zich grootschalige groengebieden.

Ten noorden van Tongelre ligt het natuur- en wandelgebied Wandelpark Eckart, ook wel aangeduid als De Bogten. Westelijk van Wandelpark Eckart liggen de Karpendonkse Plas met omringend park en een kleinere plas de IJzeren Man.

Het Wasven en het Beukenlaantje zijn karakteristieke en historische groengebieden. Het Wasven maakt deel uit van het voormalige kasteelpark. Het Beukenlaantje is het laatst overgebleven deel van de oprijlaan naar het kasteel.

Het gebied de Loovelden, gesitueerd tussen de Wolvendijk, de Loostraat en de Dommel is een karakteristiek agrarisch gebied. Vermeldenswaard voor het stadsdeel Tongelre zijn de groendomeinen die buiten het plangebied zijn gesitueerd, t.w. De Varkensputten, De Zeggen en de Urkhovense Akker. In het gebied Muschberg/Geestenberg ligt, nabij 't Karregat, een parkachtige omgeving die wordt aangeduid als de Groene Long.

2.3 De buurten     

verplicht

Koudenhoven

Koudenhoven is een villawijk aan de rand van het Eckartse Bos. Het merendeel van de woningen is gebouwd na 1970. De aantrekkelijkheid van de wijk ligt vooral besloten in de ruime en groene stedenbouwkundige opzet en de situering aan het buitengebied.

De Karpen

De Karpen is een villapark met bijna uitsluitend woningen van na 1970.

Deze buurt heeft een zeer groene setting met beeldbepalende elementen zoals de Karpendonkse Plas en het Zwembad de IJzeren Man. De omgeving wordt vaak gebruikt voor recreatie en buurt overschrijdende activiteiten.

Muschberg, Geestenberg

De buurt ligt ingeklemd tussen twee spoorlijnen, heeft een mix van woningen en bedrijvigheid en bestaat uit een kleine 2000 woningen waarvan het merendeel is gebouwd na 1970. Het westelijk deel van de wijk, Muschberg, bestaat voornamelijk uit rijenwoningen en patio bungalows. Het oostelijk deel, Geestenberg is een woonwijk uit 1972 en kent een grote variatie aan experimentele woningtypen. De structuur van de wijk is opgezet als een verkeersveilige woonomgeving. Kenmerkend is de fijnmazige voetgangersstructuur die gericht is op de centrale groene ruimte die uitmondt bij het wijkcentrum, gebruikmakend van de glooiing van het oorspronkelijke akkerlandschap. Aan de Urkhovenseweg en de Broekakkerseweg bevinden zich enkele flatgebouwen.

't Hofke

De buurt ligt ingeklemd tussen de spoorlijn Eindhoven-Venlo en de Eisenhowerlaan en heeft een gedifferentieerde opbouw. Van de circa 1500 woningen zijn 150 woningen vooroorlogs. Een groot deel van de naoorlogse woningen is in de periode 1970-1979 gebouwd. In de noordoostelijke hoek liggen enkele flatgebouwen. Voor het overige bestaat de bebouwing hoofdzakelijk uit grondgebonden woningen.

Min of meer in het hart van de buurt ligt het oude centrum van het voormalige dorp Tongelre. De historische structuur is nog goed waar te nemen en wordt met name gevormd door de Tongelrese straat, 't Hofke en de Wolvendijk die deel uitmaken van een historische route tussen Eindhoven en Nuenen. Hier staan ook de meest historisch karakteristieke bebouwing zoals het Oude Raadhuis en een aantal monumentale boerderijen.

In het westen van de buurt ligt het landelijk ogende gebied het Wasven. Onderdeel van het Wasven is de oude kasteeloprijlaan, beter bekend onder de naam Beukenlaantje. Voorts ligt in het Wasven de enige school voor het voortgezet onderwijs in Tongelre, het Lorentz-Casimirlyceum.

Doornakkers

De buurt Doornakkers wordt door het tracé Rogier van de Weydenstraat-President Steynstraat-Generaal Bothastraat in twee nagenoeg gelijken delen verdeeld: Doornakkers-West en Doornakkers-Oost.

Een groot deel van de woningen in Doornakkers-West is gebouwd voor 1945. Vervolgens is in de periode 1945-1969 de buurt verder uitgebreid en is het grootste deel van Doornakkers-Oost gebouwd.

Tussen Doornakkers en Tongelresche Akkers ligt de Toeloop, het sociale middelpunt van de wijk met tal van maatschappelijk voorzieningen. Aan het Dirigentplein bevindt zich een winkelcentrum.

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, randvoorwaarden en beleidskader     

3.1 Inleiding     

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Verantwoord wordt dat het bestemmingsplan past in het (toekomstig) ruimtelijk beleid. Er wordt geen complete samenvatting gegeven van alle beleidsaspecten. Uitsluitend de relevante beleidskaders voor het plangebied zijn in dit hoofdstuk weergegeven en verantwoord.

3.2 Rijksbeleid     

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte     

In de definitieve Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. Het Rijk zet twee zaken helder neer: een kader voor prioritering van investeringen om Nederland in beweging te krijgen en een selectief ruimtelijk beleid dat meer loslaat en overlaat aan provincies en gemeenten.

Het is de uitdaging om Nederland in de wereldeconomie van de toekomst concurrerend te houden. Dat betekent dat onze stedelijke regio's en netwerken versterkt moeten worden door de kwaliteit voor de leefomgeving te verbeteren, hoogwaardige en klimaatbestendige woon- en werkmilieus te realiseren, de bereikbaarheid te verbeteren en de mobiliteit te verduurzamen, maatregelen te treffen ten behoeve van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimte te maken voor de noodzakelijke transitie naar duurzame energie.

Het Rijk onderscheidt 13 nationale belangen in de SVIR. Daarnaast kiest ze nadrukkelijk voor een vereenvoudiging van de regelgeving en brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degenen die het aangaat: burgers en bedrijven. Zo beëindigt het Rijk zijn rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones, binnenstedelijk bouwen, landsbrede verstedelijkingsafspraken, sport- en recreatievoorzieningen.

Het Rijk vindt de stedelijke regio's rond de Mainports (Rotterdam en Amsterdam), de Brainport, greenports en de valleys van nationaal belang (nationaal belang 1).

De gebiedsontwikkeling Brainport Avenue is van nationaal belang. In de SVIR wordt Brainport Zuid-Oost Nederland beschouwd als de belangrijkste toptechnologieregio van ons land.Het centrum van deze Brainport is gelegen in Eindhoven met o.a. High-tech systemen, medische technologie en automotive als belangrijkste thema's. Daarnaast zijn Chemelot in Sittard-Geleen als belangrijk chemie-cluster, het medische cluster in Maastricht en de greenport Venlo als cluster van agro-food, tuinbouw en logistiek belangrijk.

In de regio Eindhoven moeten vanwege de groei van het aantal huishoudens in de periode tot 2040 nog circa 40.000 woningen worden bijgebouwd en ook een kleine 30.000 woningen worden vervangen die niet meer voldoen aan de woonwensen. Het vestigingsklimaat voor (buitenlandse) bedrijven en kenniswerkers behoeft versterking met hoogwaardige woonmilieu's, stedelijke voorzieningen, voldoende aanbod van cultuur en sport en grensoverschrijdende verbindingen. Ook de diversiteit aan toegankelijke groengebieden rond de steden en een robuust netwerk voor natuur vormen voor deze regio een belangrijke vestigingsfactor.

Realisatie

Uitgangspunt bij het realiseren van de doelstellingen is een integrale, regionaal-specifieke aanpak, waarmee investeringen en ander rijksinstrumentarium zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet kunnen worden. Dat vraagt om een gedegen afweging van alle relevante belangen en goede afstemming en samenwerking tussen regio en Rijk. Over de rijksopgaven zullen op basis van de MIRT-gebiedsagenda's afspraken worden gemaakt.

De SVIR kent een realisatieparagraaf, waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten. Het Rijk heeft voor de realisatie van de nationale belangen de beschikking over de volgende vier instrumenten:

  • Kaders (gebiedsgerichte of thematische uitwerkingen van de SVIR, relevante wetgeving);
  • Bestuurlijke prestatieafspraken (bijvoorbeeld afspraken met provincies en gemeenten, internationale afspraken met overheden in buurlanden);
  • Financieel (bijvoorbeeld Infrastructuurfonds, Deltafonds);
  • Kennis (bijvoorbeeld inzetten van het College van Rijksadviseurs bij ruimtelijke ontwikkelingen, verspreiden van “best practices”).

Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van aard (beleidsmatig versus procesmatig).

  • Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit geeft de juridische kaders die nodig zijn om het geldende ruimtelijk rijksbeleid te borgen.
  • Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden. De ladder voor duurzame verstedelijking en de proceseisen voor goed ontwerp en aandacht voor de waterhuishouding (watertoets), het milieu en het cultureel erfgoed zijn allen geborgd in het Bro.

Nationaal belang 13 vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld kantoorlocaties, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen) moet in het bestemmingsplan worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik. De ladder voor duurzame verstedelijking werkt als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Conclusie

Dit bestemmingsplan richt zich op het vastleggen van de bestaande situatie en van de functionele en ruimtelijke structuur. Er is dus geen sprake van een stedelijke ontwikkeling waarvoor een ladderonderzoek nodig is. Ook is er geen sprake van strijd met de SVIR in dit bestemmingsplan.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening     

Naast de SVIR is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel AMvB Ruimte genoemd, van toepassing. Het besluit bevat regels ter borging van een aantal nationale belangen. Het gaat onder meer over rijksbelangen zoals rijksvaarwegen, zones buisleidingen, zones van hoogspanningsleidingen en militaire objecten.

Voor Eindhoven is de 380 Kv hoogspanningsleiding van belang. Deze is gelegen in Eindhoven Noord en (deels) Oost. Verder is in het Barro opgenomen dat de provinciale begrenzing van het Nationaal Natuurnetwerk (NNN) direct doorwerkt naar het bestemmingsplan. De gebieden die de NNN vormen worden bij provinciale verordening aangewezen (zie ook paragraaf Verordening Ruimte). Daarmee is de NNN een provinciaal belang geworden. Tot slot worden de belangen van luchthaven Eindhoven via het Barro geborgd.

Conclusie

Voor de hoogspanningsleiding is een dubbelbestemming in dit bestemmingsplan opgenomen ten behoeve van het doelmatig functioneren van de leiding. Op het onderdeel NNN wordt nader ingegaan in paragraaf 3.3.2. Op de luchthaven wordt nader ingegaan in paragraaf 3.2.3 en 3.2.4.

3.2.3 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening     

In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) zijn de terreinen, gebieden en installaties zoals bedoeld in het Barro, aangewezen. Voor onderhavig gebied zijn de geluidszone en het obstakelbeheergebied behorende bij het luchtvaartterrein relevant. Deze gebieden zijn op onderstaande kaart aangegeven. Onderstaande kaart behoort bij de Rarro. Het plangebied is niet gelegen binnen de zones behorende bij de luchthaven.

verplicht kaart militair luchtvaartterrein – Vliegbasis Eindhoven (bijlage 3.4 Rarro)

Bron: http://wetten.overheid.nl

3.2.4 Luchthavenbesluit     

In 2009 is de Wet luchtvaart gewijzigd. Naar aanleiding hiervan is een nieuw luchthavenbesluit voor Eindhoven vastgesteld (Luchthavenbesluit Eindhoven). Dit is op 26 september 2014 vastgesteld en met ingang van oktober 2014 in werking getreden. In het luchthavenbesluit Eindhoven is het luchthavengebied, de gebruiksmogelijkheden en het beperkingengebied vastgelegd. Voor het bestemmingsplan is vooral het beperkingengebied van belang.



Het beperkingengebied bestaat uit:

  • de geluidszone: dit is de weergave van de geluidsbelasting van het gezamenlijke luchtverkeer (hier wordt in paragraaf 4.3.4 op ingegaan). Binnen deze zone gelden regels voor het bouwen van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen.
  • de obstakelbeheergebieden: hier gelden maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten.
  • het vogelbeheersgebied: binnen dit gebied gelden regels voor een bestemming of gebruik dat vogels aantrekt.



Het plangebied ligt niet binnen één van deze beperkingengebieden.

3.2.5 Bakens luchthaven Eindhoven en radarverstoringsgebied vliegbasis Volkel     

Bij het bepalen van de maximaal toegestane bouwhoogte in het bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de bakens van luchthaven Eindhoven en het radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel.

Bakens luchthaven Eindhoven

Op en nabij de luchthaven Eindhoven zijn bakens (zie onderstaande afbeelding) aanwezig om de richting van het vliegverkeer (zowel horizontaal als verticaal) te kunnen volgen:

  • een VDF baken: Vertical Directional Finder. Dit is een hulpmiddel voor de luchtverkeersleiding om de richting te kunnen bepalen van het vliegtuig waarmee op dat moment wordt gecommuniceerd.
  • een NDB; Non Directional Beacon. Dit wordt door vliegtuigen gebruikt als navigatiehulpmiddel op luchtroutes. Het is een bakenzender die een radiosignaal uitzendt dat door een peilontvanger in het vliegtuig wordt opgevangen. Hierdoor wordt de richting van het signaal ten opzichte van het vliegtuig bepaald. Door de richting van twee verschillende bakens te peilen kan de piloot zijn/haar positie bepalen.

De toetsingsgebieden van VDF liggen voor een klein gedeelte over het plangebied, maar hebben gezien de maximaal toegestane bouwhoogte geen consequenties.

verplicht

Afbeelding hoogtebelemmeringen bakens nabij luchthaven Eindhoven. Blauwe lijnen= VDF. Rode lijnen= NDB.

Radarverstoringsgebied Volkel

Om het ongestoord functioneren van radar- en communicatie-apparatuur op de vliegbasis Volkel te waarborgen ligt er rond deze vliegbasis een cirkel met een straal van 50 nautische mijl (=27,8 km), gemeten vanaf de positie van de radar. Binnen dit radarverstoringsgebied moet voor ieder obstakel hoger dan 65 meter worden berekend of er verstoring van de radar optreedt. Onderhavig plangebied ligt binnen dit radarverstoringsgebied, maar dit heeft geen consequenties gezien de maximaal toegestane bouwhoogtes.

verplicht

Uitsnede uit kaart hoogtebelemmeringen als gevolg van luchthaven Eindhoven. Blauwe lijnen- arcering= radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel.

3.3 Provinciaal beleid     

3.3.1 Omgevingsvisie     

De Brabantse Omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Gedeputeerde Staten hebben deze omgevingsvisie op 1 november 2018 ter vaststelling voorgelegd aan Provinciale Staten. Op 14 december 2018 is de omgevingsvisie vastgesteld door Provinciale Staten. Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma’s. Daarmee wil Brabant op tijd klaar zijn voor de Omgevingswet wanneer deze in 2021 wordt ingevoerd.

In de Omgevingswet staan waarden als veiligheid, gezondheid en duurzame omgevingskwaliteit centraal. De Brabantse Omgevingsvisie voegt daar ambities aan toe voor vier hoofdopgaven: de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. Voor ieder van deze opgaven geeft de omgevingsvisie aan wat de ambities op lange termijn zijn: wat is er nodig om Brabant in 2050 een gezonde, veilige en prettige leefomgeving te laten zijn? Maar ook een concreet tussendoel: waar moeten we in 2030 op zijn minst staan om dat langetermijndoel te halen? De omgevingsvisie geeft ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.

3.3.2 Structuurvisie     

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De structuurvisie bestaat uit twee delen (A en B) en een uitwerking.

Deel A

Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem, met aandacht voor bescherming tegen hoogwater, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen en een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Aandacht wordt gevraagd voor sterke regionale economische clusters, (inter)nationale bereikbaarheid en knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden). De provincie realiseert haar doelen door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.

verplicht

Deel B

De ruimtelijke belangen en keuzes zijn in vier ruimtelijke structuren geordend. Deze vier ruimtelijke structuren worden in deel B beschreven en zijn:

1. de groenblauwe structuur

De groenblauwe structuur bestaat uit bestaande natuur, watersystemen en nieuwe natuur in hiervoor kansrijke gebieden. Het behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden is hier belangrijk. Daarnaast biedt de groenblauwe structuur ruimte aan een natuurlijk en robuust watersysteem. Dit is nodig voor een goed waterbeheer en biedt mogelijkheden om in te spelen op de effecten van klimaatverandering.

2. het landelijk gebied

Het landelijk gebied ligt buiten de groenblauwe structuur en de stedelijke structuur. Het landelijk gebied biedt een multifunctionele gebruiksruimte voor land- en tuinbouw, natuur, water, recreatie, toerisme en kleinschalige stedelijke functies. Land- en tuinbouw zijn de grootste ruimtegebruikers. De provincie streeft hier naar een multifunctionele gebruiksruimte, met behoud van agrarische productieruimte in die delen van het landelijk gebied waar de landbouw leidend is voor nieuwe ontwikkelingen.

3. de stedelijke structuur

De stedelijke structuur bestaat uit de steden en dorpen in Noord-Brabant. De provincie kiest hier voor twee perspectieven. Ten eerste stedelijke concentratiegebieden waar de groei van de verstedelijking wordt opgevangen. De provincie wil de verstedelijking op goed ontsloten plekken concentreren en de groene ruimte tussen steden openhouden. Ten tweede dienen kernen in het landelijk gebied zoveel mogelijk te worden ontzien van verdere verstedelijking. Alleen de eigen verstedelijkingsbehoefte wordt daar opgevangen.

4. de infrastructuur

Het infrastructuurnetwerk bestaat uit een fijnmazig en samenhangend netwerk van wegen, spoorlijnen, vaarwegen, luchthavens en buisleidingen. De Brabantse infrastructuur maakt deel uit van het internationale netwerk van infrastructuur in noordwest Europa. De provincie kiest hier voor een goede bereikbaarheid van BrabantStad en de economische clusters van Noord-Brabant. Voor het personenvervoer zijn het hoofdwegennet en het OV-netwerk BrabantStad de dragers. Het goederenvervoer wordt zoveel mogelijk via de te ontwikkelen Goederenruit (spoor en waterwegen) geleid. Zo wordt ruimte gemaakt voor het versterken van de (inter)nationale ontsluiting (weg, water, spoor en lucht) van de Brabantse steden.

Uitwerking structuurvisie

De provincie heeft geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkeld, maar geeft haar visie op het landschap vorm in de zogenaamde 'gebiedspaspoorten'. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze kunnen worden versterkt. Er zijn ook deelstructuurvisies opgesteld voor specifieke onderwerpen. Zo is voor het gebied ten oosten van Eindhoven de deelstructuurvisie Brainport Oost opgesteld. Deze bevat keuzes voor wonen, werken en bereikbaarheid ten oosten van Eindhoven.

Eindhoven vormt samen met de provincie en met de steden Breda, Helmond, 's-Hertogenbosch en Tilburg het stedelijk netwerk BrabantStad. Dit samenwerkingsverband vervult een voortrekkersrol bij de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Noord-Brabant. Sterke steden zijn een voorwaarde voor de toekomst van Noord-Brabant. Vooral in deze steden is de dynamiek van Noord-Brabant goed zichtbaar. De provincie ziet deze steden als het brandpunt van de verstedelijking. Hier wordt geïnvesteerd in de binnensteden (stationsgebieden, kanaal- en snelwegzones) en worden hoogstedelijke functies, zoals bovenregionale voorzieningen, geconcentreerd. Daardoor wordt de centrale positie van de steden versterkt en het draagvlak voor hoogwaardig openbaar vervoer en stedelijke- en culturele voorzieningen op peil gehouden. Dat draagt bij een hoogwaardig leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.

3.3.3 Verordening Ruimte     

Provinciale Staten van Noord-Brabant heeft op 7 februari 2014 de 'Verordening Ruimte 2014' vastgesteld. Op 15 juli 2017 is deze opnieuw en gewijzigd vastgesteld ('Verordening Ruimte'). In de Verordening Ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Door deze regels weten gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn. De provincie stelt algemene regels die voor heel Brabant gelden, maar verdeelt het grondgebied ook in vier structuren waarvoor apart beleid geldt.

Algemene regels

In de verordening zijn algemene regels opgenomen die altijd en voor heel Brabant gelden. Deze regels hebben betrekking op zorgvuldig ruimtegebruik en op het bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit van Brabant. In het algemeen houdt dit in dat gebruikers van een gebied rekening houden met het karakter, de grootte en de functie ervan. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen belevingswaarde, toekomstwaarde en gebruikswaarde. Het doel van zorgvuldig ruimtegebruik is om bestaand bebouwd gebied zo goed mogelijk te benutten. Pas als dat niet kan, wordt gezocht naar de beste plek in het buitengebied om nieuwe ruimte te gebruiken. Daarnaast wil de provincie verouderde locaties in stedelijk gebied opnieuw invullen en ongewenste functies in het buitengebied saneren.

Structuren (hoofdkaart)

Verder onderscheidt de verordening de volgende vier structuren:

  • Bestaand stedelijk gebied
  • Natuur Netwerk Brabant
  • Groenblauwe mantel
  • Gemengd landelijk gebied

Deze structuren zijn gekoppeld aan de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en zijn Brabant dekkend. Elk ruimtelijk oppervlak van Brabant valt onder één van deze structuren. Per structuur is uitgewerkt welke functies ontwikkeld kunnen worden en onder welke voorwaarden. De vier structuren staan op de hoofdkaart van de verordening.

verplicht

Themakaarten

Naast de hoofdkaart zijn er vijf themakaarten opgenomen in de Verordening Ruimte. Voor onderhavig plangebied zijn de themakaarten stedelijke ontwikkeling, cultuurhistorie, agrarische ontwikkeling en windturbines, water en natuur en landschap van belang.

Themakaart stedelijke ontwikkeling

Op deze themakaart staan het bestaand stedelijk gebied, zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, integratie stad-land en de regionale bedrijventerreinen. Het plangebied is aangeduid als 'Bestaand stedelijk gebied' en 'Integratie stad-land'.

Het provinciale beleid is er al decennia lang op gericht om stedelijke ontwikkeling in stedelijke concentratiegebieden te bundelen. Het doel daarvan is om voldoende draagvlak voor de steden als economische en culturele motor te creëren en om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Op provinciale schaal betekent dit dat het merendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in of aansluitend op de stedelijke concentratiegebieden. Binnen het bestaand stedelijke gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkeling.

Themakaart cultuurhistorie

Op deze themakaart staan de complexen die van cultuurhistorisch belang zijn, de aardkundig waardevolle gebieden, de cultuurhistorische vlakken en de Nieuwe Hollandse waterlinie. Deze laatste komt in Eindhoven niet voor. Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle complexen gelegen.

Themakaart agrarische ontwikkeling en windturbines

Op deze kaart staan de structuren en aanduidingen rond landbouw en windturbines. Een klein gedeelte van het plangebied (een deel van de N270 dat uitkomt op de Wolvendijk, tankstation) heeft de aanduiding 'beperkingen veehouderij'. Voor deze gronden zijn de bestemmingen zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan overgenomen.

De aanduiding 'stalderingsgebied', dat is gelegen op het gehele plangebied, is niet van toepassing omdat veehouderijen niet zijn toegestaan.

Themakaart water

Op deze themakaart staan de structuren en aanduidingen die betrekking hebben op water. Er liggen geen bijzondere aanduidingen op het plangebied.

Themakaart natuur en landschap

Op deze themakaart staan de structuren en aanduidingen rondom natuur en landschap. Een gedeelte van het plangebied is aangeduid als de structuur 'groenblauwe mantel' en 'Natuur Netwerk Brabant' en de aanduiding 'Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant' in de directe omgeving van de Karpendonkse Plas. Een klein gedeelte van de N270 (dat uitkomt op de Wolvendijk, tankstation) is aangeduid als de structuur 'groenblauwe mantel' met nadere aanduiding 'Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant'. Voor deze gronden zijn de bestemmingen zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan overgenomen. Daarnaast is voor het attentiegebied een dubbelbestemming Waarde-Attentiegebied Natuurnetwerk Noord-Brabant' opgenomen.

Dit bestemmingsplan betreft een actualisatieplan dat niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen. Het past dan ook binnen het provinciale beleid.

3.3.4 (ontwerp) interim omgevingsverordening     

De (ontwerp) Interim omgevingsverordening vervangt een aantal provinciale verordeningen:

  • provinciale milieuverordening
  • verordenring natuurbescherming
  • verordening ontgrondingen
  • verordening ruimte
  • verordening water
  • verordening wegen



Om straks als de Omgevingswet in werking treedt echt klaar te zijn, maakt de provincie eerst een Interim omgevingsverordening. Deze Interim omgevingsverordening voegt de bestaande regels over de fysieke leefomgeving zoveel mogelijk samen in één verordening en is beleidsneutraal. Alleen aanpassingen die nodig zijn vanwege de samenvoeging of vanwege al vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie, worden meegenomen. Doordat de Omgevingswet volgens huidige planning pas in 2021 in werking treedt, kan er nog geen invulling worden gegeven aan deze wet.



Het ontwerp van de Interim omgevingsverordening heeft ter inzage gelegen. Het streven is dat Provinciale Staten de Interim omgevingsverordening in oktober 2019 vaststellen.



Dit bestemmingsplan betreft een actualisering die past binnen de regels van de (ontwerp) Interim omgevingsverordening.

3.4 Gemeentelijk beleid     

3.4.1 Interimstructuurvisie 2009     

In december 2009 is de Interimstructuurvisie 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit.

Een klein gedeelte van het bestemmingsplangebied ligt binnen een transformatiegebied (ten zuiden van de N270 bij de Celebeslaan). Dit betreffen gebieden die binnen de planperiode van functie kunnen veranderen. Deze is aangegeven op de kaart 'Ruimtelijke hoofdstructuur'.

3.4.1.1 Ruimtelijke hoofdstructuur     

De Interimstructuurvisie is het resultaat van de integratie van de ruimtelijk relevante raadsprogramma's die tot medio 2009 zijn vastgesteld. Dit is onder andere verbeeld in een kaart die inzicht biedt in de ontwikkelingen ten opzichte van de ruimtelijke hoofdstructuur. Met andere woorden de kaart geeft de ontwikkelingen aan binnen de hoofdstructuur.

verplicht Figuur: Ruimtelijke hoofdstructuur Interimstructuurvisie Eindhoven

3.4.1.2 Gebruik van de ruimte     

De Interimstructuurvisie is het resultaat van de integratie van de ruimtelijk relevante raadsprogramma's die tot medio 2009 zijn vastgesteld. Dit is onder andere verbeeld in een kaart die inzicht biedt in de verdeling van het actuele en gewenste grondgebruik.

verplicht

Figuur: Gebruik van de ruimte Interimstructuurvisie Eindhoven

Onderhavig plangebied is op de kaart 'Gebruik van de ruimte' uit de Interimstructuurvisie hoofdzakelijk aangeduid als 'wonen'. Daarnaast zijn de gronden als 'gebruiksgroen' en 'natuur' aangeduid nabij de Karpendonkse Plas. Een gedeelte van het gebied ten westen van de Koudenhovenseweg Zuid is aangeduid als gebruiksgroen. Tot slot is het bedrijventerrein aan de Daalakkersweg aangeduid als 'werken'.

Natuur

Dit zijn gebieden voor groene en ecologische ontwikkeling. Het extensieve (recreatief ) medegebruik is gericht op natuur- en landschapsbeleving aangezien het onderdelen betreft van de Groene en Ecologische Hoofdstructuur.

Gebruiksgroen

Dit zijn groengebieden, veelal behorende tot de Groene Hoofdstructuur, waarin op voorwaarde van het behoud van de natuur- en landschapskwaliteiten uiteenlopende (groen)recreatieve functies kunnen zijn ondergebracht, zoals maneges, golfbanen, uitloopgebieden, parken en volkstuinen. Verder zijn de gronden bedoeld voor landbouw, kleinschalige aan het buitengebied gebonden bedrijven (inclusief kleinschalige horeca) en extensieve sportgebieden.

Wonen

Deze gronden zijn voornamelijk bedoeld voor wonen, inclusief alle afgeleide wijk- en buurtgerichte functies op het gebied van (middelbaar-/ basis-)onderwijs, zorg, opvang, cultuur, religieuze voorzieningen, ontspanning en vrije tijd, groen (o.a. buurt- en wijkparken, sportfaciliteiten en –velden, buurtontmoetingsruimten), detailhandel en werken (woonwerkcombinaties en kleine bedrijven met milieucategorie 1, 2 en gedeeltelijk 3). Deze functies zijn noodzakelijk voor het functioneren van een gebied als woongebied. Zij vallen dus onder deze definitie en worden niet afzonderlijk in beeld gebracht, mede omdat hun ruimtebeslag relatief beperkt is.

Werken

Hieronder vallen werkgerelateerde functies: industrie, research en ontwikkeling, handel, kantoren, grootschalige en perifere detailhandel, transport, bouwnijverheid, dienstverlening. Tevens alle productieactiviteiten van kunst en design en ook alle voorzieningen die bij een functioneel en modern bedrijventerrein horen (o.a. parkmanagement).

3.5 Volkshuisvesting     

In het onderhavige plangebied zijn geen concrete nieuwe ontwikkelingen voorzien. Indien zich nieuwe ontwikkelingen in het gebied voordoen op het gebied van wonen zal dit worden getoetst aan het volkshuisvestingsbeleid.

3.5.1 Regionaal beleid     

De negen gemeenten in het Stedelijk Gebied Eindhoven(SGE) staan samen aan de lat om een woon- en leefklimaat van hoge kwaliteit te realiseren en de veranderende kwalitatieve en kwantitatieve vraag zo goed mogelijk te bedienen. Dit is een voorwaarde voor een aantrekkelijke vestigingsplek voor nieuwe inwoners en om te kunnen blijven concurreren met andere (inter)nationale topregio's. Dit gaat niet alleen. We hebben elkaar maar vooral bewoners en partners, zoals corporaties, ontwikkelaars, beleggers, bouwondernemingen en makelaars, nodig. Die investeren mee in de kwaliteit van de regio en het woonklimaat. Als samenwerkende partners in een creatieve regio zoeken we daarbij ook naar mogelijkheden om innovaties in het bouwproces te realiseren.

Het Regionaal Ruimtelijk Overleg (gemeenten, provincie) heeft op 13 december 2017 het 'Afsprakenkader Wonen 2017' bekrachtigd dat door de afzonderlijke negen gemeenteraden is vastgesteld. Hierin zijn o.a. de volgende afspraken over woningbouwontwikkelingen opgenomen:

  1. We geven ruim baan aan initiatieven die uitgaan van herstructurering, transformatie en inbreiding. Dit betreft de locaties binnen het 'bestaand stedelijk gebied' zoals dat is aangegeven in de provinciale Verordening ruimte Noord-Brabant.
  2. Alle overige initiatieven stemmen we op elkaar af, waarbij het uitgangspunt is dat er geen nieuwe uitleglocaties worden ontwikkeld, tenzij het regionaal portefeuillehoudersoverleg hierover een unanieme beslissing neemt. Uitleglocaties liggen immers buiten het bestaand stedelijk gebied zoals aangegeven in de provinciale Verordening ruimte Noord-Brabant.
  3. In principe beschouwen we de kwantitatieve provinciale prognoses 2017 als richtinggevend op het niveau van het Stedelijk Gebied. De indicatieve prognose voor Eindhoven is gemiddeld 1182 woningen per jaar voor de komende 10 jaar. Hierbij maken we zo optimaal mogelijk gebruik van de ruimte die de Brabantse Agenda Wonen biedt. Door de woningbouwontwikkelingen goed te monitoren kunnen we ingrijpen op het moment dat dat nodig is en voorkomen we dat goede plannen voor de korte termijn (2021) worden tegengehouden op basis van de programmering op langere termijn (2030). Hierdoor ontstaat meer ruimte om snel in te kunnen spelen op marktontwikkelingen.
  4. Het Stedelijk Gebied Eindhoven heeft een bestuursopdracht voor de aanpak van negen majeure projecten gegeven. Deze opdracht wordt in 2018 concreet uitgewerkt en vervolgens jaarlijks gemonitord in SGE-verband en met de provincie. Het gaat hierbij vooral om een nadere positionering en profilering van de locatie in de regio, de daarop afgestemde programmering en de fasering in tijd. Voor Eindhoven zijn Blixembosch, Tongelrese Akkers en Bosrijk/Meerrijk aangewezen als majeure projecten.

3.5.2 Lokaal beleid     

Woonvisie

De Woonvisie is op 15 december 2015 vastgesteld. In de woonvisie gaat de gemeente in op haar ambities op het gebied van bouwen en wonen. Daarmee maken we de richting waarin we ons willen ontwikkelen duidelijk aan de stad, haar bewoners en alle partijen die een rol spelen in de verdere ontwikkeling van de stad.

Ambitieuze stad Eindhoven groeit en dat creëert een nieuwe vraag naar wonen. Eindhoven wil verder verstedelijken. Onder stedelijkheid verstaan we een gemengde en gevarieerde omgeving waar mensen wonen, werken en elkaar ontmoeten. En een stad die tegelijk ook groen en gemoedelijk blijft.

We staan voor de unieke kans om de stad als geheel, en het gebied binnen de Rondweg in het bijzonder, de komende jaren te laten groeien. We verwachten dat het inwonersaantal van Eindhoven de komende 10 jaar fors zal toenemen, harder dan de prognoses nu voorspellen. De bijzondere bevolkingsopbouw van Eindhoven (een relatief jonge bevolking) draagt daaraan bij. Die groei moet ook op het vlak van wonen gefaciliteerd worden.

Tot 2030 willen we minstens twee derde van de extra woningcapaciteit binnen de Rondweg realiseren. Voor het gebied binnen de Rondweg staan met projecten als Strijp S, Stations- omgeving, NRE en Philips Lighting in deze periode al circa 5.000 nieuwe woningen in de planning. Daarnaast is de wens dat boven winkels wooneenheden worden gerealiseerd en kantoren worden omgebouwd tot woningen. Hierin is de markt aan zet.

Eindhoven formuleert in deze Woonvisie geen concreet woningbouwprogramma, gegoten in cijfers en categorieën. Dat zou niet passen bij de rol van een gemeente anno 2015. We willen ruimte geven aan de markt om gewenste ontwikkelingen te realiseren. Zonder op voorhand aan te geven wat-waar-wanneer gebouwd moet worden. Dat doen we door gebruik te maken van een model voor de onderbouwing van de wenselijkheid van nieuwe initiatieven. Daarin vragen we van initiatiefnemers (projectontwikkelaars, corporaties, gemeentelijke grondexploitaties) om in te gaan op een aantal punten zoals bijvoorbeeld het marktsegment, het woonmilieu en de periode van oplevering.

Solidaire stad

Wij willen dat Eindhoven een samenleving is, waarvan iedereen onderdeel is. De meeste inwoners kunnen zelfstandig hun plaats vinden in die samenleving, sommigen hebben een steuntje in de rug nodig. We zorgen dat er voor hen een vangnet is.

We hebben oog voor mensen in lastige situaties: asielzoekers, daklozen, mensen in psychische nood en ex-gedetineerden. Door de decentralisatie in de zorg moeten meer mensen met een beperking een plek in de wijk vinden. De vergrijzing zet de komende jaren stevig door. Veel ouderen, met of zonder zorgvraag, zullen langer thuis blijven wonen. Het is belangrijk dat er voor al deze mensen een plek blijft op de woningmarkt. Concentratie in bepaalde wijken is ongewenst.

De sociale woningvoorraad is onderdeel van de sociale basisinfrastructuur. In theorie is in Eindhoven de sociale woningvoorraad in balans met de doelgroep. Twee ontwikkelingen vragen echter om aandacht: de samenstelling van de sociale woningvoorraad en de positie van de 13.500 huishoudens met een middeninkomen. Met de inwerkingtreding van de nieuwe woningwet 2015 moeten woningcorporaties hun woningen 'passend toewijzen'. Minimaal 80% van de vrijkomende sociale huurwoningen moet aan huishoudens met een laag inkomen worden toegewezen. Daarnaast is er ruimte om 10% van de woningen toe te wijzen aan huishoudens met een middeninkomen. De resterende 10% sociale huurwoningen mogen woningcorporaties vrij toewijzen, maar daarbij moeten zij wel voorrang geven aan mensen die door bijvoorbeeld fysieke of psychische beperkingen moeilijk aan voor hen passende huisvesting kunnen komen.

Het aantal eenpersoons- en tweepersoonshuishoudens groeit. Dit betekent een grote uitdaging. Niet alleen in woonwensen maar ook in betaalbaarheid, want alleen wonen is relatief duur. We zetten in op transformatie en ander gebruik. Bij de transformatie van grotere kantoren, zorg- en onderwijsgebouwen kunnen (collectief) particulier opdrachtgeverschap en nieuwe woonconcepten een oplossing bieden. Ook het gebruik van eengezinswoningen door bijvoorbeeld twee eenpersoonshuishoudens, met name in het gebied buiten de Rondweg, behoort tot de mogelijkheden.

Innovatieve stad

We gaan partijen uitdagen om klantgeoriënteerd, sneller, goedkoper en duurzamer te produceren. En ook in de aanpak van de bestaande voorraad en in de transformatie van kantoren en zorggebouwen is er een grote behoefte aan vernieuwing en aan creatieve, betaalbare oplossingen.

Een andere ontwikkeling is het zogenaamde flexwonen. Tot voor kort kende de woningmarkt een vrij overzichtelijk aanbod: koop- of huurwoningen, zelfstandige of onzelfstandige woonruimten, grondgebonden woningen of appartementen. Maar de vraagkant is de afgelopen jaren sterk veranderd. Er komen steeds meer groepen die behoefte hebben aan tijdelijke woonruimte. Denk bijvoorbeeld aan studenten, expats, arbeidsmigranten, mensen die een echtscheiding achter de rug hebben, ex-gedetineerden en mensen die uit een opvangvoorziening komen. Deze mensen zijn op zoek naar goede tijdelijke huisvesting, met passende voorzieningen, die snel beschikbaar is en tegen een prijs die past bij hun budget. Dit flexwonen wordt een belangrijke nieuwe woonvorm in Eindhoven. Het biedt tevens kansen voor de transformatie van leegstaand vastgoed.

Verder willen we in de koopsector dat inwoners zoveel mogelijk invloed hebben op hun eigen woning en woonomgeving, bijvoorbeeld door het stimuleren (collectief) particulier opdrachtgeverschap. En we willen dat zelf bouwen niet alleen bereikbaar is voor de huishoudens met een hoger inkomen. Ook in de huursector is er sinds de herziening van de Woningwet meer aandacht voor mede-eigendom en zelfbeheer, bijvoorbeeld via het model van wooncoöperaties. Wooncoöperaties zijn een soort tussenvorm van huur en koop. Samen met de corporaties willen we de vraag naar deze eigendoms- en beheervorm en de mogelijkheden in Eindhoven onderzoeken.

Kamerverhuur en woningsplitsing

Op 12 juni 2018 heeft de gemeenteraad het paraplubestemmingsplan 'parkeren, kamerverhuur en woningsplitsing' vastgesteld. Tot het moment van inwerkingtreding van dit paraplubestemmingsplan, werd via de huisvestingsverordening voorkomen dat woningen zonder vergunning (dus ongebreideld) werden gesplitst, omgezet, onttrokken en samengevoegd. Hoewel kamerverhuur en woningsplitsing verschillend zijn en andere toetsingskaders kennen, hebben beiden wel een zelfde soort ruimtelijk effect op de omgeving en is het wenselijk om deze initiatieven soortgelijk te reguleren in bestemmingsplannen. Door de regeling in het paraplubestemmingsplan wordt kamerverhuur en woningsplitsing voortaan via één vergunning (omgevingsvergunning) geregeld. Deze regeling moet in opvolgende bestemmingsplannen zoals het onderhavige opnieuw worden overgenomen om geldend te blijven voor het betreffende plangebied. Om die reden is de regeling uit dit paraplubestemmingsplan in dit bestemmingsplan overgenomen.

3.6 Archeologische en cultuurhistorische waarden     

3.6.1 Archeologie     

De gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid, als uitwerking van het nationale en provinciale beleid. Dit gemeentelijk beleid staat in het 'Beleidsplan archeologie Eindhoven en Helmond 2008-2012', waarmee de raad in september 2008 heeft ingestemd. De gemeente houdt bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening met bekende of verwachte archeologische waarden.

De gemeente gaat daarbij uit van de gemeentelijke Archeologische Waardenkaart, waarop de bekende en verwachte archeologische waarden in Eindhoven zijn vastgelegd. Deze kaart maakt deel uit van de Cultuurhistorische Waardenkaart, die door de raad is vastgesteld in 2008.

Het beleid van de gemeente Eindhoven is, om bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de archeologische waarden in de ondergrond en daarbij uit te gaan van de gemeentelijke kaart. In gevolge het Beleidsplan Archeologie worden de archeologische gebieden, die op de Archeologische Waardenkaart staan, onderverdeeld in 5 categorieën. Per categorie gelden andere consequenties bij voorgenomen bouw- of andere bodemverstorende activiteiten. Voorafgaand aan een vergunningverlening kan een rapportage worden verlangd waarin de archeologische waarde van het gebied is vastgesteld. Conform het rijks- en provinciaal beleid is behoud van archeologische waarden 'in situ' het uitgangspunt. Als dat niet mogelijk is, wordt een archeologische vindplaats opgegraven.

3.6.2 Archeologische waarden plangebied     

Op de gemeentelijke Archeologische Waardenkaart zijn drie gebieden aangegeven, die geheel of bijna geheel binnen het plangebied vallen. Dit zijn de gebieden Klein Tongelre, Kasteelterrein 't Hof en Dorskern Tongelre. Daarnaast vallen drie kleine stukjes van archeologisch gebied De Muschberg en één klein hoekje van archeologisch gebied Loostraat binnen het plangebied.

verplicht

Het plangebied (binnen de witte lijn) met de archeologische gebieden. De archeologische gebieden zijn rood omkaderd en gearceerd. 1.  Klein Tongelre; 2: Kasteelterrein 't Hof; 3. Dorpskern Tongelre; 4. De Muschberg; 5. Loostraat

3.6.2.1 Klein Tongelre     

Klein Tongelre is een buurtschap met een middeleeuwse voorganger.

Archeologische verwachting: hoge archeologische verwachting. Er worden resten van een voormalige nederzetting uit de middeleeuwen (historisch gehucht) verwacht.

Onderzoek: in dit gebied zijn twee archeologische onderzoeken uitgevoerd:

  • Aan de Jeroen Boschlaan 1 heeft in 2009 een kleinschalig proefsleuvenonderzoek plaatsgevonden (onderzoeksmeldingsnummer 35685 in de landelijke archeologische database ARCHIS). Het onderzoek toonde een archeologische ondergrond aan. Daarom geldt de archeologische verwachting en daarmee de dubbelbestemming archeologie nog voor het gehele gebied.
  • In 2013 is aan de Cornelis Krusemanstraat een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd (onderzoeksmeldingsnummer 56046 in de landelijke archeologische database ARCHIS). Op basis van dit onderzoek is het kadastrale perceel 2441 vrijgegeven voor de geplande ontwikkeling. De dubbelbestemming archeologie geldt niet meer voor dit perceel.

verplicht

Op perceel 2441 worden geen archeologische waarden meer verwacht, naar aanleiding van de resultaten van een archeologisch vooronderzoek in 2013.

3.6.2.2 Kasteelterrein 't Hof     

Kasteelterrein 't Hof is een kasteelterrein uit de late middeleeuwen.

Archeologische verwachting: gebied met archeologische waarde. Resten van het voormalige kasteelterrein en opvolgers van het kasteel.

Onderzoek: in dit gebied is één archeologisch onderzoek uitgevoerd. In 2002 heeft een klein archeologisch onderzoek plaatsgevonden (onderzoeks-meldingsnummer 3889 in de landelijke archeologische database ARCHIS). Vanwege de geringe oppervlakte en omdat er geen rapport is uitgebracht wordt de dubbelbestemming gehandhaafd.

3.6.2.3 Dorpskern Tongelre     

Dorpskern Tongelre: nederzetting uit de late middeleeuwen met kerk (historische dorpskern).

Archeologische verwachting: gebied met een hoge archeologische verwachting. Er worden resten verwacht van de nederzetting uit de late middeleeuwen en de kerk.

Onderzoek: In dit gebied hebben twee archeologische onderzoeken plaatsgevonden:

  • In 1993 heeft een opgraving plaatsgevonden op het binnenterrein van 't Hofke (onderzoeksmeldingsnummer 826 in de landelijke archeologische database ARCHIS). Daarbij zijn resten gevonden uit zowel de prehistorie als de late middeleeuwen en nieuwe tijd. Omdat er van dit onderzoek geen rapport is gemaakt wordt de dubbelbestemming archeologie gehandhaafd.
  • De percelen van 't Hofke 149-153 zijn archeologisch onderzocht in 2011 in verband met sloop en nieuwbouw van de huizen op deze percelen (onderzoeks-meldingsnummer 47352 in de landelijke archeologische database ARCHIS). De sloop van de oude huizen is archeologisch begeleid en de bouwputten van de nieuwe woningen zijn opgegraven. Op de percelen geldt rondom de woningen derhalve nog de archeologische verwachting. Daarom geldt hier de dubbelbestemming archeologie nog.

3.6.2.4 De Muschberg     

De Muschberg: de ondergrond van gebied De Muschberg betreft een dekzandrug met daarop een esdek, dekzandvlakte en beekdal. De betreffende stukjes die binnen het plangebied vallen liggen op de dekzandvlakte en in een beekdalletje.

Archeologische verwachting: hoge archeologische verwachting. Vondsten uit diverse perioden.

3.6.2.5 Loostraat     

Loostraat: de ondergrond is een dekzandrug met daarop een esdek.

Archeologische verwachting: hoge archeologische verwachting. Hier worden vondsten uit de midden steentijd en Romeinse tijd verwacht.

3.6.3 Dubbelbestemming Waarde – Archeologie (gebied met archeologische waarde) en Waarde –Archeologie - 1 (gebied met hoge archeologische verwachting)     

In onderhavig bestemmingsplan is voor het gebied met archeologische waarde (Kasteelterrein 't Hof) en de gebieden met hoge archeologische verwachting (de overige gebieden) een archeologische dubbelbestemming opgenomen, waarmee de ter plaatse aanwezige archeologische waarden beschermd worden. Door middel van het stellen van diverse voorwaarden is het niet zonder meer mogelijk om bodemverstorende ingrepen uit te voeren. Door middel van de bouwregels en vergunningvereisten in de regels, worden de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden beschermd en veiliggesteld. Voor het gebied met archeologische waarde geldt bij alle bodemverstoringen onder het maaiveld een bouwverbod met ontheffingsmogelijkheid en bij bepaalde werkzaamheden een aanlegvergunningvereiste. Voor de gebieden met hoge archeologische verwachting geldt bij verstoringen die in oppervlakte groter zijn dan 100 m2 én dieper gaan dan 50 cm onder het maaiveld een bouwverbod met ontheffingsmogelijkheid en bij bepaalde werkzaamheden een aanlegvergunningvereiste.

3.6.4 Cultuurhistorie     

Op 18 maart 2008 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven vastgesteld. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart geeft, naast rijks- en gemeentelijke monumenten een overzicht van de historische structuur van wegen en waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren, beschermde stads- en dorpsgezichten en monumentale bomen. Bij de samenstelling van de kaart is onder andere gebruik gemaakt van de gegevens van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.



Na de vaststelling van de cultuurhistorische waardenkaart zijn er verschillende cultuurhistorische onderzoeken uitgevoerd die een verdieping en actualisatie vormen op de geconstateerde waarden op deze kaart. Deze verdieping is noodzakelijk om tot een gedegen analyse en een goede vertaling in het bestemmingsplan te komen. Verschillende van deze onderzoeken hebben betrekking op het bestemmingsplan Tongelre buiten de Ring. Het betreft de volgende onderzoeken:

  • cultuurhistorisch onderzoek 't Hofke door Monumentenhuis Brabant
  • analyse historische radiaal Tongelresestraat door gemeente Eindhoven
  • analyse wederopbouwwijk Doornakkers door Van Meijel adviseurs in cultuurhistorie onderzoek Oostenrijkse woningen
  • Het landschap onder de stad. Een cultuurhistorisch onderzoek naar de relicten van het prestedelijk landschap in het stedelijk gebied van de gemeente Eindhoven door RAAP adviesbureau



De resultaten van deze onderzoeken zijn in onderstaande paragraaf verwerkt, waarin per deelgebied of deelstructuur is toegelicht hoe de geconstateerde waarden zijn vertaald in de regels van het bestemmingsplan. De cultuurhistorische onderzoeken zijn als bijlagen bij het bestemmingsplan gevoegd.

3.6.5 Cultuurhistorie plangebied     

3.6.5.1 Historisch landschap     

Binnen het plangebied ligt een aantal waardevolle historische landschappelijke gebieden en elementen, zoals wegen en paden watergangen en relief en opgaand groen. RAAP heeft bij het rapport 'Het landschap onder de stad' (Bijlage 3 tot en met 6) een kaart opgesteld met alle waardevolle gebieden en landschapselementen. Op kaartbijlage kb2 zijn de gebieden weergegeven en op kaartbijlage kb3 de elementen.

Algemene karakteristiek en beschrijving waarden

Het cultuurlandschap van Tongelre lag in de vork van twee beekdalen, namelijk die van de Dommel in het westen en van de Kleine Dommel of Rul in het oosten. Tongelre werd aan vrijwel alle zijden begrensd door deze beekdalen en ook nog door de Lakerloop, Het gebied werd doorsneden door enkele kleinere laagten, zoals die van de Herzenbroekloop, die in het oosten in het dal van de Kleine Dommel uitmondde.



Het landschap bestond uit enkele dekzandruggen, waaromheen droge en natte heidevelden lagen. Aan de buitenzijde lagen de strookvormig verkavelde beekdalen. De dekzandruggen zelf werden in gebruik genomen als open akkers, namelijk de Tongelrese Akker bij Tongelre, de Klein Tongelrese Akker bij Klein Tongelre en de Doornakkers bij Urkhoven. Aan de open akkers lagen de gehuchten Klein Tongelre en Urkhoven en het dorp Tongelre. Verder lagen hier ook akkers met perceelscheidingen. Tussen de beekdalen en de akkers en tussen de verschillende akkers lagen veel verschillende deelgebiedjes die het geheel behoorlijk gefragmenteerd maakten. Het gaat onder meer om vochtige kampontginningen nabij de Dommel (De Gooren) en de Kleine Dommel, een aangrenzende heidebebossing met vennen (een daarvan was het Wasven) op de Hooge Heide en een buitenplaats ('t Hof) aan de oostzijde van de heideontginning.



Karakteristiek voor de dorpsstructuur van Tongelre en de structuur van het gehucht Klein Tongelre is de ringvormige wegenstructuur, waaraan de dorpsbebouwing lag. De ringstructuur van Tongelre is gaaf bewaard gebleven ('t Hofke), die van Klein Tongelre is nog herkenbaar. Tongelre was een van de dorpsgebieden waar kleine buitenplaatsjes een groot stempel op het landschap hebben gedrukt.

Waardevolle historische gebieden

Binnen het plangebied hebben enkele gebieden een hoge herkenbaarheid wat betreft het prestedelijk landschap. Hieronder worden deze gebieden besproken.



In de Karpen liggen twee gebieden met een hoge landschappelijke herkenbaarheid. In het noordelijk deel van de wijk lag een dicht beplant kampenlandschap (jonge heideontginning tot landbouw), op de overgang naar heidebebossing. Dit kampenlandschap is nog herkenbaar als vrijliggend buurtje in het veld. Daar omheen ligt de nog herkenbare heidebebossing waarin bebouwing (villapark) is aangelegd. De herkenbaarheid zit in het groene (beboste) karakter. Hier is vooral behoud van het boskarakter aan de orde.



Verder naar het zuiden ligt een gebied dat voor het grootste gedeelte een heidebebossing was (jonge heideontginning tot bos), In het oostelijk deel is een villawijk gebouwd. De heidebebossing is hier nog herkenbaar. Ook hier zit de herkenbaarheid in het groene (beboste) karakter. Ook hier is vooral behoud van het boskarakter aan de orde.



De historische dorpskern van Tongelre binnen 't Hofke heeft nog opmerkelijk veel,onbebouwde ruimte. Aan de andere zijde van de straat 't Hofke liggen ten zuiden en oosten van de kern enkele gebieden die onderdeel uitmaakten van de historische dorpskern van Tongelre.



Ten oosten van 't Hofke ligt een historische bebouwingsconcentratie met gave context langs de Loostraat. Verder naar het oosten langs deze uitvalsweg ligt (in een voormalig akkergebied) prestedelijke bebouwing met een fraaie groene inpassing.



Aan de historische uitvalsweg de Koudenhovenseweg-Zuid (en ten noorden daarvan) ligt nog een historisch lint. Iets verder naar het noordwesten ligt aan deze weg prestedelijke bebouwing binnen een voormalig akkergebied.



Langs de Kuilenstraat (ten noorden van de Koudenhovenseweg-Zuid) ligt in een verstild hoekje een prestedelijk lintje in voormalig akkergebied. Verderop, aan de Pagelaan, ligt een historisch erf rond bewaard gebleven agrarische bebouwing.



In de oksel van de Tongelresestraat en de spoorlijn naar Helmond ligt een open terrein waarmee een fysieke scheiding tussen Tongelre en omgeving wordt gesuggereerd. Verderop langs de Tongelresestraat, tussen genoemde spoorlijn en de Kalverstraat ligt een prestedelijk deel van het lint langs de Tongelresestraat.



In het historisch gehucht Klein Tongelre zijn enkele historische erven (Jan Tooropstraat 40 en Jeroen Boschlaan 1) en een waardevolle prestedelijke boerderij aan de Tongelresestraat bewaard gebleven.

Het Wasven is een landgoed gelegen ten noordwesten van de dorpskern van Tongelre. De geschiedenis hiervan gaat terug op ontginningshoeve 't Ven van voor 1600. Deze hoeve werd herhaaldelijk verbouwd en kreeg tegen het einde van de 17e eeuw de naam 't Hof. Sporen hiervan zijn als archeologische waarden nog in de bodem aanwezig. De hoeve werd in 1846 verkocht aan Th. Smits van Eckart die het woonhuis in 1872 liet afbreken en in plaats daarvan een groot landhuis liet bouwen. Omstreeks 1885 werd het zuidelijk gedeelte van het terrein aangelegd. De huidige Beukenlaan voert naar de plek waar het huis heeft gestaan. Na aankoop van het landgoed in 1920 door Philips werd het huis in 1930 gesloopt. In 1941 werd op de plaats van de oude hoeve een nieuwe boerderij gebouwd. Deze vormt met de overgebleven landerijen, waaronder een bolle akker, bos en lanen een samenhangend geheel.

Het gebied laat een mooie opeenvolging zien van historische landschappen die nog een hoge herkenbaarheid hebben, ondanks dat de structuur in de 19e en 20e eeuw ingrijpend is veranderd. In het oosten en zuidoosten van het gebied is de structuur van de kampontginning met landgoedkenmerken als landelijk relict in een stedelijke omgeving bijzonder voor Tongelre. Dit geldt ook voor de westelijk daarvan gelegen buitenplaats. Van het grote gebied met oude bossen (vroege heidebebossing met landgoedkenmerken) dat hier westelijk van ligt, is het historisch boskarakter nog goed herkenbaar is. Verder naar het westen volgen jonge heideontginningen (herkenbaar landschap met heiderelicten en een historisch bosperceel op het voormalig slachthuisterrein). In het uiterste zuidwesten heeft een kampontginning een middel herkenbaarheid gekregen (vanwege de geïsoleerde ligging ten opzichte van het grotere gebied met kampontginningen dat verder naar het zuiden doorloopt). Dit gebied heeft in het bestemmingsplan toch dezelfde bescherming gekregen als de gebieden met hoge herkenbaarheid vanwege de aanwezige historische landschapselementen en de herkenbaarheid van de historische situatie.



Ten zuiden van de Beukenlaan ligt nog een prestedelijke begraafplaats.

Waardevolle historische elementen



Binnen het plangebied ligt een groot aantal landschapselementen met hoge of zeer hoge waardering.

Wat opgaand groen betreft zijn dat bomenrijen die vaak een structurerend element van een kampontginning of langs hoofdwegen vormen. Verder staan er onder andere hoog gewaardeerde bomenrijen rond en op begraafplaats St. Calixtus en in gebied 't Wasven. Ook onder opgaand groen vallen verschillende grotere en kleinere bosgebieden die hoog gewaardeerd zijn (in De Karpen en 't Wasven).

Een relatief groot aantal historische paden en wegen zijn hoog of zeer hoog gewaardeerd en enkele watergangen en een duikerlocatie zijn hoog gewaardeerd. In het bosgebied tussen de bebouwing aan de Johan de Wittlaan en de Karpendonkse Plas liggen twee dijken of wallen, min of meer loodrecht op elkaar. Verder zijn de spoorlijnen Eindhoven-Helmond en Eindhoven-Roermond zeer hoog gewaardeerd en is het tracé van een spoorlijn die in het zuiden van gebied 't Wasven liep hoog gewaardeerd.



Regeling in het bestemmingsplan

Om de aanwezige cultuurhistorisch landschappelijk waardevolle gebieden en elementen te beschermen is er in het bestemmingsplan een dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie - 2 opgenomen. Deze dubbelbestemming geldt voor de gebieden die een hoge herkenbaarheid hebben en voor de elementen die een hoge of zeer hoge waarde hebben.Deze dubbelbestemming biedt de mogelijkheid om bebouwing te realiseren voor zover dit geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor de aanwezige waarden. Daarnaast is een aantal werken en werkzaamheden in de dubbelbestemming opgenomen die niet zonder omgevingsvergunning mogen worden uitgevoerd.

De betreffende landschapselementen die binnen een gebied met dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie 2 liggen, vallen onder die dubbelbestemming. De elementen die niet binnen een gebied met dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie 2 liggen, zijn apart op de verbeelding opgenomen met een dubbelbestemming.

In de twee gebieden in de Karpen die een hoge herkenbaarheid hebben zijn de gebieden met hoofd bestemming wonen en deels de gebieden met hoofd bestemming verkeer uitgezonderd van de dubbelbestemming Cultuurhistorie 2.

De betreffende wijken staan op de Groene Kaart van de gemeente Eindhoven aangegeven met de strategie stad-groen beeldbepalend. Het beleid is hier gericht op het behouden en ontwikkelen van het bijzondere groene imago en de aansluiting op de groenstructuur. Om het groene karakter te beschermen geldt in ieder geval een algehele kapvergunningsplicht, ook voor private percelen. De bescherming (het behoud) van de specifieke cultuurhistorische waarden in deze wijken (het boskarakter) is via andere regelgeving (Verordening Bomen en Nadere regels bomen) voldoende geborgd.

Een klein deel van het gebied 't Wasven (in het zuidwesten) met middel herkenbaarheid heeft ook dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie 2 gekregen. Dit gebied krijgt dezelfde bescherming als de gebieden met hoge herkenbaarheid vanwege de aanwezige historische landschapselementen en de herkenbaarheid van de historische situatie.

3.6.5.2 Historische radialen (aan de weg gerelateerde bebouwing)     

Rondweg

De rondweg is als cultuurhistorisch waardevolle structuur opgenomen op de cultuurhistorische waardenkaart. De rondweg zelf ligt niet in dit bestemmingsplan. De rondweg ontleent zijn waarden echter ook aan de directe historische relatie met de aangrenzende bebouwing, groenstructuren e.d. Specifiek wordt hier gedacht aan bijvoorbeeld de flats aan de Jeroen Boschlaan 145-271. De stedenbouwkundige positie en maatvoering vormen een voor de wederopbouwperiode karakteristieke en waardevolle begeleiding van de rondweg én samen met het achterliggende buurtje tot aan de Bagelaarstraat een passende overgang naar de achterliggende wijk Doornakkers. Tevens hebben de aan de rondweg gelegen flats een waardevolle verschijningsvorm en kenmerkende wederopbouwarchitectuur. Om die reden is ter plaatse van de flats een aanduiding 'karakteristiek' opgenomen met daaraan een sloopvergunningsstelsel gekoppeld.

Tongelresestraat

De bebouwing aan de Tongelresestraat kenmerkt zich door een bescheiden maat, kleine variaties in bouwhoogte, rooilijnverschillen, afwisseling in vrijstaande en aaneengesloten bebouwing en een diversiteit aan bouwperioden. Deze karakteristieken zijn kenmerkend voor de van oorsprong behouden dorpse structuur waarbij een meer organische groei zich gaandeweg wijzigde in een meer stedelijke gestructureerde groei langs de radialen. De Tongelresestraat kenmerkt zich mede door nog enkele onbebouwde open plekken tussen de bebouwing. Dit is karakteristiek voor de ontwikkeling van het lint. Middels het aanduiden van bouwvlakken binnen de hoofdbestemmingen wordt geborgd op welke plekken bouwen mogelijk is en op welke plekken het uitgangspunt is de openheid te behouden.

De aanwezige karakkterisitieken worden geborgd doordat ter plaatse de dubbelbestemming Waarde-cultuurhistorie - 1 is opgenomen.

Daarnaast bevindt zich langs deze radiaal een aantal gebouwen die nog dateren uit de periode voor 1920 en daarmee nog een fysieke verwijzing zijn naar de pre-stedelijke situatie. In maat en positionering, maar ook in de vormgeving van de panden is dit nog duidelijk af te lezen. Het gaat om de volgende panden:

  • Tongelresestraat 306
  • Tongelresestraat 312, 314
  • Tongelresestraat 287
  • Tongelresestraat 347-359
  • Tongelresestraat 433
  • Tongelresestraat 443
  • Tongelresestraat 445
  • Tongelresestraat 498-500
  • Tongelresestraat 327-329
  • Tongelresestraat 395
  • Tongelresestraat 528-532
  • Tongelresestraat 512 & Hofstraat 85

Deze panden hebben een aanduiding 'karakteristiek' gekregen op de verbeelding. Aan deze aanduiding is een sloopvergunningsstelsel gekoppeld.

Overige historische radialen

De bebouwing aan de op de cultuurhistorische waardenkaart aangeduide historische radialen en wegstructuren 't Hofke, de Loostraat, de Wolvendijk en de Koudenhovenseweg Zuid kenmerken zich voor het overgrote deel door een bescheiden maat, kleine variaties in bouwhoogte, rooilijnverschillen, afwisseling in vrijstaande en aaneengesloten bebouwing en een diversiteit aan bouwperioden. Ter plaatse is de dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie-1 opgenomen. De onderstaande panden dragen in hun verschijningsvorm en gaafheid in belangrijke mate bij aan het zichtbaar en afleesbaar houden van de groei en ontwikkeling van deze historische wegstructuren en radialen. Bovendien zijn het panden met een zorgvuldige architectuur en representeren zij de tijdsperiode waarin ze ontworpen zijn.

  • Koudenhovenseweg Zuid 168-170
  • Koudenhovenseweg Zuid 183-185
  • Koudenhovenseweg Zuid 187
  • Loostraat 4-6
  • Loostraat 8
  • 't Hofke 98
  • 't Hofke 137
  • 't Hofke 139
  • Wolvendijk 119-121
  • Wolvendijk 123-125
  • Melkweg 14-16
  • Melkweg 15-19
  • Melkweg 52
  • Melkweg 55-59
  • Melkweg 61-67
  • Melkweg 60-62

Voor deze panden is daarom een aanduiding karakteristiek opgenomen.

3.6.5.3 't Hofke     

In 't Hofke zijn de belangrijkste historische gebouwen aangewezen als gemeentelijk monument of als rijksmonument. De hoefijzervormige structuur is een zeer karakteristieke en oude wegstructuur. Als oude nederzettingstructuur en vanwege de grote herkenbaarheid van het pre stedelijke landschap heeft 't Hofke als geheel hoge waarde, zie daarvoor het onderzoek 'Het landschap onder de stad'. (Bijlage 3 tot en met 6)

regeling in bestemmingsplan

Voor 't Hofke is ter plaatse van het binnengebied een dubbelbestemming Waarde- Cultuurhistorie -2 opgenomen. De rand daaromheen kent de dubbelbestemming Waarde- Cultuurhistorie-1. Op deze manier worden zowel de cultuurhistorisch bouwkundige waarden als de landschappelijke waarden in dit gebied beschermd.

3.6.5.4 Doornakkers     

De wijk Doornakkers is grotendeels na de tweede wereldoorlog tot stand gekomen op basis van het vooroorlogse uitbreidingsplan uit 1930 van de grondlegger van de planologie J.M. de Casseres. Tot die tijd was het agrarisch gebied. De structuur van de wijk volgt nog de vooroorlogse opzet van de tuinwijk. Het zeer groene karakter van deze wijk is daarmee een belangrijke kwaliteit. Twee opvallend brede lanen vormen de centrale van de wijk: de Paul Krugerlaan/Jan van Riebeecklaan en de St. Josephlaan. Dwars op deze lanen lopen parallelle zijstraten in noord-zuid richting. De bebouwing bestaat hoofdzakelijk uit sobere wederopbouwarchitectuur. In het noorden van de wijk zijn in 1949 zgn. Oostenrijkse woningen gebouwd. De wijk kenmerkt zich op een uitzonderlijke manier door een groot aantal bijzonder gebouw(complex)en die typerend zijn voor de (vroege) wederopbouwperiode. Samen met de groene en heldere opzet van de wijk kennen deze objecten belangrijke historische waarden. Cultuurhistorisch onderzoek naar deze wijk door Van Meijel adviseurs in cultuurhistorie onderschrijft en duidt deze waarden. Het onderzoek is als 4 bijgevoegd.



Aan de hierboven omschreven hoofdstructuur bevinden zich gebouwen en ensembles die in hun maat, schaal, positionering en in hun architectonische verschijningsvorm deze hoofdstructuur benadrukken. Het gaat om de volgende gebouwen:



Schoolgebouwen:

  • Paul Krügerlaan 55
  • Bloemfonteinstraat 62
  • Poeijerstraat 69
  • Poeijerstraat 71
  • Jan van Riebeecklaan 2
  • Molijnstraat 2



Woon/winkelgebouwen (typisch fenomeen Doornakkers)

  • Paul Krügerlaan 73-83
  • Paul Krügerlaan 2-8
  • Jan van Riebeecklaan 1-15
  • Jan Tooropstraat 12-20



Wooncomplexen en woonhuizen

  • W. vd Veldestraat 1-5/Tooropstraat 35-39
  • Jan van Capellelaan 2-60
  • Frans Snijderslaan 1-7



Bijzondere objecten

  • Entreegebouw Begraafplaats - bij Jacob Jordaensweg
  • Behouden klokkentoren van de vrml Rozenkranskerk - bij Molijnstraat 1



Deze panden hebben een aanduiding 'karakteristiek' gekregen op de verbeelding. Aan deze aanduiding is een sloopvergunningsstelsel gekoppeld.



Het voormalige klooster aan de Poeijerstraat 71 ondersteunt de hoofdstructuur, maar en kent aanvullend zeer hoge waarde in zijn architectonische verschijningsvorm en cultuurhistorisch belang. Naast het cultuurhistorisch onderzoek naar Doornakkers heeft eerder onderzoek naar religieus erfgoed in Eindhoven uitgewezen dat het pand een hoge cultuurhistorische en monumentale waarde heeft. Om die reden is in de regels specifiek voor dit pand aanvullend een regeling opgenomen ten behoeve van het wijzigen van de gevels.

Voor de hoofdstructuur van Doornakkers zijn geen specifieke aanvullende regels vanuit cultuurhistorie opgenomen. Dit is niet nodig nu de hoofdbestemmingen, bouwvlakken en maatvoeringsaanduidingen deze structuur al voldoende beschermen.

3.6.5.5 Gebied semi-permanente BBB woningen en Oostenrijkse woningen     

Van belang als waardevol cultuurhistorisch fenomeen (bouwen tegen extreme woningnood in wederopbouw) als stedenbouwkundig geheel, in de zeer ruime en groene opzet van de wijk (samenspel groen/infra/bebouwing) en met, ondanks beperkte budgetten, onderscheidende ontwerpkwaliteiten (architectuur/verschijningsvorm). Het gebied kenmerkt zich mede als gaaf geheel en vanwege zijn omvang ook als zeldzaam geheel.



In dit bestemmingsplan is voor deze wijk een dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie 3 opgenomen. Hieraan is, in afwijking van de andere wijken met de dubbelbestemming Waarde -Cultuurhistorie 1, een sloopvergunningsstelsel gekoppeld en een beperkt vergunningsstelsel voor werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden. In de andere wijken zijn de specifieke panden waarvoor een sloopvergunningstelsel geldt aangeduid met de aanduiding 'karakterisitiek'. Nu dit gebied in zijn geheel een sloopverguningsstelsel behoefte is een aparte dubbelbestemming opgenomen waarmee alle panden onder het sloopvergunningsstelsel vallen. Voor de andere gebieden geldt dat er via de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie 2 een vergunningsstelsel is opgenomen voor bepaalde werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden. Nu deze dubbelbestemming niet geldt ter plaatse van het gebied met de BBB woningen en Oostenrijkse woningen is, voor zover relevant, voor deze wijk een specifiek vergunningsstelsel opgenomen.

3.6.5.6 Geestenberg     

Woonwijk uit 1972 in het stadsdeel Tongelre begrensd door de Broekakkersweg, Urkhovenseweg, Collseweg en Heerbaan. De wijk kent een grote variatie aan experimentele woningtypen met velerlei schakelmogelijkheden. De vormgeving van de stedebouwkundige ruimten is daardoor zeer flexibel. Architecten van de woningen: Klaas Geerts en Wim van Galen. Architect van het wijkcentrum: Frank van Klingeren. De structuur van de wijk is opgezet als een verkeersveilige woonomgeving. Kenmerkend is de fijnmazige voetgangersstructuur die gericht is op de centrale groene ruimte die uitmondt bij het wijkcentrum, gebruikmakend van de glooiing van het oorspronkelijke akkerlandschap. Het ontwerp kwam tot stand in zgn. bouwteamverband, waarbij de stedebouwkundige en de architecten gelijktijdig (dus niet volgordelijk, zoals tot dan toe gebruikelijk) hun inbreng hadden. De wijk is cultuurhistorisch vooral van belang vanwege het pionierskarakter.



De hoofdbestemmingen zien voldoende toe op de kenmerken van deze wijk. Tevens gelden er voor deze wijk gebiedsgerichte criteria, waaraan bij vergunningplichtige ingrepen, wordt getoetst door de commissie ruimtelijke kwaliteit. Als karakteristiek is aangeduid 't Karregat aan de Urkhovenseweg 4-18. Dit vanwege de ligging in het cultuurhistorisch waardevolle gebied Geestenberg en op basis van een uitvoerige cultuur-bouwhistorische rapportage naar 't Karregat waarin het unieke historische karakter (samenspel tussen ongekende/experminentele manier van functionaliteit, ideeen over leefbaarheid en architectuur aan elkaar verbinden) als zeer uitzonderlijk en waardevol bestempeld.

3.7 Verkeer en parkeren     

De mobiliteitsvisie 'Eindhoven op Weg' is in 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin is het verkeersbeleid voor de komende decennia (planhorizon 2040) vastgelegd. Deze visie vormt het bestuurlijke beleidskader voor alle verkeers- en mobiliteitsopgaven. In de volgende paragrafen zijn de essentiële elementen voor het gebied Tongelre buiten de Ring beschreven.

Autoverkeer

De wegencategorisering is in Eindhoven op Weg geactualiseerd. Er is een nieuwe tussencategorie opgenomen ten opzichte van de vorige wegencategorisering: de zogenaamde 'wijk- en buurtontsluitingsweg'.



In het plangebied zijn de volgende straten als wijk- en buurtontsluitingsweg aangewezen: Wolvendijk, 't Hofke en Tongelresestraat, Koudenhovenseweg Zuid, Oude Urkhovenseweg, Broekakkerseweg, Heerbaan, Doornakkerseweg, Jozef Israellaan en Klavecimbellaan. Hier geldt een snelheidsregime van 30 of 50 km/uur. Vaak maken deze 'wijk- en buurtontsluitingswegen' deel uit van busroutes of primaire of secundaire routes voor hulpdiensten. Dat legt beperkingen op met betrekking tot het aantal en de vorm van snelheidsremmende voorzieningen.

De Quinten Matsyslaan en Eisenhowerlaan zijn aangewezen als gebiedsontsluitingsweg. Hier wordt het verkeer gebundeld en is sprake van een snelheidsregime van 50 km/uur.

In het plangebied komen geen stroomwegen voor.

Alle overige wegen in het plangebied zijn erftoegangswegen met een snelheidsregiem van 30 km/uur.

verplicht

Figuur 2: Regio en Randweg/automobilist (Eindhoven op weg)

Fietsverkeer

De gemeente Eindhoven wil het gebruik van de fiets stimuleren. In de mobiliteitsvisie 'Eindhoven op Weg' is een fietsnetwerk opgenomen dat bestaat uit drie soorten fietsroutes. In volgorde van belangrijkheid; snelfietsroutes, primaire fietsroutes en secundaire fietsroutes. Deze fietsroutes zijn weergegeven in onderstaande afbeelding.

verplicht

verplicht

Figuur 3: Regio en Randweg / Fietser (Eindhoven op weg)

De snelfietsroute in het plangebied worden gevormd door de Tongelresestraat, 't Hofke, Wolvendijk en Loostraat (onderdeel van snelfietsroute Veldhoven - Nuenen). De snelfietsroutes zijn van het hoogste kwaliteitsniveau. Op een snelfietsroute moet een fietser in principe non-stop, comfortabel en veilig kunnen fietsen. Het zijn brede, vrijliggende asfaltfietspaden met goede verlichting en in principe voorrang op kruisend verkeer. Niet opgenomen in het beleid maar wel relevant om te vermelden is de deels gerealiseerde snelfietsroute Eindhoven - Helmond, Deze loopt via de Celebeslaan - Koudenhovenseweg-Zuid - 't Hofke - Wolvendijk - Loostraat. Deze snelfietsroute is een uitwerking van een bestuursovereenkomst van 14 december 2017.

In en nabij het plangebied is ook een primaire fietsroute gelegen aan de Eisenhowerlaan. De primaire fietsroutes zijn ook van een hoog kwaliteitsniveau. De kenmerken komen overeen met die van snelfietsroutes, maar het ambitieniveau om deze kenmerken te realiseren is iets lager.

Daarnaast is een groot aantal secundaire fietsroutes aanwezig in het plangebied. Dat zijn de dunne gestippelde lijnen in bovenstaande afbeelding. Secundaire fietsroutes hebben geen specifieke inrichtingseisen, maar worden wel gekenmerkt door een of andere vorm van fietsvoorzieningen. Dat kunnen vrijliggende of aanliggende fietspaden zijn, maar ook fietsstroken of fietssuggestiestroken.



Openbaar vervoer

Eindhoven op Weg gaat uit van twee netwerken voor het openbaar vervoer: een Hoogwaardig Openbaar Vervoer netwerk (HOV-netwerk) en een netwerk van ontsluitende buslijnen.



Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het HOV-netwerk. Wel ligt de spoorlijn binnen het plangebied.

verplicht

verplicht

Figuur 4: Stadsdelen en Ring / (H)OV reiziger (Eindhoven op weg)



Autoparkeren

De ruimte in de stad is beperkt en kostbaar. De gemeente moet dan ook de schaarse ruimte efficiënt gebruiken. Daarom worden bij een bouwplan eisen aan het aantal te realiseren parkeerplaatsen gesteld. Uitgangspunt daarbij is dat deze op eigen terrein worden gerealiseerd. Bij besluit van 17 mei 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders de Nota Parkeernormen 2016 vastgesteld.

De gemeente Eindhoven heeft de parkeernormen flexibeler gemaakt ten opzichte van de parkeernormen uit 2012, maar wel met voorwaarden om parkeeroverlast in woonwijken te voorkomen. Flexibele parkeernormen maken ontwikkelingen mogelijk die goed zijn voor de stad. Ook is het wenselijk dat er niet meer parkeerplekken worden gerealiseerd in de stad dan nodig. Dan blijft er meer ruimte over voor bijvoorbeeld groen of recreatie. Tot slot wordt duurzame mobiliteit gestimuleerd, dus meer lopen, fietsen en openbaar vervoer-gebruik. Ontwikkelingen op locaties die goed bereikbaar zijn per openbaar vervoer, die goede voorzieningen hebben voor fietsers en bijvoorbeeld deelauto's aanbieden, hebben minder ruimte nodig voor parkeren. Dat betekent ook dat bewoners op zo'n nieuwe locatie niet altijd recht hebben op een gemeentelijke parkeervergunning. Zo wordt meer mogelijk gemaakt en wordt gezorgd voor een goede leefbaarheid in wijken en buurten.

3.8 Groen     

3.8.1 Groenbeleidsplan     

Begin 2017 is een actualisatie van het Groenbeleidsplan door de gemeenteraad vastgesteld. Dit Groenbeleidsplan 2017 is gemaakt met de veranderende rol van de overheid in het achterhoofd. Het voorziet in vier sporen "het verhaal van de stad", wat de waarde van groen is (functies als uitgangspunt), welke ambitie de gemeente daarmee heeft en het daadwerkelijke groenbeleid. De doelen van het Groenbeleidsplan 2017 zijn:

  • richting geven aan ontwikkelingen en ambities formuleren;
  • faciliteren van de ontwikkeling van Eindhoven als gezonde, klimaat adaptieve en groene stad om zo de vitaliteit en het welzijn van haar bewoners naar een hoger plan te kunnen brengen;
  • aanknopingspunten bieden voor beheer en inrichting;
  • groen en groenontwikkelingsmogelijkheden voor Eindhoven duurzaam veiligstellen waar het moet en flexibiliteit bieden waar het kan;
  • partners in de stad inspireren en stimuleren: inwoners, bedrijfsleven, kennis- en onderwijsinstellingen en overheid.

Het Groenbeleidsplan 2017 zal na vaststelling van kracht blijven tot de gemeenteraad anders beslist; het streven is een geldigheid van 10 jaar of langer. Het plan heeft in principe betrekking op al het groen van Eindhoven, dus niet alleen het groen in eigendom van de gemeente. Omdat niet al het groen bescherming krijgt door een specifieke groenbestemming en de gemeente enkel directe invloed heeft op haar eigen eigendommen, is niet al het groen automatisch beschermd.

In het Groenbeleidsplan 2017 zijn onder andere procesafspraken genoemd die een relatie hebben met een ruimtelijke procedure. Het betreft een procesafspraak over groenplannen bij ontwikkeling van gebouwen of gebieden en de procesafspraak over de groenregelingen voor bomen (Verordening Bomen en Nadere regels bomen) en de Regeling Groencompensatiefonds. De genoemde groenplannen dienen een toelichting van de groene inrichting van een ontwikkeling te geven. Behoud van het bestaande groen is het uitgangspunt, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan 2017 geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieën de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen.

verplicht

Figuur: Ruimtelijke Strategieën kaart

Onderhavig plangebied is in het Groenbeleidsplan 2017 grotendeels aangeduid als 'stad, rood beeldbepalend'. Daarnaast is het bebouwde noordelijk deel van het plangebied aangeduid als 'stad, groen beeldbepalend'. Tot slot zijn in het noorden delen 'multifunctioneel groen' (Karpendonkse plas) en 'natuur en landschap' opgenomen. De Quinten Matsyslaan in het zuidelijk deel van het plangebied is aangeduid als 'stadsgroen'.

In dit gebied wordt als ordeningsprincipe de volgende strategie aangehouden:

Strategie 1: Stad, rood beeldbepalend

In deze gebieden heeft groen een ondersteunende functie aan de stedelijke identiteit ('aankledingsgroen') of een recreatieve functie voor de woonomgeving (parken). Het beleid is gericht op behoud en ontwikkelen van deze groene elementen of functies. Het oppervlak groen binnen deze categorie zou niet verder af moeten nemen. Binnen de aangeduide groenarme buurten (kaart blz. 37 Groenbeleidsplan) wordt gestreefd naar uitbreiding van het groenareaal.

Strategie 2: Stad, groen beeldbepalend

Het betreft gebieden met een bijzonder groen imago, vaak gelegen aan de periferie van de stad. Uitgangspunt voor deze gebieden is het behouden en ontwikkelen van het bijzondere groene karakter.

Strategie 3: Multifunctioneel groen

Het betreft voornamelijk aan de stadsrand gelegen gebieden met uiteenlopende groenfuncties, gericht op relatief intensieve benutting van het landschap. Het beleid is gericht op het versterken van het contact tussen de stedelingen en het landschap, derhalve met een relatief intensieve benutting van het landschap. Uitgangspunt daarbij is het behouden van de aanwezige natuur- en landschapskwaliteiten en waar mogelijk deze verder te ontwikkelen. Gebruiksfuncties zijn veelal volkstuinen, golfbanen, bos, natuureducatie, kleinschalige sportgebieden, maneges, wandelen, fietsen, maar ook landbouw.

Gebieden met deze aanduiding liggen voor een belangrijk deel in de Groene Hoofdstructuur. Verdere verstedelijking (toevoeging van niet aan het groen gebonden functies of gebouwen) is in deze categorie derhalve niet aan de orde tenzij in geval van zwaarwegende maatschappelijke belangen waarvoor alternatieven ontbreken en met toepassing van compensatie. De aanleg van nieuwe sportcomplexen wordt uitgesloten (wel eventueel verplaatsing van sportterreinen naar minder kwetsbare locaties). Uitbreiding van sportcomplexen kan echter niet worden uitgesloten.

Strategie 4: Natuur en landschap

In deze gebieden staat het beoogde ongestoorde verloop van ecologische processen en de natuurontwikkeling voorop. Het beleid is erop gericht het contrast tussen stad en landschap te benutten door hierbij zoveel mogelijk scheiding van functies na te streven en deze gebieden te reserveren voor laagdynamisch grondgebruik: rustgebieden, behoud en ontwikkeling van natuur, landschappelijke samenhang en identiteit.

De gebieden omvatten de door het rijk en de provincie ontwikkelde ecologische hoofdstructuur (EHS) en een nadere detaillering van de door de provincie aangegeven Groene Hoofdstructuur, ecologische verbindingszones en delen van de regionale natuurontwikkelingsgebieden. Behoud en ontwikkeling van natuur en landschap zijn in deze gebieden de primaire activiteiten, gecombineerd met extensief recreatief medegebruik (natuurbeleving).

Bestaande voorzieningen of gebouwen worden gedoogd, maar zullen voor zover ze niet ten dienste staan van het behoud of de ontwikkeling van natuur en landschap worden verwijderd na functiebeëindiging. Verstedelijking of andere ingrepen (infrastructuur) zijn in deze categorie niet aan de orde tenzij in zwaarwegende maatschappelijke belangen waarvoor alternatieven ontbreken en met toepassing van compensatie.

Het plangebied

Ter plaatse van strategie 1 en 2 zijn de bestaande groenstructuren als Groen bestemd. het snippergroen is opgenomen binnen de bestemming Verkeer of Verkeer-Verblijfsgebied. Binnen deze bestemmingen is groen toegestaan. Ter plaatse van strategie 3 en 4 is het groen overwegend bestemd met een bestemming Groen of een bestemming Bos. Hiermee wordt het aanwezige groen op een goede wijze beschermd. Ter plaatse van de Karpendonkse Plas is de bestemming Water opgenomen. De plas wordt met deze bestemming beschermd. Ter plaatse van de gronden nabij 't Wasven is aanvullend een dubbelbestemming Waarde - Historisch Groen opgenomen. Deze dubbelbestemming heeft tot doel het behoud van de aanwezige cultuurhistorische en landschappelijke (groen)waarden.

3.8.2 Regeling Groencompensatiefonds en Beleidsregel Groencompensatie     

Op 13 maart 2018 is de 'Regeling Groencompensatiefonds' vastgesteld. Bij deze regeling hoort de 'Beleidsregel Groencompensatie'. Deze beleidsregel is bedoeld als afwegingskader bij aanvragen voor (ruimtelijke) ontwikkelingen die kunnen leiden tot aantasting van groen. Bij aantasting en verlies van groen is compensatie vereist, de beleidsregel geeft hiervoor de richtlijnen.

Het plangebied

Voor zover aan de orde wordt bij aantasting of verlies van groen gewerkt conform de in de beleidsregel opgenomen richtlijnen.

3.8.3 Verordening bomen     

Op 7 april 2015 heeft de gemeenteraad de Verordening Bomen 2015 vastgesteld. Deze is op 24 augustus 2016 in werking getreden. De Verordening en (uitwerking daarvan in) nadere regels Bomen samen, vervangen het onderdeel houtopstanden uit de Algemene Plaatselijke Verordening, het Bomenbeleidsplan 2008 en de Nota Niet kappen tenzij.

Het bomenbeleid is gebaseerd op drie pijlers: behoud, versterking en ruimte voor dynamiek. Eindhoven wil een aantrekkelijke groene stad zijn en blijven. Bomen spelen daarbij een voorname rol. Een hoogwaardig bomenbestand dat een duurzame bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit en recht doet aan het groene imago van de stad is waar de gemeente naar streeft. Duurzaam behoud van de groene signatuur staat voorop. Het bomenbestand dient echter ook aan te sluiten op intensief gebruik van de openbare ruimte en de gewenste ruimtelijke kwaliteit. Dit betekent soms dat in een bepaalde situatie andere belangen preferabel zijn en bomen moeten wijken. Het bomenbeleid voorziet in die gevallen in de mogelijkheden tot mitigatie en compensatie.

Groene kaart Een belangrijk onderdeel van de Verordening Bomen is de Groene Kaart. Het is een topografische kaart met daarop aangegeven de beschermde houtopstand. De Groene Kaart bevat verschillende categorieën houtopstanden. Voor bomen in gemeentelijk eigendom (publiek eigendom) kent de Groene Kaart zes categorieën:

  • Monumentale bomen;
  • Waardevolle bomen;
  • Basisbomen;
  • Bomen hoofdstructuur;
  • Bomen nevenstructuur;
  • Bomen in gebieden stad, groen beeldbepalend.

De Groene Kaart kent daarnaast voor bomen in particulier eigendom (privaat eigendom) drie categorieën:

  • Waardevolle bomen;
  • Bomen in gebieden stad, groen beeldbepalend;
  • Bomen op percelen van 500 m² of groter.

Voor het vellen van een houtopstand die deel uit maakt van tenminste één van deze categorieën is, behoudens een aantal vrijstellingen, een omgevingsvergunning verplicht.

Nadere regels Bomen

De Verordening is uitgewerkt in nadere regels Bomen. Deze zijn op 19 juli 2016 vastgesteld door het college en op 4 augustus 2016 in werking getreden. De beleidsregels geven inzicht in de wijze waarop het college gebruik maakt van de aan haar in de Verordening toegekende bevoegdheden tot het aanwijzen en plaatsen van houtopstanden op de Groene Kaart. Tevens zijn richtlijnen uitgewerkt voor omgang met overlast, de compensatieplicht bij kap, de indieningvereisten bij een vergunningaanvraag, de weigeringsgronden bij beoordeling van een kapaanvraag en het aanbrengen van verlichting in houtopstanden.

Het plangebied

Binnen het plangebied staan grote aantallen basisbomen, deze bomen zijn volgens het beleid in principe vervangbaar. In grote delen van het plangebied zijn ook vele waardevolle (gemeentelijk en particulier) en een aantal monumentale bomen aanwezig. Deze bomen dienen in principe te worden behouden waarbij, bij ruimtelijke ontwikkelingen en werkzaamheden in de buurt van deze bomen, uit een bomeneffectanalyse moet blijken of en welke maatregelen nodig zijn voor behoud. Door middel van dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Nader onderzoek is in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk.

3.9 Maatschappelijke voorzieningen     

Tot de maatschappelijke functies worden gerekend educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede begraafplaatsen. In het plangebied is een aantal maatschappelijke voorzieningen aanwezig, zoals kerken, scholen, kinderopvang en een begraafplaats.

3.10 Sport en recreatie     

De tennisvereniging aan de Koudenhovenseweg Noord heeft de bestemming Sport gekregen.

De voormalige midgetgolfbaan aan de Insulindelaan, en de Sint Josephspeeltuin hebben de bestemming Recreatie. De IJzeren Man aan de Javalaan is niet opgenomen in dit bestemmingsplan, omdat hiervoor een separaat bestemmingsplan in voorbereiding is.

3.11 Detailhandel     

Leegstaande winkelpanden en borden met ‘opheffingsuitverkoop’ en ‘leegverkoop’ sieren de Nederlandse winkelstraten. Door onder meer de economische crisis en de toenemende invloed van internetverkopen heeft de retail-sector het erg moeilijk. Tegelijkertijd bieden de veranderingen in de sector ook nieuwe uitdagingen en mogelijkheden voor innovatieve concepten. Duidelijk is in ieder geval dat regionale afstemming steeds meer noodzakelijk wordt. Bovendien vraagt de provincie in de Verordening ruimte Noord-Brabant om regionale afstemming en zijn regionale afspraken van belang voor de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Naar aanleiding hiervan heeft de Metropoolregio Eindhoven een detailhandelsvisie opgesteld. Hierin zijn de verschillende trends en ontwikkelingen en de gevolgen daarvan beschreven. Vervolgens is er een visie opgesteld, op basis waarvan concrete afspraken geformuleerd zijn. In de subregio’s is vervolgens gewerkt aan subregionale detailhandelsvisies. Deze visies bieden een kader, maar vragen wel nog om lokale verankering. Dat is gebeurd in de gemeentelijke Detailhandelsnota. In deze paragraaf wordt ingegaan op de verschillende visies. De gemeenteraad heeft op 15 december 2015 ingestemd met de regionale en subregionale visies. In diezelfde raadsvergadering is ook de gemeentelijke detailhandelsnota vastgesteld.

3.11.1 Regionale detailhandelsvisie Metropoolregio Eindhoven     

De detailhandelswereld is de laatste jaren sterk veranderd. Er is een aantal belangrijke trends en ontwikkelingen die daaraan ten grondslag liggen: de economische crisis, toename internetdetailhandel, vergrijzing, huishoudenssamenstelling, veranderend consumentengedrag, het verdwijnen van supermarkten en andere voorzieningen (zoals banken, bibliotheken etc.) in centra en branchevervaging. Deze trends en ontwikkelingen hebben grote gevolgen voor het winkellandschap.

Goed voorzieningenniveau

Het doel van de regionale detaihandelsvisie is om een goed voorzieningenniveau voor de inwoners van de regio te creëren. De detailhandelsstructuur in de regio is opgebouwd uit verschillende lagen. Het centrum van Eindhoven en Ekkersrijt vormen de top van de piramide. Beiden hebben een bovenregionaal verzorgingsgebied. De tweede laag van de piramide bestaat uit regionaal en bovenlokaal verzorgende centra. Deze centra hebben een belangrijke functie in de subregio of voor de omliggende gemeenten. Daarna volgen de grote en kleine kernverzorgende centra, de belangrijkste winkelcentra in de kernen met een lokaal verzorgingsgebied. De onderste laag van de piramide zijn de wijk- en buurtcentra (inclusief kerkdorpen). Naast alle centra zijn er in de regio diverse PDV-locaties. Op Ekkersrijt en de Engelseweg na hebben deze locaties veelal een lokaal verzorgingsgebied.

verplicht

Detailhandelsstructuur Metropoolregio Eindhoven

Specifieke thema's

Op drie regionale thema’s is specifiek ingezoomd. Het gaat om supermarkten, internetdetailhandel en marketing. Supermarkten zelf hebben de voorkeur voor een vestigingsplaats aan de rand van een centrum of net buiten het centrum. Echter, een gevarieerd aanbod in een centrum is van groot belang voor de levensvatbaarheid van het centrum. Daarom is het essentieel om supermarkten zoveel mogelijk in centra te vestigen of te behouden. Daarbij is het wel van belang dat de overheid de supermarkten zo goed mogelijk faciliteert (bijvoorbeeld bij parkeren, goede bereikbaarheid of een slimme oplossing voor een uitbreidingsvraag).

Internetdetailhandel kent allerlei (verschijnings)vormen met verschillende ruimtelijke consequenties. In de visie wordt ingegaan op deze vormen en aangegeven waar deze het beste gevestigd kunnen worden (zie de regionale afspraken die hieronder zijn beschreven).

Tot slot het thema marketing. Gemeenten moeten niet allemaal hetzelfde willen zijn, maar een statement maken en dat ook met trots uitdragen. Vervolgens is het goed om evenementen en activiteiten aan te bieden die passen bij het profiel en het ook kunnen versterken.

Regionale afspraken

Op basis van de trends en ontwikkelingen en de visie, zijn in de detailhandelsvisie regionale afspraken geformuleerd. In de subregionale detailhandelsvisies worden deze afspraken nader uitgewerkt.

  • Detailhandel wordt geconcentreerd in bestaande winkelgebieden (ruimtelijke concentratie) om zo de hoofdstructuur te behouden en te versterken;
  • Nieuwe detailhandelsontwikkelingen moeten passen bij het verzorgingsgebied en aantoonbaar kwaliteit toevoegen en de structuur versterken;
  • Nieuwe detailhandelsontwikkelingen vinden in principe alleen plaats in de concentratiegebieden of op plekken waar dat voor de leefbaarheid noodzakelijk is;
  • Supermarkten worden gerealiseerd in of aan de rand van bestaande winkelgebieden;
  • Solitaire supermarkten op bedrijventerreinen of perifere detailhandelslocaties zijn niet toegestaan;
  • Perifere detailhandel (PDV) met een bovenlokale impact wordt geclusterd op bestaande locaties. Er worden in principe geen nieuwe PDV-locaties met een bovenlokale functie toegevoegd;
  • Er komt geen Retail Park of mega mall in de regio;
  • Internetwinkels zonder fysieke bezoekmogelijkheid voor de consument zijn toegestaan op bedrijventerreinen (passen in reguliere bestemming);
  • Zuivere afhaalpunten (pick-up points) worden geconcentreerd op bestaande detailhandelslocaties of op een kruispunt van passanten;
  • Internetwinkels met een fysieke bezoekmogelijkheid en een showroom worden gezien als reguliere winkels en worden gerealiseerd op een bestaande detailhandelslocatie;
  • Ontwikkelingen met een bovenlokale impact worden subregionaal afgestemd (nader gespecificeerd in subregionale detailhandelvisies), ontwikkelingen met een regionale impact worden regionaal afgestemd.

3.11.2 Detailhandelsvisie Stedelijk Gebied Eindhoven     

In de detailhandelsvisie van de subregio Stedelijk Gebied Eindhoven wordt gestreefd naar een sterke, vitale en dynamische detailhandelsstructuur. Het beleid is gericht op het versterken van de bestaande detailhandelsstructuur. Nieuwe vestigingslocaties voor detailhandel mogen niet ten koste gaan van de bestaande (perspectiefrijke) winkelgebieden.

verplicht Detailhandelsstructuur Stedelijk Gebied Eindhoven

Het regionaal detailhandelsbeleid streeft naar een heldere en evenwichtige voorzieningenstructuur, waarbij onderscheid en complementariteit van winkelgebieden centraal staan. Dit houdt in dat detailhandel zoveel mogelijk wordt geclusterd in winkelgebieden en verspreide bewinkeling wordt afgebouwd. Dit geldt ook voor grootschalige winkels zoals tuincentra en bouwmarkten. Indien deze ruimtelijk niet inpasbaar zijn, dan is vestiging buiten de aangewezen winkelgebieden in regionaal verband bespreekbaar. De afwegingen voor het al dan niet toestaan van nieuwvestiging van een tuincentrum of bouwmarkt is gericht op de consumentenverzorging in het verzorgingsgebied.

De hoofdwinkelgebieden hebben allemaal een eigen functie in de structuur. Aard, omvang en samenstelling van het aanbod zijn afgestemd op de verzorgingsfunctie. De binnenstad van Eindhoven moet streven naar het toevoegen van het topsegment om haar positie te verstevigen.

Perifere concentraties hebben een complementair en aanvullend aanbod ten opzichte van de centrumvoorzieningen en buurt- en wijkvoorzieningen. Verbreding van het aanbod is niet het uitgangspunt. Uitzondering hierop is de locatie Ekkersrijt. De consument verwacht in dit winkelgebied een compleet aanbod op het gebied van ‘in en om het huis’. Ekkersrijt dient uit te groeien tot één van de leidende perifere winkelconcentraties in Nederland.

De komst van een Retail Park (Mega Mall) in de regio is niet wenselijk. Een dergelijke ontwikkeling heeft een verstorend effect op de bestaande structuur en ondermijnt de ontwikkelingskansen van andere clusters.

Internetafhaalpunten voor consumenten (met of zonder showroom) kunnen bestaande winkelgebieden versterken en worden daarom zoveel mogelijk in of aansluitend aan deze gebieden gesitueerd.

Nieuwe initiatieven

Het Rijk heeft de "Ladder voor duurzame verstedelijking" in het leven geroepen om nieuwe stedelijke ontwikkelingen aan te toetsen. In de regionale detailhandelsvisie is ook een soort 'ladder' opgenomen voor nieuwe initiatieven. Aan nieuwe winkelontwikkelingen wordt in principe meegewerkt als:

  1. de initiatiefnemer kan aantonen dat het initiatief een meerwaarde heeft voor de lokale en/of regionale detailhandelsstructuur.
  2. aangetoond kan worden dat het initiatief resulteert in een versterking van de bestaande detailhandelslocaties. Wanneer dit niet het geval is, dient nadrukkelijk beargumenteerd te worden of er sprake is van meerwaarde en waarom het initiatief niet in- of aangrenzend aan een bestaand winkelgebied kan worden gefaciliteerd. De argumenten dienen van ruimtelijke aard te zijn, bijvoorbeeld grootschaligheid/ ruimtelijke inpassing, bereikbaarheid en parkeren en bevoorrading.
  3. aangetoond kan worden dat het initiatief geen (blijvende) negatieve effecten heeft op de bestaande detailhandelsstructuur en/of in het beleid aangegeven ontwikkeling daarvan.

Wanneer er op provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau ingestemd wordt met een initiatief, dient het initiatief onderbouwd te worden op basis van ruimtelijke ordening relevante criteria (in de ruimtelijke onderbouwing). De ladder en de criteria zijn in regionale detailhandelsvisie uitgebreid beschreven.

3.11.3 Detailhandelsnota gemeente Eindhoven     

Op 15 december 2015 is de Eindhovense detailhandelsnota “Wie kiest, wordt gekozen” vastgesteld. Zoals hiervoor beschreven heeft de detailhandelssector te maken met veel veranderingen. De veranderingen raken de consument, de ondernemer en de vastgoedeigenaar. Het is zaak om uit deze veranderingen een positieve impuls te halen. De veranderende markt zorgt immers ook voor nieuwe kansen die goede winkelgebieden verder kunnen versterken. Zeker voor een stad als Eindhoven is het belangrijk om gewenste initiatieven een plek te geven binnen de structuur. In de detailhandelsnota worden duidelijke keuzes gemaakt over waar welke vormen van detailhandel zijn toegestaan en waar niet. In de nota wordt eerst ingegaan op verschillende onderdelen. Vervolgens wordt per stadsdeel de positie en het perspectief van alle winkelcentra beschreven.

Beleid op onderdelen

Op onderdelen is de detailhandel aan grote veranderingen onderhevig. De volgende onderdelen zijn nadrukkelijk opnieuw tegen het licht gehouden:

Detailhandel op bedrijventerreinen Vanuit het bedrijventerreinenbeleid is het ‘zuiver’ houden van bedrijventerreinen van belang. Bedrijventerreinen zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten die niet in woon- en/of centrumgebieden gewenst zijn vanwege hun impact op de omgeving. In principe is detailhandel op bedrijventerreinen niet toegestaan. Wel is productiegebonden detailhandel toegestaan. Dit sluit aan bij de ambitie van Eindhoven om ruimte te bieden aan experimenten en ondernemerschap.

Voor productiegebonden detailhandel op bedrijventerreinen geldt als uitgangspunt dat dit ondergeschikt blijft aan de bedrijfsactiviteiten. Bovendien mag het geen afbreuk doen of beperkingen opleggen voor omliggende bedrijven op het bedrijventerrein. De voorkeur gaat ernaar uit dat er geen showroom bij een bedrijf komt. Bedrijven kunnen hun verkoopbare goederen via daarvoor bestemde locaties (winkelpanden) aanbieden. Indien er toch de wens, nut en/of noodzaak is om producten ter plekke te tonen, dan mag hier in principe maximaal 20% van het totale bedrijfsoppervlak voor worden gebruikt, met een maximum van 200 m². Vanwege de diversiteit van de initiatieven, dient elk initiatief echter afzonderlijk beoordeeld te worden op eventuele (structuurverstorende) effecten voor de perspectiefrijke winkelgebieden in Eindhoven en het betreffende bedrijventerrein. Bovendien moet een initiatief voldoen aan het meest recente beleid op het gebied van externe veiligheid.

Internethandel Met de komst van internethandel is een nieuw type bedrijf ontstaan met bijbehorende kenmerken. We maken onderscheid tussen twee typen internethandel:

1. Internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid

Bij deze vorm van internethandel is er geen contact tussen internetwinkel en klant. Alle klantencontacten met de klant en de verzending van de goederen gebeurt uitsluitend via het internet of per post. Deze vorm van internethandel wordt in ruimtelijke zin niet aangemerkt als detailhandel. Zij kunnen voorkomen als uitsluitend kantoor maar ook als bezorgdienst.

Locaties waar deze kantoorachtige internethandel zich kan vestigen zijn: bedrijventerreinen, kantoorlocaties, woonwijken (kleinschalig en mits zij geen overlast bezorgen), buitengebied en PDV-locaties. Locaties waar internet bezorgdiensten zich zouden kunnen vestigen zijn bedrijventerreinen, kantoorlocaties en PDV-locaties.

2. Internethandel met fysieke bezoekmogelijkheid

Hier kan de klant de internethandel bezoeken om de bestelde artikelen af te halen, te retourneren (de zogenaamde afhaalpunten). Daarnaast zijn er ook afhaalpunten waar ook andere zaken mogelijk zijn, zoals het presenteren, kopen, bestellen en omruilen van artikelen (de webwinkel).

Een afhaalpunt is een vorm van internethandel met fysieke bezoekmogelijkheid en rekenen we juridisch-planologisch tot detailhandel. Dat wil zeggen dat afhaalpunten in principe ingepast kunnen worden op (de vele) locaties waar reeds een detailhandelsbestemming op zit. Door deze benadering is het mogelijk om grip te houden op de verdere ontwikkeling van dit fenomeen. Zelfstandige afhaalpunten, ook wel Pick-Up- Points, kunnen alleen of geclusterd (meerdere afhaalpunten dus) gevestigd worden. Door clustering kunnen verkeersstromen beter geconcentreerd worden.

Webwinkels (waar ook artikelen gepresenteerd worden en / of waar men ook niet via internet bestelde artikelen kan kopen) beschouwen we als detailhandel. Ter voorkoming van ongewenste concurrentie op ruimtelijke aspecten zoals bereikbaarheid, parkeren of gebiedsbestemming bieden we voor deze vorm van detailhandel alleen mogelijkheden in winkelcentra en (mits passend in branchering) op PDV-locaties.

Kringloopbedrijven en –winkels Kringloopwinkels (oftewel tweedehands winkels) richten zicht op het verhandelen van nog bruikbare artikelen die via diverse kanalen worden verkregen. Daarnaast is er een bedrijfstak ontstaan die zich het best laat benoemen als kringloopbedrijven. Deze richten zich op het opruimen van boedels waarbij vervolgens, in het bedrijf, bruikbare en onbruikbare zaken van elkaar worden gescheiden en bovendien artikelen die nog bruikbaar gemaakt kunnen worden, worden opgeknapt of verwerkt tot grondstof of 'halffabricaat'. Kringloopbedrijven hebben daardoor een andere ruimtelijke impact op hun omgeving dan kringloopwinkels / tweedehands winkels.

Vanwege de koppeling van de verkoop met andere bedrijfsmatige activiteiten en het doelgerichte bezoek door consumenten, is de vestiging van kringloopbedrijven op bedrijventerreinen min of meer gemeengoed geworden. Voor kringloopbedrijven geldt dan ook dezelfde beleidslijn als voor perifere detailhandel. Kringloopbedrijven zijn op de reguliere zgn. PDV-locaties (Categorie III) toegestaan voor wat betreft hun detailhandelsactiviteiten, omdat het aanbod voor een zeer groot deel voor “in en om het huis” is. Verder kan de beleidslijn voor productiegebonden detailhandel op bedrijventerreinen een uitkomst bieden voor kringloopbedrijven.

Kringloopwinkels (winkels in tweedehands goederen zonder het totaalconcept van inzamelen en verwerken/repareren) worden als detailhandel beschouwd. Mogelijkheden voor vestiging in Eindhoven worden hiervoor dan ook alleen geboden in winkelcentra en op de zgn. PDV-locaties (Cat. III, ook vanwege het grote aandeel “in en om het huis”).

Trafficlocaties Trafficlocaties (stations, ziekenhuizen, campussen, tankstations) worden een steeds belangrijkere aankoopplaats. Detailhandel op dergelijke locaties past dan ook binnen de huidige trends en ontwikkelingen. Omvang en invulling hiervan moeten passen bij de functie van de locatie en het gebied en is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit. De detailhandel dient dus hoofdzakelijk gericht te zijn op de reizigers / forensen of werknemers / studenten op de locatie en mag niet concurreren met de reguliere winkelgebieden. Denk hierbij aan mandjeswinkels of micromarkten (onbemande gemakswinkels met bijv. gekoelde drank en versartikelen). Het vestigen van afhaalpunten op deze locaties is mogelijk. Voor trafficlocaties geldt dat vanwege de diversiteit in verschijningsvorm elk initiatief afzonderlijk beoordeeld wordt.

Voormalige (buurt)winkelstrips

De toekomstwaarde van (buurt)winkelstrips staat, met name door het veranderde consumentengedrag, sterk onder druk. Dit uit zich in een toenemende winkelleegstand en functiewijziging. Beleidsmatig wordt hier dan ook niet ingezet op behoud van de winkelfunctie. Voor het nog aanwezige winkelaanbod in de perspectiefarme strip kan verplaatsing naar een nabijgelegen perspectiefrijk wijk- of buurtcentrum een optie zijn. In voorliggend plangebied betreft het de volgende winkelstrips: Hobbemastraat en Jan van Riebeecklaan.

De gemeentelijke doelstelling is in ieder geval behoud van ruimtelijke kwaliteit en het voorkomen van verpaupering. Het heeft de voorkeur dat de "plek" voor de buurt behouden blijft. Ervaringen in Eindhoven (b.v. Genderdal) en elders in Nederland hebben uitgewezen dat de meest duurzame oplossingen meestal uit het gebied zelf afkomstig zijn. Ook hier is echter de initiële rol van de gemeente het faciliteren van het gesprek tussen de belanghebbenden. Vervolgens moeten er keuzes gemaakt worden voor toekomstig gebruik, mede afhankelijk van ligging en kwaliteit van de bebouwing en de potentie in de omgeving.

Winkelleegstand Leegstand van winkelpanden heeft diverse oorzaken, bestaat al langer en is een zichtbaar gevolg van de dynamiek in het winkellandschap. Leegstand is in de visie van de gemeente Eindhoven een maatschappelijk probleem wanneer de veiligheid in het geding komt of een dermate grote invloed op de directe omgeving heeft (zie ook paragraaf over voormalige (buurt)winkelstrips) dat hierdoor de vitaliteit van centrumgebieden onder druk komt te staan. Dat is immers niet altijd het geval. Zolang dat niet het geval is, is leegstand vooral een probleem van de eigenaar van het vastgoed.

Het belang van leefbaarheid en waar mogelijk beperken van (mogelijke) leegstand is een van de uitgangspunten van de detailhandelsnota. Dat wordt gedaan door in eerste instantie scherpe keuzes te maken over waar we welke vormen van detailhandel een plek bieden en dus ook waar niet. Ook blijven we winkellocaties ruim bestemmen zodat verandering van functie eenvoudig blijft. Verder biedt de Stichting Middenstands- en Bedrijfshuisvesting (SMB) subsidie voor eigenaren of huurders die willen investeren in de uitstraling van hun pand. Een opgeknapt pand levert niet alleen meerwaarde op voor het bedrijf, maar zorgt ook voor het behoud van maatschappelijke en economische functies van de wijk waar het gevestigd is. Kortom, een positief effect voor het bedrijf en de omgeving.

Bijzondere initiatieven In de toekomst kunnen en zullen zich kansen voordoen waarbij een nieuw (on brand) initiatief (Technologie, Design of Kennis), naar aard, reikwijdte en schaal, passend bij de ambities van Brainport Eindhoven zich wil vestigen op een locatie die daarvoor niet bestemd is. Een ondergeschikte vorm van detailhandel kan hier deel van uitmaken en valt dan ook buiten de daarvoor aangewezen locaties in de detailhandelsstructuur, zoals vastgelegd in deze nota. Het voorbeeld bij uitstek is Piet Hein Eek op Strijp R. In de detailhandelsnota zijn voorwaarden opgenomen waaronder dergelijke initiatieven kunnen worden toegestaan.

Positie en perspectief per stadsdeel

In de detailhandelsnota 'Wie kiest, wordt gekozen' is per stadsdeel de positie en het perspectief van alle winkelcentra beschreven.

Tongelresche Akkers, Pagelaan, ‘t Karregat

De ontwikkelingen van de concentraties in Tongelre buiten de Ring zijn en blijven ondergeschikt aan winkelcentrum Haagdijk, dat buiten het plangebied ligt. Het aanbod is beperkt tot twee of meer solitaire supermarkten (Pagelaan en 't Karregat) en de Plus in centrum De Toeloop (Tongelresche Akkers). Enige clustering van functies is vanuit consumentenperspectief wenselijk.

De drie buurtsteunpunten zouden in een blanco situatie worden samengevoegd tot twee krachtige steunpunten. 't Karregat ondergaat echter een herontwikkeling met een uitbreiding en modernisering van de supermarkt (Lidl) en verbetering van de parkeersituatie. Dit wordt via een separate procedure behandeld. De ontwikkelingsrichting van het ’t Karregat is niet zozeer vanuit de gewenste winkelstructuur ingegeven maar vanuit de gegeven vastgoedsituatie. Hier speelt namelijk de waarde van de architectuur(historie) en de verwevenheid met een schoolvoorziening een belangrijke rol.

Ondanks dat het draagvlak voor de winkels in Tongelresche Akkers de komende jaren nog toeneemt, is het perspectief van de concentratie matig. De oorzaken hiervoor zijn van stedenbouwkundige aard vanuit het oogpunt van het functioneren van de winkels. De leegstand een halt toeroepen heeft hier prioriteit. Voor alle concentraties binnen het plangebied geldt dat uitbreiding alleen is toegestaan indien dit geen gevolgen heeft voor de positie binnen de hiërarchische structuur.

3.12 Horeca     

Op 11 maart 2014 heeft de gemeenteraad het nieuwe horecabeleidsplan 'Kennis maken met een gastvrije stad' vastgesteld. De nota is op 2 november 2016 gepubliceerd. Eindhoven wil aantrekkelijk zijn om er te komen, verblijven, studeren, wonen en werken. Horeca speelt hierbij een belangrijke rol. Het horecabeleidsplan bevat een aantal speerpunten om ervoor te zorgen dat de horeca in Eindhoven kan meebewegen met de ontwikkelingen in de stad. De gemeente wil de vestiging van kwalitatief goede horecabedrijven stimuleren. Daarbij is een wederzijdse versterking van de nabije andere functies belangrijk. Om dit bewerkstelligen maakt het horecabeleidsplan onderscheid gebiedtypen en in typen horeca.

Typen horeca

Het horecabeleidsplan maakt onderscheid in twee typen horeca:

Nat & Droog

Het al dan niet schenken van alcohol is vanuit de taken van de overheid zeer bepalend. Om die reden is een eerste onderscheid naar nat en droog logisch. Indien een horecabedrijf geen alcoholische dranken verstrekt, wordt deze gerekend tot de droge horeca. Natte horeca verstrekt alcoholische dranken.

Dag, Avond & Nacht

Naast de indeling op basis van het schenken van alcoholhoudende dranken moeten we echter ook kijken naar de exploitatietijden. Op basis hiervan kan worden gekeken naar de tijden waarop een horecabedrijf invloed heeft op zijn omgeving. Ook dit heeft weer een verband met wanneer de overheid welke taak heeft. Hierin kunnen in beginsel drie typen worden onderscheiden: dag-, avond en nachthoreca. Van belang is hierbij de combinatie met nat of droog.

Regels over het schenken van alcohol en openingstijden zijn opgenomen in de drank- en horecawet en in de APV. In het bestemmingsplan worden hierover geen regels opgenomen. Wel wordt in het bestemmingsplan opgenomen welke vorm van horeca is toegestaan. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de lijst van Horeca-activiteiten (Lijst van horeca-activiteiten).

Gebiedstypen

In het horecabeleidsplan wordt onderscheid gemaakt in drie gebiedstypen:

  1. Stimuleringsgebied: gebieden waar uitbouw van de horecasector mogelijk is.
  2. Toelatingsgebied: gebieden waar per aanvraag wordt bezien of nieuwe horeca of uitbreiding van bestaande horeca inpasbaar is. Dit is afhankelijk van onder andere infrastructuur, woonbelangen, levendigheid, leefbaarheid en milieu-aspecten.
  3. Restrictiegebied: gebieden waar (vanuit leefbaarheid) een vermindering van het aantal horecavestigingen wordt nagestreefd.

Per deelgebied of cluster wordt aangegeven welk gebiedstype van toepassing is.



Het plangebied

Radiaalwegen

Functiemenging via wonen, kleinschalige kantoren, bedrijven en voorzieningen blijft daar waar mogelijk het streven voor de Radiaalwegen, zoals de Tongelresestraat. De algemene lijn blijft gehandhaafd. Deze is dat hier geen nieuwe cafés en koffiehuizen zijn toegestaan, tenzij er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn om dit wel vrij te geven. Hierbij kan worden gedacht aan noodzakelijke verplaatsing van een bedrijf in de wijk, of instellingen met een sterke maatschappelijke functie die ruimte behoeven, dan wel horeca met een belangrijke buurt- of wijkfunctie. Dit restrictieve beleid vloeit voort uit de woonbelangen. Er is geen reden om van dit beleid af te wijken. Echter ook hier moet rekening worden gehouden met de toenemende leegstand, voortschrijdende branchevervaging en de toenemende moeilijkheid om horeca in afzonderlijke sectoren op te knippen.

Woongebieden

Woongebieden worden aangemerkt als restrictiegebieden. Bestaande horeca kan worden gehandhaafd en in beperkte mate worden uitgebreid, mits daarbij geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonfunctie. De bestaande horecabedrijven moeten in staat worden gesteld om aan de potentiële vraag te kunnen voldoen. Uitbreiding van het horeca-aanbod is hier echter niet gewenst. Indien een horecagelegenheid sluit wegens marktomstandigheden of wordt gesloten, is een nieuw bedrijf op deze locatie niet gewenst.

Winkelcentra/-gebieden

Winkelcentra en winkelgebieden in woonwijken worden aangemerkt als toelatingsgebieden. Met betrekking tot nieuwe horeca wordt een terughoudend beleid gevoerd. Primaire en doorslaggevende toets zal daarbij zijn of zij de woonfunctie bedreigen. Uitbreiding met nieuwe horecavestigingen zal voornamelijk gaan om locaties in of aan bestaande (buurt)winkelcentra en andere gemeenschaps- of multifunctionele centra. Horeca kan voor een zekere levendigheid zorgen, nodig voor de leefbaarheid in een wijk. Overigens geldt voor (nieuwe) woonwijken dat hier altijd ontwikkelingsmogelijkheden aanwezig moeten zijn voor buurt- en wijkgebonden horeca. Het gaat dan om horecavoorzieningen die geïntegreerd worden in een wijkwinkelcentrum, waar ook andere publieksgerichte voorzieningen aanwezig zijn.

Parken

Parken worden getypeerd als toelatingsgebied. Een (bescheiden) horeca-inrichting kan het gebruik van Eindhovense parken een meerwaarde geven. Diverse bestaande horecagelegenheden in parken en recreatieschappen (buiten Eindhoven) bewijzen dit. Horeca in parken moet zich verhouden met de omgeving. De exploitatie van een horeca-inrichting in een park mag dus wel een autonome functie hebben maar mag geen onevenredige afbreuk doen aan de gebruikswaarde van het park. Dit betekent onder meer dat zaken als bereikbaarheid, parkeren, afval, bevoorrading, geluid ed. grenzen stellen aan de mogelijkheden.

Sportconcentratiegebieden

Eindhoven telt drie grootschalige sportconcentratiegebieden; De Genneper Parken, Sportconcentratiegebied Eindhoven Noord en De Karpen. Bij deze gebieden gaat het om de omvang van de sportieve activiteiten en het daarmee gemoeide draagvlak voor horeca. Het is niet de bedoeling dat nieuwe horecavoorzieningen op de sportconcentratiegebieden een autonome horecafunctie hebben. De Sportconcentratiegebieden worden gezien als toelatingsgebied.

Scholen

Bij scholen (onderwijsinstellingen) gaat het om de totale omvang van de school c.q. het schoolterrein en het daarmee gemoeide draagvlak voor horeca. Het is niet de bedoeling dat horecavoorzieningen op schoolterreinen een autonome horecafunctie hebben. De perspectieven van horeca in dit soort specifieke milieus zijn sterk projectgebonden en dienen dus als zodanig per project beoordeelt te worden. Scholen worden aangemerkt als toelatingsgebied.

Culturele instellingen

In de nieuwe drank- en horecaverordening van de gemeente Eindhoven worden de culturele instellingen gerekend tot paracommerciële rechtspersonen van sociaal-culturele aard. Zij verstrekken uitsluitend alcohol op maandag tot en met zondag van 12.00 uur tot 24.00 uur tijdens activiteiten of bijeenkomsten die passen binnen de statutaire doelstelling van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon. De burgemeester kan een paracommerciële rechtspersoon ontheffing verlenen van de gestelde schenktijden. Het is paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sociaal-culturele aard niet toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken anders dan tijdens bijeenkomsten met een sociaal-cultureel karakter. Het is ze voor ten hoogste zes al dan niet aaneengesloten dagen per jaar toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken buiten de genoemde schenktijden en buiten de genoemde bijeenkomsten. De benoemde bijeenkomsten dienen uiterlijk drie weken voor aanvang bij de burgemeester te worden gemeld.

Sportverenigingen

In de nieuwe drank- en horecaverordening van de gemeente Eindhoven worden de sportverenigingen gerekend tot paracommerciële rechtspersonen. Zij verstrekken uitsluitend alcohol op maandag tot en met zondag van 12.00 uur tot 24.00 uur tijdens activiteiten of bijeenkomsten die passen binnen de statutaire doelstelling van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon. De burgemeester kan een paracommerciële rechtspersoon ontheffing verlenen van de gestelde schenktijden. Ze richten zich hoofdzakelijk op activiteiten van sportieve of recreatieve aard. Het is ze niet toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard of bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij hun activiteiten betrokken zijn. Het is maximaal twaalf al dan niet aaneengesloten dagen per jaar toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken tijdens bijeenkomsten voor leden of personen die rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn die de gestelde schenktijden overschrijden. Deze bijeenkomsten dienen uiterlijk drie weken voor aanvang bij de burgemeester te worden gemeld.

Werklocaties

De werkgelegenheidsstructuur van Eindhoven is de afgelopen decennia fundamenteel gewijzigd. Eindhoven is getransformeerd van een industriestad naar een stad waar de meeste mensen in een kantoor(achtige) omgeving werken. De werklocaties in de stad zijn dienovereenkomstig mee veranderd. Fabriekslocaties (vooral van Philips) hebben de laatste jaren plaats gemaakt voor moderne bedrijventerreinen en kantoorlocaties. Geheel in lijn met de traditionele ruimtelijke ordeningskaders, zijn vanaf de jaren '80 de meeste van deze werklocaties monofunctioneel opgezet. Wonen, werken en recreëren zijn zoveel mogelijk gescheiden van elkaar gehouden. Mede ingegeven door Het Nieuwe Werken en bijbehorende technische ontwikkelingen op ICT-gebied, is de laatste jaren een weg ingeslagen waarbij werken steeds meer wordt vermengd met wonen en vrije tijd. Dit stelt andere eisen aan de werklocatie van de toekomst; monofunctionaliteit is 'uit'. Mensen willen juist in een multifunctionele omgeving werkzaam zijn, waarbij men de mogelijkheid heeft om onder werktijd - dan wel aansluitend daarop - een boodschap te doen, iets te gaan eten of drinken, mensen te ontmoeten, etc. Horecavoorzieningen kunnen zo van toegevoegde waarde zijn op een werklocatie. Het biedt mensen de mogelijkheid om elkaar zakelijk te ontmoeten, het kan bijvoorbeeld fungeren als 'aanlandplek' tussen twee afspraken. De High Tech Campus Eindhoven geldt in dat opzicht als een veel geprezen voorbeeld.

Het onderbrengen van een horecavoorziening op een werklocatie kan dus een meerwaarde hebben voor het gebied en zijn 'bewoners'. Het uitgangpunt is daarbij wel dat dergelijke horeca-inrichtingen alleen zijn toegestaan voor zover deze ondersteunend zijn aan de hoofdfunctie van het gebied. Door een plaats te creëren voor zakelijke ontmoetingen, lunches of avondeten, wordt ruimte geboden aan de hierboven genoemde nieuwe manier van werken. Voorwaarde is wel dat op de werklocatie zelf voldoende draagvlak aanwezig is om de voorziening draaiende te houden. Afhankelijk van de grootte van dat draagvlak, is er ruimte voor één of meer voorzieningen. Het is aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen. Avond- en nachthoreca heeft op een werklocatie géén toegevoegde waarde. Een horeca-inrichting op een werklocatie kan dus géén zogenaamde autonome (evenement)functie (of feestfunctie) hebben. Ook een logiesfunctie is normaal gesproken niet toegestaan. Werklocaties worden aangemerkt als toelatingsgebied.

Bedrijventerreinen algemeen

De exploitatie van een horeca-inrichting op een bedrijventerrein mag geen onevenredige afbreuk doen aan of beperkingen opleggen voor omliggende bedrijven op het bedrijventerrein. De horeca- inrichting moet voldoen aan het meest recente gemeentelijke beleid op het gebied van de externe veiligheid, waarbij rekening gehouden moet worden met het plaatsgebonden risico en de verantwoording van het groepsrisico binnen het invloedsgebied van een risicoveroorzakende inrichting. Een horeca-inrichting op een bedrijventerrein is dus bij voorkeur gelegen aan de rand van een industrieterrein en is niet te groot, zodat er geen grote groepen personen tegelijkertijd zich in het pand bevinden (minder dan 50 personen). Dit laatste heeft dus te maken met de hoogte van het groepsrisico.

Broedplaatsen

Horeca is in een stad ook van belang als ontmoetingsplek voor sectoren waarin uitwisseling van ideeën, discussies, meningsverschillen etc. tussen collega’s onderling, éénpitters, met klanten en meer essentieel is. Dit geld zeker voor de creatieve industrie. De creatieve industrie kenmerkt zich door een eigen manier van leven en werken. Zij hebben specifieke huisvestingseisen die met emoties en esthetische waarden van een plek gepaard gaan, zoals ontmoeting, identiteit, inspiratie, uitdaging, kansen en ligging. Anderzijds is het werk dat de creatieve industrie verricht heel divers en moet de plek in functies voorzien die het werk mogelijk maakt, zoals werkplaatsen, studio’s, kantoorruimte, labs enz.

Bij onderzoek van de gemeente Eindhoven naar de wensen van creatieve ondernemers m.b.t. digitale dienstverlening is ook naar voren gekomen dat de creatieve ondernemer aanvullende behoefte heeft aan ontmoetingen buiten de reguliere ‘gebaande paden’. Een ontmoeting waarbij aandacht is voor identiteit en inspiratie en de aspecten zoals hiervoor genoemd. Tevens is er een tendens waar te nemen dat de meer ‘traditionele’ economische sectoren graag op deze locaties kennis maakt met de creatieve ondernemer en geïnteresseerd is een verdere uitrol van ontmoeting, samenwerking en eventuele huisvesting op deze plek.

Deze ontmoetingen, met als doel om toegevoegde waarde creativiteit optimaal in te zetten in de stad, kennis te delen binnen en buiten de eigen sector, kruisbestuiving met andere sectoren, opdrachten delen en vinden, verlangt een aanvullende locatie van ontmoeting, naast de ‘gebaande paden’. De huidige broedplaatsen en bedrijfsverzamellocaties waar de creatieve industrie is gehuisvest en elkaar en andere sectoren ontmoeten, zijn hiervoor uitermate geschikt. De toevoeging van ondergeschikte horeca aan deze locaties draagt bij aan de realisatie van deze doelen. Broedplaatsen worden aangemerkt als toelatingsgebied.

3.13 Bedrijvigheid     

Op 15 maart 2016 heeft de gemeenteraad de Bedrijventerreinennota met de titel 'Aan de slag voor waardevolle locaties' vastgesteld. Deze is gepubliceerd op 2 november 2016. Met deze nota wordt richting gegeven aan het beleid voor en de ontwikkelingsrichting van de bedrijventerreinen. De nota heeft betrekking op de 16 grootste (>5 ha) bedrijventerreinen van Eindhoven, inclusief campussen. De helft van de werkgelegenheid in Eindhoven en de regio hangt samen met deze 16 bedrijventerreinen. Daarmee zijn de terreinen een heel belangrijke pijler onder Brainport, de tweede economische motor van Nederland en een van de meest prominente hightech centra van Europa. Veel Brainport (gerelateerde) bedrijvigheid en economische clusters zijn op deze bedrijventerreinen - en die in de regio - gevestigd.

Doel van de nota is de grote waarde die de terreinen hebben naar de toekomst toe te borgen en verder te vergroten. Dit in het belang van het functioneren van de bedrijven en de welvaart en het welzijn van de inwoners in Eindhoven en Brainport. Daarbij wordt nadrukkelijk rekening gehouden met het brede palet aan economische activiteiten en daarmee samenhangende wensen en eisen die aan de bedrijventerreinen in Eindhoven worden gesteld.

Het plangebied

In de nota worden de bedrijventerreinen van Eindhoven verdeeld in vier typen terreinen. Sectie C, gelegen op bedrijventerrein Herzenbroeken is niet opgenomen in dit actualisatieplan, omdat hiervoor een separaat bestemmingsplan wordt opgesteld, dat past bij het beleid van de gemeente.

verplicht

Functioneel gemengd kenmerkt zich door een gemiddelde vastgoedkwaliteit en redelijk verzorgde openbare ruimte. Deze bedrijventerreinen kennen wisselend sterke en zwakke plekken. Zij bieden voor ondernemers een divers, functioneel vestigingsmilieu. De ‘zwakkere’ plekken bieden vanuit marktperspectief kansen om zich te vestigen voor lage tot leegstandtarieven, waardoor nieuwe bedrijfs- en creatieve concepten tot stand kunnen komen. Denk aan Sectie C of het Beatrixcomplex, waar in een oud Philipsgebouw een bedrijfsverzamelgebouw in ontwikkeling is. Op sommige plekken kan er in de toekomst worden gedacht aan verkleuring.

Verkleuring

Op een aantal bedrijventerreinen neemt de groei van andere functies toe, ook wel ‘verkleuring’ genoemd. Denk hierbij aan vestiging van sportscholen, detailhandel en (kamer)bewoning. Dit is vooral waarneembaar op binnenstedelijke terreinen. Daarnaast vindt met name op de modernere bedrijventerreinen een toename van kantoorachtige bedrijvigheid (herprofilering) vindt plaats.

De terreinen krijgen hierdoor een andere uitstraling, maar ook nieuw toekomstperspectief. Verkleuring kan de waarde van de bedrijventerreinen vergroten. Tegelijkertijd kan verkleuring bedrijventerreinen beperken in hun functionaliteit voor de oorspronkelijke bedrijvigheid. Verkleuring moet dus zorgvuldig plaatsvinden, passend bij de desbetreffende locatie. De huidige bestemmingsplannen zijn nog veelal gebaseerd op de ‘oude fabrieksbedrijvigheid’ en behoeven mogelijk actualisatie.

In onderstaande tabel staat per type bedrijventerrein de huidige eerste strategie en te volgen lijn. In het vervolg op de bedrijventerreinennota worden deze richtingen / strategieën uitgewerkt.

verplicht

Kleinschalige bedrijfslocaties

Naast de 16 bedrijventerreinen groter dan 5 hectare kent Eindhoven een 32-tal kleinere bedrijfslocaties. Van deze locaties zijn er 4 kleiner dan 2 hectare en 26 zelfs kleiner dan 1 hectare. Deze terreinen liggen verspreid door de stad, met een hoge concentratie in het stadsdeel Gestel. Het gaat om circa 200 bedrijven met totaal 1500 tot 2000 werknemers.

Het gaat veelal om kleinschalige bedrijven met lage milieu categorieën (1 en 2) die goed passen in het binnenstedelijk milieu. Naast de traditionele bedrijfsfuncties zijn er bedrijven die zich vooral richten op de wijk, bijvoorbeeld een sportschool of een reparatiebedrijfje.

De kleinschalige bedrijfslocaties in Eindhoven zijn aantrekkelijk voor bedrijvigheid vanwege de wijkgebondenheid en de prijs-kwaliteit verhouding. Deze terreinen zijn van waarde voor de stad door het bieden van werkgelegenheid, het geven van ruimte voor start ups, de doorontwikkeling van de lokale bedrijvigheid, de stedelijke dienstverlening en de sociaaleconomische wijkfunctie.

Binnen dit plangebied liggen drie kleinschalige bedrijfslocaties aan de Doornakkersweg, Hofstraat/Transformatorstraat en de Verbruggenstraat.

verplicht

Overzicht kleinschalige bedrijfslocaties

3.14 Kantoren     

De Kantorenstrategie 2012-2020 (vastgesteld op 26 juni 2012) is niet langer (alleen) gebaseerd op het voeren van regie op de nieuwbouw kantorenmarkt. Juist op de bestaande markt zijn maatregelen nodig om deze gezonder te maken. Dat vraagt enerzijds om een positieve en actieve grondhouding van gebouweigenaren. Anderzijds is er vaak nog een (andere) vastgoedpartij nodig die op creatieve wijze met de leegstand aan de slag wil gaan. De gemeente Eindhoven speelt daarbij in toenemende mate een stimulerende en faciliterende rol. De Eindhovense werkwijze is afgestemd met de andere ‘kantoorgemeenten’ in de stedelijke regio. Dit is vastgelegd in een 'Regionale programmering kantoorlocaties' d.d. november 2013.

Het grootste deel van de werkgelegenheid in de regio Eindhoven is gehuisvest in een kantooromgeving. Door diverse oorzaken is de Nederlandse en ook de regionale kantorenmarkt de laatste jaren flink uit balans geraakt. De aanbodpercentages liggen op dit moment rond de 16%; ruim twee keer zoveel als bij een gezonde kantorenmarkt hoort. Het totale aanbod van kantoren in Eindhoven bedroeg op 1 januari 2015 circa 250.000 m². Dit overaanbod aan kantoorruimte is voor een groot deel structureel van aard. Dit is een bedreiging voor de economische ambities van (de regio) Eindhoven en vraagt dus om gericht handelen.

In het beleid wordt niet alleen op nieuwbouw gestuurd, maar ook op de bestaande kantorenmarkt. De focus ligt daarbij op het terugdringen van kantorenleegstand in bestaande gebouwen. Met deze aanpak hoopt het college vraag en aanbod op de Eindhovense kantorenmarkt in kwantitatieve én kwalitatieve zin beter op elkaar af te stemmen, zodat een goede balans ontstaat met toekomstbestendige locaties, die bijdragen aan de realisatie van de Brainport-ambities van stad en regio.

Binnen Eindhoven worden drie afzonderlijke nieuwbouw kantorenmilieus onderscheiden, te weten Stationsgebied, Strijp-S en Flight Forum. Deze verschillende kantorenmilieus voorzien in een specifieke en onderscheidende behoefte. Het is belangrijk om deze onderscheidende kwaliteiten de komende jaren verder uit te bouwen. Het is daarnaast belangrijk dat ongebreidelde groei van de kantorenvoorraad, door toevoeging van niet duurzame/toekomst- bestendige nieuwbouw, wordt voorkomen. Kantoorgebruikers die op zoek zijn naar nieuwe huisvesting worden daarom zoveel mogelijk bediend op de bestaande kantorenmarkt. Nieuwbouw van kantoren op geprioriteerde locaties en door middel van toekomstbestendige gebouwen is nog slechts met inachtneming van hiervoor genoemde uitgangspunten mogelijk.

De gemeente voert geen leegstandsverordening in. De uitvoering hiervan kost veel inspanning, terwijl ervaringen elders leren dat het gewenste resultaat veelal uitblijft. Wel komt er een ‘Eindhovense Leegstandsmonitor kantoren’ (actueel overzicht van leegstaande kantoren), bedoeld als stimulerend middel om marktpartijen ertoe aan te zetten ‘iets’ met leegstaande gebouwen te gaan doen. De gemeente Eindhoven zal ook proactief partijen met elkaar in verbinding brengen, om zo bij te dragen aan mogelijke nieuwe samenwerkingsverbanden en creatieve oplossingen voor dit vraagstuk. In onze ‘slimme regio’ zijn legio partijen die samen in staat zijn om ‘slimme oplossingen’ te bedenken.

De gemeente Eindhoven zal, uiteraard passend binnen wet- en regelgeving, proactief meewerken aan gewenste transformatie van leegstaande kantoren. Echter niet alle kantoren zijn geschikt voor andere functies. Soms vanwege technische aspecten of locatiegebonden aspecten. Een deel van de kantoren zal dus naar verwachting op termijn gesloopt worden.

Geen van bovenstaande prioritaire gebieden is gelegen binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan. Naast de geprioriteerde grootschalige kantorenlocaties is ook op 'overige locaties' de ontwikkeling van (kleinschalige) kantoren mogelijk. Het gaat hierbij om locaties binnen de stad welke eigendom zijn van ontwikkelaars en waar, veelal van oudsher, een nieuwbouw kantoorontwikkeling is toegestaan. De gemeente laat deze initiatieven echter over aan de markt en beperkt zich tot, voor zover aan de orde, het toetsen van deze initiatieven aan de (in de Prioriteitennota) gestelde voorwaarden, zoals haalbaarheid en wenselijkheid. Onderhavig plangebied valt niet onder de noemer 'overige locaties'.

3.15 Prostitutie     

Er bevindt zich in het plangebied één prostitutiebedrijf aan de Hofstraat 87. Het bedrijf heeft overeenkomstig het ter plekke destijds geldende bestemmingsplan “Prostitutiebedrijven” (raadsbesluit d.d. 12 maart 2001; goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 23 oktober 2001) een legaliserende bestemming gekregen.

3.16 Kabels, leidingen en straalpaden     

Alleen ruimtelijk relevante leidingen en straalpaden worden op de verbeelding en in de regels opgenomen. Dat betreft in dit geval de bovengrondse hoogpanningsleidingen in het oosten van het plangebied. Hiervoor is een dubbelbestemming opgenomen.

Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf     

4.1 Bedrijven en milieuzonering     

Op basis van milieuzonering wordt bepaald welke categorieën bedrijven en/of inrichtingen in het plangebied zijn toegestaan. Dit houdt in dat er voldoende ruimtelijke scheiding moet zijn tussen milieubelastende bedrijven/inrichtingen en woongebieden. Hoe zwaarder de toegestane milieucategorie, hoe groter de afstand. Bij het bepalen van deze afstand wordt gebruik gemaakt van de VNG - brochure 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009.

In deze brochure worden richtafstanden gegeven tot de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied. Bij een gemengd gebied geldt een kortere afstand dan bij een rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot gemengd gebied.

4.1.1 Staat van bedrijfsactiviteiten     

De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd in de Staat van bedrijfsactiviteiten. Deze staat is gebaseerd op bovengenoemde VNG - brochure. In deze staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met potentiële milieuemissies. Op grond van deze staat wordt een beleidsmatige selectie gemaakt van die bedrijfsactiviteiten die in het plangebied worden toegestaan. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI -codes) in deze staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elke ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven. Deze afstand moet in beginsel worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (veelal woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • het betreft 'gemiddelde' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
  • de richtafstanden hebben betrekking op het omgevingstype 'rustige woonwijk';
  • de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten.

De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand.

Voor dit bestemmingsplan is de staat van bedrijfsactiviteiten van de VNG aangepast. Bedrijven die in het algemeen vanwege de aard van de activiteiten niet passend zijn op een bedrijventerrein, zijn niet in de staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen (denk bijvoorbeeld aan bioscopen, dierentuinen, sporthallen, kantoren, etc.). Daarnaast worden bedrijven die gezien hun aard en activiteiten niet in onderhavig plangebied thuishoren en/of voor kunnen komen, uitgesloten (bijvoorbeeld visserij- en visteeltbedrijven, aardolie- en gaswinning, etc.). Vervolgens is een selectie gemaakt van de bedrijven behorende tot de voor het plangebied, al dan niet met ontheffing, toegelaten milieucategorie (categorieën 1 t/m 4.1).

4.2 Geluid     

4.2.1 Wettelijk kader     

De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Wet luchtvaart. Het betreft normen voor industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. Er wordt uitgegaan van voorkeursgrenswaarden, waarvan in een aantal gevallen met ontheffing tot een bepaalde maximum hoogte, mag worden afgeweken.

De normstelling heeft tot doel nieuwe geluidhindersituaties en daarmee gezondheidsschade te voorkomen. Om dit doel te bereiken worden zones gedefinieerd, waarbinnen plannen met geluidgevoelige bestemmingen moeten worden getoetst aan de normen. Volgens de Wet geluidhinder gelden er voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. Bij de voorkeursgrenswaarde mag worden verondersteld dat het percentage gehinderden beperkt is. Wanneer een maximale ontheffingswaarde wordt overschreden dan is er sprake van een locatie die in beginsel niet geschikt is voor de vestiging van een geluidgevoelige bestemming.

Bij plannen met geluidbelastingen in de bandbreedte tussen voorkeursgrenswaarde en maximale ontheffingswaarde moet er een nadere afweging worden gemaakt in hoeverre bron- en/of overdrachtsmaatregelen kunnen worden getroffen om de geluidbelastingen te beperken. Voorbeelden van bronmaatregelen zijn een stiller wegdek en een verlaging van de snelheid bij auto's. Geluidschermen en geluidwallen zijn voorbeelden van overdrachtsmaatregelen.

4.2.2 Wegverkeerslawaai     

Het plan ligt in de zone van de Insulindelaan, Jeroen Boschlaan, Van Oldebarneveltlaan, Eisenhowerlaan en Tongelresestraat, wegen gelegen in stedelijke gebied met een maximumsnelheid van 50/70 km per uur, bestaande uit 2-4 rijstroken, met een zonebreedte van 200-350 meter aan weerszijden van de weg gemeten vanaf de as daarvan.

In het kader van de nota "Eindhoven op weg" zijn alle overige wegen in en nabij het plangebied 30 km per uur wegen. Deze wegen en woonerven hebben volgens de Wet geluidhinder geen zone. Gezien de beperkte verkeersintensiteiten op deze wegen in het plangebied kunnen deze verder buiten beschouwing worden gelaten.

De Wet geluidhinder maakt onderscheid tussen zogenaamde bestaande situaties en nieuwe situaties. Ingevolge hoofdstuk VI, afdeling 3 ("bestaande situaties") van de Wet geluidhinder behoeft voor de reeds aanwezige geluidgevoelige bebouwing geen nieuw akoestisch onderzoek te worden ingesteld. Dit bestemmingsplan voorziet niet in de ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen.

Reconstructies van wegen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, die leiden tot een toename van de geluidbelasting met 2 dB of meer, zijn niet toegestaan.

4.2.3 Railverkeerslawaai     

Het plan ligt in de zone van de spoorlijnen Eindhoven-Venlo en Eindhoven – Weert, met een zonebreedte aan weerszijden daarvan van 600 meter. De voorkeursgrenswaarde voor railverkeerslawaai is 55 dB. Daar waar de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden dient een “hogere grenswaarde” aangevraagd te worden, conform het geluidbeleid van de gemeente Eindhoven. Hogere waarden kunnen op grond van de Wgh en het gemeentelijk geluidbeleid slechts worden vastgesteld indien het redelijkerwijs niet mogelijk is aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.

Binnen het plangebied worden geen nieuwe geluidgevoelige objecten toegestaan.

4.2.4 Industrielawaai     

Een klein deel van het plangebied ligt binnen de geluizone van DAF. Een ander deel ligt binnen de geluidzone van het Transformatorstation aan de Daalakkersweg. Hiervoor zijn aanduidingen op de verbeelding opgenomen, waarbinnen geen nieuwe geluidsgevoelige functies zijn toegestaan.

4.2.5 Luchtvaartlawaai     

Het plangebied ligt op enige afstand (circa 8 km) van de luchthaven Eindhoven. Dit is een militaire luchthaven met medegebruik door de burgerluchtvaart (Eindhoven Airport). De Wet luchtvaart regelt het gebruik van luchtvaartuigen en luchtvaartterreinen in Nederland. De wet voorziet in regels over besluitvorming en normen voor alle luchthavens. Op basis van deze wet is voor luchthaven Eindhoven een luchthavenbesluit vastgesteld.



De Wet luchtvaart regelt onder andere dat grenswaarden moeten worden vastgesteld voor de maximaal toegelaten geluidbelasting door landende en opstijgende luchtvaartuigen. Deze geluidsbelasting wordt uitgedrukt in Kosteneenheden (Ke). De nadere regelgeving over de geluidsbelasting staat in het Besluit militaire luchthavens. De grenswaarde voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting voor het burgerluchtverkeer en voor het militaire luchtverkeer is in beginsel 35 Ke. Deze grenswaarde geldt voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen (art. 1 Besluit militaire luchthavens jo artikel 1.1 Bouwbesluit 2012) en voor standplaatsen en ligplaatsen.



Het plangebied ligt niet binnen de 35 Ke contour van het vliegveld.

4.3 Luchtkwaliteit     

4.3.1 Wettelijk kader     

Hoofdstuk 5 (met name onder titel 5.2) van de Wet milieubeheer bevat bepalingen over luchtkwaliteit. Dit hoofdstuk voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Dit gebeurt zodanig dat voldaan wordt aan de daartoe gestelde normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Hierdoor kunnen ruimtelijke ontwikkelingen doorgang vinden, terwijl ondertussen maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit worden uitgevoerd.

Sinds 1 januari 2015 moet voldaan worden aan de Europese grenswaarden: voor stikstofdioxide (NO2) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3, voor fijnstof (PM10) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3 en een daggemiddelde van 50 microgram/m3. Het daggemiddelde mag jaarlijks maximaal 35 keer worden overschreden. Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt met ingang van 1 januari 2015 een blootstellings-concentratieverplichting van ten hoogste 20 microgram per m3, gedefinieerd als gemiddelde blootstellingsindex.

4.3.2 Besluit niet in betekenende mate bijdragen     

In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn voor bepaalde categorieën projecten grenzen vastgesteld. Op grond daarvan kan worden gesteld dat deze een 'niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) leveren aan de luchtverontreiniging. Deze projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor:

  • woningbouwlocaties die niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 1 ontsluitingsweg;
  • woningbouwlocaties die niet meer dan 3000 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
  • kantoorlocaties die niet meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 1 ontsluitingsweg en
  • kantoorlocaties die niet meer dan 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden en moet worden getoetst aan de normen.

Samengevat

Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen mits:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.

4.3.3 Besluit gevoelige bestemmingen     

Met deze Algemene Maatregel van Bestuur wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het 'Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)' is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer.

Het besluit is gericht op de bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor stikstofdioxide en fijnstof. Het gaat met name om kinderen, ouderen en zieken. Het besluit voorziet in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is als een 'gevoelige bestemmingen' wordt mogelijk gemaakt. Voor rijkswegen geldt een zone van 300 meter aan weerszijden en langs provinciale wegen 50 meter, gemeten vanaf de rand van de weg.

De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als 'gevoelige bestemming': scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties niet als gevoelige bestemming gezien.

4.3.4 Goede ruimtelijke ordening     

Naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het principe van een 'goede ruimtelijke ordening' blijft naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' onverkort gelden. De Wet ruimtelijke ordening (Wro), art. 3.1, schrijft voor dat een bestemmingsplan moet voldoen aan de criteria voor goede ruimtelijke ordening. Die verplichting heeft in dit verband betrekking op situaties waarop het Besluit gevoelige bestemmingen niet ziet, maar die vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening onwenselijk zijn, bijvoorbeeld de bouw van woningen langs een snelweg, of de bouw van een school langs een drukke binnenstedelijke weg. In het algemeen is het verstandig om terughoudend te zijn met de vestiging van gevoelige bestemmingen nabij drukke (snel)wegen. De Gezondheidsraad concludeert niet voor niets dat ook bij concentraties beneden de grenswaarden gezondheidsschade kan optreden.

4.3.5 Planbeschrijving en toetsing     

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. De luchtkwaliteit verandert hierdoor niet.

Conclusie

Aangezien het plan geen nieuwe woningen / kantoorruimte omvat, is geen sprake van een 'in betekende mate' project zodat de de vaststelling van dit bestemmingsplan niet leidt tot een overschrijding van de luchtkwaliteitseisen. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit plan.

4.4 Externe veiligheid     

Externe veiligheid gaat over het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, en over het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen (inrichtingen, transportroutes en buisleidingen). Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.

In deze paragraaf wordt ingegaan op externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle bronnen en/of objecten in en nabij het plangebied. Hierbij wordt ook een beschrijving gegeven van het wettelijk kader op gebied van externe veiligheid.

4.4.1 Wettelijk kader     

Op nationaal niveau zijn verschillende wetten en regels ten aanzien van externe veiligheid. Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi; oktober 2004). Voor transport is het Besluit externe veiligheid transportroutes van toepassing (Bevt; april 2015). Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2011). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen het Plaatsgebonden risico en het Groepsrisico.

Plaatsgebonden Risico (PR)

Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten';

Groepsrisico (GR)

Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.

Het plangebied

Hieronder wordt beschreven welke risicovolle inrichtingen in of nabij het gebied liggen, of er vervoer van gevaarlijke stoffen in het gebied plaatsvindt en of er risicovolle buisleidingen liggen.

verplicht

Figuur plangebied met risicobronnen

Inrichtingen

Gasdrukregel- en meetstations

Binnen het plangebied zijn vier gasdrukregel- en meetstations (type B en C, open opstelling/vrijstaand gebouw) gelegen, te weten aan de Eisenhowerlaan 7N01, Muschbergweg 2N01, Van Gorkumaan 163N01 en de President Steynstraat 1N01. Volgens het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden hiervoor veiligheidsafstanden ten opzichte van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Om te borgen dat deze niet binnen de veiligheidsafstanden kunnen worden gerealiseerd worden regels in het bestemmingsplan opgenomen. In onderstaande tabel zijn de afstanden weergegeven.

verplicht

Figuur Tabel 3.12 Activiteitenbesluit

Eisenhowerlaan: 10 meter tot kwetsbare objecten / 4 meter tot beperkt kwetsbare objecten.

Muschbergweg: 15 meter tot kwetsbare objecten / 4 meter tot beperkt kwetsbare objecten.

Van Gorkumlaan: 15 meter tot kwetsbare objecten / 4 meter tot beperkt kwetsbare objecten.

President Steynstraat: 10 meter tot kwetsbare objecten / 4 meter tot beperkt kwetsbare objecten.

Gas Las Centrum, Quinten Matsyslaan 33

Ten zuiden van het plangebied ligt het bedrijf Gas Las Centrum. Deze inrichting valt onder de werkingssfeer van het Bevi en beschikt over een plaatsgebonden risicocontour en een invloedsgebied. Over een klein gedeelte van het plangebied is de veiligheidszone (PR 10-6/jaar) van de ondergrondse propaantank gelegen, die behoort bij het Gas Las Centrum aan de Quinten Matsyslaan 33. Het plaatsgebonden risico van dit bedrijf is op de verbeelding en in de regels vastgelegd, deze ligt over de bestemming verkeer en hierdoor niet over (beperkt) kwetsbare objecten. Verder reikt het invloedsgebied over het plangebied, waardoor een verantwoording van het groepsrisico dient worden opgesteld. Deze verantwoording is terug te vinden in hoofdstuk 4.4.3.

LPG tankstation Heijmans Koudenhoven, Eisenhowerlaan 11

Binnen het plangebied aan de Eisenhowerlaan 11 is een LPG-tankstation gelegen. Het tankstation beschikt over een LPG tank van 40m3 met een doorzet van 1000m3 per jaar. Het plaatsgebonden risico (PR 10-6/jaar) is op de verbeelding en in de regels vastgelegd. Deze zijn 35 meter vanaf het vulpunt, 25 meter vanaf het reservoir en 15 meter vanaf de twee afleverzuilen. Het invloedsgebied bedraagt 150 meter, gemeten vanaf het vulpunt en het reservoir. De huidige situatie levert geen belemmeringen op met betrekking tot het plaatsgebonden risico. Met het huidige plan worden er geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Voor dit LPG-tankstation dient wel een verantwoording van het groepsrisico opgesteld te worden, aangezien er meer dan 10 personen binnen het invloedsgebied verblijven.

Gemeentelijke wegen

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van twee gemeentelijke wegen waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden, namelijk de Insulindelaan en de Eisenhowerlaan (200 meter). In 2010 is een onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheidsrisico's van bulktransport over gemeentelijke wegen binnen Eindhoven (“Transport Gevaarlijke stoffen door de Gemeente Eindhoven: SRE Milieudienst, 25 oktober 2010, Rapportnr. 491815-491816). Hieruit blijkt dat er voor de gemeentelijke wegen geen plaatsgebonden risicocontouren (10-6/jaar) worden berekend. Verder is het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde en worden er geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarbij (beperkt) kwetsbare objecten gerealiseerd kunnen worden met onderhavig plan. Hierbij is de standaardverantwoording uit de “Visie externe veiligheid – 2009” van toepassing, deze is opgenomen in hoofdstuk 4.4.2.

Spoor

Het plan ligt grotendeels binnen het invloedsgebied van het spoor. Het betreft hier zowel de trajecten Eindhoven - Helmond als Eindhoven - Weert. De gemeente Eindhoven heeft in de “Visie externe veiligheid - Risico's de maat genomen, 2009” een zone van 200 meter rond transportroutes, waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden, aangewezen waarin rekening gehouden moet worden met de gevaren hiervan. Deze zone is, in aansluiting op het bestemmingsplan Buitengebied opgenomen in de regels en op de verbeelding van dit bestemmingsplan.

Op grond van het Besluit externe veiligheid transportroutes dient een verantwoording van het groepsrisico te worden doorlopen. Binnen de gemeente Eindhoven is voor het gehele grondgebied een groepsrisicoverantwoording gedaan voor plannen vanaf 200 meter van de transportassen. Aangezien het plan ook binnen de 200 meter van het spoor valt wordt voor dit gedeelte de verantwoording doorlopen, zie hoofdstuk 4.4.3.

Buisleidingen

Binnen het plangebied liggen geen buisleidingen die bescherming behoeven in het kader van externe veiligheid. Ook reikt het invloedsgebied van de buisleiding aan de Kanaaldijk niet over het plangebied.

Hoogspanningslijnen

Door een gedeelte van het plangebied lopen twee hoogspanningslijnen, een van 150kV en een van 380kV. Deze hoogspanningslijnen beschikken over een indicatieve magneetveldzone. Deze magneetveldzones markeren een contour, waarbinnen de magnetische veldsterkten boven de 0,4 microtesla liggen. Een langdurige blootstelling hieraan kan zorgen voor een (mogelijk) verhoogde kans op kinderleukemie. Daarom is het rijksbeleid gericht om te voorkomen dat er nieuwe situaties ontstaan waar kinderen voor een langdurige tijd verblijven binnen deze zones. Aangezien met het onderhavig plan geen wijzigingen plaatsvinden, levert het aspect hoogspanningslijnen geen belemmeringen.

4.4.2 Gemeentelijk beleid: Visie Externe Veiligheid     

De Gemeente Eindhoven heeft in mei 2009 de Visie externe veiligheid vastgesteld. Daarin is onder meer vastgelegd hoe in de stad nabij risicobronnen wordt omgegaan met het veilig stellen van een acceptabel niveau voor risico's in het kader van externe veiligheid en de beheersbaarheid ervan. Ook is in de visie voor de gebieden buiten invloedsgebieden van risicobronnen (o.m. het gebied > 200m van het spoor) een verantwoording van het groepsrisico uitgewerkt.

4.4.3 Groepsverantwoording     

Bij het vaststellen van het bestemmingsplan dient het groepsrisico te worden verantwoord door de gemeenteraad. Daarbij wordt een afweging gemaakt tussen het belang van een ruimtelijke ontwikkeling en het risico dat een groep mensen komt te overlijden als gevolg van een ramp of incident met gevaarlijke stoffen.

Advies Veiligheidsregio 27-10-2017

Voor het bestemmingsplan hebben wij geen op- of aanmerkingen. Daarnaast is het te overwegen, indien dat nog niet is gebeurd, de specifieke risico's van de risicobronnen te communiceren aan de omwonenden. Mocht er een incident plaatsvinden dan weten zij hoe ze moeten handelen om zichzelf in veiligheid te brengen.

Toelichting

De (groeps-)risico's veranderen niet omdat het een actualisatieplan is. Bovendien liggen de invloedsgebieden niet over bestemmingen waar groepen verminderd zelfredzame personen zich kunnen bevinden. Hieronder staat voor de beeldvorming de mogelijkheden tot bestrijdbaarheid beschreven:

  1. Bereikbaarheid: Het gehele gebied is goed bereikbaar.
  2. Bluswater: Het aanwezige bluswater voldoet aan de beleidsregels 'Bluswater en bereikbaarheid'.
  3. Brandweerzorg: De Veiligheidsregio heeft 24-uurs post gerealiseerd op het TUE terrein samen met de aanwezige bedrijfsbrandweer. Hierdoor is de opkomsttijd in het plangebied sneller.

Gas Las Centrum, Quinten Matsyslaan 33

Aan de Quinten Matsyslaan 33 ligt de inrichting Gas Las Centrum Eindhoven. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van deze inrichting, waardoor er een verantwoording van het groepsrisico dient plaats te vinden. Dit wordt gedaan op grond van artikel 13 lid 1 onder a t/m i van het Bevi.

Bepaling van de dichtheid van personen

In de herziening van het bestemmingsplan is vastgesteld dat de samenstelling van de populatie onveranderd blijft.

Bepaling van het groepsrisico

Het groepsrisico is berekend in de QRA van Gas Las Centrum Eindhoven uit maart 2010. Hierna heeft hier een wijziging plaatsgevonden, waarbij de ontwikkeling van vijf woonwagens aan de Fernhoutstraat werd mogelijk gemaakt. De GR-Curve is weergeven in onderstaande afbeelding. De QRA is opgenomen in de bijlage. Het groepsrisico ligt onder de oriënterende waarde.

verplicht

Figuur fN-curve Gas Las Centrum

Maatregelen aan de risicobron

In de vigerende vergunning van 09-02-2011 is rekening gehouden met de best beschikbare techniek (BBT).

Voor- en nadelen van andere mogelijkheden met lager groepsrisico

Het plangebied is een actualisatieplan. Hierdoor worden andere mogelijkheden met een lager groepsrisico niet verder besproken.

Mogelijkheden tot zelfredzaamheid

Er worden geen nieuwe objecten voor verminderd redzame personen binnen het invloedsgebied van Gas Las mogelijk gemaakt.

LPG tankstation Heijmans Koudenhoven, Eisenhowerlaan 11

Het plan ligt binnen het invloedsgebied van LPG-tankstation Heijmans Koudenhoven aan de Eisenhowerlaan 11. Hierdoor dient er een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden. Dit wordt gedaan op grond van artikel 13 lid 1 onder a t/m i van het Bevi.

Bepaling van de dichtheid van personen

In de herziening van het bestemmingsplan is vastgesteld dat de samenstelling van de populatie onveranderd blijft.

Bepaling van het groepsrisico

Het groepsrisico voor LPG-tankstation Heijmans Koudenhoven is berekend op 07/11/2016. Hieruit is gebleken dat het groepsrisico boven de oriënterende waarde is gelegen. De aanleiding hiervoor is dat de twee grote appartementencomplexen aan de Vuurvlinderstraat in de zone 100-130 meter van het tankstation zijn gelegen. Met het onderhavig bestemmingsplan zal de hoogte van het groepsrisico niet verder stijgen.

verplicht

Figuur fN-curve LPG-tankstation Eisenhouwerlaan 11

Maatregelen aan de risicobron

In de vigerende vergunning van het tankstation is rekening gehouden met de best beschikbare techniek (BBT). Ook zal de bevoorrading alleen plaatsvinden door een LPG-tankwagen met hittewerende coating.

Voor- en nadelen van andere mogelijkheden met lager groepsrisico

Het plangebied betreft een actualisatieplan. Hierdoor worden andere mogelijkheden met een lager groepsrisico niet verder besproken.

Mogelijkheden tot zelfredzaamheid

Er worden geen nieuwe objecten voor verminderd redzame personen binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation mogelijk gemaakt.

Gemeentelijke wegen

Standaard verantwoording groepsrisico bij minder dan 50 woningen langs lokale wegen in de zone van 0 tot 200 m.

Binnen zone van 0 tot 200 m zijn de blootstelling aan brandbare gassen (BLEVE) en toxische gassen de bepalende scenario's. Uitgaande van de diverse elementen van de verantwoordingsplicht leidt dit tot het volgende standaard externe veiligheidsadvies:

  • De “Beleidsregels bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid gemeente Eindhoven” zijn van toepassing.
  • De ontvluchtingsrichting vanuit het bouwwerk moet van de risicobron af gericht zijn.
  • Eigenaren van bouwwerken moeten, indien van toepassing, ontruimingsafspraken maken met de gebruikers daarvan.
  • Er is geen specifiek verzoek om advies van de Veiligheidsregio noodzakelijk. Wel moet een kopie van het advies naar de Veiligheidsregio worden toegezonden.

Spoor

Door het plangebied lopen twee spoortrajecten waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden. Dit zijn de trajecten Eindhoven-Venlo en Eindhoven-Roermond. De gevaarlijke stoffen die hierover vervoerd worden zijn in onderstaande tabel weergeven. Gezien het feit dat er geen verhoging is in de dichtheid van personen en de hoogte van het groepsrisico bij beide trajecten onder de oriënterende waarde blijft, kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Naam transportroute Spoordeel A B2 B3 C3 D3 D4
Eindhoven – Venlo BE 2150 0 0 0 0 0
Eindhoven - Roermond B 1500 230 0 4600 375 0

Bepaling van de dichtheid van personen

In de herziening van het bestemmingsplan is vastgesteld dat de samenstelling van de populatie onveranderd blijft. Voor beide trajecten is er dus geen verhoging in de dichtheid van personen.

Bepaling van het groepsrisico

Voor beide trajecten is de hoogte van het groepsrisico berekend. Deze berekeningen zijn uitgevoerd op 22/12/2016. De rapporten zijn opgenomen in de bijlagen. Bij beide trajecten ligt de hoogte van het groepsrisico onder de oriënterende waarde.

verplicht

Figuur fN-curve traject Eindhoven-Roermond

verplicht

Figuur fN-curve traject Eindhoven-Venlo

Mogelijkheden voor de hulpdiensten

Het gehele gebied is goed bereikbaar. Verder voldoen de bluswatervoorzieningen aan de richtlijn 'Bluswater en bereikbaarheid'.

Mogelijkheden tot zelfredzaamheid

Het betreft een actualisatieplan, waarbij geen nieuwe locaties gerealiseerd kunnen worden waar zich verminderd zelfredzame personen kunnen bevinden.

4.4.4 Vergunningvrij bouwen     

In artikel 5, derde lid onder c bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) is geregeld dat de bepalingen voor vergunningsvrij bouwen uit artikel 2, onderdelen 3 (bijbehorend bouwwerk bij een woning) en 22 (het gebruiken van een bestaand bouwwerk voor huisvesting in verband met mantelzorg) bijlage II Bor, niet van toepassing zijn op een activiteit die plaatsvindt in:

  1. een in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen veiligheidszone, getypeerd als A-zone of B-zone, rondom een munitieopslag of een inrichting voor activiteiten met ontplofbare stoffen;
  2. een gebied waarin die activiteit op grond van het bestemmingsplan of de beheersverordening niet is toegestaan vanwege het overschrijden van het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar als gevolg van de aanwezigheid van een inrichting, transportroute of buisleiding dan wel vanwege de ligging in een belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van een buisleiding;
  3. een gebied dat is gelegen binnen een van toepassing zijnde afstand als bedoeld in artikel 3.12, 3.18, 3.28, 3.30a, 4.3, 4.4, 4.5, 4.5a, 4.5b, 4.77 of 4.81 van het Activiteitenbesluit milieubeheer.



Gelet op deze bepaling is het dus niet nodig om in het bestemmingsplan regels op te nemen om te voorkomen dat binnen deze zones vergunningsvrij kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten kunnen worden gebouwd of uitgebreid.

4.4.5 Conclusie     

Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen voor onderhavig plan.

4.5 Geur (industrieel)     

Nabij het plangebied is het bedrijf HTL-DHT aan de Kanaaldijk-Noord gelegen. Het bedrijf levert onder andere sigaretvulling wat wordt gemaakt door tabak met een laag vochtigheidsgehalte te vermalen en daarna te bevochten met water en bindmiddel. Bij dit proces komt geur vrij. In 2016 en 2017 is een geuronderzoek uitgevoerd en zijn maatwerkvoorschriften opgesteld voor de geuremissie. Uit het geuronderzoek blijkt dat de belasting op gevoelige locaties maximaal 0,4 OUE/m3 98-percentiel is. In onderstaande figuur is de contour van 0,5 OUE/m3 98-percentiel weergegeven.

verplicht

Voor het bedrijf zijn maatwerkvoorschriften gesteld. De gemeente heeft geen geurbeleid vastgesteld. In 2018 heeft de provincie Noord-Brabant een industrieel geurbeleid vastgesteld. Hierin wordt de norm voor nieuwe situaties van 1 OUE(H)/m3 gehanteerd en voor bestaande situaties 2 OUE(H)/m3. Deze normen zijn hedonisch gewogen. Het rapport geeft geen hedonisch gewogen waarden weer. Wel is aangegeven dat de lucht te typeren is als een aangename lucht. Hierdoor kan worden gesteld dat voldaan wordt aan het beleid van de provincie. De geurbelasting wordt aanvaardbaar geacht.

4.6 Duurzaamheid     

De ambities van de gemeente op het gebied van duurzaamheid zijn vastgelegd in het raadsprogramma Duurzaamheid. Een duurzame stad is een stad die rekening houdt met de behoeften van de huidige generatie zonder die van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Belangrijke thema's daarbij zijn:

  • Eindhoven Energieneutraal

    Wereldwijd zijn eind 2015 afspraken gemaakt om te pogen het probleem van klimaatverandering zoveel mogelijk te beperken. Eindhoven heeft in 2008 de ambitie vastgelegd om 'energieneutraal' te worden in de toekomst (2035 - 2045). Dat wil zeggen dat alle energie die de stad dan nog gebruikt, duurzaam wordt opgewekt.



    Daarbovenop heeft de gemeenteraad in de 'Klimaatverordening gemeente Eindhoven 2016' vastgelegd dat de CO2 emissie van de stad teruggedrongen moet worden met 55% in 2030 en 95% in 2050. Referentiepunt daarbij is de emissie in het jaar 1990. Dit betekent dat bij elk project of ontwikkeling enerzijds ingezet moet worden op een zo groot mogelijke bijdrage aan de beperking van de CO2 emissie, en anderzijds dat in de planontwikkeling gekwantificeerd moet worden wat voor en na de ingreep de omvang van de CO2 emissie is, uitgedrukt in kg CO2/jaar.



    Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot te realiseren is op termijn een volledig aardgasloze verwarming van de gebouwde omgeving noodzakelijk. We zetten daar als gemeente op in en dit is ook Rijksbeleid. Hoewel er op dit moment geen eis tot 'aardgasloos bouwen' kan worden opgelegd, is het verstandig voor bouwers en ontwikkelaars om zich te realiseren dat aardgas uitgefaseerd zal gaan worden. Het is wijs om nu al aardgasloos te bouwen of in ieder geval zodanig dat een alternatieve warmtevoorziening in de toekomst mogelijk is.

  • Duurzame mobiliteit

    Duurzame Mobiliteit richt zich onder andere op het voorkomen van verplaatsingen, het veranderen van de keuze van vervoermiddelen naar meer duurzaam vervoer en het verschonen van het vervoer (Trias Mobilica). Duurzame mobiliteit leidt tot minder energiegebruik en het gezonder worden van de leefomgeving. Duurzame mobiliteit en energiebesparing zijn belangrijke ambities in de in 2013 vastgestelde visie 'Eindhoven op weg, duurzaam verbinden van mensen en locaties in Eindhoven veelzijdige stad'. De visie geeft met een inspirerend vergezicht voor 2040 invulling aan de ambities.

  • Circulaire Economie

    Circulaire economie is een economisch systeem dat bedoeld is om de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren. We willen een afvalloze stad worden waar producten in gesloten technologische en biologische kringlopen gebruikt worden. (Grond)stoffen, materialen en producten die we gebruiken hebben geen negatieve effecten op mens en milieu, niet bij winning of productie, niet bij transport of gebruik en dus ook niet aan het einde van de levensduur.

  • Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

    Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) is voor ons een belangrijke en uitdagende opgave. Aan de ene kant zijn wij er voor het verbeteren van de kwaliteit van de samenleving en doen we impliciet dus aan MVO. Aan de andere kant zijn we een organisatie als elke andere en kunnen MVO-thema's ook gewoon binnen de eigen muren aan de orde komen. MVO richt zich enerzijds op het verduurzamen van de eigen bedrijfsvoering en anderzijds op samenwerking met en het stimuleren van MVO bij partners in de stad, waaronder bedrijven en kennisinstellingen.

The Natural Step

Samenwerking tussen de partners in de stad en co-creatie zijn essentieel. Om te zorgen dat we een gedeelde taal spreken, gebruiken wij de aanpak van The Natural Step (TNS) om duurzaamheid vorm te geven. In het kort komt het erop neer dat we duurzaam handelen door met vier principes van duurzaamheid rekening te houden:

  • We gaan zuinig om met energie en kiezen voor groene, duurzame energie
  • We kiezen voor recyclebare of gerecyclede materialen of materialen die door de natuur afgebroken kunnen worden en we gebruiken producten die geen schade toebrengen aan mens en milieu
  • We gaan zuinig om met de natuur en breiden die waar mogelijk uit
  • We gaan uit van de eigen kracht van onze inwoners en zorgen voor hen waar het even moeilijk mee gaat. Mensen in de rest van de wereld ondervinden geen nadelen van ons handelen en waar mogelijk verbeteren we hun kwaliteit van leven.

4.7 Bodem     

Het (industriële) verleden van Eindhoven heeft zijn sporen in de bodem nagelaten. In de afgelopen jaren heeft op zeer veel locaties in Eindhoven om diverse redenen milieukundig bodemonderzoek plaatsgevonden, bijvoorbeeld in het kader van het verlenen van omgevingsvergunningen of in het kader van de aan- of verkoop van locaties. In het bodeminformatiesysteem van de gemeente zijn de gegevens van alle bekende bodemonderzoeken opgenomen.

Op diverse locaties in Eindhoven zijn verontreinigingen aangetroffen, het komt echter zelden voor dat er als gevolg van bodemverontreiniging sprake is van risico's voor de gezondheid van mensen. Dergelijke locaties zijn op dit moment binnen het plangebied dan ook niet bekend.

Wel zijn binnen het plangebied de volgende locaties bekend waar sprake is (geweest) van een ernstig geval van bodemverontreiniging (zie onderstaande figuur):

  1. Insulindelaan/Javalaan; Er is een sterke verontreiniging met olieproducten aanwezig. Mogelijk veroorzaakt door lekkage bij een verkeerongeval.
  2. Celebeslaan; De grond was sterk verontreinigd met asbest. De verontreiniging is in 2014 gesaneerd.
  3. 't Hofke: sterke verontreiniging met gechloreerde oplosmiddelen veroorzaakt door een chemische wasserij. De verontreiniging is in de jaren negentig grotendeels gesaneerd.
  4. Loostraat: sterke verontreiniging in het grondwater met gechloreerde oplosmiddelen veroorzaakt door een metaalbewerkingsbedrijf.
  5. Merckthoef: kleine verontreinig met zware metalen en verbrandingsresten.
  6. Borneolaan: De grond is sterk verontreingd met zware metalen. De grond is in 2011 grotendeels gesaneerd.
  7. Het spoor; de grond is sterk verontreinigd met zware metalen.
  8. Groenstraat; de grond is sterk verontreind met zware metalen. De grond is in 2007 grotendeels gesaneerd.
  9. Tongelresestraat 446; Olie verontreiniging bij benzinepomp is gesaneerd. Er is een kleine restverontreining achtergebleven.
  10. Karregat; grond en grondwater zijn sterk verontreingd ten gevolge van lekkende tanks bij een voormalige benzinepomp.
  11. Zuidzijde plan gebied; diepe grondwater verontreiniging met gechloreerde oplosmiddelen afkomstig van de overzijde van het kanaal.

verplicht

Figuur 1

Binnen het plangebied zijn geen gevallen van bodemverontreiniging bekend zijn die op dit moment een risico voor de gezondheid vormen.

Daarnaast kan in sommige gevallen toch ook sprake zijn van beperkingen in het gebruik of extra kosten die gemaakt moeten worden als grond moet worden afgevoerd. Het verdient dan ook sterk aanbeveling om bij grondtransacties, bouwactiviteiten of grondverzet vooraf het bodeminformatiesysteem van de gemeente te raadplegen. In sommige gevallen is het uitvoeren van een bodemonderzoek noodzakelijk zijn. Dit geldt bijvoorbeeld bij het aanvragen van sommige vergunningen en bij het afvoeren van vrijkomende partijen grond.

Conclusie

Het aspect bodem vorm geen belemmering bij dit bestemmingsplan.

4.8 Natuur     

Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) en het bijbehorende Besluit natuurbescherming (Bnb) en de Regeling natuurbescherming (Rnb) in werking getreden. Door de inwerkingtreding van deze wet zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet komen te vervallen. Het is de bedoeling dat deze nieuwe wet en de bijbehorende Bnb en Rnb uiteindelijk opgaan in de nieuwe Omgevingswet waarvan verwacht wordt dat die in 2021 in werking treedt.

De nieuwe wet beoogt zoveel als mogelijk aan te sluiten bij de Europese kaders (o.a. vastgelegd in de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn). Volgens de wetgever is hiermee sprake van een hoog beschermingsniveau van de natuur. De Europese beschermingskaders zijn met het oog op een goede doorwerking en duidelijkheid over de consequenties daarvan zo veel mogelijk één-op één opgenomen in de wet zelf. Alleen voor zover nodig voor een adequate bescherming van natuurwaarden die niet beschermd worden door Europese regelgeving, voorziet de Wnb in een aanvullende bescherming. Dit betreft bijvoorbeeld de bescherming van diersoorten die niet vallen onder de Europese beschermingskaders. De Wnb voorziet in een instrumentarium in de vorm van beheerplannen en programma's voor gebieden en soorten, teneinde de samenhang tussen gebieds- en soortenbescherming mogelijk te maken. Verder is gekozen voor één vergunning- en ontheffingprocedure en is tegen besluiten rechtsbescherming in twee instanties mogelijk.

Gelijktijdig met de in werkingtreding van Wnb veranderen de lijsten met beschermde soorten. Zo is een aantal plantensoorten (o.a. orchideeën) en insecten- en vissoorten (o.a. kleine modderkruiper en bittervoorn) niet langer meer beschermd. Andersom zijn dieren die voorheen niet beschermd waren (o.a. haas, bosmuis en kleine ereprijs) nu wel beschermd. Voor de soorten die beschermd zijn geldt een verbod om die opzettelijk te verstoren als dat van wezenlijke invloed is op de gunstige staat van instandhouding.

Het plangebied

In het plangebied is uit waarnemingen bekend dat er diverse beschermde soorten voorkomen (o.a. vogels, zoogdieren en amfibieën). Dit bestemmingsplan betreft een actualisatieplan en richt zich voornamelijk op het vastleggen van de bestaande situatie. Het aspect natuurbescherming levert geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf     

5.1 Inleiding     

Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium een plaats te geven in het besluitvormingsproces voor ruimtelijke plannen. Daarin zijn zowel de actuele waterhuishouding in het plangebied beschreven als de watereisen waaraan ontwikkelingen (binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan) moeten voldoen. Ruimtelijke plannen moeten onder meer worden getoetst aan het criterium "hydrologisch neutraal" conform het landelijke en lokale waterbeleid.

Het bestemmingsplan Tongelre buiten de Ring 2019 is een actualisatieplan. Mogelijke ontwikkelingen binnen de planperiode spelen zich daarom hoofdzakelijk af binnen bestaande (water)structuren. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder b en c van het Besluit ruimtelijke ordening.

5.2 Beleid     

5.2.1 Rijksbeleid     

In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet regelt het beheer van oppervlakte- en grondwater en is gericht op de samenhang met de ruimtelijke ordening. De wet kent een vergunningstelsel (watervergunning).

5.2.1.1 Nationaal Waterplan 2016 - 2021     

Op 10 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2016 - 2021 vastgesteld door de minister van Infrastructuur en milieu. Voor wat de ruimtelijke aspecten betreft moet dit plan worden gezien als een structuurvisie en is het bindend voor het Rijk. Het Rijk is verantwoordelijk voor het hoofdwatersysteem. Het waterplan beschrijft de strategische doelen voor het waterbeheer. De condities en maatregelen voor het bereiken van deze doelen staan beschreven in het 'Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren' van Rijkswaterstaat. Lagere overheden dienen het Nationaal Waterplan 2016 - 2021 in hun beleid te verwerken.

5.2.2 Provinciaal beleid     

5.2.2.1 Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021     

Het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 (hierna: PMWP) is op 18 december 2015 door Provinciale Staten vastgesteld. Het plan staat voor het samen werken aan een provincie waar iedereen prettig woont, werkt en leeft in een veilige en gezonde leefomgeving en waarin de zorg voor een duurzaam schone en veilige fysieke leefomgeving centraal staat. De agenda van Brabant plaatst provinciaal beleid in dienst van gezondheid, biodiversiteit, sociale ontwikkeling en een innovatieve, duurzame economie. Het PMWP integreert de milieu- en de wateropgave en het zet de nieuwe koers uit voor de provinciale inzet met betrekking tot water, bodem, lucht en de overige milieuaspecten. Behalve het PMWP is er een provinciaal natuurbeleidsplan (Brabant Uitnodigend Groen), een energieplan (Energieagenda) en is er beleid om de Brabantse agrofoodsector duurzaam te maken (Uitvoeringsagenda Brabantse Agrofood). Het PMWP vult deze plannen aan daar waar er grote raakvlakken zijn met het milieu- en waterbeleid. Gedacht kan dan worden aan de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Op deze manier wordt gewerkt aan een integrale benadering van de duurzame fysieke leefomgeving.

Wettelijke taken

De wettelijke taken op het gebied van milieu en water worden zorgvuldig uitgevoerd. Voor de vergunningverlening, toezicht en handhaving binnen het omgevingsrecht besteedt de provincie de uitvoering van taken uit aan de drie Brabantse omgevingsdiensten. De gemeente Eindhoven valt onder het werkgebied van de Omgevingsdienst Oost Brabant (ODZOB). Afstemming vindt plaats in het Bestuurlijk Platform Omgevingsrecht. De provincie bereid zich voor op de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Integrale en gezamenlijke aanpak

Provincie en partners blijven samenwerken (lokaal, regionaal, nationaal en internationaal). De provinciale rol hangt af van het onderwerp en van de onzekerheid die er is over doel en route. De provincie werkt waar mogelijk gebiedsgericht samen en dat moet uiteindelijk vanzelfsprekend worden. Daarbij worden alle belangen zoveel mogelijk meegenomen. De provincie nodigt de Brabantse partners (gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders, bedrijven en maatschappelijke organisaties) uit om een gezamenlijke klimaatagenda voor Brabant op te stellen. De provincie heeft daarbij de rol van kennismakelaar en verbinder (integratie van projecten en uitrol van goede voorbeelden. In de klimaatagenda worden gezamenlijke ambities en maatregelen vastgelegd. Ook op Europees niveau blijft de provincie samenwerken aan de milieu- en wateropgaven.

Bij grote ruimtelijke en infrastructurele werken wordt gezocht naar oplossingen met minder milieueffecten, bijvoorbeeld door de hoogwaardige inzet van secundaire materialen. Groene inpassing krijgt veel aandacht. De gronden en provinciale wegen die bij de provincie in bezit zijn worden beheerd op een natuur- en milieuvriendelijke manier. De provincie brengt de duurzaamheidsaspecten van nieuwe grote projecten en programma's bij aanvang in beeld middels een duurzaamheidsscan.

De provincie gaat verder met het Programma DuurzaamDoor. Provincie en partners kijken samen wie welke rol kan oppakken bij het stimuleren van gedrag dat bijdraagt aan gezondheid, veiligheid en groene groei in relatie tot milieu en water.

5.2.3 Beleid Waterschap     

5.2.3.1 Waterbeheerplan 'Waardevol Water'     

Waterschap de Dommel heeft op 29 september 2015 het Waterbeheerplan “Waardevol Water” vastgesteld. Dit strategisch document dat op 1 januari 2016 in werking getreden beschrijft de doelstellingen voor de periode 2016-2021 en op welke wijze zij die wil bereiken. Het plan is afgestemd op de ontwikkeling van het Stroomgebiedbeheerplan de Dommel, het Nationaal en het Provinciaal Milieu- en Waterplan.

Dit plan biedt ruimte voor initiatieven van derden en speelt in op kansen die zich in het waterschapgebied voordoen, waarbij de in het plan beschreven doelen leidend zijn. In de projecten zelf worden de doelen van het Waterbeheerplan uitgewerkt in concrete maatregelen. Het waterschap heeft de volgende uitgangspunten geformuleerd die richtinggevend zijn voor de plannen en oplossingen.

  • Beekdalbenadering: ook al zijn de verschillen tussen stad en buitengebied groot toch maken zij deel uit van hetzelfde beekdal waar logische natuurwetten gelden. Door dit beekdal als groter geheel steeds voor ogen te houden, kan integraler en effectiever worden gewerkt. wel is samenwerking met andere overheden, waterpartners en inwoners daarbij essentieel. Water verbindt de stad met het buitgebied.
  • De gebruiker centraal: de omgeving wordt op heel veel verschillende manieren gebruikt en de behoeften en belangen van de gebruikers veranderen continu. Ook de waarde van water verandert mee en daarop moet worden ingespeeld.
  • Samen sterker: door samen te werken met andere overheden en waterpartners, boeren en bedrijven en door samen oplossingen te zoeken en uitvoering te geven wordt het meest bereikt. Het waterschap wil daarin een inspirerende rol spelen en partijen daartoe de ruimte bieden. Door flexibel te zijn in de samenwerking met en rekening te houden met de inbreng en ideeën van andere partijen wordt de uitvoeringskracht versterkt.
  • Gezonde toekomst: ook toekomstige generaties moeten over voldoende, veilig en schoon water. Ook in de maatschappij is het streven naar duurzaamheid steeds actueler en de kringloopgedachte sluit hierop aan. Het waterschap ziet dit als een inspirerende uitdaging en wil mensen bewust maken van de waarde van water en het belang van een duurzaam gebruik ervan.
5.2.3.2 Keur Waterschap De Dommel 2015     

De 'Keur Waterschap De Dommel 2015' bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of algemene regels van toepassing zijn voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden, beekdalen en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunning verlening.

5.2.3.3 Hydrologosch neutraal bouwen     

Hydrologisch neutraal bouwen is opgenomen in de Keur. In de Algemene Regels en in de Beleidsregels wordt nader beschreven en uitgewerkt waar dit voor staat en welke maatregelen er nodig zijn om daaraan te kunnen voldoen. Hieronder is een samenvatting voor Hydrologisch neutraal bouwen opgenomen.

Neerslag die op een onverharde bodem valt infiltreert voor een (belangrijk) deel in de bodem en komt dan uiteindelijk in het grondwater of via ondergrondse afstroming in een oppervlaktewaterlichaam terecht. Ter plaatsen van verhard oppervlak zal de neerslag niet of nauwelijks in de bodem dringen. Als het verhard oppervlak niet is aangesloten op de riolering, stroomt vrijwel al het water direct af naar het oppervlaktewatersysteem. Dit betekent dat het oppervlaktewatersysteem bij een flinke regenbui een grote afvoerpiek moet kunnen opvangen en dat infiltratie in de bodem niet of slechts beperkt kan plaatsvinden.

Bij het afkoppelen van verhard oppervlak zal de neerslag die valt op de verharding niet meer worden afgevoerd naar de rioolwaterzuivering maar rechtstreeks op de ontvangende waterloop worden geloosd. Ook dit zorgt voor een versnelde en/of extra afvoer richting het ontvangende oppervlaktewater.

Realisatie van nieuw verhard oppervlak en het afkoppelen van verhard oppervlak moet daarom zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd en optimaal worden ingepast in het bestaande watersysteem. Dit houdt in dat de aanvrager/initiatiefnemer voldoende compenserende maatregelen moet nemen, zodat het oppervlaktewatersysteem na realisatie van de verharding voldoende robuust blijft. Hierbij wordt getoetst aan de trits “vasthouden-bergen-afvoeren”. Wateroverlast door versneld afvoeren van verhard oppervlak moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Dit kan op twee manieren waarbij de voorkeur uitgaat naar zoveel mogelijk vasthouden aan de bron. Vasthouden kan door hergebruik of door het infiltreren van water in de bodem. Dit past het meest bij het principe hydrologisch neutraal ontwikkelen, zowel voor het ontvangend oppervlaktewatersysteem als het grondwatersysteem. Ingeval niet of onvoldoende kan worden geïnfiltreerd is een aanvullende voorziening die het water tijdelijk bergt noodzakelijk. Het gaat hier dan om een voorziening die er voor zorgt dat water in ieder geval niet versneld wordt afgevoerd.

5.2.4 Gemeentelijk beleid     

5.2.4.1 Gemeentelijk Rioleringsplan (2015 - 2018)     

Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) verantwoordt aan de inwoners van Eindhoven de ambities en bijbehorende maatregelen en middelen op watergebied. Met het GRP geeft de gemeente invulling aan de gemeentelijke zorgplicht op het gebied van het afval- en oppervlakte- en grondwater. Het GRP bevat de geplande activiteiten gericht op het beheer en onderhoud van het rioolstelsel en bevat maatregelen ter verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit en het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel. Deze maatregelen bestaan vooral uit het afkoppelen van verhard oppervlak. Daarbij wordt regenwater gescheiden van afvalwater ingezameld en afgevoerd naar het oppervlaktewater. Waar mogelijk dient regenwater eerst te worden geborgen binnen het plangebied waarna alsnog vertraagd kan worden afgevoerd.

5.2.4.2 Beleidsregel Klimaatrobuust (her)inrichten en ruimtelijk ontwikkelen

In februari 2018 heeft de gemeenteraad ingestemd met bovengenoemde beleidsregel.

In de beleidsregel ´Klimaat robuust (her)inrichten en ruimtelijk ontwikkelen´ zijn regels opgenomen voor het klimaat adaptief maken van Eindhoven. Dit naar aanleiding van het klimaatplan waarbij Eindhoven aangegeven heeft om in 2050 klimaatrobuust te zijn en in 2020 klimaatrobuust te handelen.

Concreet betekent de beleidsregel voor het aspect water dat bij nieuwe ontwikkelingen 60mm berging gerealiseerd dient te worden per m2 verhard oppervlak.

Daar de gemeente met het klimaatbeleid ook problemen zoals hittestress, verdroging en biodiversiteit wil tegengaan, is het beleid zodanig opgesteld dat de waterbergingseis gereduceerd kan worden naargelang de hoeveelheid groen in een plan.

5.2.5 Waterplan     

Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, Waterschap De Dommel, de provincie Noord-Brabant en het (drink)waterleidingbedrijf Brabant Water. Het plan omvat drie delen. Het "Visiedocument" (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijke streefbeeld van de waterpartijen weer. De onderdelen "Taken en Bevoegdheden" en "Maatregelen" zijn achterhaald.

5.3 Beschrijving watersysteem plangebied     

5.3.1 Checklist watersysteem     

Checklist Watersysteem
A-wateren binnen plangebied Nee
B-wateren binnen plangebied Ja, watergang Aalberspad aansluitend op DL143
Beschermde keurgebieden binnen plangebied? Ja, Beschermd gebied waterhuishouding tussen de Ijzeren man en Karpendonckse plas, in het geheel oostelijk deel Attentiegebied, ten oosten van de Urkhovenseweg naast attentiegebied ook beekdal (beekdal van de Herzenbroekloop (KD117)
Binnen 25-100 jaarszone? Nee
Binnen boringsvrije zone? Nee
Ecologische verbindingszone? Nee
Binnen reserveringsgebied waterberging Nee
Attentiegebied NNB Ja, gebied tussen de Karpendonkse Plas en de ijzeren Man
Rioolwatertransportleiding Ja, in het oosten op de rand van het plangebied nabij d e Urkhovenseweg
Waterschap gemaal Nee
Verdachte/verontreinigde locaties? Staan vermeld in de bodemparagraaf
Infiltratie praktisch mogelijk? Nee
Uitwerkingsplicht / wijzigingsbevoegdheid Nee

verplicht verplicht

Beschermde gebieden Keur Ligging NNB conform Verordening Ruimte

5.3.2 Gebied specifieke eigenschappen m.b.t. water     

Het plangebied ligt in het oosten van de stad Eindhoven. Buiten de plangrenzen liggen drie grote waterstructuren: ten westen de Dommel, ten oosten de Kleine Dommel en ten zuiden het Eindhovensch kanaal. De genoemde watergangen zijn een wezenlijk onderdeel voor de afwatering van Eindhoven en vallen onder de Keur van Waterschap de Dommel. Daarnaast zijn binnen het gebied nog een aantal grote waterpartijen gelegen zoals de Karpendonkesplas en diverse waterbergingsvoorzieningen. De IJzeren Man ligt buiten het plangebied, hiervoor wordt een separaat bestemmingsplan opgesteld.

Er bevindt zich tussen de Karpendonkse plas en de IJzeren man een attentiegebied NNB (Natuurnetwerk Brabant). Hiervoor geldt dat waterhuishoudkundige maatregelen in het teken van verdrogingsbestrijding dienen te staan om natuurdoelen te behalen.

Het oostelijk deel van het plangebied is aangemerkt als attentiegebied waarbij het gebied ten oosten van de Urkhovenseweg eveneens bestempeld is als beekdal. Beekdalen zijn hydrologisch erg gevoelige gebieden. Ter bescherming van de natuur wordt hier eenzelfde beschermingsregime gehanteerd als voor de beschermde gebieden waterhuishouding.

Afvoer van regenwater geschiedt deels via gescheiden stelsel naar oppervlaktewater en deels via gemengde riolering naar de rioolwaterzuivering. De grondwaterstanden in het plangebied kunnen hoog oplopen en de bodemopbouw is door de aanwezigheid van leem niet geschikt voor infitratie.

5.3.3 Oppervlaktewater     

Karpendonkse plas

In het noordwesten van het plangebied is de Karpendonkse plas gelegen. Het gebied “de Karpendonkse plas” is een groots opgezet recreatief park met wandelpaden en grasvelden wat druk bezocht wordt door natuurliefhebbers.

De plas wordt gevoed door grondwater en regenwater afkomstig van verharding, waaronder de Eisenhowerlaan. Vanaf de plas IJzeren Man wordt in tijden van watertekort water ingelaten. De Karpendonkse plas watert zelf via een duiker en een sloot af op de Dommel.

De waterkwaliteit van de Karpendonkse plas betreft geen zwemwater. De plas kan gezien worden als een voedselrijke plas met gering doorzicht. De temperatuur loopt hoger op dan in de IJzeren Man doordat de Karpendonkse plas minder diep is.

Watersysteem Koudenhoven en Doornakkers

Binnen het gebied zijn diverse waterbergingsvoorzieningen getroffen waarin het hemelwater van woonwijken wordt opgevangen en vervolgens infiltreert of vertraagd afgevoerd wordt. Zo is voor de wijk Koudenhoven een voorziening getroffen aan de zuidkant van de wijk langs de Eisenhowerlaan.

Langs het spoor is ook een waterberging aangelegd waar water afkomstig van de wijk Doornakkers en Tongelresche akkers (buiten het plangebied) verzameld wordt en middels een stuw vertraagd afgevoerd wordt naar het achterliggende buitengebied.

In het “groen”gebied Wasven is eveneens een bergingsvijver opgewaardeerd waarin water van de omliggende wijk wordt ontvangen.

Ontwateringstelsels

Voor diverse wijken waar zich grondwaterproblemen hebben voorgedaan zijn watergangenstelsels aangelegd die uiteindelijk lozen op de Dommel ten behoeve van ontwatering. Dit is het geval in de wijk De Karpen en Koudenhoven.

5.3.4 Verharding     

Het plangebied bevat zowel verharde oppervlakten als groen. Verharding bestaat hoofdzakelijk uit woningen met terreinverharding en openbare wegen. Openbaar groen of onverharde gebieden zijn aanwezig. Zo ligt er aan de westzijde een recreatiezone bestaande uit een waterplas met groenzone. Centraal in het plangebied tussen de spoorlijn en de Eisenhowerlaan is het natuurgebied 't Wasven gelegen.

5.3.5 Bodemopbouw     

De bodemopbouw is in sterk mate van invloed op de karakteristiek van het watersysteem. In het plangebied treft men een toplaag aan die sterk geroerd is door stedelijke ontwikkelingen. Daarnaast typeert de bodemopbouw in Eindhoven zich door fijn leemhoudend zand afgewisseld met leemlenzen wat een negatieve invloed heeft op de doorlatendheid van de bodem. Zonder het treffen van bodemverbeterende maatregelen wordt infiltratie van regenwater in de bodem niet reëel geacht.

Bekende bodemverontreinigingen zijn toegelicht in de bodemparagraaf van dit bestemmingsplan. Toekomstige ontwikkelingen mogen niet bijdragen aan een verdere verspreiding van de verontreiniging.

5.3.6 Grondwater     

Voeding van grondwater in het plangebied geschiedt door infiltratie van regenwater en door toestroming vanuit het watersysteem. Ontwatering geschiedt door ondergrondse afstroming naar oppervlaktewater. De grondwaterstroming is richting noordoost.

In het plangebied bevinden zich diverse grondwaterpeilbuizen. De grondwaterstand fluctueert in de loop van het jaar met normaliter in de maand april de hoogste grondwaterstand.

Ter indicatie: de grondwaterstand varieert thans tussen de NAP 15,00 en 17,00 m. Een deel van het plangebied (noorden) staat bij de gemeente bekend als gebied met hoge winterse grondwaterstanden. Hiervoor zijn, zoals in de wijk Koudenhoven, in het verleden maatregelen getroffen om potentiële grondwateroverlast te voorkomen.

5.3.7 Regenwater     

Een groot deel van het rioolstelsel, voornamelijk centraal binnen het plangebied, bestaat nog uit het type ”gemengd”.

Hierbij wordt zowel vuilwater als afstromend regenwater van daken, terreinverharding en wegen getransporteerd naar de zuivering.

De gemeente Eindhoven volgt het beleid om zoveel mogelijk regenwater separaat in te zamelen en af te voeren naar oppervlaktewater dan wel te infiltreren in de bodem.

De reeds genoemde wijk Koudenhoven, Doornakkers en het woongebied grenzend aan het Wasven zijn voorzien van een gescheiden stelsel waarbij regenwater naar oppervlaktewater wordt geleid.

5.3.8 Afvalwater     

Voor zover bekend zijn alle panden in het plangebied aangesloten op de riolering dat afvoert naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Van Oldenbarneveltlaan.

Nabij de Wolvendijk en ten oosten van de Urkhovenseweg ligt een rioolwatertransportleiding in eigendom en beheer bij het waterschap. Het betreft een betonnen vrij-vervalleiding van 2,0 bij 1,8 meter (b*h). Ter plaatse van de leiding heeft het waterschap een zakelijk recht gevestigd van 15 m (7,5 m aan weerszijden hart leiding).

5.3.9 Boringsvrijze zone     

Het plangebied bevindt zich niet in een boringsvrije zone van een waterwingebied. De boringsvrije zone is de zone waarbinnen (diepliggende) beschermende kleilagen niet zonder meer doorboord mogen worden ter bescherming van de drinkwaterkwaliteit.

5.4 Toekomstige situatie van het watersysteem     

5.4.1 Verharding     

Momenteel zijn geen grootschalige ontwikkelingen bekend die een noemenswaardige verandering in het aangesloten verhard oppervlak met zich meebrengen. Indien er in de toekomst zich binnen het plangebied kansen voordoen om het gemengde rioolstelsel verder om te bouwen naar een gescheiden stelsel zal de gemeente deze kansen, indien effectief en doelmatig, benutten.

Wel zijn er plannen om de midgetgolf, gelegen grenzend aan de Karpendonkse plas, opnieuw in te richten met een horecagelegenheid incl. terras over de Karpendonkse plas.

De ombouw naar een gescheiden stelsel, in overleg met het waterschap, vindt plaats op de momenten dat de aanleg gecombineerd kan worden met een wijk- cq herinrichting of rijbaan vernieuwing binnen het plangebied.

Voor alle nieuwe ontwikkelingen wordt voldaan aan de beleidsregel klimaatrobuust (her)inrichten en ruimtelijk ontwikkelen. Daar waar er een gescheiden stelsel ligt dient er gescheiden te worden aangesloten. Voor enkele activiteiten (zoals bijvoorbeeld het laden en lossen van gevaarlijke stoffen) kan een uitzondering gelden. Momenteel bestaan er geen plannen om het reeds aanwezige gescheiden stelsel beter te benutten dan wel uit te bereiden en het verhard oppervlak daarop te gaan aansluiten.

5.4.2 Berging     

De gemeente zal in samenspraak met het waterschap, daar waar zich kansen voordoen, inzetten op berging om de piekafvoer op het riool te beperken.

5.4.3 Oppervlaktewater     

Er zijn geen plannen bekend die veranderingen aanbrengen in het oppervlaktewater systeem.

5.4.4 Waterkwaliteit     

Bij het afkoppelen, en duurzame watersystemen in het algemeen, verdient de waterkwaliteit van het afstromende regenwater bijzondere aandacht. Sommige af te koppelen of nieuw aan te sluiten verharde oppervlakken kunnen de waterkwaliteit nadelig beïnvloeden (bv. olie van parkeerterreinen, en uitloogbare bouwmaterialen zoals zink, lood en koper verwerkt in daken). In het kader van duurzaamheid worden initiatiefnemers gestimuleerd om alleen met niet uitloogbare bouwmaterialen te werken.

5.4.5 Advies / overleg Waterschap     

In september 2017 is met Waterschap de Dommel gestart met overleg over dit plan. Naar aanleiding van de beschreven ontwikkelingen zijn de volgende intenties vastgelegd ten aanzien van de waterhuishouding:

  1. Ontwikkelingen die invloed hebben op de waterhuishouding van het plangebied dienen altijd aan het waterschap te worden voorgelegd.
  2. Regenwater afkomstig van nieuw te ontwikkelen oppervlakken zal verwerkt worden rekening houdend met beleidsregel klimaartrobuust (her)inrichten en ruimtelijk ontwikkelen.
  3. Om nadelige effecten door mogelijk verontreinigd regenwater op de waterkwaliteit te beperken, wordt afhankelijk van het type oppervlak gekeken of deze wel of niet afgekoppeld worden.
  4. Bij nog nader uit te werken concretisering plannen dienen wateraspecten te worden meegenomen in de randvoorwaarden en uitgangspunten. Het waterschap wenst in de concretisering van bouwplannen betrokken te worden.

Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving     

6.1 Algemeen     

Het bestemmingsplan "Tongelre buiten de Ring 2019" is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2012. Waar dat noodzakelijk is, wordt afgeweken van de standaard die voor alle bestemmingsplannen in Eindhoven wordt gehanteerd en is specifiek ingespeeld op de situatie binnen het onderhavige plangebied.

6.2 Planmethodiek     

Er is, conform de Wet ruimtelijke ordening, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik. Al dan niet in combinatie met een nadere - eisen - regeling.

6.3 Verbeelding     

Op de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt verwezen. In verband met de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn op de verbeelding opgenomen in het renvooi. Opgemerkt wordt dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen. Dit heeft ermee te maken dat de manier van raadplegen anders is. De digitale verbeelding is juridisch bindend.

6.4 Planregels     

De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels. De  Inleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten. Dit is om te voorkomen dat er discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In  "Begrippen" wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als in de regels begrippen voorkomen die niet in dit artikel zijn opgenomen, dan geldt hiervoor de uitleg/interpretatie conform het normale taalgebruik. In "Wijze van meten" zijn de te gebruiken meetmethodes opgenomen. De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.

Bestemmingen

In alle hiervoor geschikte bestemmingen is een regeling opgenomen op basis waarvan, zowel binnen als buiten het bouwvlak bouwwerken ten behoeve van het opwekken van duurzame energie is opgenomen. Ook kennen alle bestemmingen waarin wonen voorkomt een regeling die kamerverhuur uitsluit, uitgezonderd de gevallen waar nu reeds sprake is van bestaande en vergunde kamerverhuur. In bestemmingen waarin wonen is toegestaan is ook een regeling opgenomen op basis waarvan aan huis verbonden beroepen zijn toegestaan en met een afwijking kleinschalige bedrijvigheid aan huis.

Bestemming Bedrijf 

Deze bestemming is toegekend aan de gronden en opstallen van bedrijven in het plangebied tot ten hoogste categorie 2 als bedoeld in de bij deze regels behorende “Lijst van bedrijfsactiviteiten". Deze lijst is gebaseerd op de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering”. Daarnaast zijn bestaande categorie 3.1 en 3.2 bedrijven toegestaan.

Bedrijven die ingevolge de Wet geluidhinder geluidszoneringsplichtig zijn en zelfstandige kantoren, zijn uitgesloten. Waar de aanduiding 'kantoor' is opgenomen, is een uitzondering gemaakt ten aanzien van bestaande zelfstandige kantoren. Deze zijn ter plaatse van die aanduiding positief bestemd. Seksinrichtingen en detailhandel zijn eveneens uitgesloten. Productiegebonden detailhandel is wel toegestaan, mits het niet betreft de productie van voedings- en genotsmiddelen. Daarnaast is een autohandel toegestaan voor zover die is aangeduid op de verbeelding.

Bestaande bedrijfswoningen zijn met een aanduiding op de verbeelding vastgelegd. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

Er is ook een mogelijkheid opgenomen voor de vestiging van bedrijven die niet voorkomen op de “Lijst van bedrijfsactiviteiten” maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel zijn genoemd. De bouwvlakken zijn dusdanig gesitueerd dat enige uitbreiding van de bebouwing mogelijk is.

Bestemming Bedrijf - Nutsvoorziening

Voor de grotere nutvoorzieningen is een bestemming Bedrijf-Nutsvoorziening opgenomen. Het bouwvlak en de maximale toegestane hoogtes zijn op de verbeelding weergegeven.

Bestemming Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met LPG

Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen tankstations met LPG-functie waar deze bestaand zijn, en voor zover dit mogelijk is vanuit het oogpunt van externe veiligheid en milieuhinder. Ter plaatse van het tankstation aan de Eisenhowerlaan is een specifieke bouwregel opgenomen voor de ter plaatse aanwezige autowasboxen en de overkapping.



Bestemming Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG

Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen tankstations zonder LPG-functie waar deze bestaand zijn, en voor zover dit mogelijk is vanuit het oogpunt van externe veiligheid en milieuhinder.

Bestemming Bos

De gronden met de bestemming Bos zijn bestemd voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van aardkundige waarden en het duurzaam instandhouden van het aanwezige bos. De begrenzing van deze bestemming sluit aan bij de begrenzing zoals opgenomen in het hiervoor geldende bestemmingsplan. Binnen bos zijn alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan. ter bescherming van de gronden is voor een aantal werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden een omgevingsvergunningsstelsel opgenomen.

Bestemming Centrum

Deze bestemming is gelegd ter plaatse van 't Karregat. De bestemming beperkt zich niet alleen tot winkels. Naast detailhandel zijn ook horeca, dienstverlenende bedrijven en instellingen, maatschappelijke voorzieningen en bestaande kantoren toegestaan. De vormen van horeca zijn beperkt tot en met categorie 1 ingevolge de “Lijst van horeca-activiteiten”. De grenzen van de bouwvlakken zijn ook voor deze bestemming dusdanig bepaald en de maximum bebouwingspercentages en hoogtes zijn zo gekozen dat slechts een incidentele uitbreiding van een individuele voorziening plaatselijk mogelijk is.

Bestemming Cultuur en ontspanning - Prostitutie

Deze bestemming is gelegd op het prostitutiebedrijf aan deHofstraat 87. De planregeling is ontleend aan die van het bestemmingsplan "Prostitutiebedrijven" (raadsbesluit d.d. 12 maart 2001; goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 23 oktober 2001). Raamprostitutie wordt specifiek uitgesloten.

De bouwmogelijkheden worden ingekaderd doordat er bouwvlakken zijn opgenomen en een maximale goot- en bouwhoogte.

Bestemming Dienstverlening

Deze bestemming is gelegd op vestigingen ten behoeve van dienstverlening waarbij sprake is van meer dan beroepsuitoefening aan huis (bijvoorbeeld makelaarskantoren, financiële adviesbureaus, reclame-adviesbureaus e.d.). De planregeling voorziet tevens in de aanwezigheid van (boven)woningen. De grenzen van de bouwvlakken zijn dusdanig bepaald dat enige uitbreiding van de bebouwing mogelijk is. Dienstverlenende bedrijven die zijn gelegen op locaties waar meerdere functies voorkomen, zijn meegenomen in de bestemming Centrum en Gemengd.

Bestemming Gemengd

Deze bestemming voorziet in een veelheid aan functies, die onderling uitwisselbaar zijn. Het betreft panden / clusters van panden waarbij een diversiteit aan functies gewenst is. De mogelijkheden in deze bestemming sluiten met name aan bij de bestemming Detailhandel, die was opgenomen in het hiervoor geldende bestemmingsplan.

De toegestane functies zijn detailhandel, wonen, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, bedrijven tot en met categorie 2 (mits aangeduid) en horeca tot categorie 1 en voor zover ondergeschikt aan de aanwezige dienstverlenende of detailhandelsfunctie. Detailhandel kent een beperking voor supermarkten tot 800 m2. In de bestemming is een mogelijkheid opgenomen om af te wijken van de regels ten behoeve van een supermarkt groter dan 800 m2. Hiermee kunnen de effecten om de omgeving gereguleerd en beoordeeld worden.

De insteek is dat wonen op de verdieping plaatsvindt en de overige functies op de begane grond. Alleen in bestaande situaties kan hiervan worden afgeweken.

In het voorgaande bestemmingsplan waren vijf bestemmingen Gemengd opgenomen. Gelet op de kleine verschillen tussen deze bestemmingen is ervoor gekozen om ze samen te voegen. Daar we de bestemmingen van elkaar afweken is met aanduidingen gewerkt om afwijkende regels voor enkele percelen vast te leggen.

Bestemming Groen

Het groen dat in de uitwerking van het gemeentelijke Groenbeleidsplan is aangemerkt als "structureel groen op stedelijk niveau” en “structureel groen op wijk- en buurtniveau” is in het voorliggende plan expliciet voorzien van de bestemming `Groen´. Deze bestemming omvat ook kleinere waterpartijen. Een geluidscherm/geluidwal is alleen ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' toegestaan.

Ten behoeve van 't Wasven zijn specifieke aanduidingen opgenomen voor een ecologische tuinderij en ecologische akkerbouw.

Er is een omgevingsvergunningsstelsel opgenomen voor bepaalde werkzaamheden ter plaatse van de groenstrook achter de Van Hogendorplaan en de omgeving daarvan.Het doel van dit stelsel is het geschikt houden van de gronden voor de kamsalamander. Hiervan is een geïsoleerde populatie aanwezig op deze locaties. De kamsalamander wordt beschermd op basis van de Europese Habitatrichtlijn. Het doel is om deze gebieden te verbinden met het Dommeldal zodat de populatie zich kan verbreiden voor bestendig behoud. Tot die tijd is bescherming van belang.

Binnen Groen zijn uitsluitend gebouwen toegestaan ter plaatse van de aanduiding bouwvlak.

Bestemming Horeca

Deze bestemming is gelegd op de solitair gelegen horecavestigingen in het plangebied. De planregeling voorziet ook in de aanwezigheid van woningen (ondergeschikt aan de horecafunctie). Horecavestigingen die zijn gelegen in centrum-/concentratiegebieden, zijn opgenomen in de bestemming `Centrum´ of 'Gemengd'. Naar analogie van de "Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten" bij de bestemming `Bedrijf´ is bij deze bestemming gebruik gemaakt van een "lijst van horeca-inrichtingen".

Horeca - 1 "Maaltijdverstrekkend"

Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden.

Horeca - 2 "Drankverstrekkend"

Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse.

Horeca - 3 "Multifunctioneel horecabedrijf"

Een inrichting die gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen.

Horeca - 4 "Vermaak, sport, spel en ontspanning"

Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak, sport, spel en ontspanning.

Horeca - 5 "Logiesverstrekkend"

Hotels en pensions.

Horeca - 6 "Ontmoetingscentra / Maatschappelijke instellingen"

Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het in verenigingsverband of anderszins georganiseerd bieden van ontmoetingsgelegenheid al dan niet in combinatie met verstrekking van drank en/of etenswaren die ter plaatse genuttigd kunnen worden.

Ter plaatse van de solitaire horecabestemmingen geldt dat horeca in categorie 1 is toegestaan dan wel een andere categorie horeca voor zover deze reeds bestaand is. De horecafunctie is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de begane grond tenzij horeca reeds op de verdieping gevestigd is. Ook is wonen op de verdieping toegestaan en op de begane grond voor zover dit een bestaande situatie is.

Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie is geregeld dat ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' op de verbeelding de bestaande goot- en bouwhoogte gerespecteerd moeten worden. Daarnaast is een omgevingsvergunningsstelsel voor sloop ter plaatse van deze aanduiding 'karakteristiek' opgenomen.

Bestemming Kantoor

Deze bestemming is gelegd op specifieke kantoorvestigingen waarbij sprake is van meer dan beroepsuitoefening aan huis. De grenzen van de bouwvlakken zijn ook in dit geval dusdanig gesitueerd dat enige uitbreiding van de bebouwing mogelijk is. Kantoren die zijn gelegen in centrum-/concentratiegebied, zijn meegenomen in de bestemming `Centrum´ of 'Gemengd'. Hier zijn uitsluitend bestaande kantoren toegestaan, gelet op het beleid van de gemeente over kantoren.

Bestemming Maatschappelijk

Het betreft hier een “verzamelbestemming” ten behoeve van medische, sociaal-culturele, religieuze, educatieve en openbare dienstverlenende (non-profit) instellingen en voorzieningen ten behoeve van sport. Concreet gaat het hier om voorzieningen als kerken, scholen, buurtcentra, sporthallen, bejaardenhuizen, welzijnsvoorzieningen, medische (groeps)praktijken e.d. al dan niet in combinatie met woningen op de verdiepingen ter plaatse van de aanduiding 'wonen' op de verbeelding. Gekozen is voor een flexibele regeling, zodat uitwisseling van alle functies die passen binnen de omschrijving mogelijk is. De grenzen van de bouwvlakken zijn dusdanig gesitueerd en/of er is gekozen voor een dusdanig maximaal bebouwingspercentage en/of een dusdanige maximum hoogte dat enige uitbreiding van de bebouwing mogelijk is. Daar waar sprake is van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is de goot- en bouwhoogte beperkt tot de bestaande goot- en bouwhoogte. Daarnaast zijn uitsluitend bijgebouwen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' op de verbeelding.



Binnen de bestemming `Maatschappelijk´ zijn horeca en detailhandel uitsluitend toegestaan ten dienste van de desbetreffende maatschappelijke functie(s). Dat wil zeggen dat:

  • de openingstijden van de horeca of detailhandelsactiviteit niet ruimer mag zijn dan die van de hoofdactiviteit,
  • de horeca/detailhandels voorziening geen eigen toegang mag hebben en
  • er geen separate reclame-uitingen zijn toegestaan.

Specifiek ter plaatse van de Celebeslaan 30 is wonen als nevenfunctie toegestaan. Voor het overige is wonen alleen op de verdieping toegestaan voor zover dit is aangeduid op de verbeelding. Ook bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen op de verbeelding.

Daar waar de aanduiding 'parkeergarage' is opgenomen is tevens een ondergrondse parkeergarage toegestaan.

Gelet op de grote cultuurhistorische waarde van het pand aan de Poeijersstraat 71, zijn aanvullende regels voor dit pand opgenomen in deze bestemming ten aanzien van de gevels.

Voor de begraafplaatsen is een aanduiding opgenomen op basis waarvan uitsluitend een begraafplaats is toegestaan met de daarbij behorende regels.

Bestemming Recreatie - Dagrecreatie

Deze bestemming is opgenomen voor de Sint Joseph speeltuin en de voormalige midgetgolf aan de Insulindelaan. Ondergschikte aan dagrecreatieve functies is hier horeca toegestaan.

Bestemming Recreatie - Volkstuinen

In het gebied is een volkstuinencomplex aanwezig. Deze is bestemd als Recreatie-Volkstuinen. Binnen deze bestemming zijn bouwregels opgenomen voor een verenigingsgebouw en zijn beperkte mogelijkheden gegeven voor bebouwing per uitgegeven volkstuin.

Bestemming Sport

De tennisvereniging aan de Koudenhovenseweg Noord heeft de bestemming sport. De bijbehorende woning is als bedrijfwoning aangeduid. Ondergschikt aan de functie is horeca toegestaan.

Bestemming Verkeer

Deze bestemming is geprojecteerd op de wegen die primair gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer. Daarnaast zijn hier ook bijbehorende voorzieningen toegestaan zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieninge, fiets- en voetpaden en geluidwerende voorzieningen. Het realiseren van gebouwen is niet toegestaan.

Bestemming Verkeer - Railverkeer

Deze bestemming is opgenomen voor de railverkeersvoorzieningen ter plaatse van de twee spoorlijnen: Eindhoven - Weert en Eindhoven - Roermond. Bijbehorende voorzieningen zijn ook toegestaan. Ter hoogte van de Groendwarsstraat is een bouwvlak voor een bestaande nutsvoorziening opgenomen.

Bestemming Verkeer - Verblijfsgebied

Het gaat bij deze bestemming om de wegen die primair dienen c.q. zullen dienen voor de ontsluiting van de aangrenzende of nabijgelegen gronden, zoals winkelerven, pleinen, woonstraten, woonerven en paden. Ook is deze bestemming bedoeld voor de parkeerterreinen en voor de groenstrookjes die een onderdeel zijn van de straatinrichting. Ter plaatse van de aanduiding 'plein' op de verbeelding is het verblijfsgebied tevens bestemd om te dienen als schoolpein. Gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan.

Bestemming Water

Binnen deze bestemming vallen de grotere oppervlaktewateren c.q. die oppervlaktewateren die een functie hebben in het watersysteem. Gebouwen zijn niet toegestaan en voor bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt een maximale bouwhoogte van 4 m. Voor werkzaamheden die van invloed zijn op het watersysteem is een omgevingsvergunningsplicht opgenomen.

Bestemming Wonen

Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen gronden met woningen en de bijbehorende voor- en achtertuinen. In de regels is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen, aan- en uitbouwen. Het gebouw dat door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken, wordt beschouwd als het hoofdgebouw. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen zijn in architectonisch opzicht te onderscheiden van, en ondergeschikt aan, het hoofdgebouw. Garageboxen behoren bij de woonbestemming en zijn om die reden ook binnen deze bestemming opgenomen waarbij gebruik is gemaakt van de aanduiding 'garagebox'.



Hoofdgebouwen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd waarbij de bouwvlakken volledig mogen worden bebouwd. Bij "grondgebonden woningen" is in beginsel uitgegaan van een diepte van het bouwvlak van 12 m, gemeten vanaf de voorgevel(rooilijn). Daarbij dient de resterende achtertuin een diepte van minimaal 10 m te hebben. Indien deze minimum diepte in de gegeven situatie niet mogelijk is, is voor het bouwvlak een diepte van 10 m aangehouden. Indien ook dan een ontoereikende diepte van de achtertuin resteert, is een diepte van het bouwvlak overeenkomstig de bestaande situatie aangegeven.



Er is gekozen voor standaardisering van de diepte van het bouwvlak met het oog op rechtsgelijkheid. Veel "grondgebonden woningen" hebben een bestaande diepte van 8 tot 10 meter. Mogelijkheden tot uitbreiding van hoofdbebouwing naar 12 meter is substantieel en praktisch. Bij de bepaling van de minimaal te behouden tuindiepte worden reeds in de tuin gerealiseerde bijgebouwen buiten beschouwing gelaten. Door het bepalen van de diepte van het bouwvlak vervalt de noodzaak om de achtergevelrooilijn vast te leggen.

Bij vrijstaande woningen op relatief ruime kavels is als diepte van het bouwvlak in beginsel een maat van 15 meter aangehouden. Voor minimaal resterende diepte van de achtertuinen bestaan dezelfde uitgangspunten als bovenstaand zijn verwoord. Bij meergezinswoningen is voor de bepaling van het bouwvlak de bestaande situatie aangehouden.

Het bestemmingsplan maakt beperkt uitbreidingen mogelijk aan de voorgevel. De voorzijde van woningen bepaalt namelijk in hoge mate het straatbeeld, evenals de onderlinge samenhang van de gevels. Een rommelig gevelbeeld doet afbreuk aan de belevingswaarde van het straatbeeld. Daarom wordt bij een goed stedenbouwkundig plan uitgegaan van een helder en evenwichtig gevelbeeld waarbij de gevels van de afzonderlijke woningen een aantrekkelijk ensemble opleveren. Daarbij dient ook samenhang te ontstaan tussen de afmetingen van het profiel van de openbare ruimte en de gevelhoogten en gevelbreedten. In een aantal gevallen zijn woningen reeds gerealiseerd met bijgebouwen / aanbouwen aan de voorgevel. Deze worden mogelijk gemaakt ter plaatse van de aanduidiing 'bijgebouwen', dan wel er is een bouwvlak voor de aanbouwen opgenomen met een maximum goot- en bouwhoogte. Voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen achter de voorgevel zijn specifieke bouwregels opgenomen. het plan kent ook een aantal bouwaanduidingen welke specifieke regels koppelen aan locaties. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de aanduiding 'plat dak' in de wijk Geestenberg of een aanduiding 'karakteristiek' die regels koppelt aan gebouwen met een cultuurhistorisch belang.

Aanvullend op de woonbestemming is ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', 'bedrijf tot en met categorie', 'parkeergarage' respectievelijk 'atelier' tevens een bedrijf, bedrijvigheid tot en met categorie 2, een ondergrondse parkeergarage respectievelijk een atelier toegestaan.

Specifiek voor de wijken Koudenhoven en De Karpen zijn aanvullende regels gesteld voor de situering van aan- en uitbouwen en bijgebouwen te opzichte van de perceelsgrenzen. Deze regeling heeft geen invloed op de bijbehorende bouwwerken die op basis van het Besluit omgevingsrecht zonder omgevingsvergunning gerealiseerd kunnen worden. Deze regeling is gebaseerd op het voorheen geldende bestemmingsplan.

Aan huis-verbonden-beroepen

Het gebruik van ruimten voor aan huis verbonden beroepen is binnen de woonbestemming toegestaan (tot maximaal 50 m2). Via een afwijking is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om maximaal 75 m² vloeroppervlak te benutten voor aan huis gebonden beroepen.

Tevens is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om maximaal 30 m2 te benutten voor kleinschalige bedrijvigheid.

Binnen deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om onder voorwaarden bouwvlakken te wijzigen. Daarnaast is specifiek voor de locatie aan de Quinten Matsyslaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om hier een bouwvlak toe te voegen om woningbouw op de locatie te kunnen realiseren.

Bestemming Wonen - Woonwagenstandplaats

Voor het terrein aan de Borneolaan is de bestemming Wonen - Woonwagenstandplaats opgenomen. Het maximum aantal woonwagens/(woonwagen)woningen bedraagt 12. aansluiting is gezocht bij de bouwregels uit het voorheen geldende bestemmingsplan.

Dubbelbestemmingen

Bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding

Deze bestemming is gelegd op de in het gebied aanwezige elektriciteitshoogspanningsverbinding.

Bestemming Leiding - Water

Deze bestemming is gelegd op de in het gebied voorkomende hoofdwatertransportleiding.

Bestemming `Waarde - Archeologie

Deze bestemming geldt voor die delen in het plangebied, waarbij bij bepaalde ingrepen eerst nader archeologisch onderzoek vereist is. Door middel van een dubbelbestemming wordt gezorgd dat de aanwezige waarden optimaal beschermd worden.

Bestemming Waarde - Archeologie - 1

Deze bestemming geldt voor die delen in het plangebied, waarbij bij bepaalde ingrepen eerst nader archeologisch onderzoek vereist is. Of nader onderzoek nodig is, is afhankelijk van de maximale oppervlakte en diepte van de uit te voeren werkzaamheden. Door middel van een dubbelbestemming wordt gezorgd dat de aanwezige waarden optimaal beschermd worden.

Bestemming Waarde- Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor het behoud, herstel en/ of ontwikkeling van de hydrologische waarde door middel van het instandhouden van stromingen in grondwatersystemen. De bestemming sluit aan bij de begrenzing zoals opgenomen in de Verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant.

Bestemming Waarde - Cultuurhistorie - 1

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor gebieden waar de bebouwing binnen het plangebied van cultuurhistorische waarde is. De regels zijn opgesteld ten behoeve van het behoud van de cultuurhistorische waarden van die bebouwing. Waar nodig is met een aanduiding 'karakteristiek' voor specifieke panden aanvullend geregeld dat de bestaande goot- en bouwhoogte als maximum gelden en is aan de aanduiding een sloopvergunningsstelsel gekoppeld.

Bestemming Waarde - Cultuurhistorie - 2

De gebieden en landschapselementen in het plangebied welke cultuurhistorisch waardevol zijn, hebben de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie-2 gekregen. De begrenzing van de gebieden en de landschapselementen zijn gebaseerd op het rapport van RAAP 3398 "Het landschap onder de stad' d.d. 13 november 2018 kaartbladen 2 en 3. Ter toelichting en onderbouwing is dit rapport als bijlage bij deze toelichting gevoegd (Bijlage 3 tot en met 6). In de regeling is opgenomen dat advies wordt gegeven door de gemeentelijk cultuurhistorisch adviseur. Dit advies wordt uitgebracht op basis van genoemd onderzoek.

Bestemming Waarde - Cultuurhistorie - 3

Deze regeling is opgenomen voor de Oostenrijkse en de BBB woningen in Doornakkers. De regeling heeft ook tot doel de in het gebied aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwing te beschermen. De regeling is gelijk aan de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', met dien verstande dat in de dubbelbestemming Waarde -Cultuurhistorie -3 aanvullend een sloopvergunningsstelsel is opgenomen. Hier is voor gekozen omdat in tegenstelling tot de gebieden met de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie - 1 voor alle panden een sloopvergunningsstelsel moet gelden. Daarnaast wijkt deze bestemming af doordat er een (beperkt) vergunningsstelsel voor werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden, is opgenomen. Reden is dat dit gebied niet tevens de dubbelbestemming 'Waarde- Cultuurhistorie - 2' kent op basis waarvan een uitgebreid vergunningsstelsel geldt voor werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden.

Bestemming Waarde - Natuur Netwerk Brabant

Deze dubbelbestemming is bedoeld voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van het Natuurnetwerk Brabant. De dubbelbestemming vertaald de gewenste bescherming van dit gebied uit de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant in het bestemmingsplan.

Algemene regels

Onder de Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelregel , de Algemene gebruiksregels, de Algemene aanduidingsregels, de Overige regels en de  Algemene afwijkingsregels.

In de algemene aanduidingsregels zijn de volgende aanduidingen opgenomen:

  • geluidzone - industrie
  • veiligheidszone - bevi
  • veiligheidszone - gasreduceerstation
  • veiligheidszone - hoogspanningsverbinding
  • veiligheidzone - invloedsgebied
  • veiligheidszone - plasbrand aandachtsgebied

Overgangs- en slotregels

In de Overgangs- en slotregels zijn het Overgangsrecht  conform het Besluit ruimtelijke ordening en de  Slotregel opgenomen.

Hoofdstuk 7 Handhaving     

7.1 Algemeen     

De gemeente stelt jaarlijks het toezicht- en handhavingsprogramma vast. In dit handhavingsprogramma is aangegeven dat de gemeente zich inzet om van Eindhoven een sterke stad met een levendige economie te maken. Veiligheid en leefbaarheid staan daarbij voorop. Het gemeentebestuur heeft een gemeente voor ogen die maximaal dienstverlenend is, maar die ook de grenzen aangeeft en de spelregels bewaakt. Zij treedt, waar dat nodig is, daadkrachtig op in het algemeen belang voor de bescherming van de rechtszekerheid van individuele belangen. De gemeente handhaaft consequent, werkt in belangrijke mate stadsdeel- en gebiedsgericht en programmatisch en staat dicht bij de burger.

Goed toezicht en handhaving zijn van cruciaal belang om de leefbaarheid, de rechtszekerheid, de veiligheid, bedrijvigheid en het milieu in Eindhoven te bevorderen. Overlast en vervuiling dienen te worden teruggedrongen en naleving van voorschriften van bijvoorbeeld ruimtelijke ordening , bouw-, milieu- en gebruiksvergunningen is hierbij noodzakelijk.

De wet- en regelgeving blijft het uitgangspunt voor toezicht en handhaving. Cruciaal is evenwel dat de gemeente zich vanuit toezicht en handhaving als partner opstelt en daarbij de nodige dynamiek toont en helder communiceert over wat wel en niet kan.

Handhavingsmodel

Er is een handhavingsmodel voor toezicht en handhaving en dit model wordt gekenmerkt door zeven basisprincipes:

  1. Integrale aanpak vanuit een samenhangende organisatie.
  2. Toezicht en handhaving als sterke schakels in de reguleringsketen ( zowel beleidsmatig als qua uitvoering).
  3. Optimaal toepassen van moderne communicatietechnologie bij toezicht en handhaving.
  4. Goede informatiepositie van de handhavers door een betere beschikbaarheid van betrouwbare gegevens over kenmerken van de stad, vergunningen, controles, activiteiten en procedures.
  5. In een vroegtijdig stadium van toezicht en handhaving in gesprek gaan met de burgers en bedrijven gericht op het zo min mogelijk hoeven toepassen van bestuursrechtelijke maatregelen.
  6. In alle redelijkheid is ruimte voor maatwerk maar zo nodig wordt doorgepakt.
  7. We zeggen wat we doen; we doen wat we zeggen en we laten zien wat we gedaan hebben.

Op basis van dit toezicht- en handhavingsprogramma is een gemeentelijk werkplan opgesteld waarin per aandachtsveld de toezicht- en handhavingsactiviteiten SMART zijn vorm gegeven.

Voor het aandachtsveld Bouwen, wonen en ruimtelijke ordening (strijdigheid met het bestemmingsplan) zijn op ruimtelijke ordeningsgebied onder meer de volgende activiteiten benoemd:

  • Controle panden op illegale bewoning/strijdig gebruik woning met bestemmingsplan.
  • Controle panden op ontoelaatbare woningsplitsing.
  • Accent op specifieke locaties per stadsdeel (autohandellocaties) .

Bij illegale bouw en illegaal gebruik worden gemelde misstanden aangepakt waarbij zaken waar veiligheid, monumentale panden en welstand in het geding is.

Duidelijke regels

Een eerste vereiste om goed te kunnen handhaving zijn duidelijk regels. Bij het ontwikkelen van de standaardregels voor het stedelijk gebied van Eindhoven is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geredigeerd, dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn. Planregels dienen duidelijke normen te bevatten die niet voor verschillende uitleg vatbaar zijn en tevens actueel en controleerbaar zijn. Teneinde hieraan te voldoen zijn de regels aangepast aan de meest recente jurisprudentie en wetgeving (bijv. Woningwet en de SVBP2012). Dit biedt voldoende garanties voor de rechtszekerheid en de flexibiliteit van de nieuwe bestemmingsplannen.

In het voorliggende bestemmingsplan is het actuele ruimtelijk beleid van Eindhoven vastgelegd, toegespitst op het plangebied. Het bestemmingsplan bevat een juridisch toetsingskader voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Om deze kwaliteit voor de planperiode te kunnen garanderen is vereist, dat in de praktijk de planregels strikt worden toegepast en gehandhaafd. Goede voorlichting en informatievoorziening dragen bij aan een verbetering in de naleving van de bestemmingsplannen.

De handhavingscapaciteit is beperkt zodat het college jaarlijks de handhavingsprioriteiten vastlegt in een werkprogramma handhaving.

7.2 Handhaving voorliggend plan     

Leidend motief bij de toekenning van de bestemmingen is het antwoord op de vraag of de desbetreffende functie ter plaatse in ruimtelijk opzicht acceptabel is (ongeacht of een en ander in overeenstemming is met de voorgaande (nu nog vigerende) bestemmingsplannen en/of een en ander functioneert in overeenstemming met andere regelgeving, bijvoorbeeld milieuwetgeving, winkelsluitingswet, bouwverordening, algemene plaatselijk verordening etc.) Er zal dus in een aantal gevallen sprake kunnen zijn van het met het voorliggende plan legaliseren van situaties die niet conform de nu nog geldende bestemmingsplannen zijn, maar uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar zijn. Dit zal betekenen dat in deze situaties te zijner tijd niet meer zal kunnen worden opgetreden op basis van het voorliggende bestemmingsplan. Opgemerkt kan worden dat het in nagenoeg alle gevallen bedrijven betreft waarvan het bestaan bij de gemeente bekend is. De plicht tot handhaving van andere regelgeving (bijvoorbeeld milieuwetgeving) ter zake blijft uiteraard onverkort van kracht.

Er is in het voorliggende plan slechts aandacht voor handhaving in geval van het met dit bestemmingsplan wegbestemmen van momenteel bestaande functies, dus als er sprake is van het om redenen van een de goede ruimtelijke ordening toekennen van een bestemming die niet conform de bestaande situatie is. Dergelijke gevallen doen zich – voorzover uit onderzoek gebleken – met het voorliggende plan niet voor.

Hoofdstuk 8 Financiële aspecten     

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dient de gemeenteraad eveneens een exploitatieplan vast te stellen. Dit heeft te maken met de wettelijke verplichting om de kosten; die de gemeente moet maken om deze ontwikkeling mogelijk te maken, te verhalen op de eigenaar/ontwikkelaar.

Van deze verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien indien het kostenverhaal op een andere manier is geregeld. Dit kan bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of door het afsluiten van een overeenkomst.

Ook kan er sprake zijn van zogenaamde “kruimelgevallen”. Het komt er hierbij op neer dat de door de gemeente te maken kosten beperkt zijn en de kosten verhaald kunnen worden via de legesverordening. Voorwaarde hierbij is dat er geen sprake is van fasering, locatie-eisen of eisen aan woningbouwcategorieën.

Voor dit conserverende bestemmingsplan geldt dat het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd door gemeentelijke gronduitgifte of bij een overeenkomst of omdat er enkel sprake is van “kruimelgevallen”.

Hoofdstuk 9 Procedure en maatschappelijke uitvoerbaarheid     

9.1 Bekendmaking ex artikel 1.3.1 Bro     

Op grond van artikel 1.3.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet van het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden, kennis worden gegeven. De kennisgeving van de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan is geplaatst in Groot Eindhoven op 12 juli 2017. De kennisgeving is tevens bij de officiële publicaties op de gemeentelijke website www.eindhoven.nl geplaatst. Er zijn geen stukken betreffende het voornemen ter inzage gelegd, noch de mogelijkheid open gesteld om zienswijzen tegen het voornemen in te dienen of instanties om advies te vragen.

9.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro     

Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Bij de voorbereiding is overleg geweest met:

  • Provincie Noord-Brabant
  • Waterschap de Dommel
  • Tennet
  • Gasunie
  • Brabant Water
  • Trefpunt Groen Eindhoven
  • Van Abbestichting
  • Stichting Bescherming Wederopbouwerfgoed Eindhoven
  • Veiligheidsregio

9.3 Inspraak     

Per 1 oktober 2008 is de "Verordening Samenspraak en Inspraak gemeente Eindhoven 2008" in werking getreden. Het doel hiervan is het betrekken van burgers bij de besluitvorming. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 28 februari tot en met 10 april 2019 ter inzage gelegen. In die periode is iedereen in de gelegenheid gesteld een reactie ten aanzien van het voorontwerp in te dienen. Bovendien zijn er gedurende bovengenoemde procedure vier informatiebijeenkomst geweest in de wijken De Karpen en Koudenhoven, Geestenberg, Doornakkers oost en west en 't Hofke. Deze is door ca. 250 personen bezocht. Hieronder is een samenvatting van de ontvangen reacties weergegeven.

Er zijn in totaal 25 inspraakreacties en 4 vooroverlegreacties ingediend. Alle reacties zijn samengevat en beantwoord in de nota inspraak en vooroverleg welke als bijlage 11 bij deze toelichting is opgenomen.De reacties richten zich met name op de toevoeging van de dubbelbestemming Waarde- Cultuurhistorie- 2. Verzocht wordt om deze dubbelbestemming nader te onderbouwen dan wel te verwijderen ter plaatse van particuliere percelen. Hier is nog eens goed naar gekeken. Geoordeeld is dat de begrenzing van de gebieden niet overal voldoende nauwkeurig was opgenomen en dat daarnaast in sommige gebieden de bescherming niet opweegt tegen de inbreuk op het eigendomsrecht. Daarnaast is op de particuliere percelen vaak de cultuurhistorische waarde onvoldoende herkenbaar om de bescherming te rechtvaardigen. Het plan is hierop daarom aangepast.

Ook heeft een aantal particulieren ons gewezen op kleine omissies op hun perceel. Bijvoorbeeld het niet goed bestemmen van aanwezige bedrijvigheid of het niet juist opnemen van bouwhoogtes. Ook deze onderdelen zijn hersteld in het ontwerpbestemmingsplan. Een groot deel van de reacties is daarnaast gericht op de ontwikkelingen bij de IJzeren Man en de midgetgolf in relatie tot het gebruik van de Karpendonkse Plas. Voor de Ijzeren Man geldt een apart bestemmingsplan en de ontwikkeling bij de voormalige midgetgolf is nog niet concreet en ook niet meegenomen in dit bestemmingsplan. Om dit duidelijker te maken is besloten om dit in de inleiding van de toelichting op te nemen. Tot slot was nog een belangrijk aandachtspunt de diepte van de bouwvlakken binnen de bestemming Wonen. Al in het bestemmingsplan 'Tongelre buiten de Ring 2005' was de beleidslijn voor het toekennen van bouwvlakken dat deze 12 meter diep zijn bij grondgebonden woningen. Hierop is een uitzondering gemaakt bij een tuindiepte kleiner dan 10 meter. Een tuindiepte van 10 meter wordt als minimale tuindiepte gezien en in geval hiervan geen sprake is wordt het bouwvlak minder diep. Dit resulteert in een diversiteit aan bouwvlakken voor vergelijkbare woningen en bouwvlakken met dieptes tot circa 6,5 meter. In het bestemmingsplan 'Tongelre buiten de Ring 2005' was deze systematiek niet altijd correct vertaald op de verbeelding. In dit bestemmingsplan wordt dit alsnog juist vertaald.

Naar aanleiding van één van de ingediende zienswijzen is nogmaals naar de vertaling van externe veiligheid in het bestemmingsplan gekeken. Dit heeft tot gevolg gehad dat de Veiligheidszone- Plasbrandgebied bij het noordelijke spoor van de verbeelding is gehaald en dat het invloedsgebied is toegevoegd op de verbeelding in het verlengde van deze veiligheidszone in het bestemmingsplan Buitengebied.

Vanuit de Henri van Abbestichting en de Stichting Bescherming Wederopbouwerfgoed Eindhoven is extra aandacht gevraagd voor aanwezige cultuurhistorische waarden. Naar aanleiding daarvan zijn een aantal extra panden aangeduid als 'karakteristiek' en is de dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie-1 ook opgenomen bij de cultuurhistorisch waardevolle radialen ter plaatse van de Loostraat, de Wolvendijk en de Koudenhovenseweg Zuid.

Voor een volledig inzicht in de ingediende reacties en de beantwoording daarop wordt verwezen naar de nota inspraak en vooroverleg die als bijlage bij deze toelichting is opgenomen.

Daarnaast is beoordeeld of er nog verbeteringen in het bestemmingsplan kunnen worden doorgevoerd met het oog op de toekomstige Omgevingswet. In dit kader is ervoor gekozen om de diverse bestemmingen Bedrijf uit het voorontwerpbestemmingsplan net als de diverse bestemmingen Gemengd samen te voegen tot één bestemming Bedrijf respectievelijk één bestemming Gemengd. Daarnaast is de bestemming Maatschappelijk-Begraafplaats in de bestemming Maatschappelijk opgenomen en de bestemming Verkeer- Garagebox in de bestemming Wonen. Dit heeft tot gevolg dat er veel minder bestemmingen zijn opgenomen en de regels meer uniformiteit kennen. Dit biedt een betere basis om in de toekomst een omgevingsplan op te stellen. Het plan is hiermee qua vorm veranderd, maar de inhoud is vergelijkbaar gebleven. Hiertoe is voor de specifieke bestemmingen gewerkt met enkele extra aanduidingen.

9.4 Zienswijzen     

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van donderdag 13 juni tot en met woensdag 24 juli 2019 op de gebruikelijke wijze ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is iedereen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling een zienswijze ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan kenbaar te maken.

Kennisgeving van de ter inzage legging en de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen is in de edities van de Staatscourant en het weekblad Groot Eindhoven van 12 juni gepubliceerd. Ook is kennis gegeven van de mogelijkheid om de digitale versie van het ontwerpbestemmingsplan via de gemeentelijke website www.eindhoven.nl/bestemmingsplannen en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl te raadplegen.

Naar aanleiding van de tervisielegging zijn 10 zienswijzen ontvangen. Deze zienswijzen hebben betrekking op enkele aanduidingen die vanuit cultuurhistorie of vanuit de verordening ruimte Noord-Brabant nog over kleine delen van woonpercelen zijn gelegen. Daarnaast wordt verzocht om enkele kleine aanpassingen binnen de dubbelbestemming voor de hoogspanningsverbinding. Ook is een zienswijze ingediend over verkeersoverlast buiten het plangebied ter plaatse van de roeivereniging en vraagt Woningcorporatie Stichitng Sint Trudo om verruiming van de bouwregels voor een aantal woningen in hun bezit omdat daar plannen voor sloop en herbouw in voorbereiding zijn. Tot slot vraagt het Waterschap om enkele toevoegingen in het bestemmingsplan ter bescherming van hun belangen

In de 'nota zienswijzen en ambtshalve aanpassingen' is beargumenteerd op de zienswijzen ingegaan en is het gemeentelijk standpunt per zienswijze te lezen.

9.5 Ambtshalve aanpassingen     

Naast de aanpassingen naar aanleiding van de ingekomen zienswijzen zijn ambtshalve aanpassingen doorgevoerd. De aanpassingen zijn in de 'nota zienswijzen en ambtshalve aanpassingen' opgenomen.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Plan:     

het bestemmingsplan Tongelre buiten de Ring 2019 met identificatienummer NL.IMRO.0772.80305-0301 van de gemeente Eindhoven.

1.2 Bestemmingsplan:     

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 Aan-huis-verbonden-beroep     

een vrij beroep, dat in of bij een woongebouw wordt uitgeoefend, waarbij het woongebouw in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Bijvoorbeeld gastouderopvang; detailhandel via internet zonder opslag en/of verkoop aan huis; of het enkel uitoefenen van een administratie ten behoeve van een bedrijf.

onder vrije beroepen worden verstaan: (para)medische, juridische, therapeutische, ontwerp-technische, administratieve, sociaal-maatschappelijke, kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen.

1.4 Aanbouw     

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 Aanduiding     

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 Aanduidingsgrens     

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 Aardkundige waarden     

landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals geologie, geomorfologie, reliëf, grondwaterhuishouding, (kwelgebieden), bodemopbouw/bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

1.8 Abiotische waarde     

geheel van waarden in verband met het abiotische milieu (=niet levende natuur), in de vorm van specifieke aardkundige verschijnselen zoals steilranden en bodemovergangen.

1.9 Archeologisch onderzoek     

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling dat voldoet aan de meest actuele versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

1.10 Archeologische waarde     

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in het gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.11 Bebouwing     

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 Bed & breakfast     

een accommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend nachtverblijf met het serveren van ontbijt. Het is gevestigd in een huis en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis en heeft maximaal 2 verhuurde kamers.

1.13 Bedrijfsgebouw     

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.14 Bedrijfsvloeroppervlak     

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.15 Bedrijfswoning     

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein wenselijk is.

1.16 Belemmeringenstrook     

een strook grond ten behoeve van het onderhoud van een buisleiding waarbinnen geen bebouwing mag worden opgericht en/of werken en werkzaamheden (niet zijnde bouwen) mogen worden uitgevoerd die van invloed kunnen zijn op de ongestoorde ligging van de buisleiding.

1.17 Beperkt kwetsbaar object     

  1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
  2. bedrijfswoningen, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting;
  3. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een bevi- inrichting;
  4. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  5. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  6. objecten die met het onder a. tot en met e. genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin meestal aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  7. objecten met hoge infrastructurele waarde, waaronder in ieder geval telefoon- en elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.18 Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen)     

besluit van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende regels inzake milieukwaliteitseisen op het gebied van de externe veiligheid zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.19 Bestaande situatie     

bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vergunning;

bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.20 Bestemmingsgrens     

de grens van een bestemmingsvlak.

1.21 Bestemmingsvlak     

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 Bijgebouw     

een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.23 Bouwen     

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.24 Bouwgrens     

de grens van een bouwvlak.

1.25 Bouwlaag     

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.26 Bouwperceel     

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 Bouwperceelgrens     

een grens van een bouwperceel.

1.28 Bouwvlak     

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.29 Bouwwerk     

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.30 Buitenschoolse opvang (BSO)     

het in georganiseerd verband opvangen van meer dan 6 kinderen in de leeftijdscategorie 4 tot 13 jaar voor en na schooltijd, in de middagpauze en tijdens schoolvakanties.

1.31 Cafetaria/snackbar/afhaalservice     

een bedrijf gericht op het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.32 Cultuurhistorische waarde     

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied.

1.33 Dagrecreatie     

een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag (zonder overnachting), dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen en dergelijke waarbij men zich voor meerdere dagen van huis begeeft.

1.34 Dak     

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.35 Detailhandel     

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt ook begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum, internetwinkel/webwinkel, afhaalpunten en supermarkt.

1.36 Dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling     

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaken, belwinkels, internetcafé, schoonheidsinstituten, fotostudio´s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

1.37 Dienstverlening     

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.38 Ecologische akkerbouw     

het telen van akkerbouwgewassen in de volle grond met een educatieve en recreatieve functie, waarbij sprake is van het telen met respect voor het natuurlijk evenwicht en biodiversiteit.

1.39 Ecologische tuinderij     

een tuinderij met een educatieve en recreatieve functie, in de vorm van een moestuin, kruidentuin, bloementuin, natuurtuin, ecokas, buitenplaats en groenhuis met de daarbij behorende ondergeschikte horeca, waarbij sprake is van respect voor het natuurlijk evenwicht en biodiversiteit.

1.40 Erotisch getinte vermaaksfunctie     

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.41 Extensief recreatief medegebruik     

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

1.42 Garagebox     

gebouwen voor de stalling van auto´s en andere voertuigen;

1.43 Gebouw     

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.44 Gebruiken     

het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.

1.45 Geluidgevoelige functies     

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.46 Geluidgevoelige gebouwen     

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.47 Geluidzoneringsplichtige inrichting     

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.48 Gevaarlijke stoffen     

gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag (overslag e.d.), risico's met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit.

1.49 GR (groepsrisico)     

een maat voor de kans, dat door een ramp bij een activiteit met gevaarlijke stoffen of met een vliegtuig, een (grote) groep mensen, die niet rechtstreeks bij de activiteit betrokken is, tegelijkertijd omkomt. Het GR kan toenemen door uitbreiding van risicovolle activiteiten enerzijds en door het verhogen van de personendichtheid anderzijds.

1.50 Groothandel     

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of afleveren van goederen aan wederverkopers, dan wel instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.51 Hoofdgebouw     

een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.52 Horeca     

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.53 Huishouden     

een meerderjarige alleenstaande, dan wel twee of meer personen waarvan er ten minste één meerderjarig is, die duurzaam een gemeenschappelijke huishouding voeren.

1.54 Internetwinkel     

internetwinkels worden in het kader van dit bestemmingsplan aangemerkt als een specifieke vorm van detailhandel waarbij:

  • de transactie via internet of andere media tot stand komt, en;
  • de goederen ter plaatse kunnen worden afgehaald; en/of
  • de goederen ter plaatse kunnen worden afgerekend; en/of
  • de goederen ter plaatse kunnen worden bekeken of geprobeerd.

1.55 Invloedsgebied     

gebied waarin, volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. De grens van het invloedsgebied is gelijk aan de 1% letaliteitsgrens, bepaald bij weertype F 1.5, tenzij in de bij het Revi behorende uitvoeringsregeling voor een specifieke stof of activiteit een ander invloedsgebied is gedefinieerd.

1.56 Kamerverhuur     

woonvorm waarbij sprake is van woonruimte die geen eigen afzonderlijke toegang heeft en waarbij de bewoner afhankelijk is van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen (keuken, douche, bad en/of toilet) buiten die onzelfstandige woonruimte.

1.57 Kantoor     

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor het bestuurlijk/ambtelijk of bedrijfsmatig uitoefenen van juridische, financiële, administratieve en naar de aard daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, zoals sociaal wetenschappelijke onderzoek of een architectenbureau.

1.58 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten     

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend (niet zijnde prostitutie).

1.59 Kleinschalig kamperen     

kleinschalig kamperen is een kampeerfunctie, uitsluitend als nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf.

1.60 Kunstobject     

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.61 Kunstwerk     

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.62 Kwetsbaar object     

  1. woningen, niet zijnde:
    1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
    2. bedrijfswoningen;
  2. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, waartoe in ieder geval behoren:
    1. (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. scholen;
    3. sociale werkplaatsen, of;
    4. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. gebouwen waarin meestal grote aantallen personen (> 50 pers.) gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting of;
    2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting, en winkels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd en voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting;
  4. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting.

1.63 Landschappelijke waarden     

het geheel van waarden in verband met bijzondere waarneembare landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, archeologische, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden die wordt bepaald door de onderliggende samenhang en beïnvloeding van levende en niet levende (abiotische) natuur.

1.64 Lijst van bedrijfsactiviteiten     

de bedrijvenlijst ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de VNG zoals deze gold ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan en opgenomen in Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels.

1.65 Lijst van horeca-activiteiten     

lijst met een onderverdeling van horeca-activiteiten naar de mate van mogelijke overlast voor de omgeving zoals opgenomen in Bijlage 3 Lijst van horeca-activiteiten behorende bij deze regels;

1.66 Maatschappelijke voorzieningen     

educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en daarbij behorende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en openbaar bestuur. Onder maatschappelijke voorzieningen zijn tevens begrepen kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang.

1.67 Mantelzorg     

het op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak.

1.68 Natuurwaarde     

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.69 Nota Parkeernormen 2016     

parkeernormen vastgesteld op 17 mei 2016, gepubliceerd en in werking getreden op 10 juni 2016.

1.70 Nutsvoorzieningen     

voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.71 Onzelfstandige woonruimte     

woonruimte,  welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

1.72 Parkeerbalans     

met een parkeerbalans wordt de (on)balans berekend tussen parkeervraag en parkeeraanbod binnen een bepaald gebied. Vaak valt de parkeervraag van functies niet samen in de tijd. Gecombineerd gebruik van parkeerplaatsen is dan mogelijk (dubbelgebruik).

1.73 Peil     

0.30 m' boven de kruin van de weg.

1.74 PR (plaatsgebonden risico)     

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.

1.75 Productiegebonden detailhandel     

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of hersteld, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.76 Prostitutiebedrijf     

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin tegen vergoeding seksuele handelingen worden verricht.

1.77 PR10-6/jaar contour     

een contour die het plaatsgebonden risico aanduidt, en waarbinnen de kans bestaat van 1 op de 1.000.000 per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.

1.78 Revi (Regeling externe veiligheid inrichtingen)     

regeling van de Staatssecretaris van VROM van 8 september 2004, houdende regels met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Bevi zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.79 Regeling provinciale risicokaart     

regeling van de minister van Binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties van 20 april 2007, Stctr. 2007, nr 75.

1.80 Registratiebesluit externe veiligheid     

besluit van 28 november 2006 (stb 2006, 656), houdende regels met betrekking tot de registratie van gegevens externe veiligheid inrichtingen, transportroutes en buisleidingen (Registratiebesluit externe veiligheid).

1.81 Restaurant     

een bedrijf uitsluitend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.82 Rijstrook     

gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.

1.83 Risicovolle inrichting     

  1. inrichtingen zoals genoemd in artikel 2 van het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) (Bijlage 4 van de regels) respectievelijk artikel 1b van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) (Bijlage 5 van de regels);
  2. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage I van de regeling provinciale risicokaart (Bijlage 6 van de regels) of onder het Registratiebesluit Externe Veiligheid;
  3. inrichtingen met toxische gassen;
  4. inrichtingen waar een brandbaar tot vloeistof verdicht gas met een inhoud van meer dan 1m3 wordt gebezigd of opgeslagen.

1.84 Seksinrichting     

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.85 Standplaats     

een kavel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen of een woonwagenwoning.

1.86 Uitbouw     

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.87 Verdieping     

de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn.

1.88 Verkoopvloeroppervlakte     

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

1.89 Voorgevel     

de naar de weg of aan het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.90 Voorgevelrooilijn     

De denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.

1.91 Voorkeursgrenswaarde     

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.92 Water     

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.

1.93 Waterhuishoudkundige voorzieningen     

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen etc.).

1.94 Wet geluidhinder     

wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.95 Wet milieubeheer     

Wet van 13 juni 1979 (Stb. 442) houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.96 Wet ruimtelijke ordening     

wet van 20 oktober 2006 (Stb. 2006, nr. 566) houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.97 Winkel     

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

1.98 Wijziging van de gebruiksfunctie van gronden en/of gebouwen     

het feitelijk wijzigen van de gebruiksfunctie van gronden en/of gebouwen, waarbij geen sprake is van omgevingsvergunningplichtige bouwactiviteiten als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo.

1.99 Woning     

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, dan wel voor de huisvesting van maximaal twee personen die geen gezamenlijk huishouden voeren. Een woonwagen wordt niet tot een woning gerekend.

1.100 Woongebouw     

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.101 Woonwagen     

een voor bewoning bestemd gebouw, niet zijnde een woning, welke is geplaatst op een standplaats en in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.102 Woonwagenwoning     

een op traditionele wijze gebouwd voor bewoning bestemd hoofdgebouw welke is geplaatst op een standplaats.

Artikel 2 Wijze van meten     

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Bebouwingspercentage     

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

2.2 De dakhelling:     

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 De goothoogte van een bouwwerk:     

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat de goothoogte van een woonwagen/woonwagenwoning wordt gemeten vanaf aansluitend terrein.

2.4 De inhoud van een bouwwerk:     

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 De bouwhoogte van een bouwwerk:     

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, installatieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, met dien verstande dat de bouwhoogte van een woonwagen/woonwagenwoning wordt gemeten vanaf het aansluitend terrein.

2.6 De oppervlakte van een bouwwerk:     

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 Ondergeschikte bouwdelen     

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, gevelisolatie, ventilatiekanalen, reclameaanduidingen, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Bedrijf     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Bedrijf´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven genoemd in de "Lijst van bedrijfsactiviteiten" behorende tot de categorieën 1 en 2 met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en zelfstandige kantoorvestigingen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' bestaande zelfstandige kantoorvestigingen zijn toegestaan;
  2. bestaande bedrijven genoemd in de "Lijst van bedrijfsactiviteiten" behorende tot de categorie 3.1 en 3.2 met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en zelfstandige kantoorvestigingen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2' ook nieuwe bedrijven in categorie 3.1 of 3.2 zijn toegestaan;
  3. productiegebonden detailhandel deel uitmakend van bedrijven vermeld onder sub a en sub b, met uitzondering van detailhandel in voedings – en genotmiddelen;
  4. een autohandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -1';
  5. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  6. wonen op de verdieping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  5. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met dien verstande dat:

  1. een (bedrijfs)woning en/of kamersgewijs verhuurde (bedrijfs)woning niet mag worden gewijzigd in twee of meerdere woningen;
  2. kamerverhuur niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie betreft.

3.2 Bouwregels     

3.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak` worden gebouwd;
  2. de maximale goot- en bouwhoogte respectievelijk de maximale bouwhoogte bedraagt de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), bouwhoogte (m)' respectievelijk 'maximum bouwhoogte (m)';
  3. In afwijking van het bepaalde in sub b mag de goot- en bouwhoogte van een gebouw ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' niet meer bedragen dan bestaand;
  4. het bebouwingspercentage mag 100 bedragen.

3.2.2 Bedrijfswoning     

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak', gelegen binnen de aanduiding 'bedrijfswoning', worden gebouwd;
  2. de maximale goot- en bouwhoogte respectievelijk de maximale bouwhoogte bedraagt de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), bouwhoogte (m)' respectievelijk 'maximum bouwhoogte (m)'.

3.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen     

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen gelden de volgende regels:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' voor zover het aan- en uitbouwen of bijgebouwen bij een bedrijfswoning betreft;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning mag per woning niet meer bedragen dan 75 m²;
  3. de maximum goothoogte van een aan-of uitbouw of bijgebouw bedraagt 3,5 m met dien verstande dat de goothoogte nooit meer mag bedragen dan de goothoogte van de bijbehorende bedrijfswoning. Indien het dak wordt uitgevoerd in de vorm van een kap bedraagt de maximum bouwhoogte 4,5 m.

3.2.4 Voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:

a. de maximum bouwhoogte is 3 m;

b. de maximum oppervlakte is 15 m2.

3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn1 m;
  2. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn2 m;
  3. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 4 meter.

3.3 Specifieke gebruiksregels     

3.3.1 Strijdig gebruik     

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 3.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor bewoning;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan vermeld in lid 3.1 sub c;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  4. gebruik van bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1, onder a, en tevens bedrijven toestaan die niet voorkomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten of bedrijven in een hogere categorie toestaan, mits:

  1. het betrokken bedrijf naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijven die ter plaatse zijn toegestaan, en;
  2. het niet betreft geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen of zelfstandige kantoorvestigingen.

3.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

3.5.1 Vergunningvereiste     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) bouwwerken die zijn voorzien van de bouwaanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen of te verwijderen.

3.5.2 Uitzonderingen     

Het in lid 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. het normale beheer en onderhoud betreffen;
  2. welke onlosmakelijk voortvloeien uit bouwactiviteiten waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
  3. plaatsvinden ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders;
  4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en mits niet strijdig waren met het hieraan voorafgaande bestemmingsplan;
  5. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend.

3.5.3 Toelaatbaarheid     

De genoemde werken en werkzaamheden mogen geen onaanvaardbare aantasting van de karakteristieke waarden en kenmerken van het bouwwerk tot gevolg hebben. Ter beoordeling of daarvan sprake is dient aanvrager van de benodigde omgevingsvergunning een door een ter zake deskundige opgesteld onderzoek te overleggen waarover door een ter zake deskundige gemeentelijke adviseur of -commissie een advies is uitgebracht.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. nutsvoorzieningen;

met daarbij behorende

  1. ontsluitingswegen;
  2. terreinen;
  3. gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde.

4.2 Bouwregels     

4.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. de maximum bouwhoogte bedraagt de bouwhoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 5 m.

Artikel 5 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met LPG     

5.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met LPG´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met LPG met een doorzet van minder dan 1.000 m3 per jaar met bijbehorend detailhandelsverkooppunt tot een maximum van 100 m2 en overige bijbehorende voorzieningen;
  2. open terreinen, waaronder begrepen parkeergelegenheid;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels     

5.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. de maximale bouwhoogte bedraagt de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, niet zijnde gebouwen, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 5 m, met uitzondering van:
    1. reclamezuilen waarvan de maximum bouwhoogte 15 m is;
    2. een overkapping ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -3' waarvan de maximum bouwhoogte van 5,5 m bedraagt;
    3. terreinafscheidingen waarvan de maximum bouwhoogte 2,5 m is.

Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG     

6.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG met bijbehorend detailhandels- verkooppunt tot een maximum van 100 m2 en overige bijbehorende voorzieningen;
  2. open terreinen, waaronder begrepen parkeergelegenheid;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels     

6.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. de maximale bouwhoogte bedraagt de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'.

 

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, niet zijnde gebouwen, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 5 m, met uitzondering van:
    1. reclamezuilen waarvan de maximum hoogte 15 m is;
    2. een overkapping waarvan de maximum bouwhoogte 5,5 m is;
    3. terreinafscheidingen waarvan de maximum bouwhoogte 2,5 m is.

Artikel 7 Bos     

7.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Bos´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van aardkundige waarden;
  2. duurzame instandhouding van het bos met daarop afgestemde bosbouw;
  3. groenvoorzieningen;
  4. extensief recreatief medegebruik;
  5. kamperen in scoutingverband;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende

  1. paden en wegen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels     

7.2.1 Bouwwerken geen gebouw zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximum bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat voor bouwwerken voor informatievoorziening, entreevoorziening dan wel schuilvoorziening een maximum bouwhoogte geldt van 3 m.

7.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud van de oorspronkelijke opzet van het bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor het bouwwerk, alsmede aan de situering ervan.

7.4 Specifieke gebruiksregels     

7.4.1 Strijdig gebruik     

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 7.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks nodig is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het beoefenen van lawaaisporten;
  3. kleinschalig kamperen.

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

7.5.1 Werk en werkzaamheden     

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden ) op of in de gronden met de bestemming ´Bos` de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het kappen en rooien van bomen;
  2. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.

7.5.2 Uitzonderingen     

Het in lid 7.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. van ondergeschikte betekenis zijn dan wel behoren tot het normale onderhoud;
  2. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

7.5.3 Toelaatbaarheid     

De in lid 7.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de bestemming `Bos´.

Artikel 8 Centrum     

8.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Centrum´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel;
  2. horeca, genoemd in de `Lijst van horeca-activiteiten´ (Bijlage 3) behorende tot maximaal categorie 1, tenzij een bestaand bedrijf aanwezig is in een andere categorie;
  3. dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instellingen;
  4. maatschappelijke voorzieningen;
  5. zelfstandige kantoorvestigingen voor zover bestaand;

met daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. wegen en paden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. speelvoorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  8. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

8.2 Bouwregels     

8.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak` worden gebouwd;
  2. de maximale bouwhoogte bedraagt de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  3. het bebouwingspercentage mag 100 bedragen.

8.2.2 Voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte is 3 m;
  2. de maximum oppervlakte is 15 m2.

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn1 m;
  2. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn2 m;
  3. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 m, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 6' maximaal 7 meter bedraagt.

8.3 Specifieke gebruiksregels     

8.3.1 Gebruik     

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. een niet geluidgevoelige functie mag slechts worden gewijzigd in een geluidgevoelige functie passend binnen artikel 8.2.1, indien;
    1. de voorkeurswaarde ingevolge de Wet geluidhinder niet wordt overschreden of;
    2. indien sprake is van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde er door het bevoegd gezag hogere waarden zijn verleend.

8.4 Afwijken van de gebruiksregels     

8.4.1 Binnenplans afwijken     

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1, en tevens horecabedrijven toestaan die niet worden vermeld onder categorie 1 in de `Lijst van horeca-activiteiten´ en/of worden vermeld in een hogere categorie doch die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de horecabedrijven die zijn genoemd onder categorie 1 van de `Lijst van horeca-activiteiten´.

Artikel 9 Cultuur en ontspanning - Prostitutie     

9.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Cultuur en ontspanning - Prostitutie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een prostitutiebedrijf, niet zijnde een raamprostitutiebedrijf;
  2. wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep;

met daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. wegen en paden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. speelvoorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  8. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met dien verstande dat:

  1. een woning en/of kamersgewijs verhuurde woning niet mag worden gewijzigd in twee of meerdere woningen;
  2. kamerverhuur niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie betreft;
  3. de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep niet meer dan 50 m2 mag bedragen.

9.2 Bouwregels     

9.2.1 Hoofdgebouwen     

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding `bouwvlak´ worden gebouwd;
  2. de maximale bouwhoogte bedraagt de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'.

9.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen     

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen gelden de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een woning mag per woning niet meer bedragen dan 75 m²;
  2. de maximum goothoogte van een aan-of uitbouw of bijgebouw bedraagt 3,5 m met dien verstande dat de goothoogte nooit meer mag bedragen dan de goothoogte van de bijbehorende bedrijfswoning. Indien het dak wordt uitgevoerd in de vorm van een kap bedraagt de maximum bouwhoogte 4,5 m.

9.2.3 Voorzieningen voor het opwekken van duuurzame energie     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:

a. de maximum bouwhoogte is 3 m;

b. de maximum oppervlakte is 15 m2.

9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn1 m;
  2. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn2 m;
  3. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 m.

9.3 Specifieke gebruiksregels     

9.3.1 Aan-huis-verbonden-beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten     

Het gebruik van een gedeelte van de woning voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m2 en/of voor een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van meer dan 50 m2 met een maximum van 75 m2, is toegestaan mits:

  1. de totale oppervlakte voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en een aan-huis-verbonden beroep gezamenlijk niet meer dan 75 m2 bedraagt;
  2. de verkeersaantrekkende werking niet zodanig is, dat ten gevolge daarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen op de openbare weg, noodzakelijk worden;
  3. het niet betreft detailhandel met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
  4. het niet betreft vervaardiging van voedsel;
  5. deze activiteiten door ten hoogste twee personen worden uitgeoefend, waarvan minstens één persoon woonachtig is in het betreffende pand; voor kapsalons geldt dat deze activiteit door maximaal één persoon, die tevens in het pand woonachtig is, mag worden uitgeoefend;
  6. de bedrijfsactiviteiten vallen onder de in Bijlage 2 opgenomen Lijst van bedrijfsactiviteiten bij wonen behorende tot de categorie 1, alsmede bedrijfsactiviteiten die niet in deze lijst zijn opgenomen, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in categorie 1 van deze lijst;
  7. het een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling betreft die niet valt onder de sub f genoemde lijst, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten als bedoeld onder sub f.

9.3.2 Strijdig gebruik     

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 9.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige woonruimte.

Artikel 10 Dienstverlening     

10.1 Bestemmingsomschrijving     

10.1.1 Algemeen     

De voor `Dienstverlening´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling, uitsluitend op de begane grond, tenzij in de bestaande situatie reeds de verdieping(en) als zodanig in gebruik is/ zijn;
  2. wonen op de verdieping, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep, met dien verstande dat bestaand wonen op de begane grond is toegestaan;

met daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;
  2. wegen en paden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  7. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met dien verstande dat:

  1. een woning en/of kamersgewijs verhuurde woning niet mag worden gewijzigd in twee of meerdere woningen;
  2. kamerverhuur niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie betreft;
  3. de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep niet meer dan 50 m2 mag bedragen.

10.2 Bouwregels     

10.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding `bouwvlak´ worden gebouwd;
  2. de maximale goot- en bouwhoogte respectievelijk de maximale bouwhoogte bedraagt de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), bouwhoogte (m)' respectievelijk 'maximum bouwhoogte (m)';
  3. het bebouwingspercentage mag 100 bedragen, tenzij anders is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%).

10.2.2 Voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:

a. de maximum bouwhoogte is 3 m;

b. de maximum oppervlakte is 15 m2.

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn 1 m;
  2. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn 2 m;
  3. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 m.

10.3 Specifieke gebruiksregels     

10.3.1 Aan-huis-verbonden-beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten     

Het gebruik van een gedeelte van de woning voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m2 en/of voor een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van meer dan 50 m2 met een maximum van 75 m2, is toegestaan mits:

  1. de totale oppervlakte voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en een aan-huis-verbonden beroep gezamenlijk niet meer dan 75 m2 bedraagt;
  2. de verkeersaantrekkende werking niet zodanig is, dat ten gevolge daarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen op de openbare weg, noodzakelijk worden;
  3. het niet betreft detailhandel met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
  4. het niet betreft vervaardiging van voedsel;
  5. deze activiteiten door ten hoogste twee personen worden uitgeoefend, waarvan minstens één persoon woonachtig is in het betreffende pand; voor kapsalons geldt dat deze activiteit door maximaal één persoon, die tevens in het pand woonachtig is, mag worden uitgeoefend;
  6. de bedrijfsactiviteiten vallen onder de in bijage II opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bij wonen' behorende tot de categorie 1, alsmede bedrijfsactiviteiten die niet in deze lijst zijn opgenomen, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in categorie 1 van deze lijst;
  7. het een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling betreft die niet valt onder de sub f genoemde lijst, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten als bedoeld onder sub f.

Artikel 11 Gemengd     

11.1 Bestemmingsomschrijving     

11.1.1 Algemeen     

De voor `Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel, met dien verstande dat een supermarkt met een verkoopvloeroppervlakte tot maximaal 800 m2 is toegestaan;
  2. in afwijking van sub a is ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' uitsluitend bestaande detailhandel toegestaan;
  3. wonen, uitsluitend voor zover bestaand, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep;
  4. dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling;
  5. maatschappelijke voorzieningen;
  6. horecabedrijven zoals genoemd in de lijst van horeca-activiteiten (bijlage 3) behorende tot maximaal categorie 1a, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1';
  7. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte' is tevens een praktijkruimte voor de uitoefening van (para)medische, therapeutische en kunstzinnige beroepen toegestaan;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' zijn tevens bedrijven tot en met categorie 2 toegestaan met uitzondering van zelfstandige kantoorvestigingen;
  9. horecabedrijven genoemd in de `Lijst van horeca-activiteiten´ (Bijlage 3) behorende tot maximaal categorie 1 ten dienste c.q. ter ondersteuning van de detailhandel en/of het dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling;
  10. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten', is wonen niet toegestaan;
  11. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens een ondergrondse parkeergarage;

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;
  2. wegen en paden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  7. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

met dien verstande dat:

  1. een woning en/of kamersgewijs verhuurde woning niet mag worden gesplitst in twee of meerdere woningen;
  2. een woning niet is toegestaan op de begane grond, tenzij in de bestaande situatie reeds een woning op de begane grond aanwezig is;
  3. kamerverhuur niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie betreft;
  4. de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep niet meer dan 50 m2 mag bedragen.
  5. detailhandel, horeca en dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan, tenzij in de bestaande situatie reeds de verdieping(en) als zodanig in gebruik is/ zijn.

11.2 Bouwregels     

11.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak ' worden gebouwd;
  2. de maximale goot- en bouwhoogte of de maximale bouwhoogte bedraagt de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)' respectievelijk 'maximale bouwhoogte (m)',
  3. in afwijking van het bepaalde in sub b mag de goot- en bouwhoogte van een gebouw ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' niet meer bedragen dan bestaand;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' voor een onderdoorgang dient een onderdoorgang aanwezig te zijn met een minimale hoogte van 2,5 meter;
  5. het bebouwingspercentage mag 100 bedragen.

11.2.2 Voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:

a. de maximum bouwhoogte is 3 m;

b. de maximum oppervlakte is 15 m2.

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn 1 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' een maximale bouwhoogte van 2,5 m geldt;
  2. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn 2 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' een maximale bouwhoogte van 3 meter geldt;
  3. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 m.

11.3 Specifieke gebruiksregels     

11.3.1 Aan-huis-verbonden-beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten     

Het gebruik van een gedeelte van de woning voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m2 en/of voor een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van meer dan 50 m2 met een maximum van 75 m2, is toegestaan mits:

  1. de totale oppervlakte voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en een aan-huis-verbonden beroep gezamenlijk niet meer dan 75 m2 bedraagt;
  2. de verkeersaantrekkende werking niet zodanig is, dat ten gevolge daarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen op de openbare weg, noodzakelijk worden;
  3. het niet betreft detailhandel met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
  4. het niet betreft vervaardiging van voedsel;
  5. deze activiteiten door ten hoogste twee personen worden uitgeoefend, waarvan minstens één persoon woonachtig is in het betreffende pand; voor kapsalons geldt dat deze activiteit door maximaal één persoon, die tevens in het pand woonachtig is, mag worden uitgeoefend;
  6. de bedrijfsactiviteiten vallen onder de in bijage II opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bij wonen' behorende tot de categorie 1, alsmede bedrijfsactiviteiten die niet in deze lijst zijn opgenomen, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in categorie 1 van deze lijst;
  7. het een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling betreft die niet valt onder de sub f genoemde lijst, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten als bedoeld onder sub f.

11.3.2 Gebruik     

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. een niet geluidgevoelige functie mag slechts worden gewijzigd in een geluidgevoelige functie passend binnen artikel 11.1, indien;
    1. de voorkeurswaarde ingevolge de Wet geluidhinder niet wordt overschreden of;
    2. indien sprake is van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde er door het bevoegd gezag hogere waarden zijn verleend;
  2. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning is niet toegestaan.

11.4 Afwijken van de gebruiksregels     

11.4.1 Afwijken voor een supermarkt     

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 11.1 bepaalde ten einde een supermarkt met een oppervlakte van meer dan 800 m2 verkoopvloeroppervlakte toe te staan, onder de volgende voorwaarden:

  1. een supermarkt moet passen binnen het geldende gemeentelijke detaihandelsbeleid;
  2. er dient sprake te zijn van een goede verkeersontsluiting;
  3. Artikel 38 Overige regels ten aanzien van de parkeereisen is overeenkomstig van toepassing;
  4. uit akoestisch onderzoek moet blijken dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de omliggende (geluidgevoelige) functies;
  5. indien nodig dienen op het terrein en in/aan het gebouw maatregelen te worden getroffen om eventuele overlast zo veel mogelijk te voorkomen.

11.4.2 Afwijken voor categorie bedrijfsactiviteiten     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 en tevens bedrijven toestaan, die niet voorkomen in de "Lijst van bedrijfsactiviteiten" of op grond van deze staat niet zijn toegestaan doch die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in "Lijst van bedrijfsactiviteiten" onder de categorieën 1 en 2, mits het geen geluidszoneringsplichtige en/of risicovolle inrichtingen betreft.

11.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

11.5.1 Vergunningvereiste     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) bouwwerken die zijn voorzien van de bouwaanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen of te verwijderen.

11.5.2 Uitzonderingen     

Het in lid 11.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. het normale beheer en onderhoud betreffen;
  2. welke onlosmakelijk voortvloeien uit bouwactiviteiten waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
  3. plaatsvinden ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders;
  4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en mits niet strijdig waren met het hieraan voorafgaande bestemmingsplan;
  5. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend.

11.5.3 Toelaatbaarheid     

De genoemde werken en werkzaamheden mogen geen onaanvaardbare aantasting van de karakteristieke waarden en kenmerken van het bouwwerk tot gevolg hebben. Ter beoordeling of daarvan sprake is dient aanvrager van de benodigde omgevingsvergunning een door een ter zake deskundige opgesteld onderzoek te overleggen waarover door een ter zake deskundige gemeentelijke adviseur of -commissie een advies is uitgebracht.

Artikel 12 Groen     

12.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Groen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;
  2. bermen en beplanting;
  3. paden;
  4. speelvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. beheer en/of zuivering van oppervlakte- en rioolwater;
  7. kunstobjecten;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 1', tevens voor een ecologische tuinderij;
  9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 1', tevens voor ecologische akkerbouw';
  10. ter plaatse van de aanduiding 'tuin', tevens voor het gebruik als tuin;
  11. een geluidscherm en/of geluidwal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm';
  12. natuurwaarden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aanlegvergunning';

met daarbij behorende:

  1. verhardingen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12.2 Bouwregels     

12.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak ' worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'tuin' mogen geen gebouwen worden opgericht;
  3. de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de bestaande goot- en bouwhoogte de maximale goot- en bouwhoogte zijn.

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte bedraagt 4 m, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 6' maximaal 7 meter mag zijn;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'tuin' mogen geen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht.

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

12.3.1 Werk en werkzaamheden     

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) op of in de gronden met de bestemming ´Groen` met de aanduiding 'overige zone - aanlegvergunning' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  2. het wijzigen van de perceelsindeling zoals die door de vijver/poel, greppels en beplantingselementen is aangegeven;
  3. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe-/afvoer van water door bijvoorbeeld het afdammen, stuwen, bemalen en onderbemalen, het draineren van gronden en het graven, dempen of anderszins wijzigen en verbeteren van de natuurlijke vijver.

12.3.2 Uitzonderingen     

Het in lid 12.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. van ondergeschikte betekenis zijn dan wel behoren tot het normale onderhoud;
  2. welke ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

12.3.3 Toelaatbaarheid     

De in lid 12.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige waarden zoals beschreven in lid 12.1 sub k.

12.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

12.4.1 Vergunningvereiste     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) bouwwerken die zijn voorzien van de bouwaanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen of te verwijderen.

12.4.2 Uitzonderingen     

Het in lid 12.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. het normale beheer en onderhoud betreffen;
  2. welke onlosmakelijk voortvloeien uit bouwactiviteiten waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
  3. plaatsvinden ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders;
  4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en mits niet strijdig waren met het hieraan voorafgaande bestemmingsplan;
  5. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend.

12.4.3 Toelaatbaarheid     

De genoemde werken en werkzaamheden mogen geen onaanvaardbare aantasting van de karakteristieke waarden en kenmerken van het bouwwerk tot gevolg hebben. Ter beoordeling of daarvan sprake is dient aanvrager van de benodigde omgevingsvergunning een door een ter zake deskundige opgesteld onderzoek te overleggen waarover door een terzake deskundige gemeentelijke adviseur of -commissie een advies is uitgebracht.

Artikel 13 Horeca     

13.1 Bestemmingsomschrijving     

13.1.1 Algemeen     

De voor `Horeca´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horecabedrijven genoemd in de `Lijst van horeca-activiteiten´ (Bijlage 3) behorende tot maximaal categorie 1;
  2. bestaande horecabedrijven behorende tot een andere categorie dan 1 genoemd in de `Lijst van horeca-activiteiten´ (Bijlage 3);
  3. wonen op de verdieping, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep, met dien verstande dat bestaand wonen op de begane grond is toegestaan;

met daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;
  2. wegen en paden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  7. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met dien verstande dat:

  1. een woning en/of kamersgewijs verhuurde woning niet mag worden gewijzigd in twee of meerdere woningen;
  2. kamerverhuur niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie betreft;
  3. de vloeroppervlakte voor een aan-huis-verbonden-beroep niet meer dan 50 m2 mag bedragen;
  4. horeca is uitsluitend toegestaan op de begane grond, tenzij het in de bestaande situatie reeds als horeca in gebruik is en het wordt gebruikt als opslagruimte.

13.2 Bouwregels     

13.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)', met dien verstande dat de hoogte ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' en 'specifieke bouwaanduiding - 7' niet meer mag bedragen als bestaand.

13.2.2 Voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte is 3 m;
  2. de maximum oppervlakte is 15 m2.

13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn 1 m;
  2. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn 2 m;
  3. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 m.

13.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud van de oorspronkelijke opzet van de bouwwerken die zijn voorzien de bouwaanduiding 'karakteristiek', nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor de bouwwerken, alsmede aan de situering ervan.

13.4 Specifieke gebruiksregels     

13.4.1 Aan-huis-verbonden-beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten     

Het gebruik van een gedeelte van de woning voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m2 en/of voor een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van meer dan 50 m2 met een maximum van 75 m2, is toegestaan mits:

  1. de totale oppervlakte voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en een aan-huis-verbonden beroep gezamenlijk niet meer dan 75 m2 bedraagt;
  2. de verkeersaantrekkende werking niet zodanig is, dat ten gevolge daarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen op de openbare weg, noodzakelijk worden;
  3. het niet betreft detailhandel met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
  4. het niet betreft vervaardiging van voedsel;
  5. deze activiteiten door ten hoogste twee personen worden uitgeoefend, waarvan minstens één persoon woonachtig is in het betreffende pand; voor kapsalons geldt dat deze activiteit door maximaal één persoon, die tevens in het pand woonachtig is, mag worden uitgeoefend;
  6. de bedrijfsactiviteiten vallen onder de in Bijlage 2 opgenomen Lijst van bedrijfsactiviteiten bij wonen behorende tot de categorie 1, alsmede bedrijfsactiviteiten die niet in deze lijst zijn opgenomen, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in categorie 1 van deze lijst;
  7. het een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling betreft die niet valt onder de sub f genoemde lijst, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten als bedoeld onder sub f.

13.5 Afwijken van de gebruiksregels     

13.5.1 Binnenplanse afwijking     

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 13.1 en tevens horecabedrijven toestaan die niet worden vermeld onder categorie 1 in de `Lijst van horeca-activiteiten´ en/of worden vermeld in een hogere categorie doch die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de horecabedrijven die zijn genoemd onder die categorie van de `Lijst van horeca-activiteiten´.

13.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

13.6.1 Vergunningvereiste     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) bouwwerken die zijn voorzien van de bouwaanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen of te verwijderen.

13.6.2 Uitzonderingen     

Het in lid 13.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. het normale beheer en onderhoud betreffen;
  2. welke onlosmakelijk voortvloeien uit bouwactiviteiten waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
  3. plaatsvinden ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders;
  4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en mits niet strijdig waren met het hieraan voorafgaande bestemmingsplan;
  5. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend.

13.6.3 Toelaatbaarheid     

De genoemde werken en werkzaamheden mogen geen onaanvaardbare aantasting van de karakteristieke waarden en kenmerken van het bouwwerk tot gevolg hebben. Ter beoordeling of daarvan sprake is dient aanvrager van de benodigde omgevingsvergunning een door een ter zake deskundige opgesteld onderzoek te overleggen waarover door een ter zake deskundige gemeentelijke adviseur of -commissie een advies is uitgebracht.

Artikel 14 Kantoor     

14.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Kantoor´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kantoren;

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;
  2. wegen en paden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens wonen op de verdieping;
  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

14.2 Bouwregels     

14.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. de maximale bouwhoogte bedraagt de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)',
  3. het bebouwingspercentage mag 100 bedragen.

14.2.2 Voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:

a. de maximum bouwhoogte is 3 m;

b. de maximum oppervlakte is 15 m2.

14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn 1 m;
  2. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn 2 m;
  3. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 4 m.

Artikel 15 Maatschappelijk     

15.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Maatschappelijk´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen;
  2. wonen op de verdieping, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1', al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden-beroepen;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 2', tevens wonen;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' uitsluitend een begraafplaats;
  5. een bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  6. tevens een ondergrondse parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  7. tevens een kleinschalig distributiecentrum van maximaal 35 m2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2'

met daarbij behorende:

  1. horecavoorzieningen, detailhandelsvoorzieningen en/of dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling voor zover ten dienste van de maatschappelijke voorziening;
  2. tuinen, erven en terreinen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. speelvoorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  8. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met dien verstande dat:

  1. een woning en/of kamersgewijs verhuurde woning niet mag worden gesplitst in twee of meerdere woningen;
  2. kamerverhuur niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie betreft;
  3. de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep niet meer dan 50 m2 mag bedragen.

15.2 Bouwregels     

15.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. de maximale bouwhoogte bedraagt de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', met dien verstande dat de goot- en bouwhoogte van een gebouw ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' en 'specifieke bouwaanduiding - 7' niet meer mag bedragen dan bestaand;
  3. het bebouwingspercentage mag 100 bedragen, tenzij anders is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'.
  4. in aanvulling van het bepaalde in sub a tot en met c gelden ter plaatse van de Poeijerstraat 71 de volgende aanvullende regels:
    1. de karakteristieke (naar de openbare weg zichtbare) gevels van het hoofdgebouw mogen niet worden gewijzigd;
    2. de voorgevels van het hoofdgebouw dienen te worden gesitueerd op de bestaande voorgevellijn;
    3. de bestaande korrelgrootte dient te worden gehandhaafd;
    4. de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit dient om advies te worden gevraagd omtrent de voorgenomen bouwactiviteiten.
  5. in afwijking van het bepaalde in sub a tot en met c is ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' een maximale bouwhoogte van 10 meter toegestaan met een maximum oppervlak van 200 m2.

15.2.2 Bijgebouwen     

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. de bijgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd;
  2. de maximale bouwhoogte bedraagt 3,5 m.

15.2.3 Bedrijfswoning     

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt niet meer dan is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'.

15.2.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen     

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning mag per woning niet meer bedragen dan 75 m²;
  2. de maximum goothoogte van een aan-of uitbouw of bijgebouw bedraagt 3,5 m met dien verstande dat de goothoogte nooit meer mag bedragen dan de goothoogte van de bijbehorende bedrijfswoning. Indien het dak wordt uitgevoerd in de vorm van een kap bedraagt de maximum bouwhoogte 4,5 m.

15.2.5 Voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:

a. de maximum bouwhoogte is 3 m;

b. de maximum oppervlakte is 15 m2.

15.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn 1 m;
  2. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn 2 m;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' zijn verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten toegestaan met een maximum bouwhoogte van 9 m;
  4. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' de maximale bouwhoogte 5 meter is.

15.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud van de oorspronkelijke opzet van de bouwwerken die zijn voorzien de bouwaanduiding 'karakteristiek', nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor de bouwwerken, alsmede aan de situering ervan.

15.4 Specifieke gebruiksregels     

15.4.1 Aan-huis-verbonden-beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten     

Het gebruik van een gedeelte van de woning voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m2 en/of voor een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van meer dan 50 m2 met een maximum van 75 m2, is toegestaan mits:

  1. de totale oppervlakte voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en een aan-huis-verbonden beroep gezamenlijk niet meer dan 75 m2 bedraagt;
  2. de verkeersaantrekkende werking niet zodanig is, dat ten gevolge daarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen op de openbare weg, noodzakelijk worden;
  3. het niet betreft detailhandel met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
  4. het niet betreft vervaardiging van voedsel;
  5. deze activiteiten door ten hoogste twee personen worden uitgeoefend, waarvan minstens één persoon woonachtig is in het betreffende pand; voor kapsalons geldt dat deze activiteit door maximaal één persoon, die tevens in het pand woonachtig is, mag worden uitgeoefend;
  6. de bedrijfsactiviteiten vallen onder de in bijage II opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bij wonen' behorende tot de categorie 1, alsmede bedrijfsactiviteiten die niet in deze lijst zijn opgenomen, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in categorie 1 van deze lijst;
  7. het een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling betreft die niet valt onder de sub f genoemde lijst, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten als bedoeld onder sub f.

15.4.2 Gebruik     

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. een niet geluidgevoelige functie mag slechts worden gewijzigd in een geluidgevoelige functie passend binnen artikel 15.1 indien;
    1. de voorkeurswaarde ingevolge de Wet geluidhinder niet wordt overschreden of
    2. indien sprake is van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde er door het bevoegd gezag hogere waarden zijn verleend.

15.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

15.5.1 Vergunningvereiste     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) bouwwerken die zijn voorzien van de bouwaanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen of te verwijderen.

15.5.2 Uitzonderingen     

Het in lid 15.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. het normale beheer en onderhoud betreffen;
  2. welke onlosmakelijk voortvloeien uit bouwactiviteiten waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
  3. plaatsvinden ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders;
  4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en mits niet strijdig waren met het hieraan voorafgaande bestemmingsplan;
  5. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend.

15.5.3 Toelaatbaarheid     

De genoemde werken en werkzaamheden mogen geen onaanvaardbare aantasting van de karakteristieke waarden en kenmerken van het bouwwerk tot gevolg hebben. Ter beoordeling of daarvan sprake is dient aanvrager van de benodigde omgevingsvergunning een door een ter zake deskundige opgesteld onderzoek te overleggen waarover door een ter zake deskundige gemeentelijke adviseur of -commissie een advies is uitgebracht.

Artikel 16 Recreatie - Dagrecreatie     

16.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Recreatie - Dagrecreatie´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dagrecreatieve voorzieningen;
  2. gebouwen ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen;
  3. horeca, uitsluitend voor zover ten dienste van en/of ter ondersteuning van de dagrecreatieve voorziening en zover genoemd in de Lijst van horeca-activiteiten (Bijlage 3) behorende tot maximaal categorie 1;

met de daarbij behorende:

  1. wegen en paden;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. speelvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  7. gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde.

16.2 Bouwregels     

16.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding `bouwvlak´ worden gebouwd;
  2. de maximale goot- en bouwhoogte respectievelijk de maximale bouwhoogte bedraagt de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), bouwhoogte (m)' respectievelijk 'maximum bouwhoogte (m)'.

16.2.2 Voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:

a. de maximum bouwhoogte is 3 m;

b. de maximum oppervlakte is 15 m2.

16.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 2 m;
  2. de maximum bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 6 m.

Artikel 17 Recreatie - Volkstuinen     

17.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Recreatie - Volkstuinen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. volkstuinen

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

17.2 Bouwregels     

23.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van een gebouw is 3 m;
  2. de maximum oppervlakte van een verenigingsgebouw is 100 m2;
  3. per uitgegeven volkstuin van ten minste 75 m2 is een gebouw met een maximum oppervlak van 10 m2 en een maximum bebouwingshoogte van 3 m toegestaan;
  4. per uitgegeven volkstuin is een kas met een maximum oppervlak van 25 m2 en een maximum bebouwingshoogte van 3 m toegestaan.

23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximum bouwhoogte van 2,5 m.

Artikel 18 Sport     

18.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Sport´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sportterreinen;
  2. sportvoorzieningen;
  3. horecavoorzieningen uitsluitend voorzover ter ondersteuning en ten dienste van de aanwezige sportvoorzieningen;
  4. een bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  5. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met dien verstande dat:

  1. een (bedrijfs)woning en/of kamersgewijs verhuurde (bedrijfs)woning niet mag worden gewijzigd in twee of meerdere (bedrijfs)woningen;
  2. kamerverhuur niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie betreft.

18.2 Bouwregels     

18.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)'.

22.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. een bedrijfswoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;
  2. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m).

22.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning mag per woning niet meer bedragen dan 75 m²;
  2. de maximum goothoogte van een aan-of uitbouw of bijgebouw bedraagt 3,5 m met dien verstande dat de goothoogte nooit meer mag bedragen dan de goothoogte van de bijbehorende bedrijfswoning. Indien het dak wordt uitgevoerd in de vorm van een kap bedraagt de maximum bouwhoogte 4,5 m.

18.2.2 Voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte is 3 m;
  2. de maximum oppervlakte is 15 m2.

18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 2 m;
  2. de maximum bouwhoogte van lichtmasten is 25 m;
  3. de maximum bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 6 m.

Artikel 19 Verkeer     

19.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Verkeer´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen en straten;
  2. voet- en fietspaden;
  3. groenvoorzieningen;
  4. kunstwerken zoals bruggen, tunnels en duikers;
  5. parkeervoorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. geluidwerende voorzieningen;
  2. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

19.2 Bouwregels     

19.2.1 Gebouwen     

Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd voor voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie. Daarbij gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte is 3 meter;
  2. de maximum oppervlakte is 15 m2.

19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van lichtmasten is 10 m;
  2. de maximum bouwhoogte van geluidschermen is 2,5 m;
  3. de maximum bouwhoogte van kunstwerken is 8 m;
  4. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 4 m.

Artikel 20 Verkeer - Railverkeer     

20.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Verkeer - Railverkeer´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. railverkeersvoorzieningen;
  2. wegen ter plaatse van spoorwegovergangen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. geluidwerende voorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

20.2 Bouwregels     

20.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan;
  2. de maximum bouwhoogte van een gebouw bedraagt niet meer dan is ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'.

20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks voor de geleiding, beveiliging en regeling van het railverkeer, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 2 m;
  2. de maximum bouwhoogte van lichtmasten is 10 m;
  3. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 4 m.

Artikel 21 Verkeer - Verblijfsgebied     

21.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Verkeer - Verblijfsgebied´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woonstraten;
  2. pleinen;
  3. voet- en fietspaden;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'plein' tevens voor het gebruik als schoolplein;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. speelvoorzieningen;
  8. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;

met daarbij behorende:

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

21.2 Bouwregels     

21.2.1 Gebouwen     

Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie. Daarbij gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte is 3 meter;
  2. de maximum oppervlakte is 15 m2.

21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van lichtmasten is 10 m;
  2. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 4 m.

Artikel 22 Water     

22.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Water´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. alle oppervlaktewateren, zoals kanalen, rivieren, beken en andere waterlopen, alsmede sloten, greppels, (infiltratie)vijvers ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;
  2. waterberging;
  3. waterhuishouding;
  4. waterlopen;

met de daarbij behorende:

  1. andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

22.2 Bouwregels     

22.2.1 Gebouwen     

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximum bouwhoogte van 4 m.

22.3 Specifieke gebruiksregels     

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 22.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. het aanleggen van woonschepen;
  2. het opslaan, storten of bergen van voorwerpen, stoffen, materialen of chemicaliën en soortgelijke producten, behoudens voor zover zulks nodig is voor het op de bestemming gerichte gebruik.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

22.4.1 Werk en werkzaamheden     

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders omgevingsvergunning (voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden) op of in de gronden met de bestemming 'Water' de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het dempen van water;
  2. het vergraven van oevers;
  3. het verleggen van water;
  4. het herprofileren van waterlopen.

22.4.2 Uitzonderingen     

Het in lid 22.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op een werk en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. de aanleg van ecologische oevers betreft;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

22.4.3 Toelaatbaarheid     

De in lid 22.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwantiteit en de waterkwaliteit.

22.4.4 Advies     

Burgemeester en wethouders verleent de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden slechts nadat advies is ingewonnen bij de waterbeheerder met betrekking tot de vraag of door de ingreep het waterhuishoudkundig belang niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 23 Wonen     

23.1 Bestemmingsomschrijving     

23.1.1 Bestemming     

De voor `Wonen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woongebouwen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' maximaal het daar aangegeven aantal wooneenheden mag worden gerealiseerd;
  2. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'atelier', tevens voor bedrijven in de vorm van werk- en tentoonstellingsruimten voor kunstenaars;
  4. een geheel of gedeeltelijk ondergrondse parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  5. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' tevens voor een onderdoorgang;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', tevens voor bedrijven tot en met categorie op de begane grond;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' zijn uitsluitend garageboxen toegestaan;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. wegen en paden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. speelvoorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  8. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met dien verstande dat:

  1. een woning en/of kamersgewijs verhuurde woning niet mag worden gewijzigd in twee of meerdere woningen;
  2. kamerverhuur niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie betreft;
  3. de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep niet meer dan 50 m2 mag bedragen.

23.2 Bouwregels     

23.2.1 Hoofdgebouwen     

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. de maximale goot- en bouwhoogte respectievelijk bouwhoogte bedraagt de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' respectievelijk 'maximum bouwhoogte (m)', tenzij de bestaande situatie hoger is, in dat geval gelden de bestaande hoogten als maximum en met dien verstande dat de goot- en bouwhoogte van een gebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 7' niet meer mag bedragen dan bestaand;
  3. In afwijking van het bepaalde in sub b mag de goot- en bouwhoogte van een gebouw ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' niet meer bedragen dan bestaand;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' is uitsluitend de bestaande bouwhoogte, dakvorm, dakhelling en nokrichting toegestaan;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 8' gelden in afwijking en aanvulling van sub a en b de volgende regels:
    1. de maximale bouwhoogte bedraagt 6 meter;
    2. het maximum bebouwingspercentage bedraagt 60;
    3. bebouwing is uitsluitend met een plat dak toegestaan;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' zijn uitsluitend hoofdgebouwen met een plat dak toegestaan;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' tevens een onderdoorgang met een minimale hoogte van 2,5 meter.

23.2.2 Dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding hoofdgebouw     
  1. in afwijking van het bepaalde in artikel 23.2.1 onder b mag een dakopbouw of een gelijksoortige uitbreiding van een woning op een hellend dakvlak worden gerealiseerd, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:
    1. aan de achterzijde van het hoofdgebouw;
    2. de bouwhoogte van de dakopbouw verticaal gemeten minstens 1 meter onder de nok van het hoofdgebouw blijft;
    3. de hellingshoek van een eventuele kap van de dakopbouw gelijk is aan de hellingshoek van het bestaande dakvlak waarop wordt gebouwd en;
    4. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 1 meter is.
  2. het bepaalde onder sub a geldt niet voor een bungalow en/of patiowoning.

23.2.3 Opbouw bungalow/patiowoning     

In afwijking van het bepaalde in artikel 23.2.1 onder b mag een opbouw op een bungalow of een patiowoning worden gerealiseerd, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. de opbouw wordt geplaatst op het hoofdgebouw;
  2. de oppervlakte van de opbouw bedraagt maximaal 25% van het bruto vloeroppervlak van het hoofdgebouw, en;
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 7 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte bij een reeds bestaande tweede bouwlaag op een bungalow / patiowoning niet hoger mag zijn dan de bestaande bouwhoogte van de tweede bouwlaag.

23.2.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen     

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd wanneer de zijzijde aan openbaar toegankelijk gebied grenst; in andere gevallen geldt een afstand van minimaal 1 meter;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 75 m2, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing (inclusief hoofdgebouw) niet meer bedraagt dan 65% van de oppervlakte van het bouwperceel; voor patiowoningen geldt in deze een percentage van 80%;
  3. in afwijking van het gestelde onder sub b geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak, bij een bouwperceel groter dan 750 m² maximaal 10 % van de oppervlakte van het bouwperceel mag bedragen;
  4. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3,5 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte van het bijbehorende hoofdgebouw; indien het dak is/wordt uitgevoerd in de vorm van een kap mag de maximum bouwhoogte 4,5 m bedragen;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 8' is uitsluitend een plat dak toegestaan;
  6. voor de voorgevel van de woning mag een aanbouw worden gerealiseerd tot een maximum diepte van 1,5 m en een maximum goothoogte van 3,5 meter, mits tenminste 1 m tuindiepte resteert;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 9' zijn, in afwijking van het bepaalde onder a tot en met f, geen aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan;
  8. in afwijking van het bepaalde in sub e mag voor de voorgevel van de woning een aanbouw met balkon worden gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande dat de maximale bouwhoogte 2 meter bedraagt;
  9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4' is de afstand tot beide zijdelingse perceelsgrenzen boven peil tenminste 2 m;
  10. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 5' is de afstand tot beide zijdelingse perceelsgrenzen en de achterste perceelsgrenzen boven peil tenminste 2 m;
  11. voor zover de bestaande situatie groter/hoger is dan het bepaalde onder a tot en met e, gelden die maten als maximum.
  12. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' is per bouwperceel maximaal één bijgebouw voor de voorgevelrooilijn toegestaan met een maximum oppervlakte van 20 m2 en een maximale bouwhoogte van 3 meter.

23.2.5 Voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:

a. de maximum bouwhoogte is 3 m;

b. de maximum oppervlakte is 15 m2.

23.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn 1 m;
  2. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn 2 m;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 9' is de maximum bouwhoogte van een erfafscheiding 1 m;
  4. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 m, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'garagbox' 2 m bedraagt;
  5. in afwijking van sub c is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' een overkapping met een maximale bouwhoogte van 13 meter toegestaan.

23.3 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken wat betreft

de maximum goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien dat wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van het bijbehorende bouwwerk bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.

23.4 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud van de oorspronkelijke opzet van de bouwwerken die zijn voorzien de bouwaanduiding 'karakteristiek', nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor de bouwwerken, alsmede aan de situering ervan.

23.5 Specifieke gebruiksregels     

23.5.1 Aan-huis-verbonden-beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten     

Het gebruik van een gedeelte van de woning voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m2 en/of voor een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van meer dan 50 m2 met een maximum van 75 m2, is toegestaan mits:

  1. de totale oppervlakte voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en een aan-huis-verbonden beroep gezamenlijk niet meer dan 75 m2 bedraagt;
  2. de verkeersaantrekkende werking niet zodanig is, dat ten gevolge daarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen op de openbare weg, noodzakelijk worden;
  3. het niet betreft detailhandel met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
  4. het niet betreft vervaardiging van voedsel;
  5. deze activiteiten door ten hoogste twee personen worden uitgeoefend, waarvan minstens één persoon woonachtig is in het betreffende pand; voor kapsalons geldt dat deze activiteit door maximaal één persoon, die tevens in het pand woonachtig is, mag worden uitgeoefend;
  6. de bedrijfsactiviteiten vallen onder de in bijage II opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bij wonen' behorende tot de categorie 1, alsmede bedrijfsactiviteiten die niet in deze lijst zijn opgenomen, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in categorie 1 van deze lijst;
  7. het een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling betreft die niet valt onder de sub f genoemde lijst, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten als bedoeld onder sub f.

23.5.2 Strijdig gebruik     

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 23.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van bijgebouwen en/of garageboxen voor zelfstandige woonruimte;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' het gebruik voor de uitoefening van enige tak van handel waaronder mede wordt verstaan een aan huis verbonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

23.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

23.6.1 Vergunningvereiste     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) bouwwerken die zijn voorzien van de bouwaanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen of te verwijderen.

23.6.2 Uitzonderingen     

Het in lid 23.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. het normale beheer en onderhoud betreffen;
  2. welke onlosmakelijk voortvloeien uit bouwactiviteiten waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
  3. plaatsvinden ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders;
  4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en mits niet strijdig waren met het hieraan voorafgaande bestemmingsplan;
  5. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend.

23.6.3 Toelaatbaarheid     

De genoemde werken en werkzaamheden mogen geen onaanvaardbare aantasting van de karakteristieke waarden en kenmerken van het bouwwerk tot gevolg hebben. Ter beoordeling of daarvan sprake is dient aanvrager van de benodigde omgevingsvergunning een door een ter zake deskundige opgesteld onderzoek te overleggen waarover door een ter zake deskundige gemeentelijke adviseur of -commissie een advies is uitgebracht.

23.7 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de bestemming 'Wonen' te wijzigen ten behoeve van het aanpassen van de diepte van het bouwvlak, onder de volgende voorwaarden:

  1. de nieuwe diepte van het bouwvlak moet stedenbouwkundig aanvaardbaar zijn;
  2. de nieuwe diepte van het bouwvlak mag geen onevenredige inbreuk maken op de privacy en bezonning van de omliggende gronden en bebouwing;
  3. er moet sprake blijven van een buitenruimte.

Artikel 24 Wonen - Woonwagenstandplaats     

24.1 Bestemmingsomschrijving     

24.1.1 Bestemming     

De voor "Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woonwagenstandplaatsen;
  2. woonwagens en/of (woonwagen)woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen en erven;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met dien verstande dat:

  1. de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep niet meer dan 50 m2 mag bedragen.

24.2 Bouwregels     

24.2.1 Gebouwen     

Voor het plaatsen dan wel bouwen van woonwagens of (woonwagen)woningen met de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. maximaal het aantal woonwagens/(woonwagen)woningen dat is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  2. de maximum bouwhoogte van een woonwagen of (woonwagen)woning bedraagt 5 meter;
  3. voor zover de bestaande situatie hoger is dan het bepaalde onder sub b, dan gelden de bestaande maten als maxima;
  4. de afstand van de woonwagen/(woonwagen)woning tot één zijdelingse perceelsgrens van een standplaats mag niet minder dan 1 meter bedragen.

24.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen     

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m met dien verstande dat de goothoogte nooit meer mag bedragen dan de goothoogte van het bijbehorende hoofdgebouw. Indien het dak is/wordt uitgevoerd in de vorm van een kap mag de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m bedragen.

24.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt, dat de maximum bouwhoogte 2,5 meter bedraagt.

24.3 Specifieke gebruiksregels     

24.3.1 Aan-huis-verbonden-beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten     

Het gebruik van een gedeelte van de woning voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m2 en/of voor een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van meer dan 50 m2 met een maximum van 75 m2, is toegestaan mits:

  1. de totale oppervlakte voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en een aan-huis-verbonden beroep gezamenlijk niet meer dan 75 m2 bedraagt;
  2. de verkeersaantrekkende werking niet zodanig is, dat ten gevolge daarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen op de openbare weg, noodzakelijk worden;
  3. het niet betreft detailhandel met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
  4. het niet betreft vervaardiging van voedsel;
  5. deze activiteiten door ten hoogste twee personen worden uitgeoefend, waarvan minstens één persoon woonachtig is in het betreffende pand; voor kapsalons geldt dat deze activiteit door maximaal één persoon, die tevens in het pand woonachtig is, mag worden uitgeoefend;
  6. de bedrijfsactiviteiten vallen onder de in bijage II opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bij wonen' behorende tot de categorie 1, alsmede bedrijfsactiviteiten die niet in deze lijst zijn opgenomen, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in categorie 1 van deze lijst;
  7. het een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling betreft die niet valt onder de sub f genoemde lijst, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten als bedoeld onder sub f.

24.3.2 Strijdig gebruik     

Tot een strijdig gebruik met deze bestemming, zoals vermeld in lid 24.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. het plaatsen van een caravan;
  2. het uitoefenen van enige vorm van handel en/of bedrijf anders dan het uitoefenen van een aan-huis-verbonden-beroep;
  3. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige woonruimte;
  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  5. het opslaan, storten, bergen of lozen van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken materialen, stoffen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  6. het opslaan van hout en/of aannemersmaterialen;
  7. het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte onderdelen, samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, welke bruikbaar zijn en niet aan hun oorspronkelijke gebruik zijn onttrokken.   

Artikel 25 Leiding - Hoogspanningsverbinding     

25.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Leiding - Hoogspanningsverbinding´ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. hoogspanningsleiding;

met daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Ingeval van strijdigheid van regels in dit bestemmingsplan, gaan de regels van dit artikel voor op de regels die op grond van de andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

25.2 Bouwregels     

Op of in deze dubbelbestemming begrepen gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken ten dienste van de leidingen.

25.3 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, afwijken van het bepaalde in lid 25.2 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemmingen worden gebouwd, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder. Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende bestemming van toepassing.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

25.4.1 Werk en werkzaamheden     

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen en rooien van hoogopgaande beplanting of bomen;
  2. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m;
  3. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
  4. het ophogen en egaliseren, bodemverlagen of afgraven of anderszins wijzigen van maaiveld of weghoogte.

25.4.2 Uitzonderingen     

Het in lid 25.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  1. waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
  2. welke ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  3. welke betreffen het normale onderhoud van de hoogspanningsleidingen.

25.4.3 Toelaatbaarheid     

De in lid 25.4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend, indien door de genoemde werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico´s ontstaan en de betreffende leiding niet wordt aangetast; dienaangaande vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 26 Leiding - Water     

26.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Leiding - Water aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. leidingen in de vorm van een hoofdwatertransportleiding;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Ingeval van strijdigheid van regels in dit bestemmingsplan, gaan de regels van dit artikel voor op de regels die op grond van de andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

26.2 Bouwregels     

Op of in deze dubbelbestemming begrepen gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken ten dienste van de leidingen, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte 2 meter bedraagt.

26.3 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatige functioneren van de leiding, afwijken van het bepaalde in lid 26.2 en toestaan dat de bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemmingen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder. Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende bestemming van toepassing.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

26.4.1 Werk en werkzaamheden     

Het is verboden op de gronden met de bestemming Leiding - Water zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden en/of het anderszins wijzigen van de bodemstructuur;
  2. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld voor het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  3. het aanbrengen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  4. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  5. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  6. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  7. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.

26.4.2 Uitzonderingen     

Het in artikel 26.4.1 opgenomen verbod is niet van toepassing op werken welke:

  1. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

35.4.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 26.4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend, indien het behoud van een veilige ligging van de leiding en de continuïteit van de functie van de betreffende leiding zijn gewaarborgd, met dien verstande dat:

  1. alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in artikel 26.4.1 wint burgemeester en wethouders advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 27 Waarde - Archeologie     

27.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

27.2 Bouwregels     

27.2.1 Bouwverbod     

Op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden is het niet toegestaan om te bouwen.

27.3 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.2.1 voor het bouwen van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde mits:

  1. dit in overeenstemming is met de ter plaatse geldende bestemming; en
  2. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat met de oprichting van het bouwwerk waarvoor afwijking wordt gevraagd geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de archeologische waarden. Als het oprichten van het bouwwerk waarvoor afwijking wordt gevraagd kan leiden tot onevenredige verstoring van archeologische waarden, dan worden aan de afwijking de volgende regels verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; en/of,
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen; en/of,
    3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

27.4.1 Werk en werkzaamheden     

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook wordt gerekend het aanleggen van drainage, diepwoelen, mengen van grond, diepploegen en ontginnen;
  2. het verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  3. het graven, verbreden, verdiepen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  5. het rooien en vellen van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  6. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  7. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  8. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  9. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
  10. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt;
  11. het aanbrengen van verhardingen.

27.4.2 Uitzonderingen     

Het in lid 27.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  1. van ondergeschikte betekenis zijn dan wel behoren tot het normale onderhoud;
  2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

27.4.3 Toelaatbaarheid     

De in lid 27.4 genoemde vergunning kan slechts worden verleend als:

  1. door die werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de archeologische waarden ontstaan of kunnen ontstaan en;
  2. hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 28 Waarde - Archeologie - 1     

28.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' (hoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

28.2 Bouwregels     

28.2.1 Bouwverbod     

Op de voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden is het niet toegestaan om te bouwen, met uitzondering van:

  1. het bebouwen van gronden waarbij minder dan 100 m2 van de grond wordt geroerd;
  2. het bebouwen van gronden waarbij werkzaamheden plaatsvinden tot een maximum diepte van 0,5 m onder maaiveld.

28.3 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 28.2.1 voor het bouwen van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde, mits:

  1. dit in overeenstemming is met de andere te plaatse geldende bestemming(en) en;
  2. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat met oprichting van het bouwwerk geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de archeologische waarden. Als het oprichten van het bouwwerk waarvoor ontheffing wordt gevraagd, kan leiden tot onevenredige verstoring van archeologische waarden, dan worden aan de ontheffing de volgende regels verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen en/of;
    3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

28.4.1 Werk en werkzaamheden     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dieper dan 0,5 m onder maaiveld over een oppervlakte van 100 m2 of meer, uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook wordt gerekend het aanleggen van drainage, diepwoelen, mengen van grond, diepploegen en ontginnen;
  2. het verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  3. het graven, verbreden, verdiepen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  5. het rooien en vellen van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  6. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  7. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  8. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  9. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
  10. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt;
  11. het aanbrengen van verhardingen.

28.4.2 Uitzonderingen     

Het in lid 28.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  1. van ondergeschikte betekenis zijn dan wel behoren tot het normale onderhoud;
  2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

28.4.3 Toelaatbaarheid     
  1. De in lid 28.1 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien door die werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de archeologische waarden ontstaan of kunnen ontstaan.
  2. Indien het niet mogelijk is om de middels archeologisch vooronderzoek vastgestelde aanwezige archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te plekke te behouden, wordt aan de aanlegvergunning het voorschrift gebonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving of een archeologische begeleiding zal plaatsvinden.
  3. Alvorens een vergunning wordt verleend, wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijke archeoloog.

Artikel 29 Waarde- Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant     

29.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Waarde- Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden door middel van het instandhouden van stromingen in grondwatersystemen.

29.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

29.2.1 Verbod     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  1. het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 0,6 m beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingenwet;
  2. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
  3. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk.

29.2.2 Uitzonderingen     

Het in lid 29.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of beheer betreffen;
  2. welke ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  3. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend.

29.2.3 Toelaatbaarheid     

De in lid 29.2.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de werken of werkzaamheden geen negatieve effecten hebben op de waterhuishouding.

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wordt het betrokken waterschapsbestuur gehoord.

29.3 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de begrenzing van deze bestemming te wijzigen, waarbij voldaan moeten worden aan de volgende voorwaarden:

  1. de beoogde ruimtelijke ingreep waarvoor wijziging van de begrenzing nodig is geen invloed heeft op de waterhuishouding ter plaatse;
  2. de waterbeheerder is gehoord;
  3. gedeputeerde staten positief hebben besloten tot overeenkomstige wijziging van de ingevolge de Verordening ruimte vastgestelde begrenzing 'Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant'.

Artikel 30 Waarde - Cultuurhistorie - 1     

30.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en het bevorderen van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het aangewezen gebied en de bebouwing daarin.

30.2 Bouwregels     

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels in aanvulling of afwijking van de andere daar voorkomende bestemmingen:

  1. de bestaande voorgevelrooilijn mag niet worden overschreden;
  2. de bestaande goot- en bouwhoogte mag niet wordt overschreden;
  3. van de bestaande dakvorm, dakhelling en nokrichting van gebouwen mag niet wordt afgeweken.

30.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud van de oorspronkelijke opzet van het gebied en ter waarborging van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

30.4 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.2, mits vooraf een advies van de gemeentelijke cultuurhistorisch adviseur en/of commissie ruimtelijke kwaliteit is ingewonnen waaruit blijkt dat afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden en kenmerken. Aan de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden tot het treffen van maatregelen waardoor de cultuurhistorische waarden en kenmerken kunnen worden behouden.

Artikel 31 Waarde - Cultuurhistorie - 2     

31.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en het bevorderen van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van het aangewezen gebied en/of de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle en kenmerkende (landschaps)elementen.

31.2 Bouwregels     

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. het bouwen van bouwwerken is mogelijk krachtens de onderliggende andere bestemming(en), met dien verstande dat:
    1. advies is ingewonnen bij de gemeentelijk cultuurhistorisch adviseur en/of commissie ruimtelijke kwaliteit waaruit blijkt dat met het bouwen van het bouwwerk geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden;
    2. als blijkt dat het bouwen van het bouwwerk leidt tot onevenredige verstoring van die cultuurhistorische waarden en kenmerken, aan de omgevingsvergunning de verplichting kan worden verbonden tot het treffen van maatregelen waardoor cultuurhistorische waardevolle en kenmerkende elementen kunnen worden behouden.

31.3 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan met het oog op het belang van het behoud van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden en kenmerken, nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor bouwwerken, alsmede aan de situering ervan.

31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

31.4.1 Werk en werkzaamheden     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van (half)verhardingen, het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  2. het wijzigen van de perceelindeling zoals die door sloten, greppels, reliëfverschillen en beplantingselementen is aangegeven;
  3. het diepwoelen of diepploegen;
  4. het aanleggen, verharden of opheffen van wegen of paden;
  5. het graven, verbreden, verdiepen of dempen van waterlopen zoals rivieren, beken, stromen, kanalen, grachten, sloten en greppels;
  6. het verwijderen van houtgewas, perceelrandbegroeiing of opgaande beplanting;
  7. het aanbrengen van beplanting anders dan het herplanten van gerooide/gevelde houtopstanden.

31.4.2 Uitzonderingen     

Het verbod als bedoeld in lid 31.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. die het normale beheer en onderhoud betreffen;
  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en niet strijdig waren met het hieraan voorafgaande bestemmingsplan;
  3. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend.

31.4.3 Toelaatbaarheid     

De in lid 31.4.1 genoemde werken en werkzaamheden mogen geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden en kenmerken als bedoeld in lid 31.1 tot gevolg hebben. Ter beoordeling of daarvan sprake is:

  1. wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijke cultuurhistorisch adviseur en/of de commissie ruimtelijke kwaliteit opbasis waarvan kan worden vastgesteld dat met het bouwen van het bouwwerk geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden.
  2. als blijkt dat het bouwen van het bouwwerk leidt tot onevenredige verstoring van die cultuurhistorische waarden en kenmerken, aan de omgevingsvergunning de verplichting kan worden verbonden tot het treffen van maatregelen waardoor de cultuurhistorische waarden en kenmerken van het gebied en cultuurhistorische waardevolle en kenmerkende (landschaps)elementen kunnen worden behouden.

Artikel 32 Waarde - Cultuurhistorie - 3     

32.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en het bevorderen van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het aangewezen gebied en de bebouwing daarin.

32.2 Bouwregels     

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels in aanvulling of afwijking van de andere daar voorkomende bestemmingen:

  1. de bestaande voorgevelrooilijn mag niet worden overschreden;
  2. de bestaande goot- en bouwhoogte mag niet wordt overschreden;
  3. van de bestaande dakvorm, dakhelling en nokrichting van gebouwen mag niet wordt afgeweken.

32.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud van de oorspronkelijke opzet van het gebied en ter waarborging van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

32.4 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaald in lid 32.2, mits vooraf een advies van de gemeentelijke cultuurhistorisch adviseur en/of de commissie ruimtelijke kwaliteit is ingewonnen waaruit blijkt dat afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden en kenmerken. Aan de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden tot het treffen van maatregelen waardoor de cultuurhistorische waarden en kenmerken kunnen worden behouden.

32.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

32.5.1 Vergunningvereiste     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden ) op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 3' de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. straten, wegen, pleinen, bomen en erfafscheidingen, niet zijnde bouwwerken, te wijzigen;
  2. verhardingen aan te brengen, behoudens toegangspaden.

32.5.2 Uitzonderingen     

Het verbod als bedoeld in lid 32.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden :

  1. die het normale beheer en onderhoud betreffen;
  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  3. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend.

32.5.3 Toelaatbaarheid     

De in lid 39.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend als de cultuurhistorische waarden dan wel de ruimtelijke en visuele karakteristiek van de gronden en de gebouwde omgeving niet in onevenredige mate worden aangetast.

32.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

32.6.1 Vergunningvereiste     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen of te verwijderen.

32.6.2 Uitzonderingen     

Het in lid 39.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. het normale beheer en onderhoud betreffen;
  2. welke onlosmakelijk voortvloeien uit bouwactiviteiten waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
  3. plaatsvinden ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders;
  4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en mits niet strijdig waren met het hieraan voorafgaande bestemmingsplan;
  5. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend.

32.6.3 Toelaatbaarheid     

De genoemde werken en werkzaamheden mogen geen onaanvaardbare aantasting van de karakteristieke waarden en kenmerken van het bouwwerk tot gevolg hebben. Ter beoordeling of daarvan sprake is dient aanvrager van de benodigde omgevingsvergunning een door een ter zake deskundige opgesteld onderzoek te overleggen waarover door een ter zake deskundige gemeentelijke adviseur of -commissie een advies is uitgebracht.

Artikel 33 Waarde - Natuur Netwerk Brabant     

33.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Natuur Netwerk Brabant' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van het gebied zoals vastgelegd op de beheertypenkaart en ambitiekaart van het natuurbeheerplan van de provincie Noord-Brabant.

33.2 Bouwregels     

Op deze gronden mag worden gebouwd ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, mits het bouwen geen onevenredige afbreuk doet aan de mogelijkheden tot behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden, zoals aangegeven in lid 1.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 34 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 35 Algemene gebruiksregels     

35.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming     

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig die bestemming.

Artikel 36 Algemene aanduidingsregels     

36.1 Geluidzone - industrie     

Binnen de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' zijn geen nieuwe geluidgevoellige functies toegestaan, tenzij wordt aangetoond dat de voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder niet wordt overschreden en als sprake is van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde daarvoor door het bevoegd gezag ontheffing is verleend.

36.2 Veiligheidszone - bevi     

36.2.1 Veiligheidszone - bevi     
  1. Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, toegestaan. Daarnaast is wijziging van gebruik van beperkt kwetsbaar naar kwetsbaar niet toegestaan.
  2. Het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op kwetsbare objecten die een functionele binding hebben met de risicobron zoals bedoeld in artikel 14 lid 4 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen van 27 mei 2004.
  3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om beperkt kwetsbare objecten binnen deze aanduiding toe te staan. Hierbij dient de nut en noodzaak te worden aangetoond en een advies te worden ingediend bij de Veiligheidsregio.
36.2.2 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in het geval dat de de PR 10-6/jaar contour zoals met "veiligheidszone - bevi":

  1. vervalt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de ter plaatse gelegen risicovolle inrichting buiten werking is gesteld of;
  2. wordt verkleind, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de plaatsgebonden risicocontour van de PR10-6/jaar contour als gevolg van een wijziging in die risicovolle inrichting kleiner is geworden.

Alvorens toepassing te verlenen aan het bepaalde in lid 36.2.2 onder a of b winnen burgemeester en wethouders advies in bij de Veiligheidsregio.

36.3 Veiligheidszone - gasreduceerstation     

36.3.1 Veiligheidszone - gasreduceerstation     

Binnen de aanduiding 'Veiligheidszone - gasreduceerstation' zijn geen nieuwe beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten toegestaan.

36.3.2 Afwijken     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 36.3.1 mits:

  1. het een beperkt kwetsbaar object betreft, en;
  2. deze niet ligt binnen de afstand genoemd in onderstaande tabel, in de kolom "beperkt kwetsbaar". Deze afstand wordt gemeten vanaf het gasdrukmeet- en regelstation, en:
  3. de belangen en de veiligheid van het gasdrukmeet- en regelstation niet worden geschaad, en;
  4. vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

verplicht

36.4 Veiligheidszone - invloedsgebied     

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - invloedsgebied' zijn geen nieuwe gebouwen toegestaan die zijn bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van groepen verminderd zelfredzame personen. Daartoe behoren in ieder geval (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen, basisscholen, sociale werkplaatsen, of gebouwen of gedeelten daarvan bestemd voor dagopvang van minderjarigen. Het wijzigen van bestaande gebouwen voor het gebruik voor verminderd zelfredzame personen is eveneens niet toegestaan.

36.5 Veiligheidszone - hoogspanningsverbinding     

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - hoogspanningsverbinding' zijn geen nieuwe functies (zoals woningen, scholen, kinderopvangplaatsen en ziekenhuizen) toegestaan waar kinderen langdurig kunnen verblijven.

36.6 Veiligheidszone - plasbrand aandachtsgebied     

Binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - plasbrand aandachtsgebied' zijn geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan. Daarnaast is wijziging van gebruik van beperkt kwetsbaar naar kwetsbaar niet toegestaan.

36.7 Wetgevingzone - wijzigingsgebied     

Het bevoegd gezag kan, gelet op het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het bestemmingsplan ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone-wijzigingsgebied' wijzigen door binnen de bestemming Wonen een bouwvlak op te nemen ten behoeve van het realiseren van woningen

onder de voorwaarden dat:

  1. aangesloten wordt bij de regels zoals opgenomen in artikel 23 'Wonen';
  2. bij het vaststellen van het wijzgingsplan wordt voldaan aan de voorkeurgrenswaarden conform de Wet geluidhinder, danwel dat er voor de woningen een hogere waarde is vastgesteld;
  3. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  4. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu en de stedenbouwkundige structuur ontstaan;
  5. de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed.

Artikel 37 Algemene afwijkingsregels     

37.1 Binnenplans afwijken     

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie-1 geen gebruik kan worden gemaakt van deze afwijkingsbevoegdheid voor zover het betreft afwijking ten behoeve van het overschrijden van de voorgevelrooilijnen, de bestaande goot- en bouwhoogte of de bestaande dakhelling;
  2. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 10 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen 2 m is;
  3. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten 20 m is.
  4. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de aanduiding 'bouwvlak' wordt overschreden met maximaal 40 cm ten behoeve van gevelisolatie om energie te besparen;
  5. de regels ten aanzien van de realisatie van gebouwen ten behoeve van het opwekken van duurzame energie en toestaan dat de maximum oppervlakte wordt vergroot tot maximaal 100 m2.

Artikel 38 Overige regels     

38.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren     

  1. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, staat vast dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de beleidsregels Nota Parkeernormen 2016 wordt gerealiseerd en in stand gehouden.
  2. Als de onder sub a bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.

38.2 Afwijken van parkeereis     

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 38.1 indien:

  1. uit een parkeerbalans blijkt dat meer of minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn;
  2. het voldoen aan de in lid 38.1 genoemde parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeerplaatsen wordt voorzien.

38.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in lid 38.1 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.

38.4 Verbod     

Het is verboden om in de bestaande situatie de gebruiksfunctie van gronden en/of gebouwen te wijzigen in een andere gebruiksfunctie passend binnen de bestemming met een toename van de autoparkeerbehoefte.

38.5 Afwijken     

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 38.4 indien:

  1. voldaan wordt aan het aantal te realiseren parkeerplaatsen conform de Nota Parkeernormen 2016;
  2. uit een parkeeronderzoek blijkt dat meer of minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn;
  3. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeerplaatsen wordt voorzien.

38.6 Voorwaarden voor afwijken     

Afwijken als bedoeld in lid 38.5 onder b en c is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van;

  1. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
  2. de woon- en leefsituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 39 Overgangsrecht     

39.1 Overgangsrecht bouwwerken     

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

39.2 Afwijken     

het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 39.1 veen omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 39.1 met maximaal 10%.

39.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken     

Lid 39.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

39.4 Overgangsrecht gebruik     

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

39.5 Strijdig gebruik     

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 39.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

39.6 Verboden gebruik     

Indien het gebruik, bedoeld in lid 39.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

39.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik     

Lid 39.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 40 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Tongelre buiten de Ring 2019.

Bijlagen bij de regels     

Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten     

Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels van het bestemmingsplan Tongelre buiten de Ring 2019

SBI-

code
Nr Omschrijving Afstanden in meters Cate-gorie
geur

stof geluid gevaar

grootste

afstand
10, 11 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
1032, 1039 0 Groente- en fruitconservenfabrireken:
1032, 1039 1 - jam 50 10 100 C 10 100 3.2
1032, 1039 2 - groente algemeen 50 10 100 C 10 100 3.2
1032, 1039 3 - met koolsoorten 100 10 100 C 10 100 3.2
1051 0 Zuivelproductenfabrieken:
1051 3 - melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 t/j 50 0 100 C 50 R 100 3.2
1052 1 Consumptie-ijsfabrieken p.o. > 200 m2 50 0 100 C 50 R 100 3.2
1052 2 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m2 10 0 30 0 30 2
1071 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1071 1 - v.c. < 7500 kg meel/week 30 10 30 C 10 30 2
1071 2 - v.c. >= 7500 kg meel/week 100 30 100 C 30 100 3.2
1072 Banket-, biscuit- en koekfabrieken 100 10 100 C 30 100 3.2
10821 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
10821 2 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m2 100 30 50 30 100 3.2
10821 3 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m2 30 10 30 10 30 2
10821 5 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden:

p.o. > 200 m2
100 30 50 30 R 100 3.2
10821 6 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden:

p.o. <= 200 m2
30 10 30 10 30 2
1073 Deegwarenfabrieken 50 30 10 10 50 3.1
1083 0 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1083 2 - theepakkerijen 100 10 30 10 100 3.2
1089 0 Soep- en soeparomafabrieken:
1089 1 - zonder poederdrogen 100 10 50 10 100 3.2
1102 t/m 1104 Vervaardiging van wijn, cider e.d. 10 0 30 C 0 30 2
1107 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 10 0 100 50 R 100 3.2
13 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
131 Bewerken en spinnen van textielvezels 10 50 100 30 100 3.2
132 0 Weven van textiel:
132 1 - aantal weefgetouwen < 50 10 10 100 0 100 3.2
133 Textielveredelingsbedrijven 50 0 50 10 50 3.1
139 Vervaardiging van textielwaren 10 0 50 10 50 3.1
139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 0 10 50 10 50 3.1
14 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
141 Vervaardiging kleding van leer 30 0 50 0 50 3.1
141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 10 10 30 10 30 2
142, 151 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 50 10 10 10 50 3.1
15 - VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN

(EXCL. KLEDING)
151 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 50 10 30 10 50D 3.1
152 Schoenenfabrieken 50 10 50 10 50 3.1
16 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
16101 Houtzagerijen 0 50 100 50 R 100 3.2
16102 0 Houtconserveringsbedrijven:
16102 2 - met zoutoplossingen 10 30 50 10 50 3.1
1621 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 100 30 100 10 100 3.2
162 0 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 0 30 100 0 100 3.2
162 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 0 30 50 0 50 3.1
162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 10 10 30 0 30 2
17 - VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
1712 0 Papier- en kartonfabrieken:
1712 1 - p.c. < 3 t/u 50 30 50 C 30 C 50 3.1
172 Papier- en kartonwarenfabrieken 30 30 100 C 30 R 100 3.2
17212 0 Golfkartonfabrieken:
17212 1 - p.c. < 3 t/u 30 30 100 C 30 R 100 3.2
17212 2 - p.c. >= 3 t/u 50 30 200 CZ 30 R 200 4.1
58 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE

VAN OPGENOMEN MEDIA
581 Uitgeverijen (kantoren) 0 0 10 0 10 1
1811 Drukkerijen van dagbladen 30 0 100 C 10 100 3.2
1812 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 30 0 100 10 100 3.2
18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 0 30 0 30 2
1814 A Grafische afwerking 0 0 10 0 10 1
1814 B Binderijen 30 0 30 0 30 2
1813 Grafische reproductie en zetten 30 0 10 10 30 2
1814 Overige grafische aktiviteiten 30 0 30 10 30D 2
182 Reproductiebedrijven opgenomen media 0 0 10 0 10 1
23 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
231 0 Glasfabrieken:
231 1 - glas en glasproducten, p.c. < 5.000 t/j 30 30 100 30 100 3.2
231 Glasbewerkingsbedrijven 10 30 50 10 50 3.1
232, 234 0 Aardewerkfabrieken:
232, 234 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 10 10 30 10 30 2
232, 234 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 30 50 100 30 100 3.2
23612 0 Kalkzandsteenfabrieken:
23612 1 - p.c. < 100.000 t/j 10 50 100 30 100 3.2
2362 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 50 50 100 30 100 3.2
2363, 2364 0 Betonmortelcentrales:
2363, 2364 1 - p.c. < 100 t/u 10 50 100 100 R 100 3.2
2365, 2369 0 Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips):
2365, 2369 1 - p.c. < 100 t/d 10 50 100 50 R 100 3.2
237 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
237 1 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m2 10 30 100 0 100 D 3.2
237 2 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m2 10 30 50 0 50 3.1
2391 Slijp- en polijstmiddelenfabrieken 10 30 50 10 50 D 3.1
2399 B0 Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol):
2399 C Minerale productenfabrieken n.e.g. 50 50 100 50 100 D 3.2
25, 31 - VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDDELEN)
255, 331 B Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. 50 30 100 30 100 D 3.2
255, 331 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 30 30 50 10 50 D 3.1
2561, 3311 0 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2561, 3311 1 - algemeen 50 50 100 50 100 3.2
2561, 3311 11 - metaalharden 30 50 100 50 100 D 3.2
2561, 3311 12 - lakspuiten en moffelen 100 30 100 50 R 100 D 3.2
2561, 3311 2 - scoperen (opspuiten van zink) 50 50 100 30 R 100 D 3.2
2561, 3311 3 - thermisch verzinken 100 50 100 50 100 3.2
2561, 3311 4 - thermisch vertinnen 100 50 100 50 100 3.2
2561, 3311 5 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 30 50 100 30 100 3.2
2561, 3311 6 - anodiseren, eloxeren 50 10 100 30 100 3.2
2561, 3311 7 - chemische oppervlaktebehandeling 50 10 100 30 100 3.2
2561, 3311 8 - emailleren 100 50 100 50 R 100 3.2
2561, 3311 9 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen e.d.) 30 30 100 50 100 3.2
2562, 3311 1 Overige metaalbewerkende industrie 10 30 100 30 100 D 3.2
2562, 3311 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m2 10 30 50 10 50 D 3.1
269, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 30 30 100 30 100 3.2
259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig p.o. < 200 m2 30 30 50 10 50 3.1
27, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
27, 28, 33 0 Machine- en apparatenfabrieken:
27, 28, 33 1 - p.o. < 2.000 m2 30 30 100 30 100 D 3.2
26, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken 30 10 30 10 30 2
26, 33 - VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
261, 263, 264, 331 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. 30 0 50 30 50 D 3.1
2612 Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 10 50 30 50 3.1
26, 32, 33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. 30 0 30 0 30 2
29 - VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
293 Auto-onderdelenfabrieken 30 10 100 30 R 100 3.2
30 - VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN

(EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
301, 3315 0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
301, 3315 1 - houten schepen 30 30 50 10 50 3.1
301, 3315 2 - kunststof schepen 100 50 100 50 R 100 3.2
301, 3315 3 - metalen schepen < 25 m 50 100 200 30 200 4.1
303, 3316 0 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
303, 3316 1 - zonder proefdraaien motoren 50 30 200 30 200 4.1
309 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 30 10 100 30 R 100 3.2
3099 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 30 30 100 30 100 D 3.2
31 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
310 1 Meubelfabrieken 50 50 100 30 100 D 3.2
9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 0 10 10 0 10 1
321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 10 10 10 30 2
322 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 30 10 30 2
323 Sportartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1
324 Speelgoedartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1
32991 Sociale werkvoorziening 0 30 30 0 30 2
32999 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 30 10 50 30 50 D 3.1
35 - PRODUCTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
35 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
35 C1 - < 10 MVA 0 0 30 C 10 30 2
35 C2 - 10 - 100 MVA 0 0 50 C 30 50 3.1
35 C3 - 100 - 200 MVA 0 0 100C 50 100 3.2
35 D0 Gasdistributiebedrijven:
35 D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties, cat. A 0 0 10 C 10 10 1
35 D4 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C 0 0 30 C 10 30 2
35 D5 - gasontvang- en verdeelstations, cat. D 0 0 50C 50 R 50 3.1
35 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
35 E1 - stadsverwarming 30 10 100 C 50 100 3.2
35 E2 - blokverwarming 10 0 30 C 10 30 2
36 - WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER
36 A0 Waterwinning-/bereiding bedrijven:
36 A2 - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling 10 0 50 C 30 50 3.1
36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
36 B1 - < 1 MW 0 0 30 C 10 30 2
36 B2 - 1 - 15 MW 0 0 100 C 10 100 3.2
41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID
41, 42, 43 0 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m2 10 30 100 10 100 3.2
41, 42, 43 1 - bouwbedrijven algemeen: b.o <= 2.000 m2 10 30 50 10 50 3.1
41, 42, 43 2 Aannemersbedrijven met werkplaats:

b.o. > 1000 m2
10 30 50 10 50 3.1
41, 42, 43 3 - aannemersbedrijven met werkplaats:

b.o. < 1000 m2
0 10 30 10 30 2
45, 47 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTOR- FIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
451, 452, 454 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 10 0 30 10 30 2
451 Groothandel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) 10 10 100 10 100 3.2
45204 A Autoplaatwerkerijen 10 30 100 10 100 3.2
45204 B Autobeklederijen 0 0 10 10 10 1
45204 C Autospuitinrichtingen 50 30 30 30 R 50 3.1
45205 Autowasserijen 10 0 30 0 30 2
453 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accesoires 0 0 30 10 30 2
46 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
461 Handelsbemiddeling (kantoren) 0 0 10 0 10 1
4621 0 Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders 30 30 50 30 R 50 3.1
4622 Groothandel in bloemen en planten 10 10 30 0 30 2
4623 Groothandel in levende dieren 50 10 100 C 0 100 3.2
4624 Groothandel in huiden, vellen en leder 50 0 30 0 50 3.1
46217, 4631 Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 30 10 30 50 R 50 3.1
4632, 4633 Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsolieën 10 0 30 50 R 50 3.1
4634 Groothandel in dranken 0 0 30 0 30 2
4635 Groothandel in tabaksproducten 10 0 30 0 30 2
4636 Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk 10 10 30 0 30 2
4637 Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen 30 10 30 0 30 2
4638, 4639 Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen 10 10 30 10 30 2
464, 46733 Groothandel in overige consumentenartikelen 10 10 30 10 30 2
46713 Groothandel in minerale olieproducten (excl. brandstoffen) 100 0 30 50 100 3.2
46722, 46723 Groothandel in metalen en -halffabrikaten 0 10 100 10 100 3.2
4673 0 Groothandel in hout en bouwmaterialen:
4673 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m2 0 10 50 10 50 3.1
4673 2 - algemeen: b.o. <= 2.000 m2 0 10 30 10 30 2
46735 4 zand en grind:
46735 5 - algemeen: b.o. > 200 m2 0 30 100 0 100 3.2
46735 6 - algemeen: b.o. <= 200 m2 0 10 30 0 30 2
4674 0 Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
4674 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m2 0 0 50 10 50 3.1
4674 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m2 0 0 30 0 30 2
46751 Groothandel in chemische producten 50 10 30 100 R 100 D 3.2
46752 Groothandel in kunstmeststoffen 30 30 30 30 R 30 2
4676 Groothandel in overige intermediaire goederen 10 10 30 10 30 2
4677 0 Autosloperijen: b.o. > 1000 m2 10 30 100 30 100 3.2
4677 1 - autosloperijen: b.o. <= 1000 m2 10 10 50 10 50 3.1
4677 0 Overige groothandel in afval en schroot:

b.o. > 1000 m2
10 30 100 10 100 D 3.2
4677 1 - overige groothandel in afval en schroot:

b.o. <= 1000 m2
10 10 50 10 50 3.1
466 0 Groothandel in machines en apparaten:
466 1 - machines voor de bouwnijverheid 0 10 100 10 100 3.2
466 2 - overige 0 10 50 0 50 3.1
466, 469 Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.) 0 0 30 0 30 2
47 - DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
952 Reparatie t.b.v. partuculieren (excl. auto's en motorfietsen) 0 0 10 10 10 1
55 - LOGIES, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
5629 Kantines 10 0 10 C 10 10 D 1
562 Cateringbedrijven 10 0 30 C 10 30 2
49 - VERVOER OVER LAND
493 Taxibedrijven 0 0 30 C 0 30 2
494 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m2 0 0 100 C 30 100 3.2
494 1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. <= 1000 m2 0 0 50 C 30 50 3.1
495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 0 0 30 C 10 30 D 2
50, 51 - VERVOER OVER WATER/DOOR DE LUCHT
50, 51 A Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 0 0 10 0 10 1
52 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
52109 B Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 0 0 30 C 10 30 2
5221 1 Autoparkeerterreinen, parkeergarages 10 0 30 C 0 30 2
5221 2 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 10 0 100 C 30 100 3.2
5222 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 0 0 10 0 10 1
791 Reisorganisaties 0 0 10 0 10 1
5229 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 0 0 10 0 10 D 1
53 - POST EN TELECOMMUNICATIE
531, 532 Post- en koeriersdiensten 0 0 30 C 0 30 2
61 A Telecommunicatiebedrijven 0 0 10 C 0 10 1
61 B0 Zendinstallaties:
61 B1 - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) 0 0 0 C 100 100 3.2
61 B2 - FM en TV 0 0 0 C 10 10 1
61 B3 - GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwergunningplichtig) 0 0 0 C 10 10 1
64, 65, 66 - FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGS-

WEZEN
64, 65, 66 A Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen 0 0 10 C 0 10 1
41, 68 - VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED
41, 68 A Verhuur van en handel in onroerend goed 0 0 10 0 10 1
77 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
7711 Personenautoverhuurbedrijven 10 0 30 10 30 2
7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 10 0 50 10 50 D 3.1
773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 10 0 50 10 50 D 3.1
772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 10 10 30 10 30 D 2
62 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
62 A Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 0 0 10 0 10 1
58, 63 B Datacentra 0 0 30 C 0 30 2
72 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
721 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 30 10 30 30 R 30 2
722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 0 0 10 0 10 1
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 A Overige zakelijke dienstverlening, kantoren 0 0 10 0 10 D 1
812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 10 30 30 50 D 3.1
74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30 C 10 30 2
82992 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. 0 0 10 0 10 1
37, 38, 39 - MILIEUDIENSTVERLENING
381 A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 50 30 50 10 50 3.1
381 B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 30 30 50 30 R 50 3.1
381 C Vuiloverslagstations 200 200 300 30 300 4.2
382 A0 Afvalverwerkingsbedrijven:
382 A2 - kabelbranderijen 100 50 30 10 100 3.2
382 A4 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 50 10 30 10 50 3.1
382 A5 - oplosmiddelterugwinning 100 0 10 30 R 100 D 3.2
382 A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 10 10 30 30 R 30 2
96 - OVERIGE DIENSTVERLENING
96011 A Wasserijen en strijkinrichtingen 30 0 50 C 30 50 3.1
96011 B Tapijtreinigingsbedrijven 30 0 50 30 50 3.1
96012 Chemische wasserijen en ververijen 30 0 30 30 R 30 2
96013 A Wasverzendinrichtingen 0 0 30 0 30 2
96013 B Wasserettes, wassalons 0 0 10 0 10 1
9602 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten 0 0 10 0 10 1
9603 0 Begrafenisondernemingen:
9603 1 - uitvaartcentra 0 0 10 0 10 1
9313, 9604 Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden 10 0 30 C 0 30 2
9609 A Dierenasiels en -pensions 30 0 100 C 0 100 3.2
9609 B Persoonlijke dienstverlening n.e.g. 0 0 10 C 0 10 D 1