Prinsejagt-Driehoeksbos 2019    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Aanleiding     

Naar verwachting treedt op 1 januari 2021 de Omgevingswet in werking. Eindhoven heeft ervoor gekozen om alle bestemmingsplannen op dat moment actueel en digitaal raadpleegbaar te hebben. Het bestemmingsplan voor het de buurten Prinsejagt en Driehoeksbos is op 21 december 2007 onherroepelijk geworden. Om die reden is actualisatie van dit bestemmingsplan nu aan de orde.

Het bestemmingsplan "Prinsejagt-Driehoeksbos 2019" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding (plankaart) met de daarbij behorende regels. Bij het bestemmingsplan is een toelichting gevoegd. In de toelichting wordt aangegeven waarom het bestemmingsplan is opgesteld en welke afwegingen hebben plaatsgevonden in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Naast de digitale versie is er tevens een papieren versie van het bestemmingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend.

1.2 Het plangebied     

Het plangebied betreft dat deel van het stadsdeel Woensel Noord dat aan de westkant wordt begrensd door de Boschdijk en aan de oostkant wordt begrensd door de Huizingalaan en de sportvelden aan de Vijfkamplaan. Het plangebied wordt in het noorden begrensd door de Marathonloop. In het zuiden wordt het plangebied begrensd door de 1e Lieven de Keylaan.

verplicht

Plangebied

1.3 Voorgaande plannen     

Het bestemmingsplan "Prinsejagt-Driehoeksbos 2019" vervangt grotendeels het bestemmingsplan "Prinsejagt-Driehoeksbos 2004", vastgesteld door de raad op 6 juni 2006 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 9 januari 2007, nr. 1207901. Met de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 december 2007 is het bestemmingsplan onherroepelijk in werking getreden.

Het plan "Prinsejagt-Driehoeksbos 2019" vervangt tevens de volgende bestemmingsplannen:

  • V Driehoeksbos vastgesteld op 28 juni 2011 en op 27 augustus 2011 onherroepelijk in werking getreden.
  • I Prinsejagt-Driehoeksbos 2004 (parkeerplaats sauna), vastgesteld op 31 mei 2011 en op 6 augustus onherroepelijk in werking getreden.
  • II Prinsejagt-Driehoeksbos 2004 (sportaccommodatie voetbal), vastgesteld op 6 december 2011 en op 27 januari 2012 onherroepelijk in werking getreden.
  • III Prinsejagt-Driehoeksbos 2004 (VMBO), vastgesteld op 22 mei 2012 en op 20 juli 2012 onherroepelijk in werking getreden.
  • IV Prinsejagt-Driehoeksbos 2004 (Gerretsonlaan), vastgesteld op 22 september 2015 en op 20 november 2015 onherroepelijk in werking getreden.
  • V Prinsejagt - Driehoeksbos 2004 (De Korenaar), gewijzigd vastgesteld op 20 december 2016 en op 10 februari 2017 onherroepelijk in werking getreden
  • Barrier 2013, vastgesteld 1 oktober 2013 en op 11 november 2013 onherroepelijk in werking getreden.

1.4 Leeswijzer     

Deze toelichting bestaat uit 9 hoofdstukken. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2. Hierin is een beschrijving van het plangebied gegeven. Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden en de beleidskaders voor het opstellen van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in en een verantwoording van alle relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In deze paragraaf is beschreven op welke wijze rekening wordt gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is verwoord in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de handhaving van het bestemmingsplan. De financiƫle uitvoerbaarheid is verantwoord in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure, inclusief een paragraaf over de maatschappelijke uitvoerbaarheid )met name de resultaten van het gevoerde overleg en de samenspraak/inspraak).

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied     

2.1 Historisch perspectief     

Op 1 januari 1920 annexeerde Eindhoven de omliggende gemeenten Gestel & Blaarthem, Stratum, Strijp, Tongelre en Woensel. Woensel wordt al in 1107 vermeld; de kerk werd toen bediend door het klooster van Sint-Truiden in Belgie. Opgravingen van de stadsarcheoloog tonen aan, dat die kerk waarschijnlijk ongeveer op de plaats van de Oude Toren heeft gestaan en dat bij die kerk een woonkern lag. Aangenomen wordt dat het eerste deel van de naam Woensel is afgeleid van Wodan, een Germaans-Frankische afgod. Het tweede deel zou een verbastering zijn van sala (=huis) of loo (=bos). Er zijn meer oude namen in Woensel bewaard gebleven. De wijk Ontginning, die het gebied van Driehoeksbos en Prinsejagt tot Vlokhoven omvat herinnert aan de grote heidevlakte die hier lag en vanaf de 19e eeuw werd ontgonnen. Prinsejagt en Driehoeksbos werden begrensd door de Boschdijk en de oude weg naar het noorden, de Oude Bosschebaan. Dwars over de heide liep een zandweg, waarvan de huidige Jacob van Campenweg een laatste overblijfsel is. De weg voerde van de Woenselse schuurkerk aan de Woenselsestraat naar de schuurkerk in Acht. Prinsejagt kreeg vanaf de 19e eeuw voor een groot deel een agrarische bestemming. Toen het gebied in de naoorlogse jaren werd bebouwd, werd de buurt genoemd naar een oude boerderij in de tegenwoordige Achtse Barrier, die in verband met de stadsuitbreiding moest worden gesloopt. Deze hoeve wordt al in de 18e eeuw genoemd. Driehoeksbos herinnert aan het naaldbos dat op dit deel van de ontginning werd geplant. Het naaldhout werd in de kolenmijnen gebruikt om de gangen te sluiten. Een groot perceel van het bos had een driehoekige vorm, vandaar de naam. Het oude Woensel kende geen echt centrum, maar bestond uit een aantal gehuchten, die dikwijls aan een doorgaande weg lagen, zoals de Lijmbeekstraat, de inmiddels verdwenen Broekseweg, die vanuit Eindhoven aansloot op de Eckartseweg-Zuid en de Frankrijkstraat en haar verlengde. Naast de oude weg naar 's-Hertogenbosch lagen in het gebied van de huidige Achtse Barrier enkele verspreide boerderijen. Toen het aantal inwoners in de 19e en 20 eeuw toenam, vond nieuwe bebouwing plaats (lintbebouwing). Daarachter en daartussen strekten zich een landelijk gebied met akkers, weilanden, bossen en heidevelden Vanaf het einde van de eeuw ontstond nog een nieuwe woonkern rondom de Sint-Petruskerk. Deze kerk was de opvolger van de kerk bij de Oude Toren. Ze was geprojecteerd midden in een nog leeg gebied. Bij de kerk verrees een pastorie en een klooster met een school en een bejaardenhuis. Later bouwde de gemeente er tegenover een nieuw gemeentehuis. Langzaam ontstond zo een nieuw gehucht. Aansluitend werd in het begin van de 20e eeuw in de bestaande splitsing van de Kruisstraat in de Van Brakelstraat en de Kloosterdreef een nieuw marktplein aangelegd, de Woenselse Markt. Ook in de andere randgemeenten van het oude Eindhoven vond de bebouwing hoofdzakelijk plaats langs de oude uitvalswegen. Kort voor 1920 ontwierpen de architecten Cuypers en Kooken een uitbreidingsplan voor heel Groot-Eindhoven, waarbij zij ook aandacht schonken aan het ertussen liggende open gebied. Onder meer door een stelsel van rondwegen trachtten zij de verbindingen tussen de latere stadsdelen te verbeteren en de verkeersproblemen op te lossen.

Ook schiepen zij ruimte voor stedelijke voorzieningen als parken en zwembaden. Latere gemeentelijke uitbreidingsplannen bouwden op hun plan voort. Intussen was in Woensel binnen de ring al voor 1920 een moderne woonwijk opgetrokken langs de Hemelrijken e.o., die zich uitstrekte tot de Pastoriestraat. In de jaren twintig werd ook buiten de ring gebouwd, maar in het gebied van het latere Prinsejagt en Driehoeksbos alleen langs en in de buurt van de Boschdijk en de 1e Lieven de Keylaan. Tijdens het beruchte bombardement op 6 december 1942 werden in het centrum de Demer en in Woensel de aansluitende Fellenoord voor een groot deel verwoest. De stad greep haar kans om in het lege gebied van de Fellenoord een (half)hoogspoor aan te leggen. Daarbij bleef het echter niet. Ook een groot deel van het aangrenzende gebied werd in de volgende jaren gesloopt en kreeg een geheel nieuw structuur. Daarin werd ook een nieuwe uitvalsweg bedoeld. Toen bleek dat de povincie hier niet mee wilde instemmen, werd op het einde van de weg een winkelcentrum aangelegd. Omdat nog niet bekend was waar de nieuwe weg wel zou komen, concentreerde de nieuwe woningbouw zich in deze tijd in het westen van het stadsdeel, onder meer langs de Dr. Berlagelaan, de voormalige Oude Bosschebaan. Ook Prinsejagt werd al snel gebouwd. Na het gereedkomen van de J.F.Kennedylaan verlengde de bouwactiviteiten zich naar het oostelijk deel van het stadsdeel. Driehoeksbos kwam pas veel later onder de truifel.

2.2 Stedenbouwkundige structuur     

Opbouw

Het stadsdeel Woensel is een van de vijf lobben die rond het centrum van Eindhoven zijn ontwikkeld. Deze lobben zijn te vergelijken met een bloem waarvan de blaadjes (de lobben) rondom het hart (het centrum) zijn geformeerd. De scheiding tussen de lobben is duidelijk waarneembaar en worden gevormd door groengebieden of bedrijfsterreinen. Voor Woensel wordt de scheiding tussen de lobben gevormd door de westelijk en oostelijk gelegen groengebieden die vanuit het buitengebied lopen tot aan de Ring. De structuur van het stadsdeel Woensel wordt bepaald door de radiale- en tangentstructuur van Eindhoven. De radialen verdelen Woensel als het ware in 'taartpunten' en worden gevormd door de toegangswegen naar het centrum van Eindhoven zoals de John F. Kennedylaan, de Huizingalaan, de Dr. Cuyperslaan en de Boschdijk. De taartpunten worden doorsneden door zogenaamde ringwegen waarvan de Ring de belangrijkste is. De ringwegen verbinden de radiale wegen, die als spaken in een wiel naar het centrum lopen. Belangrijke ringwegen, naast de reeds genoemde Ring, zijn: Marathonloop-Hondsruglaan-Tempellaan en 1e Lieven De Keylaan-Winston Churchillaan- Sterrenlaan.



Woensel-Noord is overwegend een woongebied met meer dan 27.000 woningen waar ruim 30% van de totale Eindhovense bevolking woont. Het plangebied is qua vorm een heldere weergave van de ringen- en radialenstructuur en wordt begrensd door de radialen Boschdijk en Huizingalaan en de ringen Marathonloop en 1e en 2e Lieven De Keylaan. Binnen dit rechthoekige gebied liggen 2 buurten: Driehoeksbos en Prinsejagt.

De woongebieden die geĆÆnspireerd zijn op de ideeĆ«n van het Nieuwe Bouwen zijn veelal in de jaren '60 en '70 gerealiseerd. Kenmerkend voor de opbouw van deze gebieden is de duidelijke functiescheiding tussen wonen, werken, winkelen, groen en verkeer. In het verkeerssysteem is een duidelijke hiĆ«rarchie aanwezig in ontsluitingswegen, woonstraten en autovrije zones. Binnen de gebieden is vaak sprake van strokenverkaveling en hofverkaveling waarbij parkeren wordt geconcentreerd en autovrije woonstraten ontstaan. De gebouwen en gebouwencomplexen bestaan uit eenvoudige, rechthoekige bouwblokken die als abstracte composities in de open ruimte zijn geplaatst. Herhalingen van gelijke complexen, ook wel 'stempels' genoemd, treden op. Deze stempels zijn veelal opgebouwd uit een mix van verschillende woningtypes zoals vrijstaande woningen, rijenhuizen en flatgebouwen waarbij de hogere bouwmassa's aan de randen zijn geplaatst met laagbouwcomplexen daartussen. Wijkvoorzieningen zijn geaccentueerd door middel van middelhoogbouw. In de gebieden is veel open ruimte voor verkeer, groen en waterpartijen.

De industriƫle bouwmethoden bepalen het uiterlijk van de architectuur. Soms liggen geprefabriceerde bouwdelen en zelfs betonskeletten in het zicht. Veel rijtjeshuizen zijn voorzien van een langskap en in de vrije sectorclusters zijn vooral semi-bungalows gebouwd in traditionele stijl vrijstaand, ƩƩn tot twee bouwlagen met kap. Bij oudere flatgebouwen is veel aandacht besteed aan de plasticiteit van de gevel, detaillering en ornamentering, wat bijvoorbeeld naar voren komt in de uitwerking van portieken, dakranden en balkons.

Verkeersstructuur

Woensel-Noord heeft een goede externe en interne ontsluitingsstructuur. Er is een goede aansluiting op het rijkswegennet. Door het in gebruik nemen van de A50 langs Son en Breugel is de bereikbaarheid verder verbeterd. Een deel van de verkeersdruk in Woensel-Noord is door de ingebruikneming van de A50 afgenomen. Woensel-Noord is typisch een stadsdeel dat ontworpen is voor het autoverkeer. Bijna alle buurten en bedrijventerreinen liggen in de nabijheid van rijkswegen en/of gebiedsontsluitingswegen. Hierdoor is de autobereikbaarheid bijzonder goed.

Woensel-Noord wordt doorkruist door een uitgebreid fietsnetwerk waardoor ook de bedrijventerreinen per fiets goed bereikbaar zijn. Dit geldt ook voor de verschillende winkelcentra. Ook de aanwezigheid van een aantal non-stop fietsroutes, aansluiting op stedelijke fietsroutes en de aanwezigheid van openbaar vervoerslijnen dragen bij aan een goede bereikbaarheid van Woensel-Noord. Wel dient aangetekend te worden dat in de oostwestrichting de verbinding van het openbaar vervoer tussen de buurten onvoldoende is of ontbreekt.

Groen en water

De groenstructuur van het plangebied is een wezenlijk element en wordt bepaald door groene zones, groene aders en solitaire groenelementen. Zij bepalen voor een belangrijk deel de kwaliteit van het woongebied. De groene aders die door het gebied lopen geven een sterke groenimpressie en leggen een ruimtelijke relatie tussen de groene zones en andere groengebieden. Deze groenstructuur wordt aangevuld met solitaire groenelementen zoals groenpleinen en kleine buurtparkjes. Het is van belang dat deze ruimtelijke samenhang van de verschillende groengebieden behouden blijft. Verstoring door het bebouwen van de groenelementen tast ook de stedenbouwkundige opzet van het plangebied aan.

Naast de groene hofjes, plantsoenen en groene radialen is de begraafplaats aan het Albertpad en het sportparkconcentratiegebied Eindhoven Noord van groot belang voor het groene karakter van het plangebied. De groene zone ter plaatse van de hoogspanningsverbinding en het park in de zuidoostkant van het plangebied zijn van belang voor het groen in de wijk. De ruimtelijke samenhang van de verschillende groenstructuren is hier waarneembaar. Ter hoogte van het hoogspanningstracƩ is een ecologische verbindingszone aangewezen.

2.3 De buurten     

Het plangebied Prinsejagt bestaat uit een tweetal buurten: Driehoeksbos en Prinsejagt. Hieronder is per buurt een korte toelichting/beschrijving gegeven.

verplicht

Indeling buurten

Driehoeksbos (511)

Een paar jaar geleden was de buurt nog een ontwikkelingslocatie voor nieuwbouw. In 1998 en 1999 zijn in totaal zo'n 200 eengezinswoningen gebouwd en opgeleverd hetgeen de helft is van het totale woningbestand in de buurt.

Qua voorzieningen moet deze buurt zich richten op de Achtse Barrier of op Jagershoef. Een groot deel van het gebied wordt ingenomen door het gemeentelijk sportpark Woensel.

Het sportpark Woensel (sportpark Eindhoven-Noord) is een gebied waar, naast het ir. Otten-zwembad en diverse sportvelden, commerciƫle sport en recreatieactiviteiten te vinden zijn. Hierdoor biedt het park volop mogelijkheden om in te spelen op de toenemende vraag naar vrijetijdsbesteding. Daarbij is het sportpark aangewezen als pilot voor het ontwikkelen van een Civic-center in Eindhoven. Dit houdt in dat aan de sportfunctie van deze locatie meerdere maatschappelijke functies worden gekoppeld. Het gebied moet een grootschalige ontmoetingsplek nieuwe stijl worden dat in Eindhoven-Noord als centrale ontmoetings- en activiteitenplek gaat functioneren voor individuen en in groepen georganiseerde wijkbewoners enerzijds en voor speciale gebruikersgroepen, recreanten anderzijds.

verplicht

verplicht

Prinsejagt (512)

Prinsejagt is een buurt die voornamelijk is gebouwd in de periode 1945-1969. Slechts ca. 150 woningen zijn voor 1945 gebouwd en ca. 700 na 1970. Het westelijk deel (het oudere deel) heeft een duidelijk accent op huurwoningen; in het oostelijk deel (uit de jaren zestig) ligt het accent op koopwoningen. De buurt is een rustige en gewilde woonwijk met een gunstige ligging tussen groen en de nabijheid van winkels waaronder het stadsdeelwinkelcentrum Woensel. De buurt is typisch een voorbeeld van het Nieuwe Bouwen hetgeen duidelijk te zien is door de aanwezige functiescheiding tussen wonen, werken, winkelen, groen en verkeer. Ook is een duidelijke hiƫrarchie aanwezig in ontsluitingswegen en woonstraten en is er sprake van strokenverkaveling en hofverkaveling waarbij parkeren wordt geconcentreerd.

verplicht verplicht

De gebouwen en gebouwencomplexen bestaan uit eenvoudige, rechthoekige bouwblokken en zijn opgebouwd uit een mix van verschillende woningtypes zoals vrijstaande woningen, rijenhuizen en flatgebouwen. Wijkvoorzieningen in de vorm van winkelstrips, zoals aan de Nijhofflaan en Pieter Huijssensweg, zijn geaccentueerd door middel van middelhoogbouw. In de gebieden is veel open ruimte voor verkeer en groen.

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, randvoorwaarden en beleidskader     

3.1 Inleiding     

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Verantwoord wordt dat de voorgenomen ontwikkeling past in het (toekomstig) ruimtelijk beleid. Er wordt geen complete samenvatting gegeven van alle beleidsaspecten. Uitsluitend de relevante beleidskaders voor het plangebied zijn in dit hoofdstuk weergegeven en verantwoord.

3.2 Rijksbeleid     

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)     

In de definitieve Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. Het Rijk zet twee zaken helder neer: een kader voor prioritering van investeringen om Nederland in beweging te krijgen en een selectief ruimtelijk beleid dat meer loslaat en overlaat aan provincies en gemeenten.

Het is de uitdaging om Nederland in de wereldeconomie van de toekomst concurrerend te houden. Dat betekent dat onze stedelijke regio's en netwerken versterkt moeten worden door de kwaliteit voor de leefomgeving te verbeteren, hoogwaardige en klimaatbestendige woon- en werkmilieus te realiseren, de bereikbaarheid te verbeteren en de mobiliteit te verduurzamen, maatregelen te treffen ten behoeve van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimte te maken voor de noodzakelijke transitie naar duurzame energie.

Het Rijk onderscheidt 13 nationale belangen in de SVIR. Daarnaast kiest ze nadrukkelijk voor een vereenvoudiging van de regelgeving en brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degenen die het aangaat: burgers en bedrijven. Zo beƫindigt het Rijk zijn rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones, binnenstedelijk bouwen, landsbrede verstedelijkingsafspraken, sport- en recreatievoorzieningen.

Het Rijk vindt de stedelijke regio's rond de Mainports (Rotterdam en Amsterdam), de Brainport, greenports en de valleys van nationaal belang (nationaal belang 1).

De gebiedsontwikkeling Brainport Avenue is van nationaal belang. In de SVIR wordt Brainport Zuid-Oost Nederland beschouwd als de belangrijkste toptechnologieregio van ons land.Het centrum van deze Brainport is gelegen in Eindhoven met o.a. High-tech systemen, medische technologie en automotive als belangrijkste thema's. Daarnaast zijn Chemelot in Sittard-Geleen als belangrijk chemie-cluster, het medische cluster in Maastricht en de greenport Venlo als cluster van agro-food, tuinbouw en logistiek belangrijk.

In de regio Eindhoven moeten vanwege de groei van het aantal huishoudens in de periode tot 2040 nog circa 40.000 woningen worden bijgebouwd en ook een kleine 30.000 woningen worden vervangen die niet meer voldoen aan de woonwensen. Het vestigingsklimaat voor (buitenlandse) bedrijven en kenniswerkers behoeft versterking met hoogwaardige woonmilieu's, stedelijke voorzieningen, voldoende aanbod van cultuur en sport en grensoverschrijdende verbindingen. Ook de diversiteit aan toegankelijke groengebieden rond de steden en een robuust netwerk voor natuur vormen voor deze regio een belangrijke vestigingsfactor.

Het bestemmingsplan Prinsejagt-Driehoeksbos 2016, dat een actualisatieplan is, past binnen de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

3.2.2 Realisatie     

Uitgangspunt bij het realiseren van de doelstellingen is een integrale, regionaal-specifieke aanpak, waarmee investeringen en ander rijksinstrumentarium zo effectief en efficiƫnt mogelijk ingezet kunnen worden. Dat vraagt om een gedegen afweging van alle relevante belangen en goede afstemming en samenwerking tussen regio en Rijk. Over de rijksopgaven zullen op basis van de MIRT-gebiedsagenda's afspraken worden gemaakt.

De SVIR kent een realisatieparagraaf, waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten. Het Rijk heeft voor de realisatie van de nationale belangen de beschikking over de volgende vier instrumenten:

  • Kaders (gebiedsgerichte of thematische uitwerkingen van de SVIR, relevante wetgeving);
  • Bestuurlijke prestatieafspraken (bijvoorbeeld afspraken met provincies en gemeenten, internationale afspraken met overheden in buurlanden);
  • Financieel (bijvoorbeeld Infrastructuurfonds, Deltafonds);
  • Kennis (bijvoorbeeld inzetten van het College van Rijksadviseurs bij ruimtelijke ontwikkelingen, verspreiden van ā€œbest practicesā€).

Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van aard (beleidsmatig versus procesmatig).

  • Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit geeft de juridische kaders die nodig zijn om het geldende ruimtelijk rijksbeleid te borgen.
  • Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden. De ladder voor duurzame verstedelijking en de proceseisen voor goed ontwerp en aandacht voor de waterhuishouding (watertoets), het milieu en het cultureel erfgoed zijn allen geborgd in het Bro.

Nationaal belang 13 vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder van duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Bij nieuwe ruimtelijke besluiten (kantoorlocaties, woningbouwlocaties) moet in het bestemmingsplan worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik.

De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Bro. Daarin staat vermeld dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Onderhavig bestemmingsplan richt zich met name op het bestemmen van de bestaande situatie en het vastleggen van de bestaande functionele en ruimtelijke structuur. Van nieuwe stedelijke ontwikkeling is binnen het plangebied geen sprake. Het betreft hier een ruimtelijk besluit gericht op actualisatie. Een afweging conform de ladder van duurzame verstedelijking kan in dit geval achterwege blijven.

3.2.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)     

Naast de SVIR is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel AMvB Ruimte genoemd, van toepassing. Het besluit bevat regels ter borging van een aantal nationale belangen. Het gaat onder meer over rijksbelangen zoals rijksvaarwegen, zones buisleidingen, zones van hoogspanningsleidingen en militaire objecten.

Voor de regio Eindhoven is de 380 Kv hoogspanningsleiding van belang. Deze is gelegen in Eindhoven Noord en (deels) Oost. Daarnaast zijn de belangen van luchthaven Eindhoven geborgd. In het Barro en de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) zijn regels gegeven voor het militaire luchtvaartterrein en voor het daarbij behorende beperkingengebied (zie ook paragraaf 3.2.5 Luchthavenbesluit. Verder is in het Barro opgenomen dat de provinciale begrenzing van het Nationaal Natuurnetwerk (NNN) direct doorwerkt naar het bestemmingsplan. De gebieden die de NNN vormen worden bij provinciale verordening aangewezen (zie ook paragraaf Verordening ruimte Noord-Brabant). Daarmee is de NNN een provinciaal belang geworden.

3.2.4 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro)     

In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) zijn de terreinen, gebieden en installaties zoals bedoeld in het Barro, aangewezen. Voor onderhavig gebied is het obstakelbeheergebied behorende bij het luchtvaartterrein relevant. Dit gebied is op onderstaande kaart aangegeven. In paragraaf 3.2.5 wordt ingegaan op de beperkingengebieden.

verplicht kaart militair luchtvaartterrein ā€“ Vliegbasis Eindhoven (bijlage 3.4 Rarro)

Bron: http://wetten.overheid.nl

3.2.5 Luchthavenbesluit     

In 2009 is de Wet luchtvaart gewijzigd. Naar aanleiding hiervan is een nieuw luchthavenbesluit voor Eindhoven vastgesteld. Dit is op 26 september 2014 vastgesteld en met ingang van 1 november 2014 in werking getreden. In het luchthavenbesluit is het luchthavengebied, de gebruiksmogelijkheden en het beperkingengebied vastgelegd. Voor het bestemmingsplan is vooral het beperkingengebied van belang.

Het beperkingengebied bestaat uit:

  1. de geluidszone: dit is de weergave van de geluidsbelasting van het gezamenlijke luchtverkeer (hier wordt in paragraaf 4.2.5 op ingegaan). Binnen deze zone gelden regels voor het bouwen van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen.
  2. de obstakelbeheergebieden: hier gelden maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten.
  3. het vogelbeheersgebied: binnen dit gebied gelden regels voor een bestemming of gebruik dat vogels aantrekt.

Omdat de beperkingen met betrekking tot de geluidszone voor dit plangebied niet aan de orde is, wordt hieronder alleen ingegaan op de obstakelbeheergebieden en het vogelbeheersgebied.

verplicht

Kaart beperkingengebied. Bron: Bijlage 2 bij het Luchthavenbesluit Eindhoven, d.d. 18-09-2017.

De obstakelbeheergebieden

Met de obstakelbeheergebieden wordt geregeld tot welke hoogte gebouwen en bouwwerken gebouwd mogen worden. Dit is om gevaar voor het vliegverkeer op en rondom de luchthaven te voorkomen. De toegestane hoogten worden bepaald door de vliegfunnel, de IHCS en de ILS.

Vliegfunnel

De vliegfunnel wordt bepaald door de start- en landingsbaan en het verlengde daarvan. Hier gelden beperkingen ten aanzien van het oprichten van obstakels. Het plangebied ligt niet binnen de contouren van de vliegfunnel. Ten aanzien hervan gelden er geen beperkingen.

IHCS

Het IHCS (Inner Horizontal and Conical Surface) is bedoeld om vliegtuigen die in het circuit vliegen (circuitverkeer), voorafgaand aan de landing, te beschermen tegen hoge objecten. Het betreft een zone van 4 km rond de landingsbaan waar maximaal 44 meter hoog mag worden gebouwd. Buiten deze zone gaat de maximaal toegestane bouwhoogte geleidelijk omhoog. Binnen het plangebied loopt deze hoogte op van148 naar 166 meter. Er zijn geen obstakels die gelijk of hoger zijn dan deze maximaal toegestane hoogte. In het plangebied is bovendien niet voorzien in nieuwe ontwikkelingen.



Ten aanzien van de vliegfunnel en het IHCS zijn er geen beperkingen voor het plangebied van het bestemmingsplan.

verplicht

Kaart obstakelbeheergebieden voor de vliegfunnel en IHCS

ILS Daarnaast beschikt de Luchthaven over een Instrument Landing System (ILS). Dit wordt gebruikt om een landing in verminderde weersomstandigheden mogelijk te maken. Voor een goed functioneren van het ILS geldt dat een gebied rondom de start- en landingsbaan geen verstoring mag opleveren. Daarom gelden ook in dit gebied beperkingen ten aanzien van de bouwhoogten van gebouwen en bouwwerken (zie onderstaande afbeelding).

verplicht

Kaart ILS-verstoringsgebied

Het plangebied is deels gesitueerd binnen het ILS-verstoringsgebied. Het deel van het gebied gelegen over het plangebied kent een hoogtebeperking oplopend van 80,3 naar 90.3 meter. In het plangebied zijn geen objecten met een dergelijke hoogte aanwezig. ook maakt het bestemmingsplan geen objecten met een dergelijke hoogte mogelijk. Hiermee is het bestemmingsplan geen beperking voor het ILS-verstoringsgebied.

Het vogelbeheersgebied

Binnen het vogelbeheersgebied gelden regels voor een bestemming of gebruik dat vogels aantrekt. In beginsel is een grondgebruik of bestemming binnen de volgende categorieƫn niet toegestaan:

  • oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare;
  • natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden;
  • vishouderijen met extramurale bassins;
  • extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal;
  • afvalwaterzuiveringsinstallaties.

verplicht

Kaart Vogelbeheersgebied



Aangezien van bovengenoemde categorieƫn grondgebruik/bestemming binnen het plangebied geen sprake is, gelden er ten aanzien daarvan ook geen beperkingen.

3.2.6 Bakens nabij luchthaven Eindhoven en radarverstoringsgebied vliegbasis Volkel     

Bakens

Op en nabij de luchthaven Eindhoven zijn bakens (zie figuur 3.1) aanwezig om de richting van het vliegverkeer (zowel horizontaal als verticaal) te kunnen volgen:

  • een VDF baken: Vertical Directional Finder. Dit is een hulpmiddel voor de luchtverkeersleiding om de richting te kunnen bepalen van het vliegtuig waarmee op dat moment wordt gecommuniceerd.
  • een NDB; Non Directional Beacon. Dit wordt door vliegtuigen gebruikt als navigatiehulpmiddel op luchtroutes. Het is een bakenzender die een radiosignaal uitzendt dat door een peilontvanger in het vliegtuig wordt opgevangen. Hierdoor wordt de richting van het signaal ten opzichte van het vliegtuig bepaald. Door de richting van twee verschillende bakens te peilen kan de piloot zijn/haar positie bepalen.

De toetsingsgebieden liggen niet over het plangebied.

verplicht

Figuur 3.1. Afbeelding hoogtebelemmeringen bakens nabij luchthaven Eindhoven. Blauwe lijnen= VDF. Rode lijnen= NDB.

Radarverstoringsgebied Volkel

Om het ongestoord functioneren van radar- en communicatie-apparatuur op de vliegbasis Volkel te waarborgen ligt er rond deze vliegbasis een cirkel met een straal van 50 nautische mijl (=27,8 km), gemeten vanaf de positie van de radar. Binnen dit radarverstoringsgebied moet voor ieder obstakel hoger dan 65 meter worden berekend of er verstoring van de radar optreedt. Onderhavig plangebied ligt binnen dit radarverstoringsgebied, doch gelet op de volgens het bestemmingsplan toegestane bouwhoogtes zijn er geen belemmeringen voor dit radarverstoringsgebied.

verplicht

Uitsnede uit kaart hoogtebelemmeringen als gevolg van luchthaven Eindhoven. Blauwe lijnen- arcering= radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel.

3.3 Provinciaal beleid     

3.3.1 Omgevingsvisie     

De Brabantse Omgevingsvisie 'De kwaliteit van Brabant' bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Op 14 december 2018 is de omgevingsvisie vastgesteld door Provinciale Staten. Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programmaā€™s. Daarmee wil Brabant op tijd klaar zijn voor de Omgevingswet wanneer deze in 2021 wordt ingevoerd.



In de Omgevingswet staan waarden als veiligheid, gezondheid en duurzame omgevingskwaliteit centraal. De Brabantse Omgevingsvisie voegt daar ambities aan toe voor vier hoofdopgaven: de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. Voor ieder van deze opgaven geeft de omgevingsvisie aan wat de ambities op lange termijn zijn: wat is er nodig om Brabant in 2050 een gezonde, veilige en prettige leefomgeving te laten zijn? Maar ook een concreet tussendoel: waar moeten we in 2030 op zijn minst staan om dat langetermijndoel te halen? De omgevingsvisie geeft ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.

3.3.2 Structuurvisie     

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De structuurvisie bestaat uit twee delen (A en B) en een uitwerking.

Deel A

Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem, met aandacht voor bescherming tegen hoogwater, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen en een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Aandacht wordt gevraagd voor sterke regionale economische clusters, (inter)nationale bereikbaarheid en knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden). De provincie realiseert haar doelen door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.

verplicht

Deel B

De ruimtelijke belangen en keuzes zijn in vier ruimtelijke structuren geordend. Deze vier ruimtelijke structuren worden in deel B beschreven en betreffen:

  1. de groenblauwe structuur
  2. het landelijk gebied
  3. de stedelijke structuur
  4. de infrastructuur

Onderhavig plangebied valt binnen de stedelijke structuur. Van de overige ruimtelijke structuren is hier geen sprake.

De stedelijke structuur bestaat uit de steden en dorpen in Noord-Brabant. De provincie kiest hier voor twee perspectieven. Ten eerste stedelijke concentratiegebieden waar de groei van de verstedelijking wordt opgevangen. De provincie wil de verstedelijking op goed ontsloten plekken concentreren en de groene ruimte tussen steden openhouden. Ten tweede dienen kernen in het landelijk gebied zoveel mogelijk te worden ontzien van verdere verstedelijking. Alleen de eigen verstedelijkingsbehoefte wordt daar opgevangen.

Uitwerking structuurvisie

De provincie heeft geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkeld, maar geeft haar visie op het landschap vorm in de zogenaamde 'gebiedspaspoorten'. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze kunnen worden versterkt. Er zijn ook deelstructuurvisies opgesteld voor specifieke onderwerpen. Zo is voor het gebied ten oosten van Eindhoven de deelstructuurvisie Brainport Oost opgesteld. Deze bevat keuzes voor wonen, werken en bereikbaarheid ten oosten van Eindhoven.



Eindhoven vormt samen met de provincie en met de steden Breda, Helmond, 's-Hertogenbosch en Tilburg het stedelijk netwerk BrabantStad. Dit samenwerkingsverband vervult een voortrekkersrol bij de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Noord-Brabant. Sterke steden zijn een voorwaarde voor de toekomst van Noord-Brabant. Vooral in deze steden is de dynamiek van Noord-Brabant goed zichtbaar. De provincie ziet deze steden als het brandpunt van de verstedelijking. Hier wordt geĆÆnvesteerd in de binnensteden (stationsgebieden, kanaal- en snelwegzones) en worden hoogstedelijke functies, zoals bovenregionale voorzieningen, geconcentreerd. Daardoor wordt de centrale positie van de steden versterkt en het draagvlak voor hoogwaardig openbaar vervoer en stedelijke- en culturele voorzieningen op peil gehouden. Dat draagt bij een hoogwaardig leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.

3.3.3 Verordening ruimte Noord-Brabant     

Provinciale Staten van Noord-Brabant heeft op 7 februari 2014 de 'Verordening ruimte Noord - Brabant' vastgesteld. Op 8 juli 2017 is de 'Wijziging Verordening Ruimte 2014, actualisatie 2017' vastgesteld. In de verordening staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Door deze regels weten gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn. De provincie stelt algemene regels die voor heel Brabant gelden, maar verdeelt het grondgebied ook in vier structuren waarvoor apart beleid geldt.

Algemene regels

In de verordening zijn algemene regels opgenomen die altijd en voor heel Brabant gelden. Deze regels hebben betrekking op zorgvuldig ruimtegebruik en op het bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit van Brabant. In het algemeen houdt dit in dat gebruikers van een gebied rekening houden met het karakter, de grootte en de functie ervan. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen belevingswaarde, toekomstwaarde en gebruikswaarde. Het doel van zorgvuldig ruimtegebruik is om bestaand bebouwd gebied zo goed mogelijk te benutten. Pas als dat niet kan, wordt gezocht naar de beste plek in het buitengebied om nieuwe ruimte te gebruiken. Daarnaast wil de provincie verouderde locaties in stedelijk gebied opnieuw invullen en ongewenste functies in het buitengebied saneren.

Structuren (hoofdkaart)

Verder onderscheidt de verordening de volgende vier structuren:

  • Bestaand stedelijk gebied
  • Natuur Netwerk Brabant
  • Groenblauwe mantel
  • Gemengd landelijk gebied

Deze structuren zijn gekoppeld aan de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en zijn Brabant dekkend. Elk ruimtelijk oppervlak van Brabant valt onder Ć©Ć©n van deze structuren. Per structuur is uitgewerkt welke functies ontwikkeld kunnen worden en onder welke voorwaarden. De vier structuren staan op de hoofdkaart van de verordening.

verplicht

Themakaarten

Naast de hoofdkaart zijn er vijf themakaarten opgenomen in de Verordening Ruimte. Voor onderhavig plangebied zijn de themakaarten stedelijke ontwikkeling, cultuurhistorie, agrarische ontwikkeling en windturbines, water en natuur en landschap van belang.



Themakaart stedelijke ontwikkeling

Op deze themakaart staan het bestaand stedelijk gebied, zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, integratie stad-land en de regionale bedrijventerreinen. Het plangebied is aangeduid als 'Bestaand stedelijk gebied' en 'Integratie stad-land'.



Het provinciale beleid is er al decennia lang op gericht om stedelijke ontwikkeling in stedelijke concentratiegebieden te bundelen. Het doel daarvan is om voldoende draagvlak voor de steden als economische en culturele motor te creƫren en om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Op provinciale schaal betekent dit dat het merendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in of aansluitend op de stedelijke concentratiegebieden. Binnen het bestaand stedelijke gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkeling.



Themakaart cultuurhistorie

Op deze themakaart staan de complexen die van cultuurhistorisch belang zijn, de aardkundig waardevolle gebieden, de cultuurhistorische vlakken en de Nieuwe Hollandse waterlinie. Deze laatste komt in Eindhoven niet voor. Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle complexen gelegen.



Themakaart agrarische ontwikkeling en windturbines

Op deze kaart staan de structuren en aanduidingen rond landbouw en windturbines. Een klein gedeelte van het plangebied (een deel van de N270 dat uitkomt op de Wolvendijk, tankstation) heeft de aanduiding 'beperkingen veehouderij'. Voor deze gronden zijn de bestemmingen zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan overgenomen.



De aanduiding 'stalderingsgebied', dat is gelegen op het gehele plangebied, is niet van toepassing omdat veehouderijen niet zijn toegestaan.



Themakaart water

Op deze themakaart staan de structuren en aanduidingen die betrekking hebben op water. Er liggen geen bijzondere aanduidingen op het plangebied.



Themakaart natuur en landschap

Op deze themakaart staan de structuren en aanduidingen rondom natuur en landschap. Een gedeelte van het plangebied is aangeduid als de structuur 'groenblauwe mantel' en 'Natuur Netwerk Brabant' en de aanduiding 'Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant' in de directe omgeving van de Karpendonkse Plas. Een klein gedeelte van de N270 (dat uitkomt op de Wolvendijk, tankstation) is aangeduid als de structuur 'groenblauwe mantel' met nadere aanduiding 'Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant'. Voor deze gronden zijn de bestemmingen zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan overgenomen. Daarnaast is voor het attentiegebied een dubbelbestemming Waarde-Attentiegebied Natuurnetwerk Noord-Brabant' opgenomen.



Dit bestemmingsplan betreft een actualisatieplan dat niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen. Het past dan ook binnen het provinciale beleid.

3.3.4 (ontwerp) Interim omgevingsverordening     

De (ontwerp) Interim omgevingsverordening vervangt een aantal provinciale verordeningen:

  • provinciale milieuverordening
  • verordenring natuurbescherming
  • verordening ontgrondingen
  • verordening ruimte
  • verordening water
  • verordening wegen

Om straks als de Omgevingswet in werking treedt echt klaar te zijn, maakt de provincie eerst een Interim omgevingsverordening. Deze Interim omgevingsverordening voegt de bestaande regels over de fysieke leefomgeving zoveel mogelijk samen in Ć©Ć©n verordening en is beleidsneutraal. Alleen aanpassingen die nodig zijn vanwege de samenvoeging of vanwege al vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie, worden meegenomen. Doordat de Omgevingswet volgens huidige planning pas in 2021 in werking treedt, kan er nog geen invulling worden gegeven aan deze wet.

Het ontwerp van de Interim omgevingsverordening heeft ter inzage gelegen. Het streven is dat Provinciale Staten de Interim omgevingsverordening in oktober 2019 vaststellen.

Dit bestemmingsplan betreft een actualisering die past binnen de regels van de (ontwerp) Interim omgevingsverordening.

3.4 Gemeentelijk beleid     

3.4.1 Interimstructuurvisie 2009     

In december 2009 is de Interimstructuurvisie 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit. Het plangebied van het bestemmingsplan ligt niet in een transformatiegebied.

3.4.1.1 Ruimtelijke hoofdstructuur     

De Interimstructuurvisie is het resultaat van de integratie van de ruimtelijk relevante raadsprogramma's die tot medio 2009 zijn vastgesteld. Dit is onder andere verbeeld in een kaart die inzicht biedt in de ontwikkelingen ten opzichte van de ruimtelijke hoofdstructuur. Met andere woorden de kaart geeft de ontwikkelingen aan binnen de hoofdstructuur. Binnen het plangebied ligt de aanduiding 'water te ontwikkelen'. Deze aanduiding is gelegen ter plaatse van beken, kanalen en waterpartijen. Eindhoven heeft als doel de watersystemen functioneel en zichtbaar te ontwikkelen.

verplicht

Figuur: Ruimtelijke hoofdstructuur Interimstructuurvisie Eindhoven

3.4.1.2 Gebruik van de ruimte     

In onderstaande kaart van de van de interimstructuurvisie Eindhoven 2009 is de verdeling van het actuele en gewenste grondgebruik verbeeld.

verplicht

Figuur: Gebruik van de ruimte Interimstructuurvisie Eindhoven

Onderhavig plangebied is op de kaart 'Gebruik van de ruimte' uit de Interimstructuurvisie aangeduid als Wonen, Sport en Onderwijs.

Natuur

Dit zijn gebieden voor groene en ecologische ontwikkeling. Het extensieve (recreatief ) medegebruik is gericht op natuur- en landschapsbeleving aangezien het onderdelen betreft van de Groene en Ecologische Hoofdstructuur.

Gebruiksgroen

Dit zijn groengebieden, veelal behorende tot de Groene Hoofdstructuur, waarin op voorwaarde van het behoud van de natuur- en landschapskwaliteiten uiteenlopende (groen)recreatieve functies kunnen zijn ondergebracht, zoals maneges, golfbanen, uitloopgebieden, parken en volkstuinen. Verder zijn de gronden bedoeld voor landbouw, kleinschalige aan het buitengebied gebonden bedrijven (inclusief kleinschalige horeca) en extensieve sportgebieden.

Zorg en opvang

Deze gronden zijn bedoeld voor geclusterde stedelijk/ regionale zorggerelateerde opvangvoorzieningen zoals ziekenhuizen, verslavingszorg, instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, revalidatiecentra en gevangenissen.

Wonen

Deze gronden zijn voornamelijk bedoeld voor wonen, inclusief alle afgeleide wijk- en buurtgerichte functies op het gebied van (middelbaar-/ basis-)onderwijs, zorg, opvang, cultuur, religieuze voorzieningen, ontspanning en vrije tijd, groen (o.a. buurt- en wijkparken, sportfaciliteiten en ā€“velden, buurtontmoetingsruimten), detailhandel en werken (woonwerkcombinaties en kleine bedrijven met milieucategorie 1, 2 en gedeeltelijk 3). Deze functies zijn noodzakelijk voor het functioneren van een gebied als woongebied. Zij vallen dus onder deze definitie en worden niet afzonderlijk in beeld gebracht, mede omdat hun ruimtebeslag relatief beperkt is.

Onderwijs

Deze gronden zijn bedoeld voor geclusterde onderwijs- en onderzoekfaciliteiten voor voortgezet (speciaal) onderwijs en op MBO, HBO en universitair niveau en daarbij horende voorzieningen als kleine aantallen studentenwoningen, expat hotel, detailhandel, horeca, congresfaciliteiten en sportvoorzieningen.

Werken

Hieronder vallen werkgerelateerde functies: industrie, research en ontwikkeling, handel, kantoren, grootschalige en perifere detailhandel, transport, bouwnijverheid, dienstverlening. Tevens alle productieactiviteiten van kunst en design en ook alle voorzieningen die bij een functioneel en modern bedrijventerrein horen (o.a. parkmanagement).

Sport

Deze gronden zijn bedoeld voor sportconcentratiegebieden: geclusterde stedelijke voorzieningen op gebied van sport (intensief ) en ter ondersteuning van de sportvoorzieningen kleine horeca, kantoor- of medische faciliteiten.

Centrumvoorzieningen

Hieronder vallen goed bereikbare concentraties van centrumstedelijke voorzieningen op het gebied van detailhandel, horeca, dienstverlening, cultuur, welzijn en zorg.

Vliegveld/militair terrein

Deze gronden zijn bedoeld voor Eindhoven Airport en vliegbasis Eindhoven, inclusief ondersteunende functies.

3.5 Volkshuisvesting     

In het plangebied zijn geen nog niet vergunde concrete nieuwe ontwikkelingen voorzien. Indien zich nieuwe ontwikkelingen in het gebied voordoen op het gebied van wonen zal dit worden getoetst aan het volkshuisvestingsbeleid.

3.5.1 Regionaal beleid     

Afsprakenkader Wonen 2017

Samen staan de negen gemeenten in het Stedelijk Gebied Eindhoven (SGE) aan de lat om een woon- en leefklimaat van hoge kwaliteit te realiseren en de veranderende kwalitatieve en kwantitatieve vraag zo goed mogelijk te bedienen. Dit is een voorwaarde voor een aantrekkelijke vestigingsplek voor nieuwe inwoners en om te kunnen blijven concurreren met andere (inter)nationale topregio's. Dit gaat niet alleen. We hebben elkaar maar vooral bewoners en partners, zoals corporaties, ontwikkelaars, beleggers, bouwondernemingen en makelaars, nodig. Die investeren mee in de kwaliteit van de regio en het woonklimaat. Als samenwerkende partners in een creatieve regio zoeken we daarbij ook naar mogelijkheden om innovaties in het bouwproces te realiseren.



Het Regionaal Ruimtelijk Overleg (gemeenten, provincie) heeft op 13 december 2017 het 'Afsprakenkader Wonen 2017' bekrachtigd dat door de afzonderlijke negen gemeenteraden is vastgesteld. Hierin zijn o.a. de volgende afspraken over woningbouwontwikkelingen opgenomen:

  1. We geven ruim baan aan initiatieven die uitgaan van herstructurering, transformatie en inbreiding. Dit betreft de locaties binnen het bestaand stedelijk gebied zoals dat is aangegeven in de provinciale Verordening ruimte Noord-Brabant.
  2. Alle overige initiatieven stemmen we op elkaar af, waarbij geldt dat we geen nieuwe uitleglocaties ontwikkelen, tenzij... Het regionaal portefeuillehoudersoverleg neemt hierover een unanieme beslissing. Uitleglocaties liggen buiten het bestaand stedelijk gebied zoals aangegeven in de provinciale Verordening ruimte Noord-Brabant.
  3. In principe beschouwen we de kwantitatieve provinciale prognoses 2017 als richtinggevend op het niveau van het Stedelijk Gebied. Hierbij maken we zo optimaal mogelijk gebruik van de ruimte die de Brabantse Agenda Wonen biedt. Door de woningbouwontwikkelingen goed te monitoren kunnen we ingrijpen op het moment dat dat nodig is en voorkomen we dat goede plannen voor de korte termijn (2021) worden tegengehouden op basis van de programmering op langere termijn (2030). Hierdoor ontstaat meer ruimte om snel in te kunnen spelen op marktontwikkelingen.
  4. Het Stedelijk Gebied Eindhoven heeft een bestuursopdracht voor de aanpak van een negental majeure projecten gegeven. Het onderdeel programmering kan echter volgens het coƶrdinatieteam op dit moment niet voldoende worden uitgewerkt. Hiervoor heeft zij kaders in de vorm van een regionale visie op wonen en bijbehorende marktonderzoek(en) nodig. Deze visie wordt 2e helft 2019 verwacht. Het merendeel van de majeure projecten kan daar niet op wachten, omdat er enerzijds behoefte is aan deze woningen en anderzijds bestemmingsplannen geactualiseerd, gewijzigd dan wel opgesteld moeten worden. Daarom is in het portefeuillehoudersoverleg van 26 oktober en 21 december 2017 besloten het onderdeel programmeren, voor nu uit de Bestuursopdracht te halen en ten aanzien van de locaties planologische voorwaarden in de nieuwe bestemmingsplannen mee te geven. In het Afsprakenkader 2017 is aangegeven welke plannen regionaal afgestemd worden. Een nieuw bestemmingsplan dat meer dan 75 woningen in stedelijke kernen of 25 woningen in laderlijke kernen mogelijk maakt, dient regionaal afgestemd te worden Via het coƶrdinatieteam worden deze plannen aan het portefeuillehoudersoverleg voorgelegd. De provincie ziet er op toe dat de plannen regionaal afgestemd worden. Wanneer bij het vooroverleg blijkt dat dat niet het geval is, worden de plannen door de provincie niet in behandeling genomen.

3.5.2 Lokaal beleid     

Woonvisie

De Woonvisie is op 15 december 2015 vastgesteld. In de woonvisie gaat de gemeente in op haar ambities op het gebied van bouwen en wonen. Daarmee maken we de richting waarin we ons willen ontwikkelen duidelijk aan de stad, haar bewoners en alle partijen die een rol spelen in de verdere ontwikkeling van de stad.

Ambitieuze stad Eindhoven groeit en dat creƫert een nieuwe vraag naar wonen. Eindhoven wil verder verstedelijken. Onder stedelijkheid verstaan we een gemengde en gevarieerde omgeving waar mensen wonen, werken en elkaar ontmoeten. En een stad die tegelijk ook groen en gemoedelijk blijft.

We staan voor de unieke kans om de stad als geheel, en het gebied binnen de Rondweg in het bijzonder, de komende jaren te laten groeien. We verwachten dat het inwonersaantal van Eindhoven de komende 10 jaar fors zal toenemen, harder dan de prognoses nu voorspellen. De bijzondere bevolkingsopbouw van Eindhoven (een relatief jonge bevolking) draagt daaraan bij. Die groei moet ook op het vlak van wonen gefaciliteerd worden.

Tot 2030 willen we minstens twee derde van de extra woningcapaciteit binnen de Rondweg realiseren. Voor het gebied binnen de Rondweg staan met projecten als Strijp S, Stations- omgeving, NRE en Philips Lighting in deze periode al circa 5.000 nieuwe woningen in de planning. Daarnaast is de wens dat boven winkels wooneenheden worden gerealiseerd en kantoren worden omgebouwd tot woningen. Hierin is de markt aan zet.

Eindhoven formuleert in deze Woonvisie geen concreet woningbouwprogramma, gegoten in cijfers en categorieƫn. Dat zou niet passen bij de rol van een gemeente anno 2015. We willen ruimte geven aan de markt om gewenste ontwikkelingen te realiseren. Zonder op voorhand aan te geven wat-waar-wanneer gebouwd moet worden. Dat doen we door gebruik te maken van een model voor de onderbouwing van de wenselijkheid van nieuwe initiatieven. Daarin vragen we van initiatiefnemers (projectontwikkelaars, corporaties, gemeentelijke grondexploitaties) om in te gaan op een aantal punten zoals bijvoorbeeld het marktsegment, het woonmilieu en de periode van oplevering.

Solidaire stad

Wij willen dat Eindhoven een samenleving is, waarvan iedereen onderdeel is. De meeste inwoners kunnen zelfstandig hun plaats vinden in die samenleving, sommigen hebben een steuntje in de rug nodig. We zorgen dat er voor hen een vangnet is.

We hebben oog voor mensen in lastige situaties: asielzoekers, daklozen, mensen in psychische nood en ex-gedetineerden. Door de decentralisatie in de zorg moeten meer mensen met een beperking een plek in de wijk vinden. De vergrijzing zet de komende jaren stevig door. Veel ouderen, met of zonder zorgvraag, zullen langer thuis blijven wonen. Het is belangrijk dat er voor al deze mensen een plek blijft op de woningmarkt. Concentratie in bepaalde wijken is ongewenst.

De sociale woningvoorraad is onderdeel van de sociale basisinfrastructuur. In theorie is in Eindhoven de sociale woningvoorraad in balans met de doelgroep. Twee ontwikkelingen vragen echter om aandacht: de samenstelling van de sociale woningvoorraad en de positie van de 13.500 huishoudens met een middeninkomen. Met de inwerkingtreding van de nieuwe woningwet 2015 moeten woningcorporaties hun woningen 'passend toewijzen'. Minimaal 80% van de vrijkomende sociale huurwoningen moet aan huishoudens met een laag inkomen worden toegewezen. Daarnaast is er ruimte om 10% van de woningen toe te wijzen aan huishoudens met een middeninkomen. De resterende 10% sociale huurwoningen mogen woningcorporaties vrij toewijzen, maar daarbij moeten zij wel voorrang geven aan mensen die door bijvoorbeeld fysieke of psychische beperkingen moeilijk aan voor hen passende huisvesting kunnen komen.

Het aantal eenpersoons- en tweepersoonshuishoudens groeit. Dit betekent een grote uitdaging. Niet alleen in woonwensen maar ook in betaalbaarheid, want alleen wonen is relatief duur. We zetten in op transformatie en ander gebruik. Bij de transformatie van grotere kantoren, zorg- en onderwijsgebouwen kunnen (collectief) particulier opdrachtgeverschap en nieuwe woonconcepten een oplossing bieden. Ook het gebruik van eengezinswoningen door bijvoorbeeld twee eenpersoonshuishoudens, met name in het gebied buiten de Rondweg, behoort tot de mogelijkheden.

Innovatieve stad

We gaan partijen uitdagen om klantgeoriƫnteerd, sneller, goedkoper en duurzamer te produceren. En ook in de aanpak van de bestaande voorraad en in de transformatie van kantoren en zorggebouwen is er een grote behoefte aan vernieuwing en aan creatieve, betaalbare oplossingen.

Een andere ontwikkeling is het zogenaamde flexwonen. Tot voor kort kende de woningmarkt een vrij overzichtelijk aanbod: koop- of huurwoningen, zelfstandige of onzelfstandige woonruimten, grondgebonden woningen of appartementen. Maar de vraagkant is de afgelopen jaren sterk veranderd. Er komen steeds meer groepen die behoefte hebben aan tijdelijke woonruimte. Denk bijvoorbeeld aan studenten, expats, arbeidsmigranten, mensen die een echtscheiding achter de rug hebben, ex-gedetineerden en mensen die uit een opvangvoorziening komen. Deze mensen zijn op zoek naar goede tijdelijke huisvesting, met passende voorzieningen, die snel beschikbaar is en tegen een prijs die past bij hun budget. Dit flexwonen wordt een belangrijke nieuwe woonvorm in Eindhoven. Het biedt tevens kansen voor de transformatie van leegstaand vastgoed.

Verder willen we in de koopsector dat inwoners zoveel mogelijk invloed hebben op hun eigen woning en woonomgeving, bijvoorbeeld door het stimuleren (collectief) particulier opdrachtgeverschap. En we willen dat zelf bouwen niet alleen bereikbaar is voor de huishoudens met een hoger inkomen. Ook in de huursector is er sinds de herziening van de Woningwet meer aandacht voor mede-eigendom en zelfbeheer, bijvoorbeeld via het model van wooncoƶperaties. Wooncoƶperaties zijn een soort tussenvorm van huur en koop. Samen met de corporaties willen we de vraag naar deze eigendoms- en beheervorm en de mogelijkheden in Eindhoven onderzoeken.

Kamerverhuur en woningsplitsing

Op 12 juni 2018 heeft de gemeenteraad het paraplubestemmingsplan 'parkeren, kamerverhuur en woningsplitsing' vastgesteld. Tot het moment van inwerkingtreding van dit paraplubestemmingsplan, werd via de huisvestingsverordening voorkomen dat woningen zonder vergunning (dus ongebreideld) werden gesplitst, omgezet, onttrokken en samengevoegd. Hoewel kamerverhuur en woningsplitsing verschillend zijn en andere toetsingskaders kennen, hebben beiden wel een zelfde soort ruimtelijk effect op de omgeving en is het wenselijk om deze initiatieven soortgelijk te reguleren in bestemmingsplannen. Door de regeling in het paraplubestemmingsplan wordt kamerverhuur en woningsplitsing voortaan via Ć©Ć©n vergunning (omgevingsvergunning) geregeld. Deze regeling moet in opvolgende bestemmingsplannen zoals het onderhavige opnieuw worden overgenomen om geldend te blijven voor het betreffende plangebied. Om die reden is de regeling uit dit paraplubestemmingsplan in dit bestemmingsplan overgenomen.

3.6 Archeologische en cultuurhistorische waarden     

3.6.1 Archeologie     

Gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid, als uitwerking van het nationale en provinciale beleid. Dit gemeentelijk beleid staat in het 'Beleidsplan archeologie Eindhoven en Helmond 2008-2012', waarmee de raad in september 2008 heeft ingestemd. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, wordt rekening gehouden met bekende of verwachte archeologische waarden.



De gemeente gaat daarbij uit van de gemeentelijke Archeologische Waardenkaart, waarop debekende en verwachte archeologische waarden in Eindhoven zijn vastgelegd. Deze kaartmaakt deel uit van de Cultuurhistorische Waardenkaart, die door de raad is vastgesteld in 2008.

Het beleid van gemeente Eindhoven is, om bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de archeologische waarden in de ondergrond en daarbij uit te gaan van de gemeentelijke kaart. In gevolge het Beleidsplan Archeologie worden de archeologische gebieden, die op de Archeologische Waardenkaart staan, onderverdeeld in 5 categorieƫn. Per categorie gelden andere consequenties bij voorgenomen bouw- of andere bodemverstorende activiteiten. Voorafgaand aan een vergunningverlening kan een rapportage worden verlangd waarin de archeologische waarde van het gebied is vastgesteld. Conform het rijks- en provinciaal beleid is behoud van archeologische waarden 'in situ' het uitgangspunt. Als dat niet mogelijk is, wordt een archeologische vindplaats opgegraven.

Archeologische waarden plangebied

Op de Archeologische Waardenkaart van 2008 is binnen het plangebied van dit bestemmingsplan geen gebied aangegeven waarvoor een archeologische verwachting vastgestelde of verwachte waarde geldt. Nu er geen archeologisch te beschermen waarden in dit gebied aanwezig zijn of verwacht worden, is in dit bestemmingsplan ook geen dubbelbestemming voor archeologie opgenomen.

3.6.2 Cultuurhistorie     

Op 18 maart 2008 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven vastgesteld. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart geeft, naast rijks- en gemeentelijke monumenten een overzicht van de historische structuur van wegen en waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren, beschermde stads- en dorpsgezichten en monumentale bomen. Bij de samenstelling van de kaart is onder andere gebruik gemaakt van de gegevens van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.

Na de vaststelling van de cultuurhistorische waardenkaart zijn er verschillende cultuurhistorische onderzoeken uitgevoerd die een verdieping en actualisatie vormen op de geconstateerde waarden op deze kaart. Het betreft het historisch-landschappelijk onderzoek 'Het landschap onder de stad. Een cultuurhistorisch onderzoek naar de relicten van het prestedelijk landschap in het stedelijk gebied van de gemeente Eindhoven' (2018) door RAAP adviesbureau. Daarnaast is een cultuurhistorische verkenning (2019) uitgevoerd naar de wijk Prinsejagt om de stedenbouwkundige en architectonische waarden van deze wederopbouwwijk te analyseren. Tenslotte zijn de aangeduide historische wegstructuren op de cultuurhistorische waardenkaart binnen het plangebied nader geanalyseerd.

De resultaten van deze onderzoeken zijn in onderstaande paragraaf verwerkt, waarin per deelgebied of deelstructuur is toegelicht hoe de geconstateerde waarden zijn doorvertaald in de regels van het bestemmingsplan. De cultuurhistorische onderzoeken zijn als bijlagen bij het bestemmingsplan gevoegd.



Historisch landschap

Adviesbureau RAAP heeft bij het rapport 'Het landschap onder de stad' (Bijlage 2 tot en met 5) een kaart opgesteld met alle historisch landschappelijk waardevolle gebieden en elementen in het stedelijk gebied. Op kaartbijlage EHPR_kb 2 zijn de gebieden weergegeven en op kaartbijlage EHPR_kb3 de elementen.



Algemene karakteristiek en beschrijving waarden

Het plangebied bestond in de eerste helft van de negentiende eeuw nog geheel uit heide. Rond 1900 was het westelijk deel van het plangebied tussen Boschdijk en Oude Bossche Baan inmiddels voor een groot deel ontgonnen tot bos. Ten oosten van de Oude Bossche Baan waren ook enkele delen ontgonnen tot bos. Het restant van het heidegebied is tussen 1900 en 1921 ontgonnen tot landbouwgrond (akkers en weiden). Na 1921 zijn delen van het beboste gebied ook omgezet naar akkers en weiden. Na 1941 zijn de akkers en weiden en het resterende bos steeds verder teruggedrongen en is het plangebied grotendeels bebouwd geraakt.

Door en langs het gebied liepen wegen en paden waarvan een groot deel van voor 1832 dateerde. Van de wegen van voor 1832 zijn de Boschdijk, de Oude Bossche Baan en de Jacob van Campenweg nog aanwezig. Tevens zijn nog (delen van) wegen uit de periode 1832-1953 aanwezig. De Oude Bossche Baan en de Jacob van Campenweg hebben beide deels een hoge cultuurhistorische waarde. Door het noordwesten van het plangebied liep de Groote Beek waarvan een deel nog aanwezig is. Dat deel heeft een hoge cultuurhistorische waarde.

Vooral in het noordwestelijk deel van het plangebied zijn enkele gebieden met bos bewaard gebleven. Dit betreft vooral rabattenbossen die langs de Boschdijk en ten noorden van de Matterhorn liggen. Het rabattenbosje aan de Boschdijk dat direct ten noorden van de Jacob van Campenweg ligt heeft een hoge waarde.

Verder zijn in het plangebied bomenrijen te vinden, onder andere langs de Oude Bossche Baan en de Jacob van Campenweg, die een zeer hoge cultuurhistorische waarde hebben.

Het reliƫf van de rabatten in de hierboven genoemde rabattenbossen hebben een hoge historische waarde. Tevens is in deze bossen op twee plekken een historische wal of dijk aanwezig.

verplicht

Uitsnede uit kaartbijlage EHPR_kb 3 bij het RAAP-rapport 'Het landschap onder de stad' met de nog aanwezige historische landschapselementen binnen het plangebied en de waardering daarvan.

Binnen het plangebied liggen twee gebieden met een hoge herkenbaarheid van het prestedelijk (historisch) landschap. Dit betreft een deel van de Oude Bossche Baan (van de Marathonloop tot aan de bocht in de Estafettelaan) met begeleidend groen en een gebied tussen Jacob van Campenweg, Boschdijk, Julierpas, Estafettelaan en Matterhorn.

verplicht verplicht verplicht

verplicht Uitsnede uit kaartbijlage EHPR_kb 2 bij het RAAP-rapport 'Het landschap onder de stad' met de historisch landschappelijk waardevolle gebieden binnen het plangebied en de mate van herkenbaarheid van het prestedelijk landschap.

Regeling in het bestemmingsplan

De gebieden met hoge herkenbaarheid (van het prestedelijk landschap) en de landschapselementen met zeer hoge en hoge waarde zijn met een dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie-2 opgenomen op de verbeelding en worden via een vergunningstelsel in de regels beschermd.



Historische wegstructuren voor 1900: Oude Bossche baan en Boschdijk

De Oude Bossche baan en de Boschdijk zijn aangeduid als historisch wegstructuur voor 1900. De Boschdijk was onderdeel van de in 1818 voltooide straatweg van 's-Hertogenbosch naar Luik. Een oudere route liep via de Kruisstraat, Van Brakelstraat, Berlagelaan en Oude Bosche Baan. Beide liepen over de Woenselse Heide en kwamen uit bij de Fellenoord.

De rij woningen Boschdijk 682-710 zijn als karakteristiek aan te merken voor de open bebouwingsstructuur langs de uitvalsweg naarmate men verder van het centrum kwam. Zij vormen een herkenbaar en homogeen ensemble en de pendant van de bebouwing langs de Aalsterweg, die het vervolg was van dezelfde straatweg van Den Bosch naar Luik.

Deze woningen aan de Boschdijk hebben een aanduiding 'karakteristiek' gekregen op de verbeelding. Aan deze aanduiding is een sloopvergunningsstelsel gekoppeld.

De tracƩs van de Oude Bossche baan en Boschdijk zijn afdoende geborgd met de bestemming Verkeer. Het noordelijk deel van de Oude Bossche Baan heeft wel een hoge waarde als landschappelijk element (weg). Om die reden is hier een dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie-2 opgenomen.

Wederopbouwwijk Prinsejagt

In de cultuurhistorische verkenning naar Prinsejagt worden de belangrijkste historisch-stedenbouwkundige waarden beschreven. Deze zijn:

  • de ruim opgezette prestedelijke Oude Bosschebaan en de haaks kruisende voorzieningenstrook van kerk tot winkelcentrum als de structuurdragers van de wijk;
  • de parochiale hoofdopzet van de wijk met een (herbestemde) kerk als blikvanger met zichtlijnen op een markante plek: tussen de bomen van de Oude Bosschebaan, op de westelijke kop van de voorzieningenstrook, op het scharnierpunt van drie woonbuurten, bij de entree tot Ć©Ć©n van die buurten en achter een voorruimte met kerktoren;
  • de hoofdgroenstructuur bestaande uit de 'bomenzaal' van de Oude Bosschebaan, de parkachtig ingerichte zoom van de wijk en de groene 'pitten' in de verschillende buurten. Deze groenelementen schakelen onderling door;
  • de stratenverkaveling met rijtjes eengezinswoningen als belangrijkste 'bouwsteen' van de wijk.

De hierboven beschreven stedenbouwkundige kwaliteiten en de belangrijke positie van het groen hierin zijn afdoende geborgd met de ter plaatse geldende hoofdbestemmingen.



Monumenten

Binnen het plangebied is ƩƩn monumentaal complex gelegen. Het betreft de voormalige Vincentius a Paolokerk (Vitruviusweg 2) met bijbehorende losstaande toren en pastorie en is aangewezen als gemeentelijk monument. Het kerkcomplex van kerk, pastorie met tuin en vrijstaande toren op kerkplein is volgens de principes van de Bossche School ontworpen. Het complex is van cultuurhistorische waarde als uiting van de ontwikkeling van de katholieke liturgie en als uniek voorbeeld van toepassing van de principes van de Bossche School in de kerkenbouw. Het is een belangrijk werk in het oeuvre van architect Jan de Jong. Stedenbouwkundig vormt het complex een markant oriƫntatiepunt in de wijk Prinsenjagt in Woensel.

Bescherming van de monumentenstatus geschiedt middels de Erfgoedverordening 2010 en de Wabo.

Beeldbepalende en karakteristieke panden

Naast de stedenbouwkundige en landschappelijke kenmerken van de wijk Prinsejagt zijn er ook enkele objecten die binnen deze waardevolle stedenbouwkundige structuur ook in architectonisch opzicht van waarde zijn, zoals blijkt uit de hierboven al genoemde cultuurhistorische verkenning naar Prinsejagt. Het betreft de volgende panden:

  • Vitruviusweg 41: school uit 1962, gelegen achter de RK kerk als onderdeel van het parochiecomplex, vanwege de schooltypologie en de architectonische ontwerpkwaliteiten
  • De Klerklaan 2-22: winkelstrip met bovenwoningen uit 1963 als karakteristieke buurtvoorziening in een wederopbouwwijk en vanwege de architectonische kwaliteiten van dit modernistische ontwerp
  • Di Cambioweg 2-16, Brunelleschiweg 2-16 en Vignolaweg 2-16 en 18-32: vier blokjes herenhuizen aan de rand van de buurt vanwege de woningtypologie en de ruimtelijke verbinding met de parkzoom
  • Sansovinostraat z.n. (op binnenterrein): gebouw van de voormalige stadsverwarming vanwege de bijzonder fraaie detaillering van een dergelijk functioneel nutsgebouw.



Bovengenoemde beeldbepalende panden hebben een aanduiding 'karakteristiek' gekregen op de verbeelding. Aan deze aanduiding is een sloopvergunningsstelsel gekoppeld.

3.7 Verkeer en parkeren     

De mobiliteitsvisie 'Eindhoven op Weg' is in 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin is het verkeersbeleid voor de komende decennia (planhorizon 2040) vastgelegd. Deze visie vormt het bestuurlijke beleidskader voor alle verkeers- en mobiliteitsopgaven. Hieronder zijn de essentiƫle elementen voor het gebied Tongelre buiten de Ring beschreven.



Autoverkeer

De wegencategorisering is in Eindhoven op Weg geactualiseerd. Er is een nieuwe tussencategorie opgenomen ten opzichte van de vorige wegencategorisering: de zogenaamde 'wijk- en buurtontsluitingsweg'.

De Boschdijk, Huizingalaan, 1e Lieven de Keylaan en de Marathonloop zijn allen gebiedsontsluitingswegen. Deze wegen begrenzen het plangebied maar liggen er grotendeels buiten. Alleen de Boschdijk ter hoogte van de twee buurten maakt onderdeel uit van het plangebied. Ter plaatse van deze wegen wordt verkeer gebundeld en is er sprake van een snelheidsregime van 50 km/uur.

In het plangebied komen geen stroomwegen voor.

Alle overige wegen in het plangebied zijn erftoegangswegen met een snelheidsregiem van 30 km/uur.

verplicht verplicht

Figuur: Regio en Randweg / Automobilist (Eindhoven op weg)

Fietsverkeer

De gemeente Eindhoven wil het gebruik van de fiets stimuleren. In de mobiliteitsvisie 'Eindhoven op Weg' is een fietsnetwerk opgenomen dat bestaat uit drie soorten fietsroutes. In volgorde van belangrijkheid; snelfietsroutes, primaire fietsroutes en secundaire fietsroutes. Deze fietsroutes zijn weergegeven in onderstaande afbeelding.

verplicht verplicht

Figuur: Regio en Randweg / Fietser (Eindhoven op weg)

De snelfietsroute in het plangebied worden gevormd door de Oude Bossche Baan (onderdeel van snelfietsroute Best - Geldrop). De snelfietsroutes zijn van het hoogste kwaliteitsniveau. Op een snelfietsroute moet een fietser in principe non-stop, comfortabel en veilig kunnen fietsen. Het zijn brede, vrijliggende asfaltfietspaden met goede verlichting en in principe voorrang op kruisend verkeer.

In en nabij het plangebied is ook een primaire fietsroute gelegen aan de 1e Lieven de Keylaan. Direct grenzend aan het plangebied ligt ook nog deels een primaire fietsroute langs de Marathonloop. De primaire fietsroutes zijn ook van een hoog kwaliteitsniveau. De kenmerken komen overeen met die van snelfietsroutes, maar het ambitieniveau om deze kenmerken te realiseren is iets lager.

Daarnaast is een aantal secundaire fietsroutes aanwezig in het plangebied. Dat zijn de dunne gestippelde lijnen in bovenstaande afbeelding. Secundaire fietsroutes hebben geen specifieke inrichtingseisen, maar worden wel gekenmerkt door een of andere vorm van fietsvoorzieningen. Dat kunnen vrijliggende of aanliggende fietspaden zijn, maar ook fietsstroken of fietssuggestiestroken.

Openbaar vervoer

Eindhoven op Weg gaat uit van twee netwerken voor het openbaar vervoer: een Hoogwaardig Openbaar Vervoer netwerk (HOV-netwerk) en een netwerk van ontsluitende buslijnen.



Het plangebied grenst aan de noord- en de oostzijde aan het HOV-netwerk.

verplicht verplicht

Figuur: Stadsdelen en Ring / (H)OV reiziger (Eindhoven op weg)

Autoparkeren De ruimte in de stad is beperkt en kostbaar. De gemeente moet dan ook de schaarse ruimte efficiƫnt gebruiken. Daarom worden bij een plan eisen aan het aantal te realiseren parkeerplaatsen gesteld. Bij besluit van 17 mei 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders de Nota Parkeernormen 2016 vastgesteld. Hierin zijn normen vastgelegd voor parkeren. Deze nota is inmiddels geactualiseerd door de Actualisatie Nota Parkeernormen 2019.

De Actualisatie Nota Parkeernormen 2019 is vanaf 4 oktober 2019 van kracht en past in de ontwikkeling naar een groenere, bereikbare en duurzame stad. We hebben te maken met een grote verdichtingsopgave in Eindhoven en tegelijk moeten we het centrum van Eindhoven goed bereikbaar houden. Er is straks minder plaats voor autoverkeer en parkeren in en om het autoluwe centrum. Daarom streven we nu naar het aanleggen van zo min mogelijk nieuwe parkeerplaatsen en we zetten zoveel mogelijk in op duurzame alternatieve vervoerswijzen: lopen, fietsen en openbaar vervoer. In de nota is dat uitgewerkt in de zogenaamde verplichte "HOV-reductie" (minder parkeerplaatsen bij stations en Hoogwaardig openbaar vervoer-haltes) en het stimuleren van gebruik van deelauto's voor bewoners. Als tweede aanpassing willen we de bestaande (prive) parkeercapaciteit beter en efficiƫnter gaan benutten ten opzichte van realisatie van parkeerplaatsen op eigen terrein. De derde belangrijke aanpassing is dat ontwikkelaars een bijdrage in het mobiliteitsfonds moeten storten, bij gebruik van reeds aanwezige openbare parkeerplaatsen. Met dat geld willen we onder andere de opbouw van een stadsbreed deelmobiliteit netwerk op weg helpen. In de Actualisatie Nota Parkeernormen 2019 hebben we eveneens de fietsparkeernormen geactualiseerd en gaan daar uitgebreider op toetsen en handhaven.

Verder is van belang dat elk bestaand adres of een nieuw adres waar een omgevingsvergunning is afgegeven na 2016 in het POET-overzicht (parkeren op eigen terrein) komt. Adressen uit dit overzicht kunnen geen (nieuwe) parkeervergunning aanvragen en hebben geen recht op een bezoekersregeling binnen betaald parkeergebieden. Bestaande parkeervergunningen worden niet meer verlengd. Dat gaan we in een vroeg stadium communiceren met de nieuwe bewoners.

3.8 Groen     

3.8.1 Groenbeleidsplan     

Begin 2017 is een actualisatie van het Groenbeleidsplan door de gemeenteraad vastgesteld. Dit Groenbeleidsplan 2017 is gemaakt met de veranderende rol van de overheid in het achterhoofd. Het voorziet in vier sporen "het verhaal van de stad", wat de waarde van groen is (functies als uitgangspunt), welke ambitie de gemeente daarmee heeft en het daadwerkelijke groenbeleid. De doelen van het Groenbeleidsplan 2017 zijn:

  • richting geven aan ontwikkelingen en ambities formuleren;
  • faciliteren van de ontwikkeling van Eindhoven als gezonde, klimaat adaptieve en groene stad om zo de vitaliteit en het welzijn van haar bewoners naar een hoger plan te kunnen brengen;
  • aanknopingspunten bieden voor beheer en inrichting;
  • groen en groenontwikkelingsmogelijkheden voor Eindhoven duurzaam veiligstellen waar het moet en flexibiliteit bieden waar het kan;
  • partners in de stad inspireren en stimuleren: inwoners, bedrijfsleven, kennis- en onderwijsinstellingen en overheid.

Het Groenbeleidsplan 2017 zal na vaststelling van kracht blijven tot de gemeenteraad anders beslist; het streven is een geldigheid van 10 jaar of langer. Het plan heeft in principe betrekking op al het groen van Eindhoven, dus niet alleen het groen in eigendom van de gemeente. Omdat niet al het groen bescherming krijgt door een specifieke groenbestemming en de gemeente enkel directe invloed heeft op haar eigen eigendommen, is niet al het groen automatisch beschermd.

In het Groenbeleidsplan 2017 zijn onder andere procesafspraken genoemd die een relatie hebben met een ruimtelijke procedure. Het betreft een procesafspraak over groenplannen bij ontwikkeling van gebouwen of gebieden en de procesafspraak over de groenregelingen voor bomen (Verordening Bomen en Nadere regels bomen) en de Regeling Groencompensatiefonds. De genoemde groenplannen dienen een toelichting van de groene inrichting van een ontwikkeling te geven. Behoud van het bestaande groen is het uitgangspunt, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan 2017 geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieƫn de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen.

verplicht

Figuur 5: Ruimtelijke Strategieƫn kaart

Onderhavig plangebied is in de kaart 'Groen en recreatievoorzieningen' uit het Groenbeleidsplan aangeduid als 'stad, rood beeldbepalend', 'multifunctioneel groen' en 'structureel stadsgroen'. In dit gebied wordt als ordeningsprincipe de volgende strategie aangehouden:

Strategie 1: Stad, rood beeldbepalend

In deze gebieden heeft groen een ondersteunende functie aan de stedelijke identiteit ('aankledingsgroen') of een recreatieve functie voor de woonomgeving (parken). Het beleid is gericht op behoud en ontwikkelen van deze groene elementen of functies. Het oppervlak groen binnen deze categorie zou niet verder af moeten nemen. Binnen de aangeduide groenarme buurten (kaart blz. 37 Groenbeleidsplan) wordt gestreefd naar uitbreiding van het groenareaal.

Strategie 2: Stad, groen beeldbepalend

Dit zijn stedelijke gebieden met een uitgesproken groen karakter en die aansluiten bij de hoofdgroenstructuur. De verweving van rood en groen manifesteert zich in deze gebieden kleinschalig en grootschalig, in privƩ- en openbare ruimtes. Het beleid is gericht op het behouden en ontwikkelen van het bijzondere groene imago en de aansluiting op de groenstructuur.

Strategie 4: Structureel stadsgroen

Deze gebieden zijn bedoeld voor groene dooradering van de stad, voor intensieve recreatie en ontspanning (parken), natuur en waterberging. Het beleid is gericht op het versterken van de functionaliteit van deze gebieden en het verbinden tot robuuste structuren. Toevoeging van niet-groene voorzieningen is slechts mogelijk als sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang, als er geen alternatieven voorhanden zijn, als door een 'groen-inclusief ontwerp' de groene kwaliteit tenminste wordt gehandhaafd en als compensatie plaatsvindt van de per saldo verloren deel van de groenstructuur.

Strategie 5: Multifunctioneel groen

Het betreft voornamelijk aan de stadsrand gelegen gebieden met uiteenlopende groenfuncties, gericht op relatief intensieve benutting van het landschap. Het beleid is gericht op het versterken van het contact tussen de stedelingen en het landschap, derhalve met een relatief intensieve benutting van het landschap. Uitgangspunt daarbij is het behouden van de aanwezige natuur- en landschapskwaliteiten en waar mogelijk deze verder te ontwikkelen. Gebruiksfuncties zijn veelal volkstuinen, golfbanen, bos, natuureducatie, kleinschalige sportgebieden, maneges, wandelen, fietsen, maar ook landbouw.

Gebieden met deze aanduiding liggen voor een belangrijk deel in de Groene Hoofdstructuur. Verdere verstedelijking (toevoeging van niet aan het groen gebonden functies of gebouwen) is in deze categorie derhalve niet aan de orde tenzij in geval van zwaarwegende maatschappelijke belangen waarvoor alternatieven ontbreken en met toepassing van compensatie. De aanleg van nieuwe sportcomplexen wordt uitgesloten (wel eventueel verplaatsing van sportterreinen naar minder kwetsbare locaties). Uitbreiding van sportcomplexen kan echter niet worden uitgesloten. Versterking van multifunctioneel groen als element van de ruimtelijke hoofdstructuur is in het bijzonder gewenst langs de Oirschotsedijk (verbinding met groengebied Groene Woud).

Het plangebied

Het merendeel van het plangebied is aangemerkt als 'stad, rood beeldbepalend'. Een brede strook langs de Boschdijk en enkele locaties langs het hoogspanningstracƩ zijn aangemerkt als 'stad, groen beeldbepalend'. De overige gebieden ter hoogte van de hoogspanningsverbinding, het Lieven de Keypark en diverse groene assen in het plangebied zijn aangemerkt als 'Structureel stadsgroen'. De bestemming Groen is toegekend aan de relevante groenstructuren in verschillende genoemde ruimtelijke strategieƫn. Het Sportparkconcentratiegebied Eindhoven Noord is aangemerkt als multifunctioneel groen.

3.8.2 Regeling Groencompensatiefonds en Beleidsregel Groencompensatie     

Op 13 maart 2018 is de 'Regeling Groencompensatiefonds' vastgesteld. Bij deze regeling hoort de 'Beleidsregel Groencompensatie'. Deze beleidsregel is bedoeld als afwegingskader bij aanvragen voor (ruimtelijke) ontwikkelingen die kunnen leiden tot aantasting van groen. Bij aantasting en verlies van groen is compensatie vereist, de beleidsregel geeft hiervoor de richtlijnen.



Het plangebied

Voor zover aan de orde wordt bij aantasting of verlies van groen gewerkt conform de in de beleidsregel opgenomen richtlijnen.

3.8.3 Verordening bomen     

Op 7 april 2015 heeft de gemeenteraad de Verordening Bomen 2015 vastgesteld. Deze is op 24 augustus 2016 in werking getreden. De Verordening en (uitwerking daarvan in) nadere regels Bomen samen, vervangen het onderdeel houtopstanden uit de Algemene Plaatselijke Verordening, het Bomenbeleidsplan 2008 en de Nota Niet kappen tenzij.

Het bomenbeleid is gebaseerd op drie pijlers: behoud, versterking en ruimte voor dynamiek. Eindhoven wil een aantrekkelijke groene stad zijn en blijven. Bomen spelen daarbij een voorname rol. Een hoogwaardig bomenbestand dat een duurzame bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit en recht doet aan het groene imago van de stad is waar de gemeente naar streeft. Duurzaam behoud van de groene signatuur staat voorop. Het bomenbestand dient echter ook aan te sluiten op intensief gebruik van de openbare ruimte en de gewenste ruimtelijke kwaliteit. Dit betekent soms dat in een bepaalde situatie andere belangen preferabel zijn en bomen moeten wijken. Het bomenbeleid voorziet in die gevallen in de mogelijkheden tot mitigatie en compensatie.

Groene kaart Een belangrijk onderdeel van de Verordening Bomen is de Groene Kaart. Het is een topografische kaart met daarop aangegeven de beschermde houtopstand. De Groene Kaart bevat verschillende categorieƫn houtopstanden. Voor bomen in gemeentelijk eigendom (publiek eigendom) kent de Groene Kaart zes categorieƫn:

  • Monumentale bomen;
  • Waardevolle bomen;
  • Basisbomen;
  • Bomen hoofdstructuur;
  • Bomen nevenstructuur;
  • Bomen in gebieden stad, groen beeldbepalend.

De Groene Kaart kent daarnaast voor bomen in particulier eigendom (privaat eigendom) drie categorieƫn:

  • Waardevolle bomen;
  • Bomen in gebieden stad, groen beeldbepalend;
  • Bomen op percelen van 500 mĀ² of groter.

Voor het vellen van een houtopstand die deel uit maakt van tenminste ƩƩn van deze categorieƫn is, behoudens een aantal vrijstellingen, een omgevingsvergunning verplicht.

Nadere regels Bomen

De Verordening is uitgewerkt in nadere regels Bomen. Deze zijn op 19 juli 2016 vastgesteld door het college en op 4 augustus 2016 in werking getreden. De beleidsregels geven inzicht in de wijze waarop het college gebruik maakt van de aan haar in de Verordening toegekende bevoegdheden tot het aanwijzen en plaatsen van houtopstanden op de Groene Kaart. Tevens zijn richtlijnen uitgewerkt voor omgang met overlast, de compensatieplicht bij kap, de indieningvereisten bij een vergunningaanvraag, de weigeringsgronden bij beoordeling van een kapaanvraag en het aanbrengen van verlichting in houtopstanden.

Het plangebied

Binnen het plangebied staan grote aantallen basisbomen, deze bomen zijn volgens het beleid in principe vervangbaar. In grote delen van het plangebied zijn ook vele waardevolle (gemeentelijk en particulier) en een aantal monumentale bomen aanwezig. Deze bomen dienen in principe te worden behouden. Bij ruimtelijke ontwikkelingen en werkzaamheden in de buurt van bomen dient uit een bomeneffectanalyse te blijken of en welke maatregelen nodig zijn voor behoud van de betreffende bomen. Door middel van dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Nader onderzoek is in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk.

3.9 Maatschappelijke voorzieningen     

Tot de maatschappelijke functies worden gerekend educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede begraafplaatsen. In het plangebied is een aantal maatschappelijke voorzieningen aanwezig.

De voorzieningen zijn geclusterd in de wijken.

Driehoeksbos:

Hier is een concentratie van voorzieningen aanwezig tussen de Oude Bosschebaan en de Weisshorn. Het gaat hier om een apostologische Genootschap, een jongerencentrum en een kinderdagverblijf. Hier tegenover in de oksel van de Fakkellaan en de Oude Bosschebaan zit een woonzorgcomplex. In het gebied aan de Fakkellaan nabij de woonwagenlocatie is een kinderdagverblijf, Goodstay (huisvesting arbeidsmigranten) en het Philipshuis (vrijetijdsaccomodatie) gevestigd. Daarnaast zijn ter plaatse van een deel van het Sportconcentratiegebied Eindhoven Noord (SEN) drie onderwijslocatie gerealiseerd: het VMBO van het Stedelijke College Eindhoven, de politieacademie en het Summa college.

Prinsejagt:

Ook deze wijk kent een concentratie van maatschappelijke voorzieningen in het gebied Oude Bosschebaan, Albertipad en de Gerretsonlaan. Dit cluster kent de volgende maatschappelijke voorzieningen: een begraafplaats, twee scholen, een kinderdagverblijf en een buurt- en activiteitencentrum.

3.10 Sport en recreatie     

3.10.1 Sportvisie 2025: Beweeg mee!     

Van ā€˜HĆ©, ga je meeā€™ naar ā€˜Beweeg mee!ā€™. Dit is in essentie de route van de sportnota 2008 ā€“ 2015 naar een sportvisie voor de periode 2016 ā€“ 2025. De nieuwe visie gaat uit van beweging, van het nemen van verantwoordelijkheid voor je eigen gezondheid en de rol die iemand zelf, de overheid en anderen daarbij kunnen spelen. We gaan het met elkaar beter en anders doen om te zorgen dat we een toekomstbestendig, robuust en innovatief sportklimaat in Eindhoven creĆ«ren. Een visie richting 2025. Deze visie wordt vertaald in de speerpunten voor de uitvoeringsagenda voor de komende periode (4 jaar) en hierin zijn de financiĆ«le opgaven randvoorwaardelijk.

Van alleen de overheid naar samen doen

De samenleving verandert en daardoor ontwikkelt de rol van de gemeentelijke overheid zich. We gaan van een overheid die zelf zorgt voor het aanbod naar een overheid die de vraag opvangt en daarbij aanbod faciliteert. We gaan van alles zelf doen naar samen doen. Daarbij denken we aan een veelheid aan partners, zoals de zorg, bedrijven, sporters en vrijwilligers. Dit kan leiden tot andere vormen van beheer en exploitatie in navolging van het zerzelfstandigen van het Centrum voor Topsport & Onderwijs (CTO) en het advies van het regieteam IJssportcentrum over het IJssportcentrum. Dit kan logischerwijze gevolgen hebben voor de wijze waarop wij de gemeentelijke rol invullen.

3.10.2 Sport en recreatie in het plangebied     

Sportconcentratiegebied Eindhoven-Noord (SEN)

In 2003 is het masterplan Sportconcentratiegebied Eindhoven-Noord vastgesteld door de gemeenteraad. Dit met als doel het verbreden en uitbreiden van de bestaande functies en het oplossen van een aantal knelpunten binnen het gebied. Hierbij ging het om zorgen voor ruimtelijke samenhang tussen de diverse functies en het oplossen van sluipverkeer op de Vijfkamplaan en parkeren. Om dit ook planologisch mogelijk te maken, is het bestemmingsplan V Driehoeksbos vastgesteld in 2011.

Tevens is in 2011 een bestemmingsplan vastgesteld ten behoeve van de voetbalclub WODAN. Voor renovatie en nieuwbouw van kleedlokalen en een nieuwe tribune en kantine was dit bestemmingsplan nodig.

Het SEN is gelegen tussen de Fakkellaan, de Vijfkamplaan, de Oude Bosschebaan en de Marathonloop. Binnen dit concentratiegebied zijn diverse sportvelden (zoals voetbal,tennis,rugby, hockey, korfbal, handbal, beachvolley), het Ir. Ottenbad, commerciele sport en recreatieactiviteiten zoals een klimhal een kart- en skelterbaan, een skihal, een squash, een racebaan voor elektrisch bestuurbare auto's, een midgetgolf, een bowling, een turnhal, een pentanque, een fitness e.d. Daarnaast zijn ondergeschikte detailhandel en horeca te vinden. Ook zijn hier maatschappelijke functies (gelieerd aan sport of recreatieve voorzieningen) toegestaan. In het gebied zitten onder meer drie scholen. Het gebied biedt volop mogelijkheden om invulling te geven aan de vraag aan vrijetijdsbesteding. Het is een grootschalige ontmoetings- en activiteitenplek. Het paviljoen Op Noord past hier goed bij door horeca aan te bieden en tevens aan sport en recreatie gelieerde activiteiten.

verplicht

In de sport bestemming zijn tevens twee bedrijfswoningen aanwezig ter plaatse van het squashcentrum en de skihal.

Ter plaatse van de Vijfkamplaan 18 is een hotel vergund. Het betreft een sporthotel, die middels een loopbrug verbonden wordt met de bestaande kartbaan. Binnen het hotel zijn uitsluitend hotelkamers aanwezig. Voor de overige voorzieningen wordt gebruik gemaakt van de aanwezige kartbaan. Tot op heden is dit hotel niet gerealiseerd. Nu dit wel een goede ontwikkeling zou zijn op het SEN is besloten om dit vergunde hotel ook in dit bestemmingsplan planologisch mogelijk te maken.

Het doel is om bebouwing in het gebied te concentreren ten oosten en westen van de Vijfkamplaan. Hier zijn dan ook bouwvlakken opgenomen. In het overige gebied zijn met name diverse sportvelden aanwezig met daarbij behorende kantines, kleedlokalen e.d..

3.11 Detailhandel     

Leegstaande winkelpanden en borden met ā€˜opheffingsuitverkoopā€™ en ā€˜leegverkoopā€™ sieren de Nederlandse winkelstraten. Door onder meer de economische crisis en de toenemende invloed van internetverkopen heeft de retail-sector het erg moeilijk. Tegelijkertijd bieden de veranderingen in de sector ook nieuwe uitdagingen en mogelijkheden voor innovatieve concepten. Duidelijk is in ieder geval dat regionale afstemming steeds meer noodzakelijk wordt. Bovendien vraagt de provincie in de Verordening ruimte Noord-Brabant om regionale afstemming en zijn regionale afspraken van belang voor de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Naar aanleiding hiervan heeft de Metropoolregio Eindhoven een detailhandelsvisie opgesteld. Hierin zijn de verschillende trends en ontwikkelingen en de gevolgen daarvan beschreven. Vervolgens is er een visie opgesteld, op basis waarvan concrete afspraken geformuleerd zijn. In de subregioā€™s is vervolgens gewerkt aan subregionale detailhandelsvisies. Deze visies bieden een kader, maar vragen wel nog om lokale verankering. Dat is gebeurd in de gemeentelijke Detailhandelsnota. In deze paragraaf wordt ingegaan op de verschillende visies. De gemeenteraad heeft op 15 december 2015 ingestemd met de regionale en subregionale visies. In diezelfde raadsvergadering is ook de gemeentelijke detailhandelsnota vastgesteld.

3.11.1 Regionale detailhandelsvisie Metropoolregio Eindhoven     

De detailhandelswereld is de laatste jaren sterk veranderd. Er zijn een aantal belangrijke trends en ontwikkelingen die daaraan ten grondslag liggen: de economische crisis, toename internetdetailhandel, vergrijzing, huishoudenssamenstelling, veranderend consumentengedrag, het verdwijnen van supermarkten en andere voorzieningen (zoals banken, bibliotheken etc.) in centra en branchevervaging. Deze trends en ontwikkelingen hebben grote gevolgen voor het winkellandschap.

Goed voorzieningenniveau

Het doel van de regionale detaihandelsvisie is om een goed voorzieningenniveau voor de inwoners van de regio te creƫren. De detailhandelsstructuur in de regio is opgebouwd uit verschillende lagen. Het centrum van Eindhoven en Ekkersrijt vormen de top van de piramide. Beiden hebben een bovenregionaal verzorgingsgebied. De tweede laag van de piramide bestaat uit regionaal en bovenlokaal verzorgende centra. Deze centra hebben een belangrijke functie in de subregio of voor de omliggende gemeenten. Daarna volgen de grote en kleine kernverzorgende centra, de belangrijkste winkelcentra in de kernen met een lokaal verzorgingsgebied. De onderste laag van de piramide zijn de wijk- en buurtcentra (inclusief kerkdorpen). Naast alle centra zijn er in de regio diverse PDV-locaties. Op Ekkersrijt en de Engelseweg na hebben deze locaties veelal een lokaal verzorgingsgebied.

verplicht Detailhandelsstructuur Metropoolregio Eindhoven

Specifieke thema's

Op drie regionale themaā€™s is specifiek ingezoomd. Het gaat om supermarkten, internetdetailhandel en marketing. Supermarkten zelf hebben de voorkeur voor een vestigingsplaats aan de rand van een centrum of net buiten het centrum. Echter, een gevarieerd aanbod in een centrum is van groot belang voor de levensvatbaarheid van het centrum. Daarom is het essentieel om supermarkten zoveel mogelijk in centra te vestigen of te behouden. Daarbij is het wel van belang dat de overheid de supermarkten zo goed mogelijk faciliteert (bijvoorbeeld bij parkeren, goede bereikbaarheid of een slimme oplossing voor een uitbreidingsvraag).

Internetdetailhandel kent allerlei (verschijnings)vormen met verschillende ruimtelijke consequenties. In de visie wordt ingegaan op deze vormen en aangegeven waar deze het beste gevestigd kunnen worden (zie de regionale afspraken die hieronder zijn beschreven).

Tot slot het thema marketing. Gemeenten moeten niet allemaal hetzelfde willen zijn, maar een statement maken en dat ook met trots uitdragen. Vervolgens is het goed om evenementen en activiteiten aan te bieden die passen bij het profiel en het ook kunnen versterken.

Regionale afspraken

Op basis van de trends en ontwikkelingen en de visie, zijn in de detailhandelsvisie regionale afspraken geformuleerd. In de subregionale detailhandelsvisies worden deze afspraken nader uitgewerkt.

  • Detailhandel wordt geconcentreerd in bestaande winkelgebieden (ruimtelijke concentratie) om zo de hoofdstructuur te behouden en te versterken;
  • Nieuwe detailhandelsontwikkelingen moeten passen bij het verzorgingsgebied en aantoonbaar kwaliteit toevoegen en de structuur versterken;
  • Nieuwe detailhandelsontwikkelingen vinden in principe alleen plaats in de concentratiegebieden of op plekken waar dat voor de leefbaarheid noodzakelijk is;
  • Supermarkten worden gerealiseerd in of aan de rand van bestaande winkelgebieden;
  • Solitaire supermarkten op bedrijventerreinen of perifere detailhandelslocaties zijn niet toegestaan;
  • Perifere detailhandel (PDV) met een bovenlokale impact wordt geclusterd op bestaande locaties. Er worden in principe geen nieuwe PDV-locaties met een bovenlokale functie toegevoegd;
  • Er komt geen Retail Park of mega mall in de regio;
  • Internetwinkels zonder fysieke bezoekmogelijkheid voor de consument zijn toegestaan op bedrijventerreinen (passen in reguliere bestemming);
  • Zuivere afhaalpunten (pick-up points) worden geconcentreerd op bestaande detailhandelslocaties of op een kruispunt van passanten;
  • Internetwinkels met een fysieke bezoekmogelijkheid en een showroom worden gezien als reguliere winkels en worden gerealiseerd op een bestaande detailhandelslocatie;
  • Ontwikkelingen met een bovenlokale impact worden subregionaal afgestemd (nader gespecificeerd in subregionale detailhandelvisies), ontwikkelingen met een regionale impact worden regionaal afgestemd.

3.11.2 Detailhandelsvisie Stedelijk Gebied Eindhoven     

In de detailhandelsvisie van de subregio Stedelijk Gebied Eindhoven wordt gestreefd naar een sterke, vitale en dynamische detailhandelsstructuur. Het beleid is gericht op het versterken van de bestaande detailhandelsstructuur. Nieuwe vestigingslocaties voor detailhandel mogen niet ten koste gaan van de bestaande (perspectiefrijke) winkelgebieden.

verplicht Detailhandelsstructuur Stedelijk Gebied Eindhoven

Het regionaal detailhandelsbeleid streeft naar een heldere en evenwichtige voorzieningenstructuur, waarbij onderscheid en complementariteit van winkelgebieden centraal staan. Dit houdt in dat detailhandel zoveel mogelijk wordt geclusterd in winkelgebieden en verspreide bewinkeling wordt afgebouwd. Dit geldt ook voor grootschalige winkels zoals tuincentra en bouwmarkten. Indien deze ruimtelijk niet inpasbaar zijn, dan is vestiging buiten de aangewezen winkelgebieden in regionaal verband bespreekbaar. De afwegingen voor het al dan niet toestaan van nieuwvestiging van een tuincentrum of bouwmarkt is gericht op de consumentenverzorging in het verzorgingsgebied.

De hoofdwinkelgebieden hebben allemaal een eigen functie in de structuur. Aard, omvang en samenstelling van het aanbod zijn afgestemd op de verzorgingsfunctie. De binnenstad van Eindhoven moet streven naar het toevoegen van het topsegment om haar positie te verstevigen.

Perifere concentraties hebben een complementair en aanvullend aanbod ten opzichte van de centrumvoorzieningen en buurt- en wijkvoorzieningen. Verbreding van het aanbod is niet het uitgangspunt. Uitzondering hierop is de locatie Ekkersrijt. De consument verwacht in dit winkelgebied een compleet aanbod op het gebied van ā€˜in en om het huisā€™. Ekkersrijt dient uit te groeien tot Ć©Ć©n van de leidende perifere winkelconcentraties in Nederland.

De komst van een Retail Park (Mega Mall) in de regio is niet wenselijk. Een dergelijke ontwikkeling heeft een verstorend effect op de bestaande structuur en ondermijnt de ontwikkelingskansen van andere clusters.

Internetafhaalpunten voor consumenten (met of zonder showroom) kunnen bestaande winkelgebieden versterken en worden daarom zoveel mogelijk in of aansluitend aan deze gebieden gesitueerd.

Nieuwe initiatieven

Het Rijk heeft de "Ladder voor duurzame verstedelijking" in het leven geroepen om nieuwe stedelijke ontwikkelingen aan te toetsen. In de regionale detailhandelsvisie is ook een soort 'ladder' opgenomen voor nieuwe initiatieven. Aan nieuwe winkelontwikkelingen wordt in principe meegewerkt als:

  1. de initiatiefnemer kan aantonen dat het initiatief een meerwaarde heeft voor de lokale en/of regionale detailhandelsstructuur.
  2. aangetoond kan worden dat het initiatief resulteert in een versterking van de bestaande detailhandelslocaties. Wanneer dit niet het geval is, dient nadrukkelijk beargumenteerd te worden of er sprake is van meerwaarde en waarom het initiatief niet in- of aangrenzend aan een bestaand winkelgebied kan worden gefaciliteerd. De argumenten dienen van ruimtelijke aard te zijn, bijvoorbeeld grootschaligheid/ ruimtelijke inpassing, bereikbaarheid en parkeren en bevoorrading.
  3. aangetoond kan worden dat het initiatief geen (blijvende) negatieve effecten heeft op de bestaande detailhandelsstructuur en/of in het beleid aangegeven ontwikkeling daarvan.

Wanneer er op provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau ingestemd wordt met een initiatief, dient het initiatief onderbouwd te worden op basis van ruimtelijke ordening relevante criteria (in de ruimtelijke onderbouwing). De ladder en de criteria zijn in regionale detailhandelsvisie uitgebreid beschreven.

3.11.3 Detailhandelsnota gemeente Eindhoven     

Op 15 december 2015 is de Eindhovense detailhandelsnota ā€œWie kiest, wordt gekozenā€ vastgesteld. Zoals hiervoor beschreven heeft de detailhandelssector te maken met veel veranderingen. De veranderingen raken de consument, de ondernemer en de vastgoedeigenaar. Het is zaak om uit deze veranderingen een positieve impuls te halen. De veranderende markt zorgt immers ook voor nieuwe kansen die goede winkelgebieden verder kunnen versterken. Zeker voor een stad als Eindhoven is het belangrijk om gewenste initiatieven een plek te geven binnen de structuur. In de detailhandelsnota worden duidelijke keuzes gemaakt over waar welke vormen van detailhandel zijn toegestaan en waar niet. In de nota wordt eerst ingegaan op verschillende onderdelen. Vervolgens wordt per stadsdeel de positie en het perspectief van alle winkelcentra beschreven.

Beleid op onderdelen

Op onderdelen is de detailhandel aan grote veranderingen onderhevig. De volgende onderdelen zijn nadrukkelijk opnieuw tegen het licht gehouden:

Perifere detailhandel De oorsprong van perifere detailhandel is gelegen in de aard en omvang van de artikelen. Winkels die vanwege de aard en omvang van de artikelen een groot oppervlak nodig hebben, krijgen ruimte in de daarvoor benoemde gebieden buiten reguliere winkelcentra. In de loop der jaren is de aard en omvang van de assortimenten op perifere locaties wel sterk gewijzigd. Mede vanwege gunstigere marges is de nadruk steeds meer komen te liggen op niet-volumineuze assortimenten en branchevreemde artikelen. Onderscheid met aanbod in centrumgebieden is kleiner geworden. Ongebreidelde mogelijkheden op (bestaande en nieuwe) perifere locaties leiden echter tot sterke wijziging van de bestaande winkelstructuur en kunnen de vitaliteit van een binnenstad, stadsdeel- of boodschappencentrum aantasten. Gelet op de grote ruimtelijke, economische en maatschappelijke belangen, is dit in veel gevallen niet gewenst. Bij elke verruiming van beleid is dan ook steeds een afweging nodig van de gevolgen voor de bestaande en beoogde winkelstructuur. Centraal staat de uitdaging om de dynamiek op een verantwoorde wijze te faciliteren.

Perifere detailhandel dient op een beperkt aantal aangewezen locaties ruimtelijk geclusterd te worden. Waar mogelijk en wenselijk (denk aan voldoende infrastructuur, maar ook potentiƫle overlast voor woongebieden), wordt met deze detailhandel aansluiting gezocht bij bestaande perifere winkelgebieden. In Eindhoven zijn dit Koopcentrum De Hurk, De Kade (Kanaaldijk-Noord) en Bisschop Bekkerslaan (De Tempel). Gezien de positie en het perspectief van Ekkersrijt wordt zeer weloverwogen omgegaan met uitbreiding van het perifere detailhandelsaanbod.

Detailhandel op bedrijventerreinen Vanuit het bedrijventerreinenbeleid is het ā€˜zuiverā€™ houden van bedrijventerreinen van belang. Bedrijventerreinen zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten die niet in woon- en/of centrumgebieden gewenst zijn vanwege hun impact op de omgeving. In principe is detailhandel op bedrijventerreinen niet toegestaan. Wel is productiegebonden detailhandel toegestaan. Dit sluit aan bij de ambitie van Eindhoven om ruimte te bieden aan experimenten en ondernemerschap.

Voor productiegebonden detailhandel op bedrijventerreinen geldt als uitgangspunt dat dit ondergeschikt blijft aan de bedrijfsactiviteiten. Bovendien mag het geen afbreuk doen of beperkingen opleggen voor omliggende bedrijven op het bedrijventerrein. De voorkeur gaat ernaar uit dat er geen showroom bij een bedrijf komt. Bedrijven kunnen hun verkoopbare goederen via daarvoor bestemde locaties (winkelpanden) aanbieden. Indien er toch de wens, nut en/of noodzaak is om producten ter plekke te tonen, dan mag hier in principe maximaal 20% van het totale bedrijfsoppervlak voor worden gebruikt, met een maximum van 200 mĀ². Vanwege de diversiteit van de initiatieven, dient elk initiatief echter afzonderlijk beoordeeld te worden op eventuele (structuurverstorende) effecten voor de perspectiefrijke winkelgebieden in Eindhoven en het betreffende bedrijventerrein. Bovendien moet een initiatief voldoen aan het meest recente beleid op het gebied van externe veiligheid.

Megasupermarkten Vanwege de mogelijke effecten van Megasupermarkten op de voorzieningenstructuur, met name op de winkelcentra die een belangrijke functie op het gebied van boodschappen doen hebben, wordt de solitaire vestiging van megasupermarkten niet toegestaan. Evenmin als de vestiging van dergelijke supermarkten op perifere detailhandelslocaties. Vestiging van een nieuwe megasupermarkt op een nieuwe locatie heeft met name gevolgen op buurt- en wijkniveau. Juist vanwege het feit dat deze buurt- en wijkstructuur zo zorgvuldig is opgebouwd en de inwoners beschikken over een supermarkt in de directe woonomgeving, is het behoud en de versterking hiervan uitgangspunt. In alle gevallen is de uiteindelijke locatie natuurlijk cruciaal voor de effecten.

Inpassing van een megasupermarkt in de bestaande reguliere winkelcentra behoort tot de mogelijkheden. Reƫler lijkt de kans dat een bestaande supermarkt uitbreidt tot grootschalige supermarkt. Een dergelijk initiatief (uitbreiding tot of nieuwvestiging van een megasupermarkt) in een van de bestaande winkelcentra wordt beoordeeld op de mogelijke effecten op het perspectief van de tot de structuur behorende winkelgebieden. Slechts wanneer geen structuur verstorende effecten worden verwacht, kan worden meegewerkt aan het initiatief. Dit is in lijn met Europees (Europese Dienstenrichtlijn), landelijk en provinciaal beleid (ladder voor duurzame verstedelijking).

Internethandel Met de komst van internethandel is een nieuw type bedrijf ontstaan met bijbehorende kenmerken. We maken onderscheid tussen twee typen internethandel:

1. Internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid

Bij deze vorm van internethandel is er geen contact tussen internetwinkel en klant. Alle klantencontacten met de klant en de verzending van de goederen gebeurt uitsluitend via het internet of per post. Deze vorm van internethandel wordt in ruimtelijke zin niet aangemerkt als detailhandel. Zij kunnen voorkomen als uitsluitend kantoor maar ook als bezorgdienst.

Locaties waar deze kantoorachtige internethandel zich kan vestigen zijn: bedrijventerreinen, kantoorlocaties, woonwijken (kleinschalig en mits zij geen overlast bezorgen), buitengebied en PDV-locaties. Locaties waar internet bezorgdiensten zich zouden kunnen vestigen zijn bedrijventerreinen, kantoorlocaties en PDV-locaties.

2. Internethandel met fysieke bezoekmogelijkheid

Hier kan de klant de internethandel bezoeken om de bestelde artikelen af te halen, te retourneren (de zogenaamde afhaalpunten). Daarnaast zijn er ook afhaalpunten waar ook andere zaken mogelijk zijn, zoals het presenteren, kopen, bestellen en omruilen van artikelen (de webwinkel).

Een afhaalpunt is een vorm van internethandel met fysieke bezoekmogelijkheid en rekenen we juridisch-planologisch tot detailhandel. Dat wil zeggen dat afhaalpunten in principe ingepast kunnen worden op (de vele) locaties waar reeds een detailhandelsbestemming op zit. Door deze benadering is het mogelijk om grip te houden op de verdere ontwikkeling van dit fenomeen. Zelfstandige afhaalpunten, ook wel Pick-Up- Points, kunnen alleen of geclusterd (meerdere afhaalpunten dus) gevestigd worden. Door clustering kunnen verkeersstromen beter geconcentreerd worden.

Webwinkels (waar ook artikelen gepresenteerd worden en / of waar men ook niet via internet bestelde artikelen kan kopen) beschouwen we als detailhandel. Ter voorkoming van ongewenste concurrentie op ruimtelijke aspecten zoals bereikbaarheid, parkeren of gebiedsbestemming bieden we voor deze vorm van detailhandel alleen mogelijkheden in winkelcentra en (mits passend in branchering) op PDV-locaties.

Kringloopbedrijven en ā€“winkels Kringloopwinkels (oftewel tweedehands winkels) richten zicht op het verhandelen van nog bruikbare artikelen die via diverse kanalen worden verkregen. Daarnaast is er een bedrijfstak ontstaan die zich het best laat benoemen als kringloopbedrijven. Deze richten zich op het opruimen van boedels waarbij vervolgens, in het bedrijf, bruikbare en onbruikbare zaken van elkaar worden gescheiden en bovendien artikelen die nog bruikbaar gemaakt kunnen worden, worden opgeknapt of verwerkt tot grondstof of 'halffabricaat'. Kringloopbedrijven hebben daardoor een andere ruimtelijke impact op hun omgeving dan kringloopwinkels / tweedehands winkels.

Vanwege de koppeling van de verkoop met andere bedrijfsmatige activiteiten en het doelgerichte bezoek door consumenten, is de vestiging van kringloopbedrijven op bedrijventerreinen min of meer gemeengoed geworden. Voor kringloopbedrijven geldt dan ook dezelfde beleidslijn als voor perifere detailhandel. Kringloopbedrijven zijn op de reguliere zgn. PDV-locaties (Categorie III) toegestaan voor wat betreft hun detailhandelsactiviteiten, omdat het aanbod voor een zeer groot deel voor ā€œin en om het huisā€ is. Verder kan de beleidslijn voor productiegebonden detailhandel op bedrijventerreinen een uitkomst bieden voor kringloopbedrijven.

Kringloopwinkels (winkels in tweedehands goederen zonder het totaalconcept van inzamelen en verwerken/repareren) worden als detailhandel beschouwd. Mogelijkheden voor vestiging in Eindhoven worden hiervoor dan ook alleen geboden in winkelcentra en op de zgn. PDV-locaties (Cat. III, ook vanwege het grote aandeel ā€œin en om het huisā€).

Trafficlocaties Trafficlocaties (stations, ziekenhuizen, campussen, tankstations) worden een steeds belangrijkere aankoopplaats. Detailhandel op dergelijke locaties past dan ook binnen de huidige trends en ontwikkelingen. Omvang en invulling hiervan moeten passen bij de functie van de locatie en het gebied en is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit. De detailhandel dient dus hoofdzakelijk gericht te zijn op de reizigers / forensen of werknemers / studenten op de locatie en mag niet concurreren met de reguliere winkelgebieden. Denk hierbij aan mandjeswinkels of micromarkten (onbemande gemakswinkels met bijv. gekoelde drank en versartikelen). Het vestigen van afhaalpunten op deze locaties is mogelijk. Voor trafficlocaties geldt dat vanwege de diversiteit in verschijningsvorm elk initiatief afzonderlijk beoordeeld wordt.

Voormalige (buurt)winkelstrips

De toekomstwaarde van (buurt)winkelstrips staat, met name door het veranderde consumentengedrag, sterk onder druk. Dit uit zich in een toenemende winkelleegstand en functiewijziging. Beleidsmatig wordt hier dan ook niet ingezet op behoud van de winkelfunctie. Voor het nog aanwezige winkelaanbod in de perspectiefarme strip kan verplaatsing naar een nabijgelegen perspectiefrijk wijk- of buurtcentrum een optie zijn. In voorliggend plangebied betreft het de volgend winkelstrip:

Ā· Woensel-Noord: De Klerklaan

De gemeentelijke doelstelling is in ieder geval behoud van ruimtelijke kwaliteit en het voorkomen van verpaupering. Het heeft de voorkeur dat de "plek" voor de buurt behouden blijft. Ervaringen in Eindhoven (b.v. Genderdal) en elders in Nederland hebben uitgewezen dat de meest duurzame oplossingen meestal uit het gebied zelf afkomstig zijn. Ook hier is echter de initiƫle rol van de gemeente het faciliteren van het gesprek tussen de belanghebbenden. Vervolgens moeten er keuzes gemaakt worden voor toekomstig gebruik, mede afhankelijk van ligging en kwaliteit van de bebouwing en de potentie in de omgeving.

Winkelleegstand Leegstand van winkelpanden heeft diverse oorzaken, bestaat al langer en is een zichtbaar gevolg van de dynamiek in het winkellandschap. Leegstand is in de visie van de gemeente Eindhoven een maatschappelijk probleem wanneer de veiligheid in het geding komt of een dermate grote invloed op de directe omgeving heeft (zie ook paragraaf over voormalige (buurt)winkelstrips) dat hierdoor de vitaliteit van centrumgebieden onder druk komt te staan. Dat is immers niet altijd het geval. Zolang dat niet het geval is, is leegstand vooral een probleem van de eigenaar van het vastgoed.

Het belang van leefbaarheid en waar mogelijk beperken van (mogelijke) leegstand is een van de uitgangspunten van de detailhandelsnota. Dat wordt gedaan door in eerste instantie scherpe keuzes te maken over waar we welke vormen van detailhandel een plek bieden en dus ook waar niet. Ook blijven we winkellocaties ruim bestemmen zodat verandering van functie eenvoudig blijft. Verder biedt de Stichting Middenstands- en Bedrijfshuisvesting (SMB) subsidie voor eigenaren of huurders die willen investeren in de uitstraling van hun pand. Een opgeknapt pand levert niet alleen meerwaarde op voor het bedrijf, maar zorgt ook voor het behoud van maatschappelijke en economische functies van de wijk waar het gevestigd is. Kortom, een positief effect voor het bedrijf en de omgeving.

Bijzondere initiatieven In de toekomst kunnen en zullen zich kansen voordoen waarbij een nieuw (on brand) initiatief (Technologie, Design of Kennis), naar aard, reikwijdte en schaal, passend bij de ambities van Brainport Eindhoven zich wil vestigen op een locatie die daarvoor niet bestemd is. Een ondergeschikte vorm van detailhandel kan hier deel van uitmaken en valt dan ook buiten de daarvoor aangewezen locaties in de detailhandelsstructuur, zoals vastgelegd in deze nota. Het voorbeeld bij uitstek is Piet Hein Eek op Strijp R. In de detailhandelsnota zijn voorwaarden opgenomen waaronder dergelijke initiatieven kunnen worden toegestaan.

Positie en perspectief per stadsdeel

In de nieuwe detailhandelsnota is per stadsdeel de positie en het perspectief van alle winkelcentra beschreven.

Prinsejagt en Driekhoeksbos zijn gelegen in het stadsdeel Woensel-Noord.

Woensel-Noord is het grootste stadsdeel in Eindhoven en afgezet tegen het aantal inwoners is er een bovengemiddeld aanbod in de dagelijkse artikelensector. Woensel-Noord heeft een uitermate dichte voorzieningenstructuur op het vlak van boodschappen doen. Vrijwel iedere buurt beschikt over een eigen concentratie. Dit terwijl in het stadsdeel eveneens het complete WoensXL is gevestigd. Een en ander heeft tot gevolg dat de verzorgingsgebieden van diverse winkelconcentraties elkaar overlappen, waardoor het draagvlak per concentratie veelal beperkt is. Dit geldt met name voor ArdĆØchelaan in combinatie met Biarritzplein en Eckart in combinatie met Vaartbroek. Deels is dit ook het geval voor BelgiĆ«plein in combinatie met Nederlandplein, echter in de praktijk blijkt dat deze verzorgingsgebieden worden gescheiden door de barriĆØrefunctie van het Henri Dunantpark. De ontwikkeling van laatstgenoemde centra worden meer in relatie tot WoensXL beschouwd, gezien de korte afstand en dus overlap in verzorgingsgebieden. Enige uitzondering op de fijnmazige structuur van Woensel-Noord is Acht, hier ontbreekt een voorziening in de dagelijkse behoefte.

In het plangebied is het Gerretsonplein gesitueerd.

verplicht

Gerretsonplein

In februari 2014 is de Jumbo aan het Gerretsonplein geopend.

3.12 Horeca     

Op 11 maart 2014 heeft de gemeenteraad het horecabeleidsplan 'Kennis maken met een gastvrije stad' vastgesteld. Eindhoven wil aantrekkelijk zijn om er te komen, verblijven, studeren, wonen en werken. Horeca speelt hierbij een belangrijke rol. Het horecabeleidsplan bevat een aantal speerpunten om ervoor te zorgen dat de horeca in Eindhoven kan meebewegen met de ontwikkelingen in de stad. De gemeente wil de vestiging van kwalitatief goede horecabedrijven stimuleren. Daarbij is een wederzijdse versterking van de nabije andere functies belangrijk. Om dit bewerkstelligen maakt het horecabeleidsplan onderscheid in de volgende drie gebiedstypen:

Stimuleringsgebied Gebieden waar uitbouw van de horecasector mogelijk is.

Toelatingsgebied Gebieden waar per aanvraag wordt bezien of nieuwe horeca of uitbreiding van bestaande horeca inpasbaar is. Dit is afhankelijk van onder andere infrastructuur, woonbelangen, levendigheid, leefbaarheid en milieu-aspecten.

Restrictiegebied Gebieden waar (vanuit leefbaarheid) een vermindering van het aantal horecavestigingen wordt nagestreefd.

Per deelgebied of cluster in Eindhoven wordt aangegeven welk gebiedstype van toepassing is. Daarnaast wordt er onderscheid gemaakt in type horeca.

Nat & Droog

Het al dan niet schenken van alcohol is vanuit de taken van de overheid zeer bepalend. Om die reden is een eerste onderscheid naar nat en droog logisch. Indien een horecabedrijf geen alcoholische dranken verstrekt, wordt deze gerekend tot de droge horeca. Natte horeca verstrekt alcoholische dranken.

Dag, Avond & Nacht

Naast de indeling op basis van het schenken van alcoholhoudende dranken moeten we echter ook kijken naar de exploitatietijden. Op basis hiervan kan worden gekeken naar de tijden waarop een horecabedrijf invloed heeft op zijn omgeving. Ook dit heeft weer een verband met wanneer de overheid welke taak heeft. Hierin kunnen in beginsel drie typen worden onderscheiden: dag-, avond en nachthoreca. Van belang is hierbij de combinatie met nat of droog.

Het plangebied

Het plangebied is grotendeels een woongebied en deze is in dit kader aangewezen als een ristrictiegebied.

verplicht

Woongebieden

Woongebieden worden aangemerkt als restrictiegebieden. Bestaande horeca kan worden gehandhaafd en in beperkte mate worden uitgebreid, mits daarbij geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonfunctie. De bestaande horecabedrijven moeten in staat worden gesteld om aan de potentiƫle vraag te kunnen voldoen. Uitbreiding van het horeca-aanbod is hier echter niet gewenst. Indien een horecagelegenheid sluit wegens marktomstandigheden of wordt gesloten, is een nieuw bedrijf op deze locatie niet gewenst.

Winkelcentra/-gebieden 

Winkelcentra en winkelgebieden in woonwijken worden aangemerkt als toelatingsgebieden. Met betrekking tot nieuwe horeca wordt een terughoudend beleid gevoerd. Primaire en doorslaggevende toets zal daarbij zijn of zij de woonfunctie bedreigen. Uitbreiding met nieuwe horecavestigingen zal voornamelijk gaan om locaties in of aan bestaande (buurt)winkelcentra en andere gemeenschaps- of multifunctionele centra. Horeca kan voor een zekere levendigheid zorgen, nodig voor de leefbaarheid in een wijk. Overigens geldt voor (nieuwe) woonwijken dat hier altijd ontwikkelingsmogelijkheden aanwezig moeten zijn voor buurt- en wijkgebonden horeca. Het gaat dan om horecavoorzieningen die geĆÆntegreerd worden in een wijkwinkelcentrum, waar ook andere publieksgerichte voorzieningen aanwezig zijn.

Parken

Parken worden getypeerd als toelatingsgebied. Een (bescheiden) horeca-inrichting kan het gebruik van Eindhovense parken een meerwaarde geven. Diverse bestaande horecagelegenheden in parken en recreatieschappen (buiten Eindhoven) bewijzen dit. Horeca in parken moet zich verhouden met de omgeving. De exploitatie van een horeca-inrichting in een park mag dus wel een autonome functie hebben maar mag geen onevenredige afbreuk doen aan de gebruikswaarde van het park. Dit betekent onder meer dat zaken als bereikbaarheid, parkeren, afval, bevoorrading, geluid ed. grenzen stellen aan de mogelijkheden.

Sportconcentratiegebieden

Eindhoven telt drie grootschalige sportconcentratiegebieden; De Genneper Parken, Sportconcentratiegebied Eindhoven Noord en De Karpen. Bij deze gebieden gaat het om de omvang van de sportieve activiteiten en het daarmee gemoeide draagvlak voor horeca. Het is niet de bedoeling dat nieuwe horecavoorzieningen op de sportconcentratiegebieden een autonome horecafunctie hebben. De Sportconcentratiegebieden worden gezien als toelatingsgebied.

Scholen

Bij scholen (onderwijsinstellingen) gaat het om de totale omvang van de school c.q. het schoolterrein en het daarmee gemoeide draagvlak voor horeca. Het is niet de bedoeling dat horecavoorzieningen op schoolterreinen een autonome horecafunctie hebben. De perspectieven van horeca in dit soort specifieke milieus zijn sterk projectgebonden en dienen dus als zodanig per project beoordeelt te worden. Scholen worden aangemerkt als toelatingsgebied.

Culturele instellingen

In de nieuwe drank- en horecaverordening van de gemeente Eindhoven worden de culturele instellingen gerekend tot paracommerciƫle rechtspersonen van sociaal-culturele aard. Zij verstrekken uitsluitend alcohol op maandag tot en met zondag van 12.00 uur tot 24.00 uur tijdens activiteiten of bijeenkomsten die passen binnen de statutaire doelstelling van de desbetreffende paracommerciƫle rechtspersoon. De burgemeester kan een paracommerciƫle rechtspersoon ontheffing verlenen van de gestelde schenktijden. Het is paracommerciƫle rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sociaal-culturele aard niet toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken anders dan tijdens bijeenkomsten met een sociaal-cultureel karakter. Het is ze voor ten hoogste zes al dan niet aaneengesloten dagen per jaar toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken buiten de genoemde schenktijden en buiten de genoemde bijeenkomsten. De benoemde bijeenkomsten dienen uiterlijk drie weken voor aanvang bij de burgemeester te worden gemeld.

Sportverenigingen

In de nieuwe drank- en horecaverordening van de gemeente Eindhoven worden de sportverenigingen gerekend tot paracommerciƫle rechtspersonen. Zij verstrekken uitsluitend alcohol op maandag tot en met zondag van 12.00 uur tot 24.00 uur tijdens activiteiten of bijeenkomsten die passen binnen de statutaire doelstelling van de desbetreffende paracommerciƫle rechtspersoon. De burgemeester kan een paracommerciƫle rechtspersoon ontheffing verlenen van de gestelde schenktijden. Ze richten zich hoofdzakelijk op activiteiten van sportieve of recreatieve aard. Het is ze niet toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard of bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij hun activiteiten betrokken zijn. Het is maximaal twaalf al dan niet aaneengesloten dagen per jaar toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken tijdens bijeenkomsten voor leden of personen die rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn die de gestelde schenktijden overschrijden. Deze bijeenkomsten dienen uiterlijk drie weken voor aanvang bij de burgemeester te worden gemeld.

Werklocaties

De werkgelegenheidsstructuur van Eindhoven is de afgelopen decennia fundamenteel gewijzigd. Eindhoven is getransformeerd van een industriestad naar een stad waar de meeste mensen in een kantoor(achtige) omgeving werken. De werklocaties in de stad zijn dienovereenkomstig mee veranderd. Fabriekslocaties (vooral van Philips) hebben de laatste jaren plaats gemaakt voor moderne bedrijventerreinen en kantoorlocaties. Geheel in lijn met de traditionele ruimtelijke ordeningskaders, zijn vanaf de jaren '80 de meeste van deze werklocaties monofunctioneel opgezet. Wonen, werken en recreƫren zijn zoveel mogelijk gescheiden van elkaar gehouden. Mede ingegeven door Het Nieuwe Werken en bijbehorende technische ontwikkelingen op ICT-gebied, is de laatste jaren een weg ingeslagen waarbij werken steeds meer wordt vermengd met wonen en vrije tijd. Dit stelt andere eisen aan de werklocatie van de toekomst; monofunctionaliteit is 'uit'. Mensen willen juist in een multifunctionele omgeving werkzaam zijn, waarbij men de mogelijkheid heeft om onder werktijd - dan wel aansluitend daarop - een boodschap te doen, iets te gaan eten of drinken, mensen te ontmoeten, etc. Horecavoorzieningen kunnen zo van toegevoegde waarde zijn op een werklocatie. Het biedt mensen de mogelijkheid om elkaar zakelijk te ontmoeten, het kan bijvoorbeeld fungeren als 'aanlandplek' tussen twee afspraken. De High Tech Campus Eindhoven geldt in dat opzicht als een veel geprezen voorbeeld.

Het onderbrengen van een horecavoorziening op een werklocatie kan dus een meerwaarde hebben voor het gebied en zijn 'bewoners'. Het uitgangpunt is daarbij wel dat dergelijke horeca-inrichtingen alleen zijn toegestaan voor zover deze ondersteunend zijn aan de hoofdfunctie van het gebied. Door een plaats te creƫren voor zakelijke ontmoetingen, lunches of avondeten, wordt ruimte geboden aan de hierboven genoemde nieuwe manier van werken. Voorwaarde is wel dat op de werklocatie zelf voldoende draagvlak aanwezig is om de voorziening draaiende te houden. Afhankelijk van de grootte van dat draagvlak, is er ruimte voor ƩƩn of meer voorzieningen. Het is aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen. Avond- en nachthoreca heeft op een werklocatie gƩƩn toegevoegde waarde. Een horeca-inrichting op een werklocatie kan dus gƩƩn zgn. autonome (evenement)functie (of feestfunctie) hebben. Ook een logiesfunctie is normaal gesproken niet toegestaan. Werklocaties worden aangemerkt als toelatingsgebied.

Bedrijventerreinen algemeen

De exploitatie van een horeca-inrichting op een bedrijventerrein mag geen onevenredige afbreuk doen aan of beperkingen opleggen voor omliggende bedrijven op het bedrijventerrein. De horeca- inrichting moet voldoen aan het meest recente gemeentelijke beleid op het gebied van de externe veiligheid, waarbij rekening gehouden moet worden met het plaatsgebonden risico en de verantwoording van het groepsrisico binnen het invloedsgebied van een risicoveroorzakende inrichting. Een horeca-inrichting op een bedrijventerrein is dus bij voorkeur gelegen aan de rand van een industrieterrein en is niet te groot, zodat er geen grote groepen personen tegelijkertijd zich in het pand bevinden (minder dan 50 personen). Dit laatste heeft dus te maken met de hoogte van het groepsrisico.

Horeca in dit plangebied

Buiten horeca bij de winkelcentra (bestemming Gemengd) zijn er in het plangebied geen solitaire horecafuncties mogelijk. Ter plaatse van de bestemmingen Sport en Maatschappelijk is ook horeca toegestaan. Binnen sport moet horeca gelieerd zijn aan sport of ondergeschikt/ondersteunend zijn aan de sportbestemming. Bij Maatschappelijk is horeca toegestaan ten dienste van de maatschappelijke voorzieningen.

3.13 Bedrijvigheid     

op 15 maart 2016 is de bedrijventerreinnota van Eindhoven 'aan de slag voor waardevolle werklocaties' vastgesteld door de gemeenteraad. Deze is gepubliceerd op 2 november 2016. Met deze nota wordt richting gegeven aan het beleid voor en de ontwikkelingsrichting van de bedrijventerreinen. De nota heeft betrekking op de 16 grootstet (>5 ha) bedrijventerreinen van Eindhoven, inclusief campussen.

Kleinschalige bedrijfslocaties

Naast de 16 bedrijventerreinen groter dan 5 hectare kent Eindhoven een 32-tal kleinere bedrijfslocaties. Van deze locaties zijn er 4 kleiner dan 2 hectare en 26 zelfs kleiner dan 1 hectare. Deze terreinen liggen verspreid door de stad, met een hoge concentratie in het stadsdeel Gestel. Het gaat om circa 200 bedrijven met totaal 1500 tot 2000 werknemers.

Het gaat veelal om kleinschalige bedrijven met lage milieucategorieƫn (1 en 2) die goed passen in het binnenstedelijk milieu. Naast de traditionele bedrijfsfuncties zijn er bedrijven die zich vooral richten op de wijk, bijvoorbeeld een reparatiebedrijfje.

De kleinschalige bedrijfslocaties in Eindhoven zijn aantrekkelijk voor bedrijvigheid vanwege de wijkgebondenheid en de prijs-kwaliteit verhouding. Deze terreinen zijn van waarde voor de stad door het bieden van werkgelegenheid, het geven van ruimte voor start ups, de doorontwikkeling van de lokale bedrijvigheid, de stedelijke dienstverlening en de sociaaleconomische wijkfunctie.

verplicht

Het plangebied

Binnen onderhavig plangebied liggen geen bedrijventerreinen > 5 ha. Ook is geen van de kleinschalige bedrijfslocaties gevestigd binnen het plangebied.

Bedrijvigheid is geconcentreerd in Driehoeksbos in een kleine zone langs de Boschdijk en de Marathonloop. De bedrijven in het plangebied hebben geen onaanvaardbare effecten op de omgeving. De zone met bedrijven fungeert mede als buffer voor de aangrenzende woowijk tegen de geluidsproductie van het verkeer op voornoemde wegen. De bedrijfsactiviteiten van de bestaande bedrijven betreffen met name bedrijfsactiviteiten in de mileucategorieen 1 en 2.

Verspreid over het plangebied zijn enkele solitaire bedrijven gevestigd. Voor deze bedrijven geldt een maximum mileucategorie van 2.

3.14 Kantoren     

De Kantorenstrategie 2012-2020 is niet langer (alleen) gebaseerd op het voeren van regie op de nieuwbouw kantorenmarkt. Juist op de bestaande markt zijn maatregelen nodig om deze gezonder te maken. Dat vraagt enerzijds om een positieve en actieve grondhouding van gebouweigenaren. Anderzijds is er vaak nog een (andere) vastgoedpartij nodig die op creatieve wijze met de leegstand aan de slag wil gaan. De gemeente Eindhoven speelt daarbij in toenemende mate een stimulerende en faciliterende rol. De Eindhovense werkwijze is afgestemd met de andere ā€˜kantoorgemeentenā€™ in de stedelijke regio. Dit is vastgelegd in een 'Regionale programmering kantoorlocaties' d.d. november 2013.

Het grootste deel van de werkgelegenheid in de regio Eindhoven is gehuisvest in een kantooromgeving. Door diverse oorzaken is de Nederlandse en ook de regionale kantorenmarkt de laatste jaren flink uit balans geraakt. De aanbodpercentages liggen op dit moment rond de 16%; ruim twee keer zoveel als bij een gezonde kantorenmarkt hoort. Het totale aanbod van kantoren in Eindhoven bedroeg op 1 januari 2015 circa 250.000 mĀ². Dit overaanbod aan kantoorruimte is voor een groot deel structureel van aard. Dit is een bedreiging voor de economische ambities van (de regio) Eindhoven en vraagt dus om gericht handelen.

In het nieuwe beleid wordt niet alleen op nieuwbouw gestuurd, maar ook op de bestaande kantorenmarkt. De focus ligt daarbij op het terugdringen van kantorenleegstand in bestaande gebouwen. Met deze aanpak hoopt het college vraag en aanbod op de Eindhovense kantorenmarkt in kwantitatieve Ć©n kwalitatieve zin beter op elkaar af te stemmen, zodat een goede balans ontstaat met toekomstbestendige locaties, die bijdragen aan de realisatie van de Brainport-ambities van stad en regio. Het is een logisch vervolg op eerder ingezet beleid, zoals de Prioriteitennota 2011 ā€“ 2014 en het bevriezen van 100.000 mĀ² nieuwbouw kantoorruimte op de locatie Land Forum.

Binnen Eindhoven worden drie afzonderlijke nieuwbouw kantorenmilieus onderscheiden, te weten Stationsgebied, Strijp-S en Flight Forum. Deze verschillende kantorenmilieus voorzien in een specifieke en onderscheidende behoefte. Het is belangrijk om deze onderscheidende kwaliteiten de komende jaren verder uit te bouwen. Het is daarnaast belangrijk dat ongebreidelde groei van de kantorenvoorraad, door toevoeging van niet duurzame/toekomst- bestendige nieuwbouw, wordt voorkomen. Kantoorgebruikers die op zoek zijn naar nieuwe huisvesting worden daarom zoveel mogelijk bediend op de bestaande kantorenmarkt. Nieuwbouw van kantoren op geprioriteerde locaties en door middel van toekomstbestendige gebouwen is nog slechts met inachtneming van hiervoor genoemde uitgangspunten mogelijk.

De gemeente voert geen leegstandsverordening in. De uitvoering hiervan kost veel inspanning, terwijl ervaringen elders leren dat het gewenste resultaat veelal uitblijft. Wel komt er een ā€˜Eindhovense Leegstandsmonitor kantorenā€™ (actueel overzicht van leegstaande kantoren), bedoeld als stimulerend middel om marktpartijen ertoe aan te zetten ā€˜ietsā€™ met leegstaande gebouwen te gaan doen. De gemeente Eindhoven zal ook proactief partijen met elkaar in verbinding brengen, om zo bij te dragen aan mogelijke nieuwe samenwerkingsverbanden en creatieve oplossingen voor dit vraagstuk. In onze ā€˜slimme regioā€™ zijn legio partijen die samen in staat zijn om ā€˜slimme oplossingenā€™ te bedenken.

De gemeente Eindhoven zal, uiteraard passend binnen wet- en regelgeving, proactief meewerken aan gewenste transformatie van leegstaande kantoren. Echter niet alle kantoren zijn geschikt voor andere functies. Soms vanwege technische aspecten of locatiegebonden aspecten. Een deel van de kantoren zal dus naar verwachting op termijn gesloopt worden.

Geen van bovenstaande prioritaire gebieden is gelegen binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan. Naast de geprioriteerde grootschalige kantorenlocaties is ook op 'overige locaties' de ontwikkeling van (kleinschalige) kantoren mogelijk. Het gaat hierbij om locaties binnen de stad welke eigendom zijn van ontwikkelaars en waar, veelal van oudsher, een nieuwbouw kantoorontwikkeling is toegestaan. De gemeente laat deze initiatieven echter over aan de markt en beperkt zich tot, voor zover aan de orde, het toetsen van deze initiatieven aan de (in de Prioriteitennota) gestelde voorwaarden, zoals haalbaarheid en wenselijkheid. Onderhavig plangebied valt niet onder de noemer 'overige locaties'.

Het plangebied

De Vincentiuskerk aan de Vitriviusweg heeft een kantoorfunctie. Een deel hiervan is inmiddels gewijzigd naar een bestemming Wonen en ook als zodanig vertaald in dit bestemmingsplan.

3.15 Kabels, leidingen en straalpaden     

In het plangebied ligt op de grens tussen de wijken Driehoeksbos en Prinsejagt het tracƩ van een bovengrondse hoogspanningsleiding. Dit tracƩ met de bijbehorende beschermingszones hebben in dit bestemmingsplan een dubbelbestemming gekregen.

Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf     

4.1 Milieueffectrapportage     

4.1.1 Wettelijk kader     

Met een milieueffectrapportage (m.e.r.) worden de milieugevolgen van een plan in beeld gebracht. De m.e.r. is gebaseerd op Europese regelgeving. In Nederland is de m.e.r. geregeld in de Wet milieubeheer (Wm) en in het Besluit m.e.r.. De Wm gaat vooral in op de procedure en de inhoudsvereisten. In het Besluit m.e.r. is geregeld in welke gevallen een m.e.r. moet worden opgesteld.



Bij het Besluit m.e.r. is een bijlage opgenomen waarin de criteria voor een m.e.r.-plicht (onderdeel C) en een m.e.r.-beoordelingsplicht (onderdeel D) staan. Een beoordelingsplicht houdt in dat moet worden nagegaan of er sprake is van (mogelijke) belangrijke milieugevolgen. Als deze niet kunnen worden uitgesloten, dan geldt een m.e.r.-plicht.



De onderdelen C en D zijn onderverdeeld in 4 kolommen:

Kolom 1: de activiteit zelf

Kolom 2: drempelwaarden activiteit

Kolom 3: de kaderstellende plannen (zoals een bestemmingsplan)

Kolom 4: de besluiten



De drempelwaarden van activiteiten die zijn opgenomen in onderdeel D zijn indicatief. Indien een activiteit wordt genoemd in onderdeel D, maar beneden de drempelwaarde van kolom 2 valt, moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaatsvinden. Dit geldt zowel voor kaderstellende plannen, zoals een bestemmingsplan, als voor besluiten.

4.1.2 Conclusie     

Dit bestemmingsplan richt zich op het vastleggen van de bestaande situatie en van de functionele en ruimtelijke structuur. Er worden met onderhavig bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Gelet op het bovenstaande zijn de ontwikkelingen die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt niet genoemd als activiteit in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r.. Er is om die reden geen sprake van een noodzakelijke MER of m.e.r.-beoordelingsplicht.

4.2 Bedrijven en milieuzonering     

Op basis van milieuzonering wordt bepaald welke categorieƫn bedrijven en/of inrichtingen in het plangebied zijn toegestaan. Dit houdt in dat er voldoende ruimtelijke scheiding moet zijn tussen milieubelastende bedrijven/inrichtingen en woongebieden. Hoe zwaarder de toegestane milieucategorie, hoe groter de afstand. Bij het bepalen van deze afstand wordt gebruik gemaakt van de VNG - brochure 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009.

In deze brochure worden richtafstanden gegeven tot de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied. Bij een gemengd gebied geldt een kortere afstand dan bij een rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot gemengd gebied.

4.2.1 Staat van bedrijfsactiviteiten     

De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd in de Staat van bedrijfsactiviteiten. Deze staat is gebaseerd op bovengenoemde VNG - brochure. In deze staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieƫn met potentiƫle milieuemissies. Op grond van deze staat wordt een beleidsmatige selectie gemaakt van die bedrijfsactiviteiten die in het plangebied worden toegestaan. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI -codes) in deze staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elke ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven. Deze afstand moet in beginsel worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (veelal woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • het betreft 'gemiddelde' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
  • de richtafstanden hebben betrekking op het omgevingstype 'rustige woonwijk';
  • de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten.

De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand.

Voor dit bestemmingsplan is de staat van bedrijfsactiviteiten van de VNG aangepast. Bedrijven die in het algemeen vanwege de aard van de activiteiten niet passend zijn op een bedrijventerrein, zijn niet in de staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen (denk bijvoorbeeld aan bioscopen, dierentuinen, kantoren, etc.). Daarnaast worden bedrijven die gezien hun aard en activiteiten niet in onderhavig plangebied thuishoren en/of voor kunnen komen, uitgesloten (bijvoorbeeld visserij- en visteeltbedrijven, aardolie- en gaswinning, etc.). Vervolgens is een selectie gemaakt van de bedrijven behorende tot de voor het plangebied, al dan niet met ontheffing, toegelaten milieucategorie.

Ter plaatse van het SEN is ten behoeve van het bestemmingsplan V Driekhoeksbos geĆÆnventariseerd welke miliecategorie maximaal kan worden toegestaan. Dit is vertaald in een milieuzonering welk is uitgewerkt in de bestemmingen Sport 1 tot en met 6. In dit actualiseringsplan is ervoor gekozen om te beoordelen wat in de afgelopen jaren daadwerkelijk aan functies is toegevoegd en wat nog te verwachten is. Dit heeft geresulteerd in een inperking van de toegestane milieucategorieĆ«n. In het gebied zijn twee locaties waar functies aanwezig zijn die niet aansluiten bij de milieuzonering in het gebied. Het betreft Hezemans Indoor Karting (Vijfkamplaan 18) en de schietbanen bij de politieacademie (Vijfkamplaan 31). Voor deze gevestigde en vergunde functies zijn specifieke aanduidingen opgenomen om van de mileuzonering te kunnen afwijken. Dit geldt ook voor de voormalige locatie van Thermen Prinsejagt aan de Fakkellaan. Deze sauna is inmiddels gesloopt, maar er gelden nog rechten welke in dit bestemmingsplan opnieuw positief worden bestemd. ook hier is derhalve een specifieke aanduiding opgenomen. Vestiging van een bedrijf behorend tot een andere milieucategorie is mogelijk gemaakt op basis van een afwijkingsbevoegdheid. Hierbij dient een nadere afweging plaats te vinden aangaande de aanvaardbaarheid.

4.3 Geluid     

4.3.1 Wettelijk kader     

De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Wet luchtvaart. Het betreft normen voor industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. Er wordt uitgegaan van voorkeursgrenswaarden, waarvan in een aantal gevallen met ontheffing tot een bepaalde maximum hoogte, mag worden afgeweken.

De normstelling heeft tot doel nieuwe geluidhindersituaties en daarmee gezondheidsschade te voorkomen. Om dit doel te bereiken worden zones gedefinieerd, waarbinnen plannen met geluidgevoelige bestemmingen moeten worden getoetst aan de normen. Volgens de Wet geluidhinder gelden er voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. Bij de voorkeursgrenswaarde mag worden verondersteld dat het percentage gehinderden beperkt is. Wanneer een maximale ontheffingswaarde wordt overschreden dan is er sprake van een locatie die in beginsel niet geschikt is voor de vestiging van een geluidgevoelige bestemming.

Bij plannen met geluidbelastingen in de bandbreedte tussen voorkeursgrenswaarde en maximale ontheffingswaarde moet er een nadere afweging worden gemaakt in hoeverre bron- en/of overdrachtmaatregelen kunnen worden getroffen om de geluidbelastingen te beperken. Voorbeelden van bronmaatregelen zijn een stiller wegdek en een verlaging van de snelheid bij auto's. Geluidschermen en geluidwallen zijn voorbeelden van overdrachtsmaatregelen.

In het voorliggende bestemmingsplan liggen de volgende geluidgevoelige bestemmingen:

  1. een woongebouw
  2. een onderwijsgebouw;
  3. een verpleeghuis;
  4. een verzorgingstehuis;
  5. een kinderdagverblijf
  6. een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Huisvestingswet, zijnde een kavel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van andere gemeenten kunnen worden aangesloten.

4.3.2 Wegverkeerslawaai     

Het plan ligt in de zone van de Boschdijk, Marathonloop, Huizingalaan, Eerste Lieven de Keylaan, Tweede Lieven de Keylaan, Estafettelaan, Fakkellaan en de Oude Bossche Baan.

In het kader van "Duurzaam Veilig" zijn alle overige wegen in en nabij het plangebied 30 km per uur wegen geworden. Deze wegen en woonerven hebben volgens de Wet geluidhinder geen zone, zodat deze verder buiten beschouwing kunnen blijven.

De Wet geluidhinder maakt onderscheid tussen zogenaamde bestaande situaties en nieuwe situaties. Ingevolge hoofdstuk VI, afdeling 3 ("bestaande situaties") van de Wet geluidhinder hoeft voor de reeds aanwezige geluidgevoelige bebouwing geen nieuw akoestisch onderzoek te worden ingesteld. Dit bestemmingsplan voorziet niet in de ontwikleling van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen.

Reconstructies van wegen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, die leiden tot een toename van de geluidbelasting met 2 dB of meer, zijn niet toegestaan.

4.3.3 Luchtvaartlawaai     

Het plangebied ligt op enige afstand (circa 8 km) van de luchthaven Eindhoven. Dit is een militaire luchthaven met medegebruik door de burgerluchtvaart (Eindhoven Airport). De Wet luchtvaart regelt het gebruik van luchtvaartuigen en luchtvaartterreinen in Nederland. De wet voorziet in regels over besluitvorming en normen voor alle luchthavens. Op basis van deze wet is voor luchthaven Eindhoven een luchthavenbesluit vastgesteld.



De Wet luchtvaart regelt onder andere dat grenswaarden moeten worden vastgesteld voor de maximaal toegelaten geluidbelasting door landende en opstijgende luchtvaartuigen. Deze geluidsbelasting wordt uitgedrukt in Kosteneenheden (Ke). De nadere regelgeving over de geluidsbelasting staat in het Besluit militaire luchthavens. De grenswaarde voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting voor het burgerluchtverkeer en voor het militaire luchtverkeer is in beginsel 35 Ke. Deze grenswaarde geldt voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen (art. 1 Besluit militaire luchthavens jo artikel 1.1 Bouwbesluit 2012) en voor standplaatsen en ligplaatsen.



Het plangebied ligt niet binnen de 35 Ke contour van het vliegveld.

4.4 Luchtkwaliteit     

4.4.1 Wettelijk kader     

Hoofdstuk 5 (met name onder titel 5.2) van de Wet milieubeheer bevat bepalingen over luchtkwaliteit. Dit hoofdstuk voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Dit gebeurt zodanig dat voldaan wordt aan de daartoe gestelde normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Hierdoor kunnen ruimtelijke ontwikkelingen doorgang vinden, terwijl ondertussen maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit worden uitgevoerd.

Sinds 1 januari 2015 moet voldaan worden aan de Europese grenswaarden: voor stikstofdioxide (NO2) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3, voor fijnstof (PM10) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3 en een daggemiddelde van 50 microgram/m3. Het daggemiddelde mag jaarlijks maximaal 35 keer worden overschreden.

4.4.2 Besluit niet in betekenende mate bijdragen     

In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn voor bepaalde categorieƫn projecten grenzen vastgesteld. Op grond daarvan kan worden gesteld dat deze een 'niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) leveren aan de luchtverontreiniging. Deze projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor:

  • woningbouwlocaties die niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 1 ontsluitingsweg;
  • woningbouwlocaties die niet meer dan 3000 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
  • kantoorlocaties die niet meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 1 ontsluitingsweg en
  • kantoorlocaties die niet meer dan 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden en moet worden getoetst aan de normen.

Samengevat

Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen mits:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.

4.4.3 Besluit gevoelige bestemmingen     

Met deze Algemene Maatregel van Bestuur wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het 'Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)' is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer.

Het besluit is gericht op de bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor stikstofdioxide en fijnstof. Het gaat met name om kinderen, ouderen en zieken. Het besluit voorziet in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is als een 'gevoelige bestemmingen' wordt mogelijk gemaakt. Voor rijkswegen geldt een zone van 300 meter aan weerszijden en langs provinciale wegen 50 meter, gemeten vanaf de rand van de weg.

De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als 'gevoelige bestemming': scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties niet als gevoelige bestemming gezien.

In aanvulling op het Besluit gevoelige bestemmingen is er een Brabantse ā€œHandreiking gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitā€ opgesteld (maar in Eindhoven (nog) niet vastgesteld). Deze Handreiking heeft als uitgangspunt geheel nieuwe bestemmingen voor kinderen en ouderen (conform de AmvB gevoelige bestemmingen) niet te situeren binnen 50 meter van de wegrand van drukke gemeentelijke wegen (als eerstelijns bebouwing) of binnen 300 meter van snelwegen, ongeacht de berekende concentraties.

4.4.4 Goede ruimtelijke ordening     

Naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het principe van een 'goede ruimtelijke ordening' blijft naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' onverkort gelden. De Wet ruimtelijke ordening (Wro), art. 3.1, schrijft voor dat een bestemmingsplan moet voldoen aan de criteria voor goede ruimtelijke ordening. Die verplichting heeft in dit verband betrekking op situaties waarop het Besluit gevoelige bestemmingen niet ziet, maar die vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening onwenselijk zijn, bijvoorbeeld de bouw van woningen langs een snelweg, of de bouw van een school langs een drukke binnenstedelijke weg. In het algemeen is het verstandig om terughoudend te zijn met de vestiging van gevoelige bestemmingen nabij drukke (snel)wegen. De Gezondheidsraad concludeert niet voor niets dat ook bij concentraties beneden de grenswaarden gezondheidsschade kan optreden.

4.4.5 Planbeschrijving en toetsing     

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. De luchtkwaliteit verandert hierdoor niet.

Conclusie

Aangezien het plan geen nieuwe woningen / kantoorruimte omvat, is geen sprake van een 'in betekende mate' project zodat de de vaststelling van dit bestemmingsplan niet leidt tot een overschrijding van de luchtkwaliteitseisen. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit plan.

4.5 Externe veiligheid     

Externe veiligheid gaat over het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, en over het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.

4.5.1 Wettelijk kader     

Op nationaal niveau zijn verschillende wetten en regels ten aanzien van externe veiligheid. Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI; oktober 2004). Voor transport is het Besluit externe veiligheid transportroutes van toepassing (Bevt, april 2015). Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2011). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen Plaatsgebonden risico en Groepsrisico.

Plaatsgebonden Risico (PR)

Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten'.



Groepsrisico (GR)

Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.

Het plangebied

Hieronder wordt beschreven welke risicovolle inrichtingen in of nabij het gebied liggen, of er vervoer van gevaarlijke stoffen in het gebied plaatsvindt en of er risicovolle buisleidingen liggen.

verplicht

Inrichtingen

Ottenbad Zwembad

Aan de Vijfkamplaan 12 is het Ottenbad zwembad gelegen. Het zwembad beschikt over een chloorbleekloogopslag van 4m3. De inrichting valt niet onder de werkingssfeer van het Bevi, waardoor er geen invloedsgebied of plaatsgebonden risicocontour van kracht is.

Ten behoeve van het zwembad is ook een gasreduceerstation aanwezig. Het betreft een categorie-B station met een capaciteit van 500m3. Hiervoor geldt een veiligheidsafstand van 10 meter tot kwetsbare objecten en 4 meter tot beperkt kwetsbare objecten conform artikel 3.12 van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Aangezien er geen wijzigingen zijn in deze contour, zal dit geen belemmeringen leveren.

verplicht

LPG-tankstation

Nabij het plangebied is aan de Huizingalaan 2 het LPG-tankstation De Haan Minerale Oliƫn B.V. gevestigd. De plaatsgebonden risicocontour van dit tankstation valt deels binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan. Deze contour is gelegen ter plaatse van de bestemming Verkeer. Binnen deze zone zijn geen nieuwe beperkt kwetsbare of kwetsbare objecten zijn toegestaan. Overigens ligt de contour zodanig dat op basis van de bestemmingen Verkeer dergelijke objecten niet opgericht kunnen worden. Verder reikt het invloedsgebied ook over een gedeelte van het plan. Hiervoor dient een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden.



Transport

Binnen het plangebied liggen geen transportroutes waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden. Ook is het plangebied niet gelegen in een invloedsgebied van een dergelijke transportroute.



Buisleidingen

Binnen het plangebied liggen geen buisleidingen die bescherming behoeven in het kader van externe veiligheid.

Hoogspanningslijnen

In het plan ligt de bovengrondse hoogspanningslijn (Eindhoven-knp. Eindhoven zuid). Het betreft een hoogspanningslijn met een spanning van 150kV. Voor deze hoogspanningslijn geldt een indicatieve magneetveldzone van 2 x 85 meter. Deze magneetveldzones markeren een contour, waarbinnen de magnetische veldsterkten boven de 0,4 microtesla liggen. Een langdurige blootstelling hieraan kan zorgen voor een (mogelijk) verhoogde kans op kinderleukemie. Daarom is het rijksbeleid gericht om te voorkomen dat er nieuwe situaties ontstaan waar kinderen langdurig worden blootgesteld aan deze magnetische veldsterkten. Aangezien het een conserverend plan betreft worden er geen nieuwe mogelijkheden gecreƫerd waarbij kinderen langdurig verblijven binnen deze zone.

4.5.2 Gemeentelijk beleid: Visie Externe Veiligheid     

De Gemeente Eindhoven heeft in mei 2009 de Visie externe veiligheid vastgesteld. Daarin is onder meer vastgelegd hoe in de stad nabij risicobronnen wordt omgegaan met het veilig stellen van een acceptabel niveau voor risico's in het kader van externe veiligheid en de beheersbaarheid ervan. Ook is in de visie voor de gebieden buiten invloedsgebieden van risicobronnen (o.m. het gebied > 200m van het spoor) een verantwoording van het groepsrisico uitgewerkt.

4.5.3 Verantwoording groepsrisico     

Bij het vaststellen van een bestemmingsplan dient het groepsrisico te worden verantwoord door het bevoegd gezag met betrekking tot het LPG-tankstation aan de Huizingalaan 2. Voor deze verantwoording wordt het standaardadvies van de Veiligheidsregio toegepast aangezien het een conserverend plan betreft.



De Haan Minerale Oliƫn B.V.

Aangezien het invloedsgebied gedeeltelijk over het plan reikt dient er een verantwoording van het groepsrisico opgesteld te worden. Dit dient plaats te vinden op grond van artikel 13 van het Bevi.



De te verwachten dichtheid van personen

Aangezien het een conserverend bestemmingsplan betreft, neemt de populatie in het invloedsgebied van het LPG-tankstation niet toe t.o.v. de huidige situatie.



De hoogte van het groepsrisico

De hoogte van het groepsrisico is berekend op 26-02-2019 (bijlage 5 bij de toelichting). Uit deze berekening blijkt dat de hoogte van het groepsrisico 0,77 * de oriƫnterende waarde betreft.

verplicht

De maatregelen ter beperking van het groepsrisico

De installatie voor het afleveren van LPG valt onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. Ingevolge dit besluit zijn diverse veiligheidsmaatregelen voorgeschreven om risico's te voorkomen en te beheersen. Zo dient het beheer van een LPG-afleverinstallatie te worden uitgevoerd door geĆÆnstrueerde personen. De met het toezicht belaste persoon moet over voldoende deskundigheid beschikken, zowel ten aanzien van de bij een normaal bedrijf in acht te nemen veiligheidsvoorschriften, als ten aanzien van de in geval van een gaslekkage of brand noodzakelijk te verrichten handelingen. Daarnaast dient een noodplan te zijn uitgewerkt. Het bedienend personeel moet op de hoogte zijn van de inhoud van het noodplan en de werkbaarheid van de vastgestelde noodprocedure moet regelmatig in de praktijk worden beproefd. Tevens zijn voorschriften opgenomen ten aanzien van blusmiddelen.



Voor het onderhavige tankstation is de LPG doorzet in de omgevingsvergunning milieu beperkt tot maximaal 999 m3 per jaar. Daarnaast heeft het leveren van LPG in een tank met een hittewerende coating een sterk risico-reducerend effect. Het onderhavige LPG-tankstation heeft een distributeur die uitsluitend gebruik maakt van tankwagens met een hittewerende coating. Door deze maatregel blijft de hoogte van het groepsrisico onder de oriƫntatiewaarde.



De voor en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico.

Met onderhavig bestemmingsplan neemt de hoogte van het groepsrisico niet toe.



Mogelijkheden voor de hulpdiensten

Het betreft een bestaande woonwijk met een bestaande situatie. Het plangebied is vanuit meerdere windrichtingen te bereiken. In het plangebied, ter hoogte van het LPG-tankstation, zijn meerdere bluswatervoorzieningen aanwezig.



Mogelijkheden voor zelfredzaamheid

Er worden met dit bestemmingsplan geen nieuwe mogelijkheden gecreƫerd waarbij er zich verminderd zelfredzame personen bevinden binnen het invloedsgebied van het tankstation.



Advies Veiligheidsregio



Het standaardadvies van de Veiligheidsregio betreft het volgende:

  • Communiceer actief met de omwonenden in het plangebied over de risico's van de gevaarlijke stoffen. Geef daarbij aan wat omwonenden moeten doen bij een incident, namelijk vluchten van de risicobron af. Dit bevordert de zelfredzaamheid van omwonenden. Dit advies geldt ook voor bedrijfshulpverleningsorganisaties.
  • Pas de beleidsregels bereikbaarheid en bluswatervoorziening van VRBZO toe. Wanneer een beoogde oplossing aan de beleidsregels voldoet, kunt u ervan uitgaan dat een goede bereikbaarheid voor de hulpdiensten en een adequate bluswatervoorziening gerealiseerd wordt. De beleidsregels staan op https://www.vrbzo.nl/wp-content/uploads/2018/04/170307-beleidsregelsbereikbaarheid- en-bluswatervoorziening-brabant-definitief-1-0-vastgesteld.pdf Heeft u ten behoeve van de bereikbaarheid en bluswatervoorziening behoefte aan een advies op maat? Neem dan contact op met planvormingbrandweer@vrbzo.nl

4.5.4 Conclusie     

Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen voor onderhavig plan.

4.6 Duurzaamheid     

De ambities van de gemeente op het gebied van duurzaamheid zijn vastgelegd in het raadsprogramma Duurzaamheid. Dit programma wordt uitgevoerd vanuit een overkoepelende filosofie, gebaseerd op de methodiek van "The Natural Step". Het programma kent vier pijlers zoals weergegeven in onderstaande figuur.

verplicht

In het kader van het bestemmingsplan zijn vooral de pijlers 'Energie' en "Bouwen en Wonen" van belang.



Pijler 1: Energie

De gemeente heeft zich de ambitie gesteld om 'energieneutraal' te worden in de toekomst (2035 - 2045) , dat wil zeggen dat alle energie die de stad dan nog gebruikt, duurzaam wordt opgewekt. Vanuit die ambitie worden initiatieven voor de opwekking van duurzame energie ondersteund. Voor wat betreft de ruimtelijke impact van lokale duurzame energietechnieken kunnen de volgende aspecten onderscheiden worden:



1) Zonne-energie (elektriciteit via PV panelen en warmte via zonneboilers)

De ruimtelijke impact van het gebruik van zonne-energie is in Nederland beperkt. De PV-panelen respectievelijk zonneboilers worden over het algemeen op de daken van de gebouwen van afnemers geplaatst en zijn dan (meestal) ook niet vergunningsplichtig in het kader van de Wabo. Voor PV panelen (waarmee elektriciteit opgewekt wordt) bestaan echter ook mogelijkheden om deze los van bebouwing te plaatsen op braakliggende percelen. In dat geval is er uiteraard wel sprake van een ruimtelijke impact. Tot op dit moment wordt hier in Nederland weinig gebruik van gemaakt maar in een aantal steden worden de mogelijkheden onderzocht en dit zou ook in Eindhoven actueel kunnen worden. Een dergelijk 'solar park' past niet in het bestemmingsplan. Indien deze ontwikkeling wel wenselijk is, kan op grond artikel 2.12, lid 1, a, onder 3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) afwijking van het bestemmingsplan worden toegestaan door middel van een omgevingsvergunning. Gezien de relatief grote ruimtelijke impact van deze vorm van zonne-energie is het belangrijk om daarbij een goede afweging te maken en dient een eventueel besluit hiertoe te voldoen aan een goede ruimtelijke ordening en moet het vergezeld gaan van een ruimtelijke onderbouwing. Hiertoe dient een uitgebreide procedure gevolgd te worden van maximaal 26 weken.

2) Windturbines

In tegenstelling tot bij zonne-energie is de ruimtelijke impact van windturbines groot. Voor windturbines van enige omvang is de ruimte in Eindhoven dus beperkt. Toch zullen in bepaalde gevallen de mogelijkheden interessant zijn. Dit zal altijd locatie-specifiek onderzocht moeten worden. Daarbij moet onderscheid gemaakt worden tussen grote windinstallaties en kleine windinstallaties. Van een kleine windinstallatie is sprake als:

  • De diameter van de rotor maximaal 7 meter is;
  • De maximale hoogte vanaf het maaiveld 15 m of de ashoogte maximaal 8 meter op de bebouwing is;
  • Het vermogensbereik ligt tussen 0,5 kW en 6 kW.

De toepassing van kleine windinstallaties kan op grond van artikel 2.12, lid 1, a, onder 3, Wabo als afwijking van het bestemmingsplan worden toegestaan door middel van een omgevingsvergunning. Dit is een uitgebreide procedure van maximaal 26 weken. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu werkt aan een plan om deze installaties op te nemen in de "lijst van kruimelgevallen" waardoor direct de omgevingsvergunning voor het afwijken van bestemmingsplan kan worden verleend. De procedure wordt dan verkort tot maximaal 8 weken. Aangezien deze wijziging van de lijst van kruimelgevallen op korte termijn wordt verwacht, worden nu geen specifieke afwijkingsregels in het bestemmingsplan opgenomen.

Voor grote windinstallaties kan afwijking van het bestemmingsplan ook worden toegestaan door middel van de afwijkingsprocedure op grond van artikel 2.12, lid 1, a, onder 3, Wabo. Gezien de relatief grote ruimtelijke impact van deze vorm van windenergie is het belangrijk om daarbij een goede afweging te maken en daarom wordt deze niet rechtstreeks toegestaan in het bestemmingsplan.



3) Warmte Koude Opslag

De gemeente ziet in Warmte Koude Opslag een belangrijke potentiƫle bijdrage aan het beperken van het gebruik van fossiele brandstoffen. De gemeente heeft daarom een 'KWO Potentiekaart' voor Warmte Koude Opslag opgesteld. In de daarbij behorende rapportageworden de mogelijkheden en beperkingen voor het gebruik van deze techniek beschreven en in beeld gebracht. Deze rapportage is te downloaden via www.eindhoven.nl (zoek op: KWO). De rapportage geeft door middel van kaarten aan waar er welke mogelijkheden en belemmeringen er voor het gebruik van Warmte Koude Opslag zijn. De toepassing van Warmte Koude Opslag is voor wat betreft de ondergrondse aspecten geregeld in de Waterwet en de AMvB Bodemenergie. Voor de in sommige gevallen noodzakelijke bovengrondse opstallen (bijvoorbeeld een technische ruimte) zal een specifieke afwijkingsregeling in het bestemmingsplan worden opgenomen. Hierbij is voor gebouwen een oppervlakte opgenomen van maximaal 100 m2 en een bouwhoogte van 3 meter.



Pijler 2: Bouwen en Wonen

In de relatie tussen de gemeentelijke ambities op het gebied van duurzaam bouwen en het bestemmingsplan, is bij nieuwbouwlocaties met name het 'zongericht bouwen' van belang. Bij nieuwbouwlocaties zal de gemeente eisen dat straten zoveel mogelijk van oost naar west verlopen zodat alle gebouwen over een naar het zuiden gerichte gevel beschikken. Bij conserverende bestemmingsplannen is de bebouwingsoriƫntatie grotendeels reeds vastgelegd en is dit aspect minder van belang.

4.7 Bodem     

Het (industriƫle) verleden van Eindhoven heeft zijn sporen in de bodem nagelaten. In de afgelopen jaren hebben op zeer veel locaties in Eindhoven om diverse redenen milieukundig bodemonderzoek plaatsgevonden, bijvoorbeeld in het kader van het verlenen van bouwvergunningen of in het kader van de aan- of verkoop van locaties. In het bodeminformatiesysteem van de gemeente zijn de gegevens van alle bekende bodemonderzoeken opgenomen. Op diverse locaties in Eindhoven zijn verontreinigingen aangetroffen, het komt echter zelden voor dat er als gevolg van bodemverontreiniging sprake is van risico's voor de gezondheid van mensen. Dergelijke locaties zijn op dit moment binnen het plangebied dan ook niet bekend. De percelen waar bovengenoemde gevallen van bodemverontreiniging zich bevinden hebben een aantekening in het kadaster. Nadere informatie over deze gevallen van bodemverontreiniging is te verkrijgen bij de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant. Hoewel er binnen het plangebied dus geen gevallen van bodemverontreiniging bekend zijn die een risico voor de gezondheid vormen, kan er in sommige gevallen toch sprake zijn van beperkingen in het gebruik of extra kosten die gemaakt moeten worden als grond moet worden afgevoerd. Het verdient dan ook sterk aanbeveling om bij grondtransacties, bouwactiviteiten of grondverzet vooraf het bodeminformatiesysteem van de gemeente Eindhoven te raadplegen. In sommige gevallen zal het uitvoeren van een bodemonderzoek noodzakelijk zijn. Dit geldt bijvoorbeeld bij het aanvragen van sommige omgevingsvergunningen en bij het afvoeren van vrijkomende partijen.

4.8 Natuur     

Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) en het bijbehorende Besluit natuurbescherming (Bnb) en de Regeling natuurbescherming (Rnb) in werking getreden. Door de inwerkingtreding van deze wet zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet komen te vervallen. Het is de bedoeling dat deze nieuwe wet en de bijbehorende Bnb en Rnb uiteindelijk opgaan in de nieuwe Omgevingswet waarvan verwacht wordt dat die in 2021 in werking treedt.



De nieuwe wet beoogt zoveel als mogelijk aan te sluiten bij de Europese kaders (o.a. vastgelegd in de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn). Volgens de wetgever is hiermee sprake van een hoog beschermingsniveau van de natuur. De Europese beschermingskaders zijn met het oog op een goede doorwerking en duidelijkheid over de consequenties daarvan zo veel mogelijk Ć©Ć©n-op Ć©Ć©n opgenomen in de wet zelf. Alleen voor zover nodig voor een adequate bescherming van natuurwaarden die niet beschermd worden door Europese regelgeving, voorziet de Wnb in een aanvullende bescherming. Dit betreft bijvoorbeeld de bescherming van diersoorten die niet vallen onder de Europese beschermingskaders. De Wnb voorziet in een instrumentarium in de vorm van beheerplannen en programma's voor gebieden en soorten, teneinde de samenhang tussen gebieds- en soortenbescherming mogelijk te maken. Verder is gekozen voor Ć©Ć©n vergunning- en ontheffingprocedure en is tegen besluiten rechtsbescherming in twee instanties mogelijk.



Gelijktijdig met de in werkingtreding van Wnb veranderen de lijsten met beschermde soorten. Zo is een aantal plantensoorten (o.a. orchideeƫn) en insecten- en vissoorten (o.a. kleine modderkruiper en bittervoorn) niet langer meer beschermd. Andersom zijn dieren die voorheen niet beschermd waren (o.a. haas, bosmuis en kleine ereprijs) nu wel beschermd. Voor de soorten die beschermd zijn geldt een verbod om die opzettelijk te verstoren als dat van wezenlijke invloed is op de gunstige staat van instandhouding.



Het plangebied

Dit bestemmingsplan betreft een actualisatieplan en richt zich voornamelijk op het vastleggen van de bestaande situatie. Het aspect natuurbescherming levert geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf     

5.1 Inleiding     

Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium een plaats te geven in het besluitvormingsproces voor ruimtelijke plannen. Daarin zijn zowel de actuele waterhuishouding in het plangebied beschreven als de watereisen waaraan ontwikkelingen (binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan) moeten voldoen. Ruimtelijke plannen moeten onder meer worden getoetst aan het criterium "hydrologisch neutraal" conform het landelijke en lokale waterbeleid.

Het bestemmingsplan Prinsejagt en Driehoeksbos heeft een conserverend karakter. Mogelijke ontwikkelingen binnen de planperiode spelen zich daarom hoofdzakelijk af binnen bestaande (water)structuren. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder b en c van het Besluit ruimtelijke ordening.

5.2 Beleid     

5.2.1 Rijksbeleid     

In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet regelt het beheer van oppervlakte- en grondwater en is gericht op de samenhang met de ruimtelijke ordening. De wet kent een vergunningstelsel (watervergunning).



Nationaal Waterplan 2016 - 2021

Op 10 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2016 - 2021 vastgesteld door de minister van Infrastructuur en milieu. Voor wat de ruimtelijke aspecten betreft moet dit plan worden gezien als een structuurvisie en is het bindend voor het Rijk. Het Rijk is verantwoordelijk voor het hoofdwatersysteem. Het waterplan beschrijft de strategische doelen voor het waterbeheer. De condities en maatregelen voor het bereiken van deze doelen staan beschreven in het 'Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren' van Rijkswaterstaat. Lagere overheden dienen het Nationaal Waterplan 2016 - 2021 in hun beleid te verwerken.

5.2.2 Provinciaal beleid     

Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021

Het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 (hierna: PMWP) is op 18 december 2015 door Provinciale Staten vastgesteld. Het plan staat voor het samen werken aan een provincie waar iedereen prettig woont, werkt en leeft in een veilige en gezonde leefomgeving en waarin de zorg voor een duurzaam schone en veilige fysieke leefomgeving centraal staat. De agenda van Brabant plaatst provinciaal beleid in dienst van gezondheid, biodiversiteit, sociale ontwikkeling en een innovatieve, duurzame economie. Het PMWP integreert de milieu- en de wateropgave en het zet de nieuwe koers uit voor de provinciale inzet met betrekking tot water, bodem, lucht en de overige milieuaspecten. Behalve het PMWP is er een provinciaal natuurbeleidsplan (Brabant Uitnodigend Groen), een energieplan (Energieagenda) en is er beleid om de Brabantse agrofoodsector duurzaam te maken (Uitvoeringsagenda Brabantse Agrofood). Het PMWP vult deze plannen aan daar waar er grote raakvlakken zijn met het milieu- en waterbeleid. Op deze manier wordt gewerkt aan een integrale benadering van de duurzame fysieke leefomgeving.



Wettelijke taken

De wettelijke taken op het gebied van milieu en water worden zorgvuldig uitgevoerd. Voor de vergunningverlening, toezicht en handhaving binnen het omgevingsrecht besteedt de provincie de uitvoering van taken uit aan de drie Brabantse omgevingsdiensten. De gemeente Eindhoven valt onder het werkgebied van de Omgevingsdienst Oost Brabant (ODZOB). Afstemming vindt plaats in het Bestuurlijk Platform Omgevingsrecht. De provincie bereid zich voor op de inwerkingtreding van de Omgevingswet.



Integrale en gezamenlijke aanpak

Provincie en partners blijven samenwerken (lokaal, regionaal, nationaal en internationaal). De provinciale rol hangt af van het onderwerp en van de onzekerheid die er is over doel en route. De provincie werkt waar mogelijk gebiedsgericht samen en dat moet uiteindelijk vanzelfsprekend worden. Daarbij worden alle belangen zoveel mogelijk meegenomen. De provincie nodigt de Brabantse partners (gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders, bedrijven en maatschappelijke organisaties) uit om een gezamenlijke klimaatagenda voor Brabant op te stellen. De provincie heeft daarbij de rol van kennismakelaar en verbinder (integratie van projecten en uitrol van goede voorbeelden. In de klimaatagenda worden gezamenlijke ambities en maatregelen vastgelegd. Ook op Europees niveau blijft de provincie samenwerken aan de milieu- en wateropgaven.

Bij grote ruimtelijke en infrastructurele werken wordt gezocht naar oplossingen met minder milieueffecten, bijvoorbeeld door de hoogwaardige inzet van secundaire materialen. Groene inpassing krijgt veel aandacht. De gronden en provinciale wegen die bij de provincie in bezit zijn worden beheerd op een natuur- en milieuvriendelijke manier. De provincie brengt de duurzaamheidsaspecten van nieuwe grote projecten en programma's bij aanvang in beeld middels een duurzaamheidsscan.

De provincie gaat verder met het Programma DuurzaamDoor. Provincie en partners kijken samen wie welke rol kan oppakken bij het stimuleren van gedrag dat bijdraagt aan gezondheid, veiligheid en groene groei in relatie tot milieu en water.

5.2.3 Beleid Waterschap     

Waterbeheerplan 'Waardevol Water'

Waterschap de Dommel heeft op 29 september 2015 het Waterbeheerplan "Waardevol Water" vastgesteld. Dit strategisch document dat op 1 januari 2016 in werking getreden beschrijft de doelstellingen voor de periode 2016-2021 en op welke wijze zij die wil bereiken. Het plan is afgestemd op de ontwikkeling van het Stroomgebiedbeheerplan de Dommel, het Nationaal en het Provinciaal Milieu- en Waterplan.

Dit plan biedt ruimte voor initiatieven van derden en speelt in op kansen die zich in het waterschapgebied voordoen, waarbij de in het plan beschreven doelen leidend zijn. In de projecten zelf worden de doelen van het Waterbeheerplan uitgewerkt in concrete maatregelen. Het waterschap heeft de volgende uitgangspunten geformuleerd die richtinggevend zijn voor de plannen en oplossingen.

  • Beekdalbenadering: ook al zijn de verschillen tussen stad en buitengebied groot toch maken zij deel uit van hetzelfde beekdal waar logische natuurwetten gelden. Door dit beekdal als groter geheel steeds voor ogen te houden, kan integraler en effectiever worden gewerkt. wel is samenwerking met andere overheden, waterpartners en inwoners daarbij essentieel. Water verbindt de stad met het buitgebied.
  • De gebruiker centraal: de omgeving wordt op heel veel verschillende manieren gebruikt en de behoeften en belangen van de gebruikers veranderen continu. Ook de waarde van water verandert mee en daarop moet worden ingespeeld.
  • Samen sterker: door samen te werken met andere overheden en waterpartners, boeren en bedrijven en door samen oplossingen te zoeken en uitvoering te geven wordt het meest bereikt. Het waterschap wil daarin een inspirerende rol spelen en partijen daartoe de ruimte bieden. Door flexibel te zijn in de samenwerking met en rekening te houden met de inbreng en ideeĆ«n van andere partijen wordt de uitvoeringskracht versterkt.
  • Gezonde toekomst: ook toekomstige generaties moeten over voldoende, veilig en schoon water. Ook in de maatschappij is het streven naar duurzaamheid steeds actueler en de kringloopgedachte sluit hierop aan. Het waterschap ziet dit als een inspirerende uitdaging en wil mensen bewust maken van de waarde van water en het belang van een duurzaam gebruik ervan.



Keur Waterschap De Dommel 2015

De 'Keur Waterschap De Dommel 2015' bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of algemene regels van toepassing zijn voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden, beekdalen en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunning verlening.



Hydrologisch neutraal bouwen

Hydrologisch neutraal bouwen is opgenomen in de Keur. In de Algemene Regels en in de Beleidsregels wordt nader beschreven en uitgewerkt waar dit voor staat en welke maatregelen er nodig zijn om daaraan te kunnen voldoen. Hieronder is een samenvatting voor Hydrologisch neutraal bouwen opgenomen.

Neerslag die op een onverharde bodem valt infiltreert voor een (belangrijk) deel in de bodem en komt dan uiteindelijk in het grondwater of via ondergrondse afstroming in een oppervlaktewaterlichaam terecht. Ter plaatsen van verhard oppervlak zal de neerslag niet of nauwelijks in de bodem dringen. Als het verhard oppervlak niet is aangesloten op de riolering, stroomt vrijwel al het water direct af naar het oppervlaktewatersysteem. Dit betekent dat het oppervlaktewatersysteem bij een flinke regenbui een grote afvoerpiek moet kunnen opvangen en dat infiltratie in de bodem niet of slechts beperkt kan plaatsvinden.

Bij het afkoppelen van verhard oppervlak zal de neerslag die valt op de verharding niet meer worden afgevoerd naar de rioolwaterzuivering maar rechtstreeks op de ontvangende waterloop worden geloosd. Ook dit zorgt voor een versnelde en/of extra afvoer richting het ontvangende oppervlaktewater.

Realisatie van nieuw verhard oppervlak en het afkoppelen van verhard oppervlak moet daarom zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd en optimaal worden ingepast in het bestaande watersysteem. Dit houdt in dat de aanvrager/initiatiefnemer voldoende compenserende maatregelen moet nemen, zodat het oppervlaktewatersysteem na realisatie van de verharding voldoende robuust blijft. Hierbij wordt getoetst aan de trits "vasthouden-bergen-afvoeren". Wateroverlast door versneld afvoeren van verhard oppervlak moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Dit kan op twee manieren waarbij de voorkeur uitgaat naar zoveel mogelijk vasthouden aan de bron. Vasthouden kan door hergebruik of door het infiltreren van water in de bodem. Dit past het meest bij het principe hydrologisch neutraal ontwikkelen, zowel voor het ontvangend oppervlaktewatersysteem als het grondwatersysteem. Ingeval niet of onvoldoende kan worden geĆÆnfiltreerd is een aanvullende voorziening die het water tijdelijk bergt noodzakelijk. Het gaat hier dan om een voorziening die er voor zorgt dat water in ieder geval niet versneld wordt afgevoerd.

5.2.4 Gemeentelijk beleid     

Gemeentelijk Rioleringsplan (2019 - 2022)

Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) verantwoordt aan de inwoners van Eindhoven de ambities en bijbehorende maatregelen en middelen op watergebied.

In het GRP 2019 - 2022 wordt aangegeven op welke wijze er omgegaan wordt met de zorgplichten rondom afval-, hemel- en grondwater. Hiervoor zijn in het plan activiteiten opgenomen enerzijds gericht op het beheer en onderhoud en anderzijds op het verbeteren van de oppervlaktewaterkwaliteit en het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel.

Speerpunt van het GRP is het inspelen op de klimaatverandering welke extreme regenbuien, langdurige droogteperiodes en hittestress met zich meebrengt. Hiervoor zijn uitgangspunten, richtlijnen en ontwerpnormen uit het klimaatplan 2016-2020 en de hierin benoemde beleidsregel Ā“Klimaat robuust (her)inrichten en ruimtelijk ontwikkelenĀ“ nader uitgewerkt. Concreet betekent dit dat voor het aspect water bij nieuwe ontwikkelingen 60mm berging gerealiseerd dient te worden over het totaal verhard oppervlak binnen het plangebied. Daarbij kan de waterbergingseis gereduceerd worden naargelang de hoeveelheid groen binnen datzelfde plangebied. Om initiatiefnemers te ondersteunen heeft de gemeente een website ontwikkeld waar de benodigde waterberging kan worden berekend en voorbeelden zijn beschreven om invulling te geven aan de opgave.

5.2.5 Waterplan     

Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, Waterschap De Dommel, de provincie Noord-Brabant en het (drink)waterleidingbedrijf Brabant Water. Het plan omvat drie delen. Het "Visiedocument" (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijke streefbeeld van de waterpartijen weer. De onderdelen "Taken en Bevoegdheden" en "Maatregelen" zijn achterhaald.

5.3 Beschrijving watersysteem plangebied     

Het plangebied ligt in stadsdeel Woensel en bestaat uit de wijken Driehoeksbos en Prinsejagt.

De wijken liggen ingeklemd tussen de Marathonloop, de Huizingalaan, de 1e Lieven de Keylaan en de Boschdijk. Het gehele plangebied ligt ten noordoosten van het centrum van Eindhoven.

5.3.1 Checklist watersysteem     

Checklist Watersysteem
Hoofdwatergang cq open water ja
zijwatergang nee
Keurgebied binnen plangebied? nee
Binnen 25-100 jaarszone? nee
Binnen boringsvrije zone? nee
Ecologische verbindingszone? nee
Binnen reserveringsgebied waterberging 2050? nee
Attentiegebied EHS nee
Rioolwatertransportleiding nee
Waterschap gemaal nee
Landelijke afvoernorm binnen plangebied nee
Verdachte/verontreinigde locaties? staan vermeld in de bodemparagraaf
Infiltratie praktisch mogelijk? nee, tenzij infiltratieonderzoek anders uitwijst
Uitwerkingsplicht / wijzigingsbevoegdheid nee

5.3.2 Gebied specifieke eigenschappen m.b.t. water     

Het noordwesten van het plangebied wordt doorkruist door de Grote Beek. De Grote Beek ontspringt op Landgoed De Grote Beek (het westen van Eindhoven in het landelijk gebied van Strijp), stroomt (voor een groot deel ondergronds) door Eindhoven en komt ter hoogte van de Huizingalaan uit in de Aanschotse Beemden. Vervolgens mondt de Grote Beek via de Ekkersrijt uit in de Dommel ter hoogte van Son.

verplicht

Figuur: Uitsnede "waterlopen" watertoetskaart De Dommel

5.3.3 Oppervlaktewater     

De Grote Beek is op de legger van Waterschap de Dommel aangemerkt als een A-water. Een groot deel van Noord Eindhoven wordt via de Grote beek afgevoerd. Het peil van dit oppervlaktewater wordt gereguleerd door het waterschap middels stuwen.

Omgeven door sportvelden heeft zich ter hoogte van de Oude Bossche baan-Marathonloop een school gevestigd waarbij een waterberging is gerealiseerd die in het profiel van de Grote Beek is geĆÆntegreerd.

Het sportpark Eindhoven Noord is omgeven met diverse watergangen die in verbinding staan met de overkluisde Grote Beek.

Ook bij de ontwikkeling van het gezondheidscentrum Prinsejagt is een waterberging gerealiseerd.

Daarnaast is centraal in het plangebied de waterstructuur Eindhoven Noord gelegen die vanaf het Winkelcentrum Woensel tot aan de Marathonloop loopt waar hij aansluit op de bestaande overkluizing van de Grote Beek. Grond - en hemelwater van o.a. het Winkelcentrum Woensel, het Catharinaziekenhuis, een deel van de wijk Prinsejagt en Barrier wordt hierlangs afgevoerd.

In het park ter hoogte van de 1e Lieven de Keylaan is de waterstructuur landschappelijk ingepast.

Om de waterkwaliteit van De Hendrik de Keyzervijver te verbeteren is een verbinding gemaakt met de hemelwaterafvoer langs de Boschdijk die zorgt voor voldoende doorspoeling om vervolgens af te voeren via de waterstructuur Eindhoven Noord. De vijver valt echter buiten het plangebied.

verplicht

Figuur: overzicht oppervlaktewater

5.3.4 Verharding     

Het plangebied bevat zowel verharde oppervlakten als groen. Verharding bestaat hoofdzakelijk uit woningen met terreinverharding en openbare wegen. Openbaar groen of onverharde gebieden zijn aanwezig.

5.3.5 Bodemopbouw     

De bodemopbouw is van invloed op de karakteristiek van het watersysteem. In het plangebied treft men een toplaag aan die sterk is geroerd door de stedelijke ontwikkelingen. Een deel van het plangebied ligt in het rivierdal van de Dommel. Door afzettingen in het rivierdal is de doorlatendheid van de bodem hier laag. De bodemopbouw in dit deel van Eindhoven bestaat voornamelijk uit fijn leemhoudend zand afgewisseld met leemlenzen en is te typeren als (zeer) slecht doorlatend. Zonder het treffen van bodem verbeterende maatregelen wordt infiltratie van hemelwater in de bodem binnen het plangebied niet reƫel geacht. Eventueel bekende bodemverontreinigingen zijn toegelicht in de bodemparagraaf van dit bestemmingsplan. Toekomstige ontwikkelingen mogen niet bijdragen aan een verdere verspreiding van de verontreiniging.

5.3.6 Grondwater     

Het plangebied ligt net buiten het beekdal van de Dommel, maar in het voormalige Woenselse Vennengebied.

In het plangebied bevinden zich peilbuizen. De grondwaterstand fluctueert in de loop van het jaar. Ter indicatie: 14.50 tot 16.50.

In het verleden zijn er in de wijk Prinsejagt klachten m.b.t. natte kruipruimtes geweest. Hierop heeft de gemeente een IT-stelsel aangelrgd waarop bewoners drainage kunnen aansluiten.

5.3.7 Regenwater     

In het plangebied zijn twee type rioolstelsels aanwezig.

De riolering in het gebied is in het noorden en zuiden overwegend als gescheiden stelsel uitgevoerd. Centraal in het plangebied ligt nog een gemengd stelsel. Hierbij wordt regenwater samen met afvalwater naar de zuivering wordt afgevoerd.

Overtollig regenwater infiltreert, afhankelijk van de doorlatendheid, in de bodem.

verplicht

Figuur: type rioolstelsel (blauw = riool regenwater, rood = riool gemengd, stippelijn = persleiding, geel = riool vuilwater en dakvlak)

5.3.8 Afvalwater     

Voor zover bekend zijn alle panden in het plangebied aangesloten op het gemengd riool dan wel het vuilwaterriool. Beide stelsels voeren af naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Van Oldebarneveltlaan.

5.4 Toekomstige situatie van het watersysteem     

5.4.1 Verharding     

Momenteel zijn geen ontwikkelingen bekend die een noemenswaardige verandering in het aangesloten verhard oppervlak met zich meebrengen. Indien er in de toekomst zich binnen het plangebied kansen voordoen om het gemengde rioolstelsel verder om te bouwen naar een gescheiden stelsel zal de gemeente deze kansen, indien effectief en doelmatig, proberen te benutten.

De gemeente Eindhoven volgt het beleid om zoveel mogelijk regenwater separaat in te zamelen en (vertraagd) af te voeren naar oppervlaktewater dan wel te infiltreren in de bodem.

De ombouw naar een gescheiden stelsel, in overleg met het waterschap, vindt plaats op de momenten dat de aanleg gecombineerd kan worden met een wijk- cq herinrichting of rijbaan vernieuwing binnen het plangebied.

Voor alle nieuwe ontwikkelingen wordt voldaan aan de klimaatdoelstellingen zoals benoemd in het GRP2019-2022. Om initiatiefnemers te ondersteunen is informatie te vinden op www.eindhovenduurzaam.nl/klimaat. Met behulp van de rekentool kan de wateropgave berekend worden en worden er voorbeelden geĆÆllustreerd om invulling te geven aan de opgave.

Daar waar er een gescheiden stelsel ligt dient (na het voldoen aan de opgelegde wateropgave) er gescheiden te worden aangesloten. Voor enkele activiteiten (zoals bijvoorbeeld het laden en lossen van gevaarlijke stoffen) kan een uitzondering gelden.

Momenteel bestaan er geen plannen om het reeds aanwezige gescheiden stelsel beter te benutten dan wel uit te bereiden en het verhard oppervlak daarop te gaan aansluiten.

5.4.2 Oppervlaktewater     

Er zijn geen plannen bekend die veranderingen aanbrengen in het oppervlaktewater systeem.

5.4.3 Waterkwaliteit     

Bij het afkoppelen, en duurzame watersystemen in het algemeen, verdient de waterkwaliteit van het afstromende regenwater bijzondere aandacht. Sommige af te koppelen of nieuw aan te sluiten verharde oppervlakken kunnen de waterkwaliteit nadelig beĆÆnvloeden (bv. olie van parkeerterreinen, en uitloogbare bouwmaterialen zoals zink, lood en koper verwerkt in daken). In het kader van duurzaamheid worden initiatiefnemers gestimuleerd om alleen met niet uitloogbare bouwmaterialen te werken.

5.4.4 Advies / overleg Waterschap     

In augustus 2019 is met Waterschap de Dommel gestart met overleg over het concept van dit plan. Naar aanleiding van de beschreven ontwikkelingen zijn de volgende intenties vastgelegd ten aanzien van de waterhuishouding:

  1. Ontwikkelingen die invloed hebben op de waterhuishouding van het plangebied dienen altijd aan het waterschap te worden voorgelegd.
  2. Hemelwater afkomstig van nieuw te ontwikkelen oppervlakken zal gescheiden van het huishoudelijke afvalwater worden ingezameld met inachtneming van de uitgangspunten beleidsregel "Klimaatrobuust ontwikkelen en (her)inrichten" verder uitgewerkt in het GRP 2019-2022 en te raadplegen via www.eindhovenduurzaam.nl/klimaat
  3. Om nadelige effecten door mogelijk verontreinigd hemelwater op de waterkwaliteit te beperken, wordt afhankelijk van het type oppervlak gekeken of er speciale maatregelen dienen te worden getroffen.
  4. Bij nog nader uit te werken concretisering plannen, dienen wateraspecten te worden meegenomen in de randvoorwaarden en uitgangspunten. Het waterschap wenst in de concretisering van bouwplannen betrokken te worden.



Op 17 september 2019 heeft Waterschap de Dommel positief gereageerd op deze waterparagraaf.

Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving     

6.1 Algemeen     

Het bestemmingsplan "Prinsejagt-Driehoeksbos 2019" is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2012. Waar dat noodzakelijk is, wordt afgeweken van de standaard en is specifiek ingespeeld op de situatie binnen het onderhavige plangebied.

6.2 Planmethodiek     

Er is, conform de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik. Al dan niet in combinatie met een nadere eisen regeling.

6.3 Verbeelding     

In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt verwezen.

Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn op de verbeelding opgenomen in het renvooi.

Opgemerkt wordt dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen omdat de manier van raadplegen verschillend is. De digitale verbeelding is juridisch bindend.

6.4 Planregels     

De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, in bestemmingsregels, in algemene regels en in overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk Inleidende regelsbestaat uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels.

In artikel 1 Begrippen wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als in de regels gebruikte begrippen niet in dit artikel voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het normale taalgebruik.

In 2 Wijze van meten worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.

De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.

Bestemming 'Bedrijf'

Deze bestemming is toegekend aan de gronden en opstallen van bedrijven in het plangebied tot ten hoogste categorie 3.2 als bedoeld in de bij deze regels behorende ā€œLijst van bedrijfsactiviteiten". Deze lijst is gebaseerd op de VNG-brochure ā€œBedrijven en milieuzoneringā€. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' is bedrijvigheid tot en met categorie 2 toegestaan. Dit onderscheid is gebaseerd op de bestemmingen Bedrijfsdoeleinden I en II uit het bestemmingsplan Prinsejagt - Driehoeksbos 2004.

Bedrijven die ingevolge de Wet geluidhinder geluidszoneringsplichtig zijn, zijn uitgesloten. Prostitutiebedrijven, seksinrichtingen en detailhandel zijn eveneens uitgesloten.

Bepaalde vormen van detailhandel, met name perifere detailhandel zijn op basis van een nadere afweging toegelaten.

Er kan ook meegewerkt worden aan de vestiging van bedrijven die niet voorkomen op de ā€œLijst van bedrijfsactiviteitenā€ maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel zijn genoemd. De bouwvlakken zijn dusdanig gesitueerd dat enige uitbreiding van de bebouwing mogelijk is.

Binnen de bestemming is momenteel op twee locatie een school gevestigd. Beiden zijn mogelijk gemaakt met een tijdelijke omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan voor de termijn van 5 jaar. Nu het om tijdelijke vergunningen gaat en de scholen binnen de in de vergunning gestelde termijn weer verdwijnen is het niet logische om deze omgevingsvergunning te vertalen in dit bestemmingsplan.

Bestemming `Bedrijf - Nutsvoorziening'

Aan de bestaande trafo- en gasverdeelstations in het plangebied is de bestemming Bedrijf - Nutsvoorziening toegekend. Afhankelijk van de maatvoering van deze gebouwen kan er sprake zijn van vergunningvrije bouwwerken. Nieuwe bouwwerken die daaraan voldoen worden ok niet meer op de verbeelding aangegeven.



Bestemming 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG

Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen tankstations zonder LPG-functie waar deze bestaand zijn, en voor zover dit mogelijk is vanuit het oogpunt van externe veiligheid en milieuhinder.

Bestemming 'Bos'

De bestemming is overgenomen uit de vigerende bestemmingsplannen en opnieuw als bos bestemd om op die wijze de gronden goed te kunnen beschermen. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan, maar wel bouwwerken geen gebouwen zijnde. Ter plaatse van de reeds aanwezige geluidwerende voorziening ter hoogte van de Boschdijk is een aanduiding opgenomen.

 

Bestemming `Gemengd'

Deze bestemming voorziet in een veelheid aan functies, die onderling uitwisselbaar zijn. Het betreft panden / clusters van panden waarbij een diversiteit aan functies gewenst is.

Bestemming `Groen'

Het groen dat in de uitwerking van het gemeentelijke Groenbeleidsplan is aangemerkt als "structureel groen op stedelijk niveauā€ en ā€œstructureel groen op wijk- en buurtniveauā€ is in het voorliggende plan expliciet voorzien van de bestemming `Groen'. Deze bestemming omvat ook kleinere waterpartijen. Er is voor gekozen om ook een aantal gronden rondom appartementencomplexen te bestemmen met Groen. Dit is in afwijking van de vigerende bestemmingsplannen.

Op de locatie Madernolaan 23 is een omgevingsvergunning voor 10 jaar verleend voor een buurthuiskamer. Omdat het een tijdelijke vergunning betreft en er op dit moment onvoldoende draagvlak is om de buurthuiskamer op deze locatie positief te bestemmen is deze vergunning niet vertaald in dit bestemmingsplan.

Bestemming `Kantoor'

Deze bestemming is gelegd op specifieke kantoorvestigingen waarbij sprake is van meer dan beroepsuitoefening aan huis. De grenzen van de bouwvlakken zijn ook in dit geval dusdanig gesitueerd dat enige uitbreiding van de bebouwing mogelijk is. Binnen het plangebied betreft het slechts Ć©Ć©n lokatie: Vitruviusweg 2.

Bestemming `Maatschappelijk

Het betreft hier een ā€œverzamelbestemmingā€ ten behoeve van medische, sociaal-culturele, religieuze, educatieve en openbare dienstverlenende (non-profit) instellingen en voorzieningen. Concreet gaat het hier om voorzieningen als kerken, scholen, buurtcentra, sporthallen, bejaardenhuizen, welzijnsvoorzieningen, medische (groeps)praktijken e.d. al dan niet in combinatie met (boven)woningen. Gekozen is voor een flexibele regeling, zodat uitwisseling van alle functies die passen binnen de omschrijving mogelijk is. De grenzen van de bouwvlakken zijn dusdanig gesitueerd en/of er is gekozen voor een dusdanig maximaal bebouwingspercentage en/of een dusdanige maximum hoogte dat enige uitbreiding van de bebouwing mogelijk is.

Binnen de bestemming Maatschappelijk is horeca uitsluitend toegestaan ondergeschikt aan dan wel ter ondersteuning van de desbetreffende maatschappelijke functie(s). Dat wil (zoals vermeld in het gemeentelijke Horecabeleidsplan) zeggen dat de openingstijden van de horeca-activiteit niet ruimer mogen zijn dan die van de hoofdactiviteit, dat de horecavoorziening geen eigen toegang mag hebben en dat er geen separate reclame-uitingen zijn toegestaan.

Bestemming 'Sport'

Er is voor gekozen om de diversiteit aan sport-bestemmingen ter plaatse van het Sportpark Eindhoven Noord samen te voegen tot Ć©Ć©n bestemming Sport. Hierbij is beoordeeld of de bestemming versimpeld kon worden ter plaatse van het nu geldende bestemmingsplan'V Driehoeksbos'. Op basis van een inventarisatie is beoordeeld welke regels uit dit plan kunnen vervallen nu deze niet langer relevant zijn. Overbodige regels zijn geschrapt. Ook is ervoor gekozen om de diversiteit aan milieu-categorieen te beperken en deze systematiek ook toe te voegen voor het deel waar met name sportvelden aanwezig zijn. In enkele gevallen zijn hoge milieucategorieen niet meer opgenomen in het bestemmingsplan nu de functies die op basis daarvan gevestigd zouden kunnen worden, onrealistisch of ongewenst zijn. Denk bijvoorbeeld aan een dierentuin of een overdekte schaatsbaan. Een en ander heeft geresulteerd in Ć©Ć©n bestemming Sport voor het gehele sportpark dat anders is qua opbouw en verbeelding dan in de vigerende bestemmingsplannen. De bestemming sluit aan bij de aanwezige functies. Dit betekent ook dat bijvoorbeeld de drie scholen in het gebied niet langer binnen deze bestemming vallen, maar binnen de meer logische bestemming Maatschappelijk.

Bestemming `Verkeer'

Deze bestemming is geprojecteerd op de wegen die primair gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.

Bestemming `Verkeer - Verblijfsgebied'

Het gaat bij deze bestemming om de wegen die primair dienen c.q. zullen dienen voor de ontsluiting van de aangrenzende of nabijgelegen gronden, zoals winkelerven, pleinen, woonstraten, woonerven en paden. Ook is deze bestemming bedoeld voor de parkeerterreinen en voor de groenstrookjes die een onderdeel zijn van de straatinrichting.

Bestemming `Water'

Binnen deze bestemming vallen de grotere oppervlaktewateren c.q. die oppervlaktewateren die een functie hebben in het watersysteem.

Bestemming `Wonen'

Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen gronden met woningen en de bijbehorende voor- en achtererven. In de regels is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen. Het gebouw dat door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken, wordt beschouwd als het hoofdgebouw. Bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen zijn in architectonisch opzicht te onderscheiden van, en ondergeschikt aan, het hoofdgebouw.



Hoofdgebouwen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd waarbij de bouwvlakken volledig mogen worden bebouwd. Bij "grondgebonden woningen" is in beginsel uitgegaan van een diepte van het bouwvlak van 12 m, gemeten vanaf de voorgevel(rooilijn). Daarbij dient de resterende achtertuin een diepte van minimaal 10 m te hebben. Indien deze minimum diepte in de gegeven situatie niet mogelijk is, is voor het bouwvlak een diepte van 10 m aangehouden. Indien ook dan een ontoereikende diepte van de achtertuin resteert, is een diepte van het bouwvlak overeenkomstig de bestaande situatie aangegeven.



Er is gekozen voor standaardisering van de diepte van het bouwvlak met het oog op rechtsgelijkheid. Veel "grondgebonden woningen" hebben een bestaande diepte van 8 tot 10 m. Mogelijkheden tot uitbreiding van hoofdbebouwing naar 12 m is substantieel en praktisch. Bij de bepaling van de minimaal te behouden tuindiepte worden reeds in de tuin gerealiseerde bijgebouwen buiten beschouwing gelaten. Door het bepalen van de diepte van het bouwvlak vervalt de noodzaak om de achtergevelrooilijn vast te leggen.

Bij vrijstaande woningen op relatief ruime kavels is als diepte van het bouwvlak in beginsel een maat van 15 m aangehouden. Voor minimaal resterende diepte van de achtertuinen bestaan dezelfde uitgangspunten als bovenstaand zijn verwoord. Bij meergezinswoningen is voor de bepaling van het bouwvlak de bestaande situatie aangehouden.



Het bestemmingsplan maakt geen uitbreidingen mogelijk aan voorgevel. De voorzijde van woningen bepaalt namelijk in hoge mate het straatbeeld, evenals de onderlinge samenhang van de gevels. Een rommelig gevelbeeld doet afbreuk aan de belevingswaarde van het straatbeeld. Daarom wordt bij een goed stedenbouwkundig plan uitgegaan van een helder en evenwichtig gevelbeeld waarbij de gevels van de afzonderlijke woningen een aantrekkelijk ensemble opleveren.

In het westen van het plangebied is een woonwijk geprojecteerd met uitsluitend vrijstaande woningen die in een grote diversiteit aan bebouwing zijn gerealiseerd. Ook zijn hier veel bungalows aanwezig. Deze woningen zijn niet goed te bestemmen op basis van de hierboven beschreven standaard. om die reden is ervoor gekozen om hier te werken met bouwvlakken voor meerdere woningen tezamen en de aanduidingen sba-1 en sba-2 welke specifieke regels kennen voor vrijstaande woningen, respectievelijk bungalows.

Aan huis-verbonden-beroepen

Het gebruik van ruimten voor aan huis verbonden beroepen is binnen de woonbestemming toegestaan (tot maximaal 50 m2). Via een afwijking is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om maximaal 75 mĀ² vloeroppervlak te benutten voor aan huis gebonden beroepen.

Tevens is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om maximaal 30 m2 te benutten voor kleinschalige bedrijvigheid.

Wijzigingsbevoegdheid

In dit bestemmingsplan zijn alsnog de bouwvlakken binnen de bestemming Wonen aangepast conform de hierboven toegelichte beleidslijn. Ingeval er concrete plannen zijn om een diepere woning op een perceel te realiseren dan op basis van dit bestemmingsplan mogelijk is, kan het bestemmingsplan ten beheove hiervan gewijzigd worden en kan de diepte van het bouwvlak worden aangepast.

Bestemming Wonen-Woonwagenstandplaats

Binnen deze bestemming is de woonwagenlocatie aan de Fakkellaan opgenomen. Er zijn regels gesteld waaraan de woonwagens moeten voldoen en daarnaast zijn er regels opgenomen voor aan- en bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

Dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding

Ter bescherming van de hoogspanningsverbinding is deze dubbelbestemming opgenomen. Deze gaat voor op andere bestemmingen die gelden op de betreffende gronden. Afwijking van het bepaalde in dit artikel is uitsluitend mogelijk na schriftelijk advies van de leidingbeheerder.

Dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie - 2

De gebieden en landschapselementen in het plangebied welke cultuurhistorisch waardevol zijn, hebben de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie-2 gekregen. De begrenzing van de gebieden en de landschapselementen zijn gebaseerd op het rapport van RAAP 3398 "Het landschap onder de stad' d.d. 13 november 2018 kaartbladen 2 en 3. Ter toelichting en onderbouwing is dit rapport als bijlage bij deze toelichting gevoegd (bijlage 1 tot en met 3). In de regeling is opgenomen dat advies wordt gegeven door de gemeentelijk cultuurhistorisch adviseur. Dit advies wordt uitgebracht op basis van genoemd onderzoek.

Onder de Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelregel , de Overige regels en de  Algemene afwijkingsregels.

In de Overgangs- en slotregels zijn het Overgangsrecht  en de  Slotregel opgenomen.

Hoofdstuk 7 Handhaving     

7.1 Algemeen     

De gemeente stelt jaarlijks het toezicht- en handhavingsprogramma vast. In dit handhavingsprogramma is aangegeven dat de gemeente zich inzet om van Eindhoven een sterke stad met een levendige economie te maken. Veiligheid en leefbaarheid staan daarbij voorop. Het gemeentebestuur heeft een gemeente voor ogen die maximaal dienstverlenend is, maar die ook de grenzen aangeeft en de spelregels bewaakt. Zij treedt, waar dat nodig is, daadkrachtig op in het algemeen belang voor de bescherming van de rechtszekerheid van individuele belangen. De gemeente handhaaft consequent, werkt in belangrijke mate stadsdeel- en gebiedsgericht en programmatisch en staat dicht bij de burger.

Goed toezicht en handhaving zijn van cruciaal belang om de leefbaarheid, de rechtszekerheid, de veiligheid, bedrijvigheid en het milieu in Eindhoven te bevorderen. Overlast en vervuiling dienen te worden teruggedrongen en naleving van voorschriften van bijvoorbeeld ruimtelijke ordening , bouw-, milieu- en gebruiksvergunningen is hierbij noodzakelijk.

De wet- en regelgeving blijft het uitgangspunt voor toezicht en handhaving. Cruciaal is evenwel dat de gemeente zich vanuit toezicht en handhaving als partner opstelt en daarbij de nodige dynamiek toont en helder communiceert over wat wel en niet kan.

Handhavingsmodel

Er is een handhavingsmodel voor toezicht en handhaving en dit model wordt gekenmerkt door zeven basisprincipes:

  1. Integrale aanpak vanuit een samenhangende organisatie.
  2. Toezicht en handhaving als sterke schakels in de reguleringsketen ( zowel beleidsmatig als qua uitvoering).
  3. Optimaal toepassen van moderne communicatietechnologie bij toezicht en handhaving.
  4. Goede informatiepositie van de handhavers door een betere beschikbaarheid van betrouwbare gegevens over kenmerken van de stad, vergunningen, controles, activiteiten en procedures.
  5. In een vroegtijdig stadium van toezicht en handhaving in gesprek gaan met de burgers en bedrijven gericht op het zo min mogelijk hoeven toepassen van bestuursrechtelijke maatregelen.
  6. In alle redelijkheid is ruimte voor maatwerk maar zo nodig wordt doorgepakt.
  7. We zeggen wat we doen; we doen wat we zeggen en we laten zien wat we gedaan hebben.

Op basis van dit toezicht- en handhavingsprogramma is een gemeentelijk werkplan opgesteld waarin per aandachtsveld de toezicht- en handhavingsactiviteiten SMART zijn vorm gegeven.

Voor het aandachtsveld Bouwen, wonen en ruimtelijke ordening (strijdigheid met het bestemmingsplan) zijn op ruimtelijke ordeningsgebied onder meer de volgende activiteiten benoemd:

  • Controle panden op illegale bewoning/strijdig gebruik woning met bestemmingsplan.
  • Controle panden op ontoelaatbare woningsplitsing.
  • Accent op specifieke locaties per stadsdeel (autohandellocaties) .

Bij illegale bouw en illegaal gebruik worden gemelde misstanden aangepakt waarbij zaken waar veiligheid, monumentale panden en welstand in het geding is.

Duidelijke regels

Een eerste vereiste om goed te kunnen handhaving zijn duidelijk regels. Bij het ontwikkelen van de standaardregels voor het stedelijk gebied van Eindhoven is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geredigeerd, dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn. Planregels dienen duidelijke normen te bevatten die niet voor verschillende uitleg vatbaar zijn en tevens actueel en controleerbaar zijn. Teneinde hieraan te voldoen zijn de regels aangepast aan de meest recente jurisprudentie en wetgeving (bijv. Woningwet en de SVBP2012). Dit biedt voldoende garanties voor de rechtszekerheid en de flexibiliteit van de nieuwe bestemmingsplannen.

In het voorliggende bestemmingsplan is het actuele ruimtelijk beleid van Eindhoven vastgelegd, toegespitst op het plangebied. Het bestemmingsplan bevat een juridisch toetsingskader voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Om deze kwaliteit voor de planperiode te kunnen garanderen is vereist, dat in de praktijk de planregels strikt worden toegepast en gehandhaafd. Goede voorlichting en informatievoorziening dragen bij aan een verbetering in de naleving van de bestemmingsplannen.

De handhavingscapaciteit is beperkt zodat het college jaarlijks de handhavingsprioriteiten vastlegt in een werkprogramma handhaving.

7.2 Handhaving voorliggend plan     

Leidend motief bij de toekenning van de bestemmingen is het antwoord op de vraag of de desbetreffende functie ter plaatse in ruimtelijk opzicht acceptabel is (ongeacht of een en ander in overeenstemming is met de voorgaande (nu nog vigerende) bestemmingsplannen en/of een en ander functioneert in overeenstemming met andere regelgeving, bijvoorbeeld milieuwetgeving, winkelsluitingswet, bouwverordening, algemene plaatselijk verordening etc.) Er zal dus in een aantal gevallen sprake kunnen zijn van het met het voorliggende plan legaliseren van situaties die niet conform de nu nog geldende bestemmingsplannen zijn, maar uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar zijn. Dit zal betekenen dat in deze situaties te zijner tijd niet meer zal kunnen worden opgetreden op basis van het voorliggende bestemmingsplan. Opgemerkt kan worden dat het in nagenoeg alle gevallen bedrijven betreft waarvan het bestaan bij de gemeente bekend is. De plicht tot handhaving van andere regelgeving (bijvoorbeeld milieuwetgeving) ter zake blijft uiteraard onverkort van kracht.

Er is in het voorliggende plan slechts aandacht voor handhaving in geval van het met dit bestemmingsplan wegbestemmen van momenteel bestaande functies, dus als er sprake is van het om redenen van een de goede ruimtelijke ordening toekennen van een bestemming die niet conform de bestaande situatie is. Dergelijke gevallen doen zich ā€“ voorzover uit onderzoek gebleken ā€“ met het voorliggende plan niet voor.

Wel zal aan de bedrijven die - blijkens de in het voorgaande ("Bedrijven en milieuzonering") vermelde specifieke onderzoeken naar de milieusituaties ter plaatse - in aanmerking komen voor een afwijkingsmogelijkheid ex artikel 3 (afwijking voor bedrijven in een hogere milieucategorie dan in beginsel ter plaatse toegestaan) - zo nodig onder voorwaarden - deze afwijking worden toegestaan.

Hoofdstuk 8 FinanciĆ«le aspecten     

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dient de gemeenteraad eveneens een exploitatieplan vast te stellen. Dit heeft te maken met de wettelijke verplichting om de kosten; die de gemeente moet maken om deze ontwikkeling mogelijk te maken, te verhalen op de eigenaar/ontwikkelaar.

Van deze verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien indien het kostenverhaal op een andere manier is geregeld. Dit kan bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of door het afsluiten van een overeenkomst.

Ook kan er sprake zijn van zogenaamde ā€œkruimelgevallenā€. Het komt er hierbij op neer dat de door de gemeente te maken kosten beperkt zijn en de kosten verhaald kunnen worden via de legesverordening. Voorwaarde hierbij is dat er geen sprake is van fasering, locatie-eisen of eisen aan woningbouwcategorieĆ«n.

Voor dit conserverende bestemmingsplan geldt dat het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd door gemeentelijke gronduitgifte of bij een overeenkomst of omdat er enkel sprake is van ā€œkruimelgevallenā€.

Hoofdstuk 9 Procedure en maatschappelijke uitvoerbaarheid     

9.1 Bekendmaking ex artikel 1.3.1 Bro     

Op grond van artikel 1.3.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet van het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden, kennis worden gegeven. De kennisgeving van de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan is geplaatst in Groot Eindhoven op 13 januari 2016. De kennisgeving is tevens bij de officiƫle publicaties op de gemeentelijke website www.eindhoven.nl geplaatst. Er zijn geen stukken betreffende het voornemen ter inzage gelegd, noch de mogelijkheid open gesteld om zienswijzen tegen het voornemen in te dienen of instanties om advies te vragen.

9.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro     

Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Bij de voorbereiding is overleg geweest met Tennet, provincie Noord Brabant, Waterschap de Dommel, Veiligheidsregio, Trefpunt Groen, Stichting Bescherming Wederopbouwerfgoed Eindhoven, en de Van Abbestichting.

Hieronder zijn de vooroverlegreacties samengevat en voorzien van een gemeentelijk standpunt.

  1. Provincie Noord-Brabant

In het bestemmingsplan zijn geen ruimtelijke aspecten opgenomen die de provinciale belangen raken.

Reactie gemeente:

Wij nemen dit voor kennisgeving aan.

  1. Tennet

Tennet ziet aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen:

  1. Voorstel om in artikel 17.3 de zin 'Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende bestemming van toepassing' te verwijderen. Reden hiervoor is dat deze regels in sommige gevallen afwijken van de bouwregels uit deze dubbelbestemming.
  2. In paragraaf 4.6 van de toelichting wordt ingegaan op de ambities van de gemeente op het gebied van duurzaamheid. Tennet wijst erop dat voor het aanleggen van een zonne-energie solarpark of kleine windturbines rekening moet worden met de hoogspanningsverbinding. Specifiek wordt verzocht om in de regels in het bestemmingsplan op te nemen dat advies moet worden ingewonnen bij de leidingbeheerder indien een windturbine gerealiseerd wordt op een werpafstand van 2x nominaal toerental van de hoogspanningsverbinding. Verzocht wordt om dit tevens op te nemen in het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid.

Reactie gemeente:

  1. Het uitgangspunt in het artikel is, dat uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leiding zijn toegestaan ter plaatse van de dubbelbestemming. Slechts in geval het college van burgemeester en wethouders afwijken van deze regels (en hiervoor schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder) kan er iets anders gebouwd worden. Hierbij wordt getoetst aan de regels van de ter plaatse opgenomen enkelbestemmingen. De conclusie dat deze regels soms afwijken van de dubbelbestemming is dus correct. Om die reden kan hieraan alleen worden meegewerkt in afwijking van de regels in de dubbelbestemming en nadat advies bij de leidingbeheerder is gevraagd.
  2. In de toelichting is het duurzaamheidsbeleid van de gemeente samengevat. De toelichting heeft geen juridische status en op basis hiervan kunnen dus geen windturbines in het plangebied gerealiseerd worden. In de regels van het bestemmingsplan wordt de mogelijkheid geboden om gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie te bouwen. Hiervoor geldt dat het gebouw maximaal 3 m hoog mag zijn en de oppervlakte van het gebouw maximaal 15 m2 mag bedragen. Op basis van deze regels is het dus niet mogelijk om een windturbine te realiseren. Op basis van artikel 22 is het mogelijk om dit oppervlak te vergroten tot maximaal 100 m2. Ook binnen die regels kan dus geen windturbine worden gerealiseerd. Nu het bestemmingsplan geen juridische mogelijkheden biedt om windturbines te realiseren, zien wij geen reden om de voorgestelde aanpassing in de regels door te voeren. In paragraaf 4.6 van de toelichting is ten aanzien van windturbines ook aangegeven dat de mogelijkheden hiervoor beperkt zijn en dat locatie-specifiek beoordeeld wordt of hieraan medewerking verleend kan worden. Dit gebeurt dan in afwijking van het bestemmingsplan. Om die reden is ervoor gekozen om vooralsnog geen regels voor windturbines op te nemen.

Het verzoek tot aanpassing van het duurzaamheidsbeleid is neergelegd bij een medewerker duurzaamheid van de gemeente. Dit valt buiten de scope van dit bestemmingsplan. Hierop wordt separaat een reactie gegeven aan TenneT.

  1. Trefpunt Groen

Alle relevante beleidsnota's zijn verwerkt in het bestemmingsplan. De belangen van Trefpunt Groen en de aangesloten groepen worden niet geschaad door dit bestemmingsplan. Trefpunt Groen is dan ook positief over het bestemmingsplan.

Reactie gemeente:

Wij zijn blij om te horen dat het bestemmingsplan aansluit bij de belangen van Trefpunt Groen en nemen de reactie voor kennisgeving aan.

  1. Waterschap de Dommel

Het Waterschap stemt in met het bestemmingsplan in zijn algemeenheid vanuit het kader van de watertoetsprocedure. Daarnaast wordt geadviseerd om:

  1. een legenda toe te voegen bij de figuur 'type rioolstelsel' in paragraaf 5.3.7 van de toelichting.
  2. in artikel 4.1 het woord 'water' toe te voegen aan de bestemmingsomschrijving vanuit het oogpunt van eenduidigheid.
  3. in het plangebied is door de gemeente Eindhoven langs de 1 Lieven de Keylaan en de Oude Bossche Baan een waterstructuur aangebracht die door het waterschap in de watervergunning is aangemerkt als a-watergang. Definitieve oplevering van de watergang aan het waterschap heeft nog niet plaatsgevonden. Vooruitlopend hierop verzoekt het waterschap de watergang te bestemmen als Water in het bestemmingsplan.

Reactie gemeente:

Wij zijn blij te horen dat het Waterschap instemt met het bestemmingsplan. Daarnaast verwerken wij de adviezen onder a en b in het ontwerpbestemmingsplan.

Het verzoek om de nieuwe waterstructuur langse de 1e Lieven de keylaan en de Oude Bossche Baan te bestemmen als Water hebben wij ook overgenomen.

  1. Veiligheidsregio

De Veiligheidsregio stemt in met het gebruik van het standaardadvies van de Veiligheidsregio zoals opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan.

Reactie gemeente:

Wij nemen dit voor kennisgeving aan.

6. Stichting Bescherming Wederopbouwerfgoed Eindhoven

De stichting brengt de volgende punten onder de aandacht:

  1. Het tracƩ van de Oude Bossche Baan is van cultuurhistorisch belang.
  2. De Vincentiuskerk met toren, plein en pastorie zijn van cultuurhistorisch belang.
  3. Omgeving De Bazelstraat is Ć©Ć©n van de eerste naoorlogse uitbreidingen van Woensel. Verzocht wordt om dit te vermelden.

Reactie gemeente:

  1. Het tracƩ van de Oude Bossche Baan is afdoende geborgd met de bestemming Verkeer. Het noordelijk deel van de Oude Bossche Baan heeft wel een hoge waarde als landschappelijk element (weg). Om die reden is hier een dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie-2 opgenomen.
  2. Bescherming van de monumentenstatus van de Vincentiuskerk met toren, plein en pastorie geschiedt middels de Erfgoedverordening 2010 en de Wabo.In het bestemmingsplan is om die reden niets specifieks opgenomen. Wel is dit momument benoemd in de toelichting.
  3. De omgeving van De Bazelstraat maakt onderdeel uit van de wederopbouwwijk 'Prinsejagt'. Deze wijk is beschreven en onderzocht in de cultuurhistorisch quickscan 'Prinsejagt' (2019), opgesteld door Van Meijel adviseurs in cultuurhistorie. De hoofdstructuur van deze wijk, en dus ook ter plaatse van de omgeving De Bazelstraat, is afdoende geborgd middels de ter plaatse geldende hoofdbestemmingen en maatvoeringsaanduidingen. Uit het onderzoek komt niet naar voren dat het bij de omgeving De Bazelstraat om hoogwaardige architectuur of beeldbepalende objecten gaat. Aanvullende regelingen zijn derhalve niet opgenomen.

7. Van Abbestichting

Dit stichting geeft aan dat zij geen bezwaren tegen het voorontwerpbestemmingsplan hebben en dat zij waarderen dat de onderzoeken naar cultuurhistorie en voormalig landschap in de plannen worden benut.

Reactie gemeente:

Wij vinden het prettig dit te vernemen.

9.3 Zienswijzen     

Het ontwerp van het bestemmingsplan heeft met ingang van donderdag 21 november 2019 tot en met woensdag 1 januari 2020 op de gebruikelijke wijze ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is iedereen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling een zienswijze ten aanzien van het ontwerp van het bestemmingsplan kenbaar te maken.

Kennisgeving van de ter inzage legging en de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen is in de edities van de Staatscourant en het weekblad Groot Eindhoven van 20 november 2019 gepubliceerd. Ook is kennis gegeven van de mogelijkheid om de digitale versie van het ontwerp bestemmingsplan via de gemeentelijke website www.eindhoven.nl/bestemmingsplannen en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl te raadplegen.

Naar aanleiding van de tervisielegging zijn 20 zienswijzen ontvangen. Deze zienswijzen hebben overwegend betrekking op het permanent bestemmen van de buurthuiskamer aan de Madernolaan 23. Om de meningen hierover te peilen is in het ontwerpbestemmingsplan ter plaatse een bestemming Maatschappelijk opgenomen. Gelet op de zienswijzen is besloten om de buurthuiskamer in dit bestemmingsplan geen permanente bestemming te geven. Om die reden is bij vaststelling de bestemming Groen opgenomen. In de 'nota zienswijzen en ambtshalve aanpassingen' is beargumenteerd op de zienswijzen ingegaan.

9.4 Ambtshalve aanpassingen     

Naast de aanpassingen naar aanleiding van de ingekomen zienswijzen is een ambtshalve aanpassing doorgevoerd. De aanpassing is in de 'nota zienswijzen en ambtshalve aanpassingen' opgenomen en heeft betrekking op het vertalen van de vergunning die onherroepelijk is geworden voor het perceel Fakkellaan 6.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Plan     

het bestemmingsplan Prinsejagt-Driehoeksbos 2019 met identificatienummer NL.IMRO.0772.80275-0301 de gemeente Eindhoven.

1.2 Bestemmingsplan     

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aan-huis-verbonden-beroep     

een vrij beroep, dat in of bij een woongebouw wordt uitgeoefend, waarbij het woongebouw in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Bijvoorbeeld gastouderopvang; detailhandel via internet zonder opslag en/of verkoop aan huis; of het enkel uitoefenen van een administratie ten behoeve van een bedrijf.

Onder vrije beroepen worden verstaan: (para)medische, juridische, therapeutische, ontwerp-technische, administratieve, sociaal-maatschappelijke, kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen.

1.4 Aanbouw     

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 Aanduiding     

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 Aanduidingsgrens     

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 Actualisatie nota parkeernormen 2019     

parkeernormen gepubliceerd op 3 oktober 2019 (gemeenteblad van Eindhoven 2019, nummer 240213) en in werking getreden op 4 oktober 2019.

1.8 Bebouwing     

Ć©Ć©n of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 Bedrijfsgebouw     

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.10 Bedrijfsvloeroppervlak     

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.11 Bedrijfswoning     

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein wenselijk is.

1.12 Beperkt kwetsbaar object     

  1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
  2. bedrijfswoningen, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting;
  3. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een bevi- inrichting;
  4. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  5. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  6. objecten die met het onder a. tot en met e. genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin meestal aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  7. objecten met hoge infrastructurele waarde, waaronder in ieder geval telefoon- en elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.13 Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen)     

Besluit van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende regels inzake milieukwaliteitseisen op het gebied van de externe veiligheid zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.14 Bestaande situatie     

bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vergunning;

bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.15 Bestemmingsgrens     

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 Bestemmingsvlak     

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 Bijgebouw     

een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.18 Bouwen     

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.19 Bouwgrens     

de grens van een bouwvlak.

1.20 Bouwlaag     

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.21 Bouwperceel     

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 Bouwperceelgrens     

een grens van een bouwperceel.

1.23 Bouwvlak     

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 Bouwwerk     

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.25 Bruto vloeroppervlakte     

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf, kantoor, winkel of dienstverlenende instelling, inlcusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.26 Buitenschoolse opvang (BSO)     

het in georganiseerd verband opvangen van meer dan 6 kinderen in de leeftijdscategorie 4 tot 13 jaar voor en na schooltijd, in de middagpauze en tijdens schoolvakanties.

1.27 Cafetaria/snackbar/afhaalservice     

een bedrijf gericht op het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.28 Coffeeshop     

een bedrijf gericht op het verstrekken van niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, en van verdovende en/of hallucinerende stoffen.

1.29 Cultuurhistorische waarde     

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied.

1.30 Dak     

iedere bovenbeƫindiging van een gebouw.

1.31 Detailhandel     

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt ook begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum, internetwinkel/webwinkel, afhaalpunten en supermarkt.

1.32 Dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling     

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaken, belwinkels, internetcafĆ©, schoonheidsinstituten, fotostudioĀ“s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

1.33 Dienstverlening     

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.34 Discotheek of dancing     

een bedrijf hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en daarmee vergelijkbare evenementen.

1.35 Erotisch getinte vermaaksfunctie     

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.36 Extensief recreatief medegebruik     

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

1.37 Garagebox     

gebouwen voor de stalling van autoĀ“s en andere voertuigen.

1.38 Gebouw     

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.39 Gebruiken     

het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.

1.40 Geluidgevoelige functies     

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.41 Geluidgevoelige gebouwen     

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.42 Geluidzoneringsplichtige inrichting     

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.43 Geprojecteerd (beperkt) kwetsbaar object     

nog niet aanwezig (beperkt) kwetsbaar object dat op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan toegestaan is.

1.44 GR (groepsrisico)     

een maat voor de kans, dat door een ramp bij een activiteit met gevaarlijke stoffen of met een vliegtuig, een (grote) groep mensen, die niet rechtstreeks bij de activiteit betrokken is, tegelijkertijd omkomt. Het GR kan toenemen door uitbreiding van risicovolle activiteiten enerzijds en door het verhogen van de personendichtheid anderzijds.

1.45 Groothandel     

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of afleveren van goederen aan wederverkopers, dan wel instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.46 Hogere grenswaarde     

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.47 Hoofdgebouw     

een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.48 Horeca     

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, Ć©Ć©n en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.49 Huishouden     

een meerderjarige alleenstaande, dan wel twee of meer personen waarvan er ten minste Ć©Ć©n meerderjarig is, die duurzaam een gemeenschappelijke huishouding voeren.

1.50 Internetwinkel     

Internetwinkels worden in het kader van dit bestemmingsplan aangemerkt als een specifieke vorm van detailhandel waarbij:

  • de transactie via internet of andere media tot stand komt, en;
  • de goederen ter plaatse kunnen worden afgehaald; en/of
  • de goederen ter plaatse kunnen worden afgerekend; en/of
  • de goederen ter plaatse kunnen worden bekeken of geprobeerd.

1.51 Invloedsgebied     

gebied waarin, volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. De grens van het invloedsgebied is gelijk aan de 1% letaliteitsgrens, bepaald bij weertype F 1.5, tenzij in de bij het Revi behorende uitvoeringsregeling voor een specifieke stof of activiteit een ander invloedsgebied is gedefinieerd.

1.52 Kamerverhuur     

woonvorm waarbij sprake is van woonruimte die geen eigen afzonderlijke toegang heeft en waarbij de bewoner afhankelijk is van Ć©Ć©n of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen (keuken, douche/bad en/of toilet) buiten die onzelfstandige woonruimte.

1.53 Kantoor     

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor het bestuurlijk/ambtelijk of bedrijfsmatig uitoefenen van juridische, financiƫle, administratieve en naar de aard daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, zoals sociaal wetenschappelijke onderzoek of een architectenbureau.

1.54 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten     

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend (niet zijnde prostitutie).

1.55 Koffie-/theehuis     

een bedrijf gericht op het verstrekken van zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren.

1.56 Kunstobject     

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van Ć©Ć©n der beeldende kunsten.

1.57 Kunstwerk     

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.58 Kwetsbaar object     

  1. woningen, niet zijnde:
    1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
    2. bedrijfswoningen;
  2. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, waartoe in ieder geval behoren:
    1. (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. scholen;
    3. sociale werkplaatsen, of;
    4. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. gebouwen waarin meestal grote aantallen personen (> 50 pers.) gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 mĀ² per object, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting of;
    2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 mĀ² bedraagt, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting, en winkels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 mĀ² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd en voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting;
  4. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting.

1.59 Landschappelijke waarden     

het geheel van waarden in verband met bijzondere waarneembare landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, archeologische, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden die wordt bepaald door de onderliggende samenhang en beĆÆnvloeding van levende en niet levende (abiotische) natuur.

1.60 Lijst van bedrijfsactiviteiten     

de bedrijvenlijst ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de VNG zoals deze gold ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan en opgenomen in Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels.

1.61 Lijst van horeca-activiteiten     

lijst met een onderverdeling van horeca-activiteiten naar de mate van mogelijke overlast voor de omgeving zoals opgenomen in Lijst van horeca-activiteiten behorende bij deze regels.

1.62 Lunchroom     

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren en niet-alcoholische dranken.

1.63 Maatschappelijke voorzieningen     

educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en daarbij behorende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en openbaar bestuur. Onder maatschappelijke voorzieningen zijn tevens begrepen kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang.

1.64 Maatschappelijke voorzieningen gelieerd aan sportieve- en/of recreatieve voorzieningen     

educatieve, culturele, medische, sociaal medische en sociaal culturele voorzieningen voor zover deze voorzieningen gelieerd zijn aan de thema's sport, bewegen en ontmoeten.

1.65 Nutsvoorzieningen     

voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.66 Onzelfstandige woonruimte     

woonruimte,  welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

1.67 Parkeerbalans     

met een parkeerbalans wordt de (on)balans berekend tussen parkeervraag en parkeeraanbod binnen een bepaald gebied. Vaak valt de parkeervraag van functies niet samen in de tijd. Gecombineerd gebruik van parkeerplaatsen is dan mogelijk (dubbelgebruik).

1.68 Peil     

0.30 m' boven de kruin van de weg.

1.69 PR (plaatsgebonden risico)     

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.

1.70 Productiegebonden detailhandel     

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of hersteld, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.71 Prostitutiebedrijf     

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin tegen vergoeding seksuele handelingen worden verricht.

1.72 Revi (Regeling externe veiligheid inrichtingen)     

regeling van de Staatssecretaris van VROM van 8 september 2004, houdende regels met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Bevi zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan (zoals opgenomen in bijlage 5).

1.73 Regeling provinciale risicokaart     

Regeling van de minister van Binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties van 20 april 2007, Stctr. 2007, nr 75.

1.74 Registratiebesluit externe veiligheid     

Besluit van 28 november 2006 (stb 2006, 656), houdende regels met betrekking tot de registratie van gegevens externe veiligheid inrichtingen, transportroutes en buisleidingen (Registratiebesluit externe veiligheid).

1.75 Restaurant     

een bedrijf uitsluitend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.76 Risicovolle inrichting     

  1. inrichtingen zoals genoemd in artikel 2 van het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) (Besluit externe veiligheid inrichtingen, artikel 2 van de regels) respectievelijk artikel 1b van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) (Regeling externe veiligheid inrichtingen, artikel 1b van de regels);
  2. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage I van de regeling provinciale risicokaart (Regeling provinciale risicokaart, Bijlage I van de regels) of onder het Registratiebesluit Externe Veiligheid;
  3. inrichtingen met toxische gassen;
  4. inrichtingen waar een brandbaar tot vloeistof verdicht gas met een inhoud van meer dan 1m3 wordt gebezigd of opgeslagen.

1.77 Showroom     

een uitstallingsruimte van groothandels - of productiebedrijven ten behoeve van wederverkopers of afnemers voor het gebruik in eigen bedrijf of instelling.

1.78 Seksinrichting     

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.79 SPIL centrum     

ā€˜SPIL ( Spelen, Integreren, Leren); een hechte samenwerking tussen onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang met als doel optimale ontwikkelingskansen te creĆ«ren voor kinderen van 0 tot 12 jaar.

1.80 Stacaravan     

een permanent kampeermiddel in de vorm van een caravan, die als een gebouw valt aan te merken.

1.81 Uitbouw     

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.82 Verdieping     

de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn.

1.83 Verkoopvloeroppervlakte     

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

1.84 Voorgevel     

de naar de weg of aan het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan Ć©Ć©n naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.85 Voorgevelrooilijn     

De denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.

1.86 Voorkeursgrenswaarde     

de toelaatbare waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.87 Water     

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.

1.88 Waterhuishoudkundige voorzieningen     

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen etc.).

1.89 Woning     

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van Ć©Ć©n afzonderlijk huishouden, dan wel voor de huisvesting van maximaal twee personen die geen gezamenlijk huishouden voeren. Een woonwagen wordt niet tot een woning gerekend.

1.90 Woongebouw     

een gebouw, dat Ć©Ć©n woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.91 Woonwagen     

een voor bewoning bestemd gebouw, niet zijnde een woning, dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

Artikel 2 Wijze van meten     

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Bebouwingspercentage     

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

2.2 Dakhelling     

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 Goothoogte van een bouwwerk     

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat de goothoogte van een woonwagen/woonwagenwoning wordt gemeten vanaf aansluitend terrein.

2.4 Inhoud van een bouwwerk     

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 Bouwhoogte van een bouwwerk     

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, installatieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, met dien verstande dat de bouwhoogte van een woonwagen/woonwagenwoning wordt gemeten vanaf het aansluitend terrein.

2.6 Oppervlakte van een bouwwerk     

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 Ondergeschikte bouwdelen     

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, gevelisolatie, ventilatiekanalen, reclameaanduidingen, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Bedrijf     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `BedrijfĀ“ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven genoemd in de "Lijst van bedrijfsactiviteiten" behorende tot de categorieƫn 1 tot en met 3.2 met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;
  2. in afwijking van het bepaald in sub a zijn ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' uitsluitend bedrijven genoemd in de "Lijst van bedrijfsactiviteiten" behorende tot de categorieƫn 1 en 2 toegestaan, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;
  3. zelfstandige kantooren, uitsluitend voor zover bestaand;
  4. productiegebonden detailhandel deel uitmakend van bedrijven vermeld onder sub a en b, met uitzondering van detailhandel in voedings ā€“ en genotmiddelen;

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  6. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels     

3.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak `worden gebouwd;
  2. de maximum bouwhoogte bedraagt de hoogte zoals opgenomen ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  3. het bebouwingspercentage mag 100 bedragen.

3.2.2 Voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte is 3 m;
  2. de maximum oppervlakte is 15 m2.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn 1 m;
  2. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn 2 m;
  3. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 4 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels     

3.3.1 Strijdig gebruik     

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 3.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor bewoning;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan vermeld in lid 3.1 sub b;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  4. gebruik van bedrijfsgebouwen voor kantoordoeleinden, anders dan ten dienste van het aldaar gevestigde bedrijf.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1, onder a en b, en tevens bedrijven toestaan die niet voorkomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten of bedrijven in een hogere categorie toestaan, mits:

  1. het betrokken bedrijf naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijven die ter plaatse zijn toegestaan, en;
  2. het niet betreft geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen of zelfstandige kantoorvestigingen.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. nutsvoorzieningen;
  2. open terreinen, waaronder begrepen parkeergelegenheid;
  3. ontsluitingswegen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
  5. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels     

4.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. de maximum bouwhoogte bedraagt de hoogte zoals opgenomen ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  3. in afwijking van het bepaalde in sub b mag de goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' niet meer bedragen dan bestaand.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de maximum bouwhoogte 5 m is.

4.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud van de oorspronkelijke opzet van de bouwwerken die zijn voorzien de bouwaanduiding 'karakteristiek', nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor de bouwwerken, alsmede aan de situering ervan.

4.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

4.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

4.4.1 Vergunningvereiste     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) bouwwerken die zijn voorzien van de bouwaanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen of te verwijderen.

4.4.2 Uitzonderingen     

Het in lid 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. het normale beheer en onderhoud betreffen;
  2. welke onlosmakelijk voortvloeien uit bouwactiviteiten waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
  3. plaatsvinden ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders;
  4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en mits niet strijdig waren met het hieraan voorafgaande bestemmingsplan;
  5. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend.

4.4.3 Toelaatbaarheid     

De genoemde werken en werkzaamheden mogen geen onaanvaardbare aantasting van de karakteristieke waarden en kenmerken van het bouwwerk tot gevolg hebben. Ter beoordeling of daarvan sprake is dient aanvrager van de benodigde omgevingsvergunning een door een ter zake deskundige opgesteld onderzoek te overleggen waarover door een ter zake deskundige gemeentelijke adviseur of -commissie een advies is uitgebracht.

Artikel 5 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG     

5.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPGĀ“ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG met bijbehorend detailhandels- verkooppunt tot een maximum van 100 m2 en overige bijbehorende voorzieningen;
  2. open terreinen, waaronder begrepen parkeergelegenheid;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels     

5.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. de maximum bouwhoogte is als bestaand.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, niet zijnde gebouwen, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van reclamezuilen is 15 m;
  2. de maximum bouwhoogte van een overkapping is 5,50 m;
  3. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 2,5 m;
  4. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 5 m.

Artikel 6 Bos     

6.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `BosĀ“ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van aardkundige waarden;
  2. duurzame instandhouding van het bos met daarop afgestemde bosbouw;
  3. groenvoorzieningen;
  4. extensief recreatief medegebruik;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'geluidsscherm' tevens geluidwerende voorzieningen;

met daarbij behorende

  1. paden en wegen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels     

6.2.1 Gebouwen     

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen bedraagt 6 m;
  2. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde is 3 m.

6.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het behoud, het herstel em de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
  2. de sociale veiligheid;
  3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

6.4 Specifieke gebruiksregels     

6.4.1 Strijdig gebruik     

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 6.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks nodig is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het beoefenen van lawaaisporten;
  3. kamperen.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

6.5.1 Vergunningvereiste     

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden ) op of in de gronden met de bestemming Ā“Bos` de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het kappen en rooien van bomen;
  2. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.

6.5.2 Uitzonderingen     

Het in lid 6.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. van ondergeschikte betekenis zijn dan wel behoren tot het normale onderhoud;
  2. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

6.5.3 Toelaatbaarheid     

De in lid 6.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de bestemming `BosĀ“.

Artikel 7 Gemengd     

7.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, uitsluitend op de verdieping, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep;
  2. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  3. horeca genoemd in de 'Lijst van horeca-activiteiten' behorende tot de categorie 1, uitsluitend op de begane grond;
  4. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, uitsluitend op de begane grond;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens een ondergrondse parkeergarage;

 

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;
  2. pleinen, wegen en paden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  7. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met dien verstande dat:

  1. een woning niet mag worden gesplitst in twee of meerdere woningen;
  2. kamerverhuur niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie betreft;
  3. de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan -huis-verbonden-beroep niet meer dan 50 m2 mag bedragen.

7.2 Bouwregels     

7.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. in afwijking van het bepaalde in sub a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-3' een overschrijding van het bouwvlak toegestaan ten behoeve van balkons e.d. vanaf de eerste verdieping ter plaatse van de laagbouw en vanaf de negende verdieping ter plaatse van de woontoren;
  3. de maximum bouwhoogte bedragen de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  4. in afwijking van het bepaalde in sub c mag de goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' niet meer berdragen dan bestaand;
  5. het bebouwingspercentage mag 100 bedragen, tenzij anders is aangegeven.

7.2.2 Voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte is 3 m;
  2. de maximum oppervlakte is 15 m2.

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn 1 m;
  2. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn 2 m;
  3. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 m.

7.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud van de oorspronkelijke opzet van de bouwwerken die zijn voorzien de bouwaanduiding 'karakteristiek', nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor de bouwwerken, alsmede aan de situering ervan.

7.4 Specifieke gebruiksregels     

7.4.1 Aan-huis-verbonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten     

Het gebruik van een gedeelte van de woning voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m2 en/of voor een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van meer dan 50 m2 met een maximum van 75 m2, is toegestaan mits:

  1. de totale oppervlakte voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en een aan-huis-verbonden beroep gezamenlijk niet meer dan 75 m2 bedraagt;
  2. de verkeersaantrekkende werking niet zodanig is, dat ten gevolge daarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen op de openbare weg, noodzakelijk worden;
  3. het niet betreft detailhandel met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
  4. het niet betreft vervaardiging van voedsel;
  5. deze activiteiten door ten hoogste twee personen worden uitgeoefend, waarvan minstens Ć©Ć©n persoon woonachtig is in het betreffende pand; voor kapsalons geldt dat deze activiteit door maximaal Ć©Ć©n persoon, die tevens in het pand woonachtig is, mag worden uitgeoefend;
  6. de bedrijfsactiviteiten vallen onder de in Lijst van bedrijfsactiviteiten bij wonen opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bij wonen Lijst van bedrijfsactiviteiten bij wonen' behorende tot de categorie 1, alsmede bedrijfsactiviteiten die niet in deze lijst zijn opgenomen, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in categorie 1 van deze lijst;
  7. het een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling betreft die niet valt onder de sub f genoemde lijst, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten als bedoeld onder sub f.

7.4.2 Gebruik     

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. een niet geluidgevoelige functie mag slechts worden gewijzigd in een geluidgevoelige functie passend binnen artikel 7.1, indien;
    1. de voorkeurswaarde ingevolge de Wet geluidhinder niet wordt overschreden of;
    2. indien sprake is van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde er door het bevoegd gezag hogere waarden zijn verleend;
  2. Het is verboden om in de bestaande situatie de gebruiksfunctie van gronden en/of gebouwen te wijzigen in een andere gebruiksfunctie passend binnen de bestemming met een toename van de autoparkeerbehoefte conform de Actualisatie Nota Parkeernormen 2019;
  3. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels     

7.5.1 Binnenplans afwijken     

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van;

  1. het bepaalde in lid 7.4.2 lid b indien wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 23.1 of 23.2
  2. het bepaalde in lid 7.1, en tevens horecabedrijven toestaan die niet worden vermeld onder categorie 1 in de `Lijst van horeca-activiteitenĀ“ en/of worden vermeld in een hogere categorie doch die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de horecabedrijven die zijn genoemd onder categorie 1 van de `Lijst van horeca-activiteiten'.

7.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

7.6.1 Vergunningvereiste     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) bouwwerken die zijn voorzien van de bouwaanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen of te verwijderen.

7.6.2 Uitzonderingen     

Het in lid 7.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. het normale beheer en onderhoud betreffen;
  2. welke onlosmakelijk voortvloeien uit bouwactiviteiten waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
  3. plaatsvinden ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders;
  4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en mits niet strijdig waren met het hieraan voorafgaande bestemmingsplan;
  5. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend.

7.6.3 Toelaatbaarheid     

De genoemde werken en werkzaamheden mogen geen onaanvaardbare aantasting van de karakteristieke waarden en kenmerken van het bouwwerk tot gevolg hebben. Ter beoordeling of daarvan sprake is dient aanvrager van de benodigde omgevingsvergunning een door een ter zake deskundige opgesteld onderzoek te overleggen waarover door een ter zake deskundige gemeentelijke adviseur of -commissie een advies is uitgebracht.

Artikel 8 Groen     

8.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `GroenĀ“ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;
  2. bermen en beplanting;
  3. paden;
  4. speelvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. beheer en/of zuivering van oppervlakte- en rioolwater;

met daarbij behorende:

  1. verhardingen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. kunstobjecten;
  4. infopanelen;
  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels     

8.2.1 Gebouwen     

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximum bouwhoogte van 4 m.

8.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de sociale veiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

8.4.1 Vereiste omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

Het is verboden op of in gronden ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het kappen en rooien van bomen;
  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het ophogen of egaliseren, bodemverlaging of anderszins wijzigen in maaiveld of weghoogte;
  3. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen (al dan niet tijdelijk);
  4. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
  5. het aanleggen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 meter;
  6. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;
  7. het aanleggen van verharde of halfverharde wegen en paden.

8.4.2 Uitzondering vergunningvereiste     

Het in lid 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of beheer van het openbare groen betreffen;
  2. waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan vergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
  3. welke ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren.

8.4.3 Criteria verlening vergunning     

De in lid 8.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:

  1. door de genoemde werken en werkzaamheden geen risico's ontstaan op aantasting van de boom;
  2. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwantiteit en de waterkwaliteit;
  3. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de aanwezige natuurwaarden.

8.4.4 Advies     

Burgemeester en wethouders verlenen de in lid 8.4.1 genoemde omgevingsvergunning slechts nadat advies is ingewonnen bij de waterbeheerder met betrekking tot de vraag of door de ingreep het waterhuishoudkundig belang niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 9 Kantoor     

9.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `KantoorĀ“ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. zelfstandige kantoorvestigingen;

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;
  2. wegen en paden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels     

9.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. de maximum goot- en bouwhoogte is als bestaand;
  3. het bebouwingspercentage mag 100 bedragen.

9.2.2 Voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte is 3 m;
  2. de maximum oppervlakte is 15 m2.

9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn 1 m;
  2. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn 2 m;
  3. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 4 m.

Artikel 10 Maatschappelijk     

10.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `MaatschappelijkĀ“ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' uitsluitend een begraafplaats;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - binnenschietbaan' tevens een schietinrichting (geweer- en pistoolbanen) genoemd in de lijst van sport- en recreatievoorzieningen onder SBI code 931, nummer 1, voor zover het binnenbanen betreft;
  4. horecavoorzieningen, detailhandelsvoorzieningen en/of dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling voor zover ten dienste van de maatschappelijke voorziening;

met daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. wegen en paden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. speelvoorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  8. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels     

10.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. de maximum bouwhoogte van een gebouw is als bestaand, tenzij anders is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  3. het bebouwingspercentage mag 100 bedragen, tenzij anders is aangeduid;
  4. in afwijking van het bepaalde in sub a tot en met c is ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' een maximale bouwhoogte van 4 meter toegestaan met een maximum oppervlak van 200 m2.

10.2.2 Bijgebouwen     
  1. bijgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  2. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 m.

10.2.3 Voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte is 3 m;
  2. de maximum oppervlakte is 15 m2.

10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn 1 m;
  2. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn 2 m;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' zijn verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten toegestaan met een maximum bouwhoogte van 9 m;
  4. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' de maximale bouwhoogte 5 meter is.

10.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud van de oorspronkelijke opzet van de bouwwerken die zijn voorzien de bouwaanduiding 'karakteristiek', nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor de bouwwerken, alsmede aan de situering ervan.

10.4 Specifieke gebruiksregels     

10.4.1 Gebruik     

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. een niet geluidgevoelige functie mag slechts worden gewijzigd in een geluidgevoelige functie passend binnen artikel 10.1, indien;
    1. de voorkeurswaarde ingevolge de Wet geluidhinder niet wordt overschreden of;
    2. indien sprake is van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde er door het bevoegd gezag hogere waarden zijn verleend;
  2. Het is verboden om in de bestaande situatie de gebruiksfunctie van gronden en/of gebouwen te wijzigen in een andere gebruiksfunctie passend binnen de bestemming met een toename van de autoparkeerbehoefte conform de Actualisatie Nota Parkeernormen 2019.

10.5 Afwijken van de gebruiksregels     

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.4.1 lid b indien wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 23.1 of 23.2.

10.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

10.6.1 Vergunningvereiste     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) bouwwerken die zijn voorzien van de bouwaanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen of te verwijderen.

10.6.2 Uitzonderingen     

Het in lid 10.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. het normale beheer en onderhoud betreffen;
  2. welke onlosmakelijk voortvloeien uit bouwactiviteiten waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
  3. plaatsvinden ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders;
  4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en mits niet strijdig waren met het hieraan voorafgaande bestemmingsplan;
  5. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend.

10.6.3 Toelaatbaarheid     

De genoemde werken en werkzaamheden mogen geen onaanvaardbare aantasting van de karakteristieke waarden en kenmerken van het bouwwerk tot gevolg hebben. Ter beoordeling of daarvan sprake is dient aanvrager van de benodigde omgevingsvergunning een door een ter zake deskundige opgesteld onderzoek te overleggen waarover door een ter zake deskundige gemeentelijke adviseur of -commissie een advies is uitgebracht.

Artikel 11 Sport     

11.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `SportĀ“ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sport- en recreatieve voorzieningen, niet zijnde geluidszoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen, met dien verstande dat:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1' uitsluitend sport- en recreatieve voorzieningen tot en met categorie 1 zoals genoemd in de bij deze regels behorende lijst van sport- en recreatie voorzieningen zijn toegestaan;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' uitsluitend sport- en recreatieve voorzieningen tot en met categorie 2 zoals genoemd in de bij deze regels behorende lijst van sport- en recreatieve voorzieningen zijn toegestaan;
    3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' uitsluitend sport- en recreatieve voorzieingen tot en met categorie 3.1 zoals genoemd in de bij deze regels behorende lijst van sport- en recreatieve voorzieningen zijn toegestaan;
    4. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' uitsluitend sport- en recreatieve voorzieningen tot en met categorie 4.1 zoals genoemd in de bij deze regels behorende lijst van sport- en recreatieve voorzieningen zijn toegestaan;
  2. in afwijking van het bepaalde in sub a is ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting' een risicovolle inrichting toegestaan;
  3. in afwijking van het bepaalde in sub a is ter plaatse van de aanduiding 'sport' tevens een sport- en bijeenkomstfunctie in categorie 2 toegestaan;
  4. horecavoorzieningen in de vorm van het verstrekken van logies, uitsluitend voorzover gelieerd aan en ten dienste van de aanwezige sport- en recreatievoorzieningen;
  5. maatschappelijke voorzieningen uitsluitend voorzover gelieerd aan en ten dienste van de aanwezige sportvoorzieningen;
  6. ondergeschikte voorzieningen behorende bij sport, recreatie, horeca en maatschappelijke voorzieningen;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'feestzaal', tevens een feestzaal ten behoeve van alcholvrije feesten en partijen;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerf', tevens een gemeentewerf als bedoeld in de lijst van bedrijfsactiviteiten onder SBI-code 381 nummer A;
  9. ter plaatse van de aanduiding 'sauna', tevens een sauna, badhuis of fitnesscentrum mals bedoeld in de lijst van bedrijfsactiviteiten onder SBI-code 9313, 9604;
  10. ter plaatse van de aanduiding 'kartbaan' tevens een skelter- en/of kartbaan in een hal als bedoeld in de lijst van bedrijfsactiviteiten onder SBI-code 931, nummer A;
  11. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg', tevens bedrijvigheid op het gebied van gezondheidszorg tot maximaal milieucategorie 3.1;
  12. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens bestaande bedrijfswoningen;
  13. ter plaatse van de aanduiding 'specfieke vorm van horeca - paviljoen', tevens een paviljoen met zaalverhuur, instructieruimte, kantoorruimte en horeca in categorie 1 en 2b zoals genoemd in de bij deze regels opgenomen lijst van horeca-activiteiten;

met de daarbij behorende:

  1. kantines;
  2. kleedlokalen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  7. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.2 Bouwregels     

11.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. de minimale bouwhoogte bedraagt 4 m;
  3. de maximale bouwhoogte bedraagt 12 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' respectievelijk 'maximale goothoogte (m), bouwhoogte (m)';
  4. een gezondheidszorggebouw,medisch centrum, polikliniek of medisch kleuterdagverblijf dat past binnen de bestemmingsomschrijving uit lid 11.1 en wordt gebouwd ter plaatse van de gronden waarvoor het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven op 2 mei 2011 een Besluit hogere waarden Wet geluidhinder heeft genomen, mag uitsluitend worden gebouwd conform dit Besluit hogere waarden Wet geluidhinder opgenomen in bijlage 7 bij deze regels;

11.2.2 Bedrijfswoning     

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de regels zoals opgenomen in artikel 11.2.1 met dien verstande dat een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan in of op het bedrijfspand waarbij het behoort.

11.2.3 Voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte is 3 m;
  2. de maximum oppervlakte is 15 m2.

11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 2 m;
  2. de maximum bouwhoogte van lichtmasten is 25 m;
  3. de maximum bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 4 m.

11.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de sociale veiligheid; en
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.4 Specifieke gebruiksregels     

11.4.1 Ondergeschikte voorzieningen     

Voor het het gebruik ten behoeve van ondergeschikte en ondersteunende voorzieningen gelden de volgende regels:

  1. ondergeschikte voorzieningen mogen uitsluitend gerealiseerd worden in hetzelfde gebouw als de hoofdfunctie;
  2. het bruto vloeroppervlak aan detailhandelsactiviteiten bedraagt maximaal 5% van het bruto vloeroppervlak van de hoofdactiviteit;
  3. het bruto vloeroppervlak aan horeca-activiteiten bedraagt maximaal 10% van het bruto vloeroppervlak van de hoofdactiviteit;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' bedraagt in afwijking van het bepaalde in sub b het maximum bruto vloeroppervlak aan detailhandelsactiviteiten 15% van het bruto vloeroppervlak van de hoofdactiviteit;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' bedraagt in afwijking van het bepaalde in sub c het maximum bruto vloeroppervlak aan horeca-activiteiten 20% van het bruto vloeroppervlak van de hoofdactiviteit.

11.5 Afwijken van de gebruiksregels     

11.5.1 Hogere milieucategorie     

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 sub a, en tevens sportieve- en/of recreatieve voorzieningen toestaan die:

  1. niet voorkomen in de lijst van sport- en recreatievoorzieningen in de ter plaatse toegestane milieucategorie, mits voor het overige het bepaalde in deze bestemming van toepassing blijft.
  2. zijn genoemd in de lijst van sport- en recreatievoorzieningen in een hogere milieucategorie dan ter plaatse is toegestaan, mits de activiteiten naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijfsactiviteiten uit de ter plaatse toegestane milieucategorie.

11.5.2 Ondergeschikte voorzieningen     

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.4.1 en toestaan dat voor ondergeschikte voorzieningen ten dienste van de sportieve-, recreatieve en/of maatschappelijke voorzieningen, het aantal mĀ² brutovloeroppervlak detailhandel maximaal 15% en het aantal m2 bruto vloeroppervlak horeca maximaal 20% van het bruto vloeroppervlak van de hoofdactiviteit mag bedragen, mits:

  1. de ondergeschikte voorzieningen plaatsvinden in hetzelfde gebouw als de sportieve-, recreatieve of maatschappelijke voorziening;
  2. de ondergeschikte voorzieningen ten dienste zijn van de sportieve-, recreatieve of maatschappelijke voorziening.

11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

11.6.1 Vereiste omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

Het is verboden op of in gronden ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het kappen en rooien van bomen;
  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het ophogen of egaliseren, bodemverlaging of anderszins wijzigen in maaiveld of weghoogte;
  3. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen (al dan niet tijdelijk);
  4. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
  5. het aanleggen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 meter;
  6. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;
  7. het aanleggen van verharde of halfverharde wegen en paden.

11.6.2 Uitzondering vergunningvereiste     

Het in lid 11.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of beheer van het openbare groen betreffen;
  2. waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan vergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
  3. welke ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren.

11.6.3 Criteria verlening vergunning     

De in lid 11.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:

  1. door de genoemde werken en werkzaamheden geen risico's ontstaan op aantasting van de boom;
  2. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwantiteit en de waterkwaliteit;
  3. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de aanwezige natuurwaarden.

11.6.4 Advies     

Burgemeester en wethouders verlenen de in lid 11.6.1 genoemde omgevingsvergunning slechts nadat advies is ingewonnen bij de waterbeheerder met betrekking tot de vraag of door de ingreep het waterhuishoudkundig belang niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 12 Verkeer     

12.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `VerkeerĀ“ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen en straten;
  2. voet- en fietspaden;
  3. groenvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. geluidwerende voorzieningen;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12.2 Bouwregels     

12.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van erf- terreinafscheidingen is 2 meter;
  2. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 10 m.

12.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de sociale veiligheid; en
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied     

13.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Verkeer - VerblijfsgebiedĀ“ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woonstraten;
  2. pleinen;
  3. voet- en fietspaden;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. speelvoorzieningen;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' tevens een onderdoorgang;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens een gebouwde boven- of ondergrondse parkeergarage;

met daarbij behorende:

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2 Bouwregels     

13.2.1 Gebouwen     

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 2 m;
  2. de maximum bouwhoogte van lichtmasten is 10 m;
  3. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 5 m.

 

Artikel 14 Water     

14.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `WaterĀ“ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. alle oppervlaktewateren, zoals kanalen, riveren, beken en andere waterlopen, alsmede sloten, greppels, (infiltratie)vijvers ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;
  2. waterberging;
  3. waterhuishouding;
  4. waterlopen;

met de daarbij behorende:

  1. andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

14.2 Bouwregels     

14.2.1 Gebouwen     

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximum bouwhoogte van 4 m.

14.3 Specifieke gebruiksregels     

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 14.1 wordt in ieder geval gerekend het opslaan, storten of bergen van voorwerpen, stoffen, materialen of chemicaliƫn en soortgelijke producten, behoudens voor zover zulks nodig is voor het op de bestemming gerichte gebruik.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

14.4.1 Vergunningvereiste     

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden) op of in de gronden met de bestemming 'Water' de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het dempen van water;
  2. het vergraven van oevers;
  3. het verleggen van water;
  4. het herprofileren van waterlopen.

14.4.2 Uitzonderingen     

Het in lid 14.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op een werk en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. de aanleg van ecologische oevers betreft;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

14.4.3 Toelaatbaarheid     

De in lid 14.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwantiteit en de waterkwaliteit.

14.4.4 Advies     

Burgemeester en wethouders verleent de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden slechts nadat advies is ingewonnen bij de waterbeheerder met betrekking tot de vraag of door de ingreep het waterhuishoudkundig belang niet onevenredig wordt aangetast.

 

Artikel 15 Wonen     

15.1 Bestemmingsomschrijving     

15.1.1 Bestemming     

De voor `WonenĀ“ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woongebouwen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens maatschappelijke voorzieningen op de begane grond;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' zijn uitsluitend garageboxen toegestaan;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' zijn op de begane grond tevens sociaal-medische voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen, dienstverlenende bedrijven en/of instellingen, detailhandel, horeca in ten hoogste categorie 1 van de Lijst van horeca-activiteiten een en ander ten dienste of ter ondersteuning van de woonfunctie;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' is tevens een bedrijf tot en met categorie 2 toegestaan genoemd in de "Lijst van bedrijfsactiviteiten" behorende tot de categorieƫn 1 en 2 toegestaan, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. wegen en paden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. speelvoorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  8. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met dien verstande dat:

  1. een woning niet mag worden gesplitst in twee of meerdere woningen;
  2. kamerverhuur niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie betreft.
  3. de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep niet meer dan 50 m2 mag bedragen.

15.2 Bouwregels     

15.2.1 Hoofdgebouwen     

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximum goot- en bouwhoogte is als bestaand, tenzij anders is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m) en maximum bouwhoogte (m)' of 'maximum bouwhoogte (m)';
  3. in afwijking van het bepaalde in sub b mag de goot- en bouwhoogte van een gebouw ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' niet meer bedragen dan bestaand;
  4. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-1' gelden in aanvulling op sub a en b de volgende regels:
    1. De voorgevel van een hoofdgebouw moet gerealiseerd worden in de grens van het bouwvlak;
    2. Het hoofdgebouw dient minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd;
    3. de diepte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 15 meter;
  5. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-2' gelden in aanvulling op sub a en b de volgende regels:
    1. De voorgevel van een hoofdgebouw moet gerealiseerd worden in de grens van het bouwvlak;
    2. de diepte van de onbebouwde ruimte (binnentuin) bedraagt minimaal 20 m2.
  6. voor zover de bestaande situatie groter/hoger is dan het bepaalde onder a tot en met e, gelden die maten als maximum respectievelijk minimum.

15.2.2 Dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding hoofdgebouw     
  1. in afwijking van het bepaalde in artikel 15.2.1 onder b mag een dakopbouw of een gelijksoortige uitbreiding van een woning op een hellend dakvlak worden gerealiseerd, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:
    1. aan de achterzijde van het hoofdgebouw;
    2. de bouwhoogte van de dakopbouw verticaal gemeten minstens 1 meter onder de nok van het hoofdgebouw blijft;
    3. de hellingshoek van een eventuele kap van de dakopbouw gelijk is aan de hellingshoek van het bestaande dakvlak waarop wordt gebouwd en;
    4. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 1 meter is.
  2. het bepaalde onder sub a geldt niet voor een bungalow en/of patiowoning.

15.2.3 Opbouw bungalow/patiowoning     

In afwijking van het bepaalde in artikel 15.2.1 onder b mag een opbouw op een bungalow of een patiowoning worden gerealiseerd, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. de opbouw wordt geplaatst op het hoofdgebouw;
  2. de oppervlakte van de opbouw bedraagt maximaal 25% van het bruto vloeroppervlak van het hoofdgebouw, en;
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 7 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte bij een reeds bestaande tweede bouwlaag op een bungalow / patiowoning niet hoger mag zijn dan de bestaande bouwhoogte van de tweede bouwlaag.

15.2.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen     

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen minimaal drie meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd wanneer de zijzijde aan openbaar toegankelijk gebied grenst; in andere gevallen geldt een afstand van minimaal 1 meter;
  2. in afwijking van het bepaalde in sub a mogen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' ook bijgebouwen worden opgericht met inachtneming van het bepaalde onder sub c tot en met g.
  3. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 75 m2 met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing (inclusief hoofdgebouw) niet meer bedraagt dan 65% van de oppervlakte van het bouwperceel; voor patiowoningen geldt in deze een percentage van 80%;
  4. in afwijking van het gestelde onder sub 2 geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bouwperceel groter dan 750 mĀ² maximaal 10 % van de oppervlakte van het bouwperceel mag bedragen;
  5. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3,5 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte van het bijbehorende hoofdgebouw; indien het dak is/wordt uitgevoerd in de vorm van een kap mag de maximum bouwhoogte 4,5 m bedragen;
  6. voor de voorgevel van de woning mag een aanbouw worden gerealiseerd tot een maximum diepte van 1,5 m en een maximum goothoogte van 3,5 meter, mits tenminste 1 m tuindiepte resteert;
  7. voor zover de bestaande situatie groter/hoger is dan het bepaalde onder a tot en met f, gelden die maten als maximum.

15.2.5 Voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte is 3 m;
  2. de maximum oppervlakte is 15 m2.

15.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn 1 m;
  2. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn 2 m;
  3. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 m, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' 2 m bedraagt;

15.3 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft de maximum goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien dat wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van het bijbehorende bouwwerk bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.

15.4 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud van de oorspronkelijke opzet van de bouwwerken die zijn voorzien de bouwaanduiding 'karakteristiek', nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor de bouwwerken, alsmede aan de situering ervan.

15.5 Specifieke gebruiksregels     

15.5.1 Aan-huis-verbonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten     

Het gebruik van een gedeelte van de woning voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m2 en/of voor een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van meer dan 50 m2 met een maximum van 75 m2, is toegestaan mits:

  1. de totale oppervlakte voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en een aan-huis-verbonden beroep gezamenlijk niet meer dan 75 m2 bedraagt;
  2. de verkeersaantrekkende werking niet zodanig is, dat ten gevolge daarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen op de openbare weg, noodzakelijk worden;
  3. het niet betreft detailhandel met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
  4. het niet betreft vervaardiging van voedsel;
  5. deze activiteiten door ten hoogste twee personen worden uitgeoefend, waarvan minstens Ć©Ć©n persoon woonachtig is in het betreffende pand; voor kapsalons geldt dat deze activiteit door maximaal Ć©Ć©n persoon, die tevens in het pand woonachtig is, mag worden uitgeoefend;
  6. de bedrijfsactiviteiten vallen onder de in Lijst van bedrijfsactiviteiten bij wonen opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bij wonen Lijst van bedrijfsactiviteiten bij wonen' behorende tot de categorie 1, alsmede bedrijfsactiviteiten die niet in deze lijst zijn opgenomen, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in categorie 1 van deze lijst;
  7. het een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling betreft die niet valt onder de sub f genoemde lijst, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten als bedoeld onder sub f.

15.5.2 Strijdig gebruik     

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 15.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van bijgebouwen en/of garageboxen voor zelfstandige woonruimte;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' het gebruik voor de uitoefening van enige tak van handel, waaronder mede wordt verstaan een aan huis verbonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

15.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

15.6.1 Vergunningvereiste     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) bouwwerken die zijn voorzien van de bouwaanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen of te verwijderen.

15.6.2 Uitzonderingen     

Het in lid 15.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. het normale beheer en onderhoud betreffen;
  2. welke onlosmakelijk voortvloeien uit bouwactiviteiten waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
  3. plaatsvinden ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders;
  4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plantype en mits niet strijdig waren met het hieraan voorafgaande bestemmingsplan;
  5. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend.

15.6.3 Toelaatbaarheid     

De genoemde werken en werkzaamheden mogen geen onaanvaardbare aantasting van de karakteristieke waarden en kenmerken van het bouwwerk tot gevolg hebben. Ter beoordeling of daarvan sprake is dient aanvrager van de benodigde omgevingsvergunning een door een ter zake deskundige opgesteld onderzoek te overleggen waarover door een ter zake deskundige gemeentelijke adviseur of -commissie een advies is uitgebracht.

 

15.7 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de bestemming 'Wonen' te wijzigen ten behoeve van het aanpassen van het bouwvlak, onder de volgende voorwaarden:

  1. de nieuwe diepte van het bouwvlak moet stedenbouwkundig aanvaardbaar zijn;
  2. de nieuwe diepte van het bouwvlak mag geen onevenredige inbreuk maken op de privacy en bezonning van de omliggende gronden en bebouwing;
  3. er moet sprake blijven van een buitenruimte.

Artikel 16 Wonen - Woonwagenstandplaats     

16.1 Bestemmingsomschrijving     

16.1.1 Bestemming     

De voor "Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woonwagenstandplaatsen;
  2. woonwagens en/of (woonwagen)woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen en erven;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met dien verstande dat:

  1. de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep niet meer dan 50 m2 mag bedragen.

16.2 Bouwregels     

16.2.1 Gebouwen     

Voor het plaatsen dan wel bouwen van woonwagens of (woonwagen)woningen met de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. maximaal het aantal woonwagens/(woonwagen)woningen dat is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  2. de maximum bouwhoogte van een woonwagen of (woonwagen)woning bedraagt 5 meter;
  3. voor zover de bestaande situatie hoger is dan het bepaalde onder sub b, dan gelden de bestaande maten als maxima;
  4. de afstand van de woonwagen/(woonwagen)woning tot Ć©Ć©n zijdelingse perceelsgrens van een standplaats mag niet minder dan 1 meter bedragen.

16.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen     

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m met dien verstande dat de goothoogte nooit meer mag bedragen dan de goothoogte van het bijbehorende hoofdgebouw. Indien het dak is/wordt uitgevoerd in de vorm van een kap mag de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m bedragen.

16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt, dat de maximum bouwhoogte 2,5 meter bedraagt.

16.3 Specifieke gebruiksregels     

16.3.1 Aan-huis-verbonde-beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten     

Het gebruik van een gedeelte van de woning voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m2 en/of voor een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van meer dan 50 m2 met een maximum van 75 m2, is toegestaan mits:

  1. de totale oppervlakte voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en een aan-huis-verbonden beroep gezamenlijk niet meer dan 75 m2 bedraagt;
  2. de verkeersaantrekkende werking niet zodanig is, dat ten gevolge daarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen op de openbare weg, noodzakelijk worden;
  3. het niet betreft detailhandel met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
  4. het niet betreft vervaardiging van voedsel;
  5. deze activiteiten door ten hoogste twee personen worden uitgeoefend, waarvan minstens Ć©Ć©n persoon woonachtig is in het betreffende pand; voor kapsalons geldt dat deze activiteit door maximaal Ć©Ć©n persoon, die tevens in het pand woonachtig is, mag worden uitgeoefend;
  6. de bedrijfsactiviteiten vallen onder de in Lijst van bedrijfsactiviteiten bij wonen opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bij wonen Lijst van bedrijfsactiviteiten bij wonen' behorende tot de categorie 1, alsmede bedrijfsactiviteiten die niet in deze lijst zijn opgenomen, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in categorie 1 van deze lijst;
  7. het een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling betreft die niet valt onder de sub f genoemde lijst, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten als bedoeld onder sub f.

16.3.2 Strijdig gebruik     

Tot een strijdig gebruik met deze bestemming, zoals vermeld in lid 16.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. het plaatsen van een caravan;
  2. het uitoefenen van enige vorm van handel en/of bedrijf anders dan het uitoefenen van een aan-huis-verbonden-beroep;
  3. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige woonruimte;
  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  5. het opslaan, storten, bergen of lozen van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken materialen, stoffen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  6. het opslaan van hout en/of aannemersmaterialen;
  7. het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte onderdelen, samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, welke bruikbaar zijn en niet aan hun oorspronkelijke gebruik zijn onttrokken.   

 

Artikel 17 Leiding - Hoogspanningsverbinding     

17.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Leiding - HoogspanningsverbindingĀ“ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. hoogspanningsleiding;

met daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Ingeval van strijdigheid van regels in dit bestemmingsplan, gaan de regels van dit artikel voor op de regels die op grond van de andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

17.2 Bouwregels     

Op of in deze dubbelbestemming begrepen gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken ten dienste van de leidingen.

17.3 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, afwijken van het bepaalde in lid 17.2 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemmingen worden gebouwd, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder. Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende bestemming van toepassing.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

17.4.1 Vergunningvereiste     

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden ) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen en rooien van hoogopgaande beplanting of bomen;
  2. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m;
  3. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
  4. het ophogen en egaliseren, bodemverlagen of afgraven of anderszins wijzigen van maaiveld of weghoogte.

17.4.2 Uitzonderingen     

Het in lid 17.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  1. waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
  2. welke ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  3. welke betreffen het normale onderhoud van de hoogspanningsleidingen.

17.4.3 Toelaatbaarheid     

De in lid 17.4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend, indien door de genoemde werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisicoĀ“s ontstaan en de betreffende leiding niet wordt aangetast; dienaangaande vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 18 Waarde - Cultuurhistorie - 2     

18.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en het bevorderen van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van het aangewezen gebied en/of de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle en kenmerkende (landschaps)elementen.

18.2 Bouwregels     

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. het bouwen van bouwwerken is mogelijk krachtens de onderliggende andere bestemming(en), met dien verstande dat:
    1. advies is ingewonnen bij de gemeentelijk cultuurhistorisch adviseur en/of commissie ruimtelijke kwaliteit waaruit blijkt dat met het bouwen van het bouwwerk geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden;
    2. als blijkt dat het bouwen van het bouwwerk leidt tot onevenredige verstoring van die cultuurhistorische waarden en kenmerken, aan de omgevingsvergunning de verplichting kan worden verbonden tot het treffen van maatregelen waardoor cultuurhistorische waardevolle en kenmerkende elementen kunnen worden behouden.

18.3 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan met het oog op het belang van het behoud van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden en kenmerken, nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor bouwwerken, alsmede aan de situering ervan.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

18.4.1 Werk en werkzaamheden     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van (half)verhardingen, het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  2. het wijzigen van de perceelindeling zoals die door sloten, greppels, reliƫfverschillen en beplantingselementen is aangegeven;
  3. het diepwoelen of diepploegen;
  4. het aanleggen, verharden of opheffen van wegen of paden;
  5. het graven, verbreden, verdiepen of dempen van waterlopen zoals rivieren, beken, stromen, kanalen, grachten, sloten en greppels;
  6. het verwijderen van houtgewas, perceelrandbegroeiing of opgaande beplanting;
  7. het aanbrengen van beplanting anders dan het herplanten van gerooide/gevelde houtopstanden.

18.4.2 Uitzonderingen     

Het verbod als bedoeld in lid 18.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden :

  1. die het normale beheer en onderhoud betreffen;
  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en niet strijdig waren met het hieraan voorafgaande bestemmingsplan;
  3. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend.

18.4.3 Toelaatbaarheid     

De in lid 18.4.1 genoemde werken en werkzaamheden mogen geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden en kenmerken als bedoeld in lid 18.1 tot gevolg hebben. Ter beoordeling of daarvan sprake is:

  1. wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijke cultuurhistorisch adviseur en/of de commissie ruimtelijke kwaliteit op basis waarvan kan worden vastgesteld dat met het bouwen van het bouwwerk geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden.
  2. als blijkt dat het bouwen van het bouwwerk leidt tot onevenredige verstoring van die cultuurhistorische waarden en kenmerken, aan de omgevingsvergunning de verplichting kan worden verbonden tot het treffen van maatregelen waardoor de cultuurhistorische waarden en kenmerken van het gebied en cultuurhistorische waardevolle en kenmerkende (landschaps)elementen kunnen worden behouden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 19 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 20 Algemene gebruiksregels     

20.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming     

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig die bestemming.

Artikel 21 Algemene aanduidingsregels     

21.1 Veiligheidszone - hoogspanningsverbinding     

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - hoogspanningsverbinding' zijn geen nieuwe functies (zoals woningen, scholen, kinderopvangplaatsen en ziekenhuizen) toegestaan waar kinderen langdurig kunnen verblijven.

Artikel 22 Algemene afwijkingsregels     

22.1 Binnenplans afwijken     

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages;
  2. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 10 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen 2 m is;
  3. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten 20 m is.
  4. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de aanduiding 'bouwvlak' wordt overschreden met maximaal 40 cm ten behoeve van gevelisolatie om energie te besparen;
  5. de regels ten aanzien van de realisatie van gebouwen ten behoeve van het opwekken van duurzame energie en toestaan dat de maximum oppervlakte wordt vergroot tot maximaal 100 m2.

Artikel 23 Overige regels     

23.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren     

  1. bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, staat vast dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de beleidsregel actualisatie nota parkeernormen 2019 wordt gerealiseerd en in stand gehouden.
  2. als de onder sub a bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.

23.2 Afwijken van parkeereis     

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.1 indien:

  1. uit een parkeerbalans blijkt dat meer of minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn;
  2. het voldoen aan de in lid 23.1 genoemde parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeerplaatsen wordt voorzien.

23.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in lid 23.1 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 24 Overgangsrecht     

24.1 Overgangsrecht bouwwerken     

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

24.2 Afwijken     

het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 24.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 24.1 met maximaal 10%.

24.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken     

Lid 24.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

24.4 Overgangsrecht gebruik     

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

24.5 Strijdig gebruik     

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 24.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

24.6 Verboden gebruik     

Indien het gebruik, bedoeld in lid 24.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

24.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik     

Lid 24.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Prinsejagt-Driehoeksbos 2019.

Bijlagen bij de regels     

Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten     

Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels van het bestemmingsplan Prinsejagt-Driehoeksbos 2019

SBI-

code
Nr Omschrijving Afstanden in meters Cate-gorie
016 3 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven:

b.o. > 500 m2
30 10 50 10 50 3.1
016 4 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven:

b.o. <= 500 m2
30 10 30 10 30 2
10, 11 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
101, 102 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
101, 102 1 - slachterijen en pluimveeslachterijen 100 0 100 C 50 R 100 D 3.2
101 4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken:

p.o. > 1000 m2
100 0 100 C 50 R 100 3.2
101 5 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken:

p.o. <= 1000 m2
50 0 50 C 30 50 3.1
101 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken:

p.o. <= 200 m2
30 0 50 10 50 3.1
101, 102 7 - loonslachterijen 50 0 50 10 50 3.1
108 8 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant- en klaarmaaltijden p.o. < 2.000 m2 50 0 50 10 50 3.1
1071 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1071 1 - v.c. < 7500 kg meel/week 30 10 30 C 10 30 2
1071 2 - v.c. >= 7500 kg meel/week 100 30 100 C 30 100 3.2
1072 Banket-, biscuit- en koekfabrieken 100 10 100 C 30 100 3.2
1081 0 Suikerfabrieken:
10821 2 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m2 100 30 50 30 100 3.2
10821 3 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m2 30 10 30 10 30 2
10821 5 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden:

p.o. > 200 m2
100 30 50 30 R 100 3.2
10821 6 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden:

p.o. <= 200 m2
30 10 30 10 30 2
1073 Deegwarenfabrieken 50 30 10 10 50 3.1
1083 0 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1083 2 - theepakkerijen 100 10 30 10 100 3.2
1102 t/m 1104 Vervaardiging van wijn, cider e.d. 10 0 30 C 0 30 2
1107 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 10 0 100 50 R 100 3.2
12 - VERWERKING VAN TABAK
13 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
131 Bewerken en spinnen van textielvezels 10 50 100 30 100 3.2
132 0 Weven van textiel:
132 1 - aantal weefgetouwen < 50 10 10 100 0 100 3.2
133 Textielveredelingsbedrijven 50 0 50 10 50 3.1
139 Vervaardiging van textielwaren 10 0 50 10 50 3.1
139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 0 10 50 10 50 3.1
14 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
141 Vervaardiging kleding van leer 30 0 50 0 50 3.1
141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 10 10 30 10 30 2
142, 151 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 50 10 10 10 50 3.1
15 - VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN

(EXCL. KLEDING)
151 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 50 10 30 10 50D 3.1
152 Schoenenfabrieken 50 10 50 10 50 3.1
16 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
16101 Houtzagerijen 0 50 100 50 R 100 3.2
16102 0 Houtconserveringsbedrijven:
16102 2 - met zoutoplossingen 10 30 50 10 50 3.1
1621 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 100 30 100 10 100 3.2
162 0 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 0 30 100 0 100 3.2
162 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 0 30 50 0 50 3.1
162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 10 10 30 0 30 2
17 - VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
1712 0 Papier- en kartonfabrieken:
1712 1 - p.c. < 3 t/u 50 30 50 C 30 C 50 3.1
172 Papier- en kartonwarenfabrieken 30 30 100 C 30 R 100 3.2
17212 0 Golfkartonfabrieken:
17212 1 - p.c. < 3 t/u 30 30 100 C 30 R 100 3.2
58 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE

VAN OPGENOMEN MEDIA
581 Uitgeverijen (kantoren) 0 0 10 0 10 1
1811 Drukkerijen van dagbladen 30 0 100 C 10 100 3.2
1812 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 30 0 100 10 100 3.2
18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 0 30 0 30 2
1814 A Grafische afwerking 0 0 10 0 10 1
1814 B Binderijen 30 0 30 0 30 2
1813 Grafische reproductie en zetten 30 0 10 10 30 2
1814 Overige grafische aktiviteiten 30 0 30 10 30D 2
182 Reproductiebedrijven opgenomen media 0 0 10 0 10 1
19 - AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN
2120 0 Farmaceutische productenfabrieken:
2120 1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 50 10 50 50 R 50 3.1
2120 2 - verbandmiddelenfabrieken 10 10 30 10 30 2
2052 - Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2052 1 - zonder dierlijke grondstoffen 100 10 100 50 100 3.2
205902 Fotochemische productenfabrieken 50 10 100 50 R 100 3.2
205903 A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 50 10 50 50 R 50 3.1
22 - VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER

EN KUNSTSTOF
221102 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
221102 1 - vloeropp. < 100 m2 50 10 30 30 50 3.1
2219 Rubber-artikelenfabrieken 100 10 50 50 R 100 D 3.2
222 0 Kunststofverwerkende bedrijven:
222 3 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststof bouwmaterialen 50 30 50 30 50 3.1
23 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
231 0 Glasfabrieken:
231 1 - glas en glasproducten, p.c. < 5.000 t/j 30 30 100 30 100 3.2
231 Glasbewerkingsbedrijven 10 30 50 10 50 3.1
232, 234 0 Aardewerkfabrieken:
232, 234 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 10 10 30 10 30 2
232, 234 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 30 50 100 30 100 3.2
23612 0 Kalkzandsteenfabrieken:
23612 1 - p.c. < 100.000 t/j 10 50 100 30 100 3.2
23612 2 - p.c. >= 100.000 t/j 30 200 300 Z 30 300 4.2
2362 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 50 50 100 30 100 3.2
2363, 2364 0 Betonmortelcentrales:
2363, 2364 1 - p.c. < 100 t/u 10 50 100 100 R 100 3.2
2365, 2369 0 Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips):
2365, 2369 1 - p.c. < 100 t/d 10 50 100 50 R 100 3.2
237 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
237 1 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m2 10 30 100 0 100 D 3.2
237 2 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m2 10 30 50 0 50 3.1
2391 Slijp- en polijstmiddelenfabrieken 10 30 50 10 50 D 3.1
2399 A0 Bitumineuze materialenfabrieken:
25, 31 - VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDDELEN)
251, 331 0 Constructiewerkplaatsen:
251, 331 1 - gesloten gebouw 30 30 100 30 100 3.2
251, 331 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 30 30 50 10 50 3.1
255, 331 B Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. 50 30 100 30 100 D 3.2
255, 331 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 30 30 50 10 50 D 3.1
2561, 3311 0 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2561, 3311 1 - algemeen 50 50 100 50 100 3.2
2561, 3311 11 - metaalharden 30 50 100 50 100 D 3.2
2561, 3311 12 - lakspuiten en moffelen 100 30 100 50 R 100 D 3.2
2561, 3311 2 - scoperen (opspuiten van zink) 50 50 100 30 R 100 D 3.2
2561, 3311 3 - thermisch verzinken 100 50 100 50 100 3.2
2561, 3311 4 - thermisch vertinnen 100 50 100 50 100 3.2
2561, 3311 5 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 30 50 100 30 100 3.2
2561, 3311 6 - anodiseren, eloxeren 50 10 100 30 100 3.2
2561, 3311 7 - chemische oppervlaktebehandeling 50 10 100 30 100 3.2
2561, 3311 8 - emailleren 100 50 100 50 R 100 3.2
2561, 3311 9 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen e.d.) 30 30 100 50 100 3.2
2562, 3311 1 Overige metaalbewerkende industrie 10 30 100 30 100 D 3.2
2562, 3311 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m2 10 30 50 10 50 D 3.1
259, 331 A0 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
269, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 30 30 100 30 100 3.2
259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig p.o. < 200 m2 30 30 50 10 50 3.1
27, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
27, 28, 33 0 Machine- en apparatenfabrieken:
27, 28, 33 1 - p.o. < 2.000 m2 30 30 100 30 100 D 3.2
26, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken 30 10 30 10 30 2
26, 27, 33 - VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
272 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 100 30 100 50 100 3.2
293 Elektrotechnische industrie n.e.g. 30 10 30 10 30 2
26, 33 - VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
261, 263, 264, 331 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. 30 0 50 30 50 D 3.1
2612 Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 10 50 30 50 3.1
26, 32, 33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. 30 0 30 0 30 2
29 - VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
291 0 Autofabrieken en assemblagebedrijven:
293 Auto-onderdelenfabrieken 30 10 100 30 R 100 3.2
30 - VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN

(EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
301, 3315 0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
301, 3315 1 - houten schepen 30 30 50 10 50 3.1
301, 3315 2 - kunststof schepen 100 50 100 50 R 100 3.2
31 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
310 1 Meubelfabrieken 50 50 100 30 100 D 3.2
9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 0 10 10 0 10 1
321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 10 10 10 30 2
322 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 30 10 30 2
323 Sportartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1
324 Speelgoedartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1
32991 Sociale werkvoorziening 0 30 30 0 30 2
32999 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 30 10 50 30 50 D 3.1
35 - PRODUCTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
35 B0 bio-energieinstallaties elektrisch vermogen

< 50 MWe:
35 B1 - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie 100 50 100 30 R 100 3.2
35 B2 - vergisting, verbranding en vergassing van

overige biomassa
50 50 100 30 R 100 3.2
35 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
35 C1 - < 10 MVA 0 0 30 C 10 30 2
35 C2 - 10 - 100 MVA 0 0 50 C 30 50 3.1
35 C3 - 100 - 200 MVA 0 0 100C 50 100 3.2
35 D0 Gasdistributiebedrijven:
35 D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties, cat. A 0 0 10 C 10 10 1
35 D4 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C 0 0 30 C 10 30 2
35 D5 - gasontvang- en verdeelstations, cat. D 0 0 50C 50 R 50 3.1
35 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
35 E1 - stadsverwarming 30 10 100 C 50 100 3.2
35 E2 - blokverwarming 10 0 30 C 10 30 2
36 - WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER
36 A0 Waterwinning-/bereiding bedrijven:
36 A2 - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling 10 0 50 C 30 50 3.1
36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
36 B1 - < 1 MW 0 0 30 C 10 30 2
36 B2 - 1 - 15 MW 0 0 100 C 10 100 3.2
41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID
41, 42, 43 0 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m2 10 30 100 10 100 3.2
41, 42, 43 1 - bouwbedrijven algemeen: b.o <= 2.000 m2 10 30 50 10 50 3.1
41, 42, 43 2 Aannemersbedrijven met werkplaats:

b.o. > 1000 m2
10 30 50 10 50 3.1
41, 42, 43 3 - aannemersbedrijven met werkplaats:

b.o. < 1000 m2
0 10 30 10 30 2
45, 47 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTOR- FIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
451, 452, 454 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 10 0 30 10 30 2
451 Groothandel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) 10 10 100 10 100 3.2
45204 A Autoplaatwerkerijen 10 30 100 10 100 3.2
45204 B Autobeklederijen 0 0 10 10 10 1
45204 C Autospuitinrichtingen 50 30 30 30 R 50 3.1
45205 Autowasserijen 10 0 30 0 30 2
453 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accesoires 0 0 30 10 30 2
473 0 Benzineservicestations:
473 2 - met LPG < 1000 m3/jr 30 0 30 50 R 50 3.1
473 3 - zonder LPG 30 0 30 10 30 2
46 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
461 Handelsbemiddeling (kantoren) 0 0 10 0 10 1
4621 0 Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders 30 30 50 30 R 50 3.1
4622 Groothandel in bloemen en planten 10 10 30 0 30 2
4623 Groothandel in levende dieren 50 10 100 C 0 100 3.2
4624 Groothandel in huiden, vellen en leder 50 0 30 0 50 3.1
46217, 4631 Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 30 10 30 50 R 50 3.1
4632, 4633 Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsolieƫn 10 0 30 50 R 50 3.1
4634 Groothandel in dranken 0 0 30 0 30 2
4635 Groothandel in tabaksproducten 10 0 30 0 30 2
4636 Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk 10 10 30 0 30 2
4637 Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen 30 10 30 0 30 2
4638, 4639 Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen 10 10 30 10 30 2
464, 46733 Groothandel in overige consumentenartikelen 10 10 30 10 30 2
46499 0 Groothandel in vuurwerk en munitie:
46499 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 10 0 30 10 V 30 2
46499 2 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 10 0 30 50 V 50 3.1
46499 5 - munitie 0 0 30 30 30 2
46711 0 Groothandel in vaste brandstoffen:
46711 1 - klein, lokaal verzorgingsgebied 10 50 50 30 50 3.1
46711 2 - kolenterminal, opslag opp. >= 2.000 m2 50 500 500 Z 100 500 5.1
46712 0 Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen:
46712 1 - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 50 0 50 200 R 200 D 4.1
46712 2 - vloeistoffen, o.c >= 100.000 m3 100 0 50 500 R 500 D 5.1
46712 3 - tot vloeistof verdichte gassen 50 0 50 300 R 300 D 4.2
46713 Groothandel in minerale olieproducten (excl. brandstoffen) 100 0 30 50 100 3.2
46721 0 Groothandel in metaalertsen:
46722, 46723 Groothandel in metalen en -halffabrikaten 0 10 100 10 100 3.2
4673 0 Groothandel in hout en bouwmaterialen:
4673 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m2 0 10 50 10 50 3.1
4673 2 - algemeen: b.o. <= 2.000 m2 0 10 30 10 30 2
46735 4 zand en grind:
46735 5 - algemeen: b.o. > 200 m2 0 30 100 0 100 3.2
46735 6 - algemeen: b.o. <= 200 m2 0 10 30 0 30 2
4674 0 Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
4674 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m2 0 0 50 10 50 3.1
4674 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m2 0 0 30 0 30 2
46751 Groothandel in chemische producten 50 10 30 100 R 100 D 3.2
46752 Groothandel in kunstmeststoffen 30 30 30 30 R 30 2
4676 Groothandel in overige intermediaire goederen 10 10 30 10 30 2
4677 0 Autosloperijen: b.o. > 1000 m2 10 30 100 30 100 3.2
4677 1 - autosloperijen: b.o. <= 1000 m2 10 10 50 10 50 3.1
4677 0 Overige groothandel in afval en schroot:

b.o. > 1000 m2
10 30 100 10 100 D 3.2
4677 1 - overige groothandel in afval en schroot:

b.o. <= 1000 m2
10 10 50 10 50 3.1
466 0 Groothandel in machines en apparaten:
466 1 - machines voor de bouwnijverheid 0 10 100 10 100 3.2
466 2 - overige 0 10 50 0 50 3.1
466, 469 Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.) 0 0 30 0 30 2
47 - DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
47 A Detailhandel voor zover n.e.g. 0 0 10 0 10 1
471 Supermarkten, warenhuizen 0 0 10 10 10 1
4722, 4723 Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken 10 0 10 10 10 1
4724 Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel 10 10 10 C 10 10 1
4773, 4774 Apotheken en drogisterijen 0 0 0 10 10 1
4752 Bouwmarkten, tuincentra, hypermarkten 0 0 30 10 30 2
4778 Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt 0 0 10 10 V 10 1
4791 Postorderbedrijven 0 0 50 0 50 3.1
952 Reparatie t.b.v. partuculieren (excl. auto's en motorfietsen) 0 0 10 10 10 1
55 - LOGIES, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
5510 Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra 10 0 10 10 10 1
553, 552 Kampeerterreinen, vakantiecentra e.d. (met keuken) 30 0 50 C 30 50 3.1
561 Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. 10 0 10 C 10 10 1
563 1 CafƩ's, bars 0 0 10 C 10 10 1
563 2 Discotheken, muziekcafƩ's 0 0 30 C 10 30 D 2
5629 Kantines 10 0 10 C 10 10 D 1
562 Cateringbedrijven 10 0 30 C 10 30 2
49 - VERVOER OVER LAND
491, 492 0 Spoorwegen:
491, 492 1 - stations 0 0 100 C 50 R 100 D 3.2
493 Bus-, tram- en metrostations en -remises 0 10 100 C 0 100 D 3.2
493 Taxibedrijven 0 0 30 C 0 30 2
493 Touringcarbedrijven 10 0 100 C 0 100 3.2
494 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m2 0 0 100 C 30 100 3.2
494 1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. <= 1000 m2 0 0 50 C 30 50 3.1
495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 0 0 30 C 10 30 D 2
50, 51 - VERVOER OVER WATER/DOOR DE LUCHT
50, 51 A Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 0 0 10 0 10 1
52 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
52241 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen:
52102, 52109 A Distributiecentra, pak- en koelhuizen 30 10 50 C 50 R 50 D 3.1
52109 B Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 0 0 30 C 10 30 2
5221 1 Autoparkeerterreinen, parkeergarages 10 0 30 C 0 30 2
5221 2 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 10 0 100 C 30 100 3.2
5222 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 0 0 10 0 10 1
791 Reisorganisaties 0 0 10 0 10 1
5229 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 0 0 10 0 10 D 1
53 - POST EN TELECOMMUNICATIE
531, 532 Post- en koeriersdiensten 0 0 30 C 0 30 2
61 A Telecommunicatiebedrijven 0 0 10 C 0 10 1
61 B0 Zendinstallaties:
61 B1 - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) 0 0 0 C 100 100 3.2
61 B2 - FM en TV 0 0 0 C 10 10 1
61 B3 - GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwergunningplichtig) 0 0 0 C 10 10 1
64, 65, 66 - FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGS-

WEZEN
64, 65, 66 A Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen 0 0 10 C 0 10 1
41, 68 - VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED
41, 68 A Verhuur van en handel in onroerend goed 0 0 10 0 10 1
77 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
7711 Personenautoverhuurbedrijven 10 0 30 10 30 2
7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 10 0 50 10 50 D 3.1
773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 10 0 50 10 50 D 3.1
772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 10 10 30 10 30 D 2
62 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
62 A Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 0 0 10 0 10 1
58, 63 B Datacentra 0 0 30 C 0 30 2
72 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
721 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 30 10 30 30 R 30 2
722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 0 0 10 0 10 1
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 A Overige zakelijke dienstverlening, kantoren 0 0 10 0 10 D 1
812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 10 30 30 50 D 3.1
74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30 C 10 30 2
82992 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. 0 0 10 0 10 1
84 - OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
84 A Openbaar bestuur (kantoren e.d.) 0 0 10 0 10 1
8425 Brandweerkazernes 0 0 50 C 0 50 3.1
85 - ONDERWIJS
852, 8531 Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs 0 0 30 0 30 2
8532, 854, 855 Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs 10 0 30 10 30 D 2
86 - GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG
8610 Ziekenhuizen 10 0 30 C 10 30 2
8621, 8622, 8623 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven 0 0 10 0 10 1
8691, 8692 Consultatiebureaus 0 0 10 0 10 1
871 1 Verpleeghuizen 10 0 30 C 0 30 2
8891 2 Kinderopvang 0 0 30 0 30 2
37, 38, 39 - MILIEUDIENSTVERLENING
3700 A0 RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:
3700 B rioolgemalen 30 0 10 C 0 30 2
381 A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 50 30 50 10 50 3.1
381 B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 30 30 50 30 R 50 3.1
382 A2 - kabelbranderijen 100 50 30 10 100 3.2
382 A4 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 50 10 30 10 50 3.1
382 A5 - oplosmiddelterugwinning 100 0 10 30 R 100 D 3.2
382 A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 10 10 30 30 R 30 2
382 C0 Composteerbedrijven:
382 C3 - belucht v.c. < 20.000 ton/jr 100 100 100 10 100 3.2
94 - DIVERSE ORGANISATIES
941, 942 Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) 0 0 10 0 10 1
9491 Kerkgebouwen e.d. 0 0 30 0 30 2
94991 A Buurt- en clubhuizen 0 0 30 C 0 30 D 2
94991 B Honderdressuurterreinen 0 0 50 0 50 3.1
59 - CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
591, 592, 601, 602 Studio's (film, TV, radio, geluid) 0 0 30 C 10 30 2
5914 Bioscopen 0 0 30 C 0 30 2
9004 Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen 0 0 30 C 0 30 2
8552 Muziek- en balletscholen 0 0 30 0 30 2
85521 Dansscholen 0 0 30 C 0 30 2
9101, 9102 Bibliotheken, musea, ateliers e.d. 0 0 10 0 10 1
91041 Dierentuinen 100 10 50 C 0 100 3.2
91041 Kinderboerderijen 30 10 30 C 0 30 2
931 0 Zwembaden:
931 1 - overdekt 10 0 50 C 10 50 3.1
931 A Sporthallen 0 0 50 C 0 50 3.1
931 B Bowlingcentra 0 0 30 C 0 30 2
931 C Overdekte kunstijsbanen 0 0 100 C 50 R 100 3.2
931 E Maneges 50 30 30 0 50 3.1
931 F Tennisbanen (met verlichting) 0 0 50 C 0 50 3.1
931 G Veldsportcomplex (met verlichting) 0 0 50 C 0 50 3.1
931 H Golfbanen 0 0 10 0 10 1
931 I Kunstskibanen 0 0 30 C 50 R 50 3.1
931 0 Schietinrichtingen:
931 11 - buitenbanen met voorzieningen: boogbanen 0 0 30 30 30 2
931 2 - binnenbanen: boogbanen 0 0 10 C 10 10 1
931 A Skelter- en kartbanen, in een hal 10 0 50 10 50 3.1
931 F Sportscholen, gymnastiekzalen 0 0 30 C 0 30 2
932 G Jachthavens met diverse voorzieningen 10 10 50 C 30 50 3.1
9200 Casino's 10 0 30 C 0 30 2
92009 Amusementshallen 0 0 30 C 0 30 2
96 - OVERIGE DIENSTVERLENING
96011 A Wasserijen en strijkinrichtingen 30 0 50 C 30 50 3.1
96011 B Tapijtreinigingsbedrijven 30 0 50 30 50 3.1
96012 Chemische wasserijen en ververijen 30 0 30 30 R 30 2
96013 A Wasverzendinrichtingen 0 0 30 0 30 2
96013 B Wasserettes, wassalons 0 0 10 0 10 1
9602 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten 0 0 10 0 10 1
9603 0 Begrafenisondernemingen:
9603 1 - uitvaartcentra 0 0 10 0 10 1
96031 2 - begraafplaatsen 0 0 10 0 10 1
96032 3 - crematoria 100 10 30 10 100 3.2
9313, 9604 Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden 10 0 30 C 0 30 2
9609 A Dierenasiels en -pensions 30 0 100 C 0 100 3.2
9609 B Persoonlijke dienstverlening n.e.g. 0 0 10 C 0 10 D 1