INHOUDSOPGAVE

 

HOOFDSTUK 1  INLEIDENDE REGELS  1

Artikel 1                Begrippen  1

Artikel 2                Wijze van meten  5

HOOFDSTUK 2  BESTEMMINGSREGELS  7

Artikel 3                Agrarisch  7

Artikel 4                Bos  9

Artikel 5                Groen  10

Artikel 6                Verkeer – Verblijfsgebied  11

Artikel 7                Wonen – 1  12

Artikel 8                Wonen – Woonbos  15

HOOFDSTUK 3  ALGEMENE REGELS  17

Artikel 9                Anti-dubbeltelregel 17

Artikel 10               Algemene gebruiksregels  17

Artikel 11               Algemene ontheffingsregels  18

Artikel 12               Algemene procedureregels  18

Artikel 13               Overige regels  19

HOOFDSTUK 4  OVERGANGS- EN SLOTREGELS  21

Artikel 14               Overgangsrecht 21

Artikel 15               Slotregel 22

 

 

 

 

 


HOOFDSTUK 1

INLEIDENDE REGELS

 

Artikel 1      Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan:

het bestemmingsplan ‘Rosheuvel- Boksheidsedijk, Eersel’ van de gemeente Eersel.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO. 0770.BPErosbok2004-VAST met de bijbehorende regels.

 

aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

aan-huis-verbonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

 

achtergevelrooilijn:

-    de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;

-    indien er niet sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak op de verbeelding is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw -zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen- alsmede het verlengde daarvan.

 

afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huisvesting van één of meer personen, is ondergebracht.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

bebouwingspercentage:

een in de regels dan wel op de verbeelding opgenomen getal dat het percentage van een bouw- of bestemmingsvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.



bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

 

bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

 

bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

 

begane grond:

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau danwel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1,50 m. boven peil is gelegen.

 

beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

 

bestaand(e situatie):

a   t.a.v. bebouwing:

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

b   t.a.v. gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.



bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.

 

escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

 

functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken.

 

mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

 

ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.

 

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

 

raamprostitutie:

een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie).


 

seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

 

uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

voorgevellijn:

de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.

 

voorgevelrooilijn:

de als zodanig op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig aangegeven lijn, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachten deze regels uitdrukkelijk toelaten afwijkingen.

 

vrije bebouwing:

bebouwing bestaande uit aaneengebouwde, halfvrijstaande, geschakelde en/of vrijstaande hoofdgebouwen en/of patiogebouwen.

 

waterhuishoudkundige voorzieningen:

Waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.


 

werk:

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

 

woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

 

 


Artikel 2      Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel.

 

bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

 

bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

 

breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

 

goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

peil:

voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

-    in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

-    indien in het water wordt gebouwd:

     het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).

 

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

 

 

 


HOOFDSTUK 2

BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3      Agrarisch

 

3.1     Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      de uitoefening van een agrarische bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

b      bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

c      openbare nutsvoorzieningen;

d      tuinen, erven en verhardingen;

e      groenvoorzieningen;

f        water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

 

3.2     Bouwregels

 

3.2.1  Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

De bouwgrens mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1      De overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

2      De uitbouw mag uit maximaal 1 bouwlaag bestaan.

3      De breedte mag niet meer dan de helft van de breedte van het hoofdgebouw bedragen.

4      De afstand tot de bestemmingsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.

b      De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.

c      Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’.

 

3.2.2  Bedrijfswoningen

a      Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen.

b      De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3.

c      De goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.


 

3.2.3  Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande/ niet-inpandige bedrijfswoningen.

b      De oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 .

c      De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

 

3.2.4  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

b      De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

c      De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

 

3.3     Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor het gebied ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone wijzigingsgebied’ de bestemming ‘Agrarisch’ te wijzigen in ‘Wonen – 1’, waarbij de bebouwingsmogelijkheden worden gewijzigd ten behoeve van de nieuwbouw van 2 woningen met bijbehorende bijgebouwen.

Hierbij gelden de volgende bepalingen:

a      Het agrarische bedrijf dient te zijn beëindigd.

b      Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

c      Er dient een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

     Indien uit het onder c genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het toepassen van de wijziging zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de wijziging:

1   De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

2   De verplichting tot het doen van opgravingen.

3   De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

d      De maximale goot- en bouwhoogte bedraagt mag niet meer dan 6 respectievelijk 10 meter bedragen.

e      De ontwikkeling mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

f        De woningbouw dient te passen binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid.

g      De ontwikkeling dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig oogpunt.

h      Er dient rekening te worden gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding.

i        Er dient te worden voldaan aan een goed woon- en leefklimaat.

 



Artikel 4      Bos

4.1        Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      bos en bebossing;

b      groenvoorzieningen;

c      paden en wegen;

d      water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

e      recreatief medegebruik.

 

4.2        Bouwregels

 

4.2.1  Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

4.2.2  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a   De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.

b   De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.


 


Artikel 5      Groen

 

5.1     Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      groenvoorzieningen;

b      bermen en beplanting;

c      paden;

d      speelvoorzieningen;

e      nutsvoorzieningen;

f        water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

g      voorzieningen voor langzaam verkeer;

h      in- en uitritten.

 

 

5.2     Bouwregels

 

5.2.1  Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

5.2.2  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.

b      De hoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m.

c      De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

 


Artikel 6      Verkeer – Verblijfsgebied

 

6.1     Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a   voorzieningen voor verkeer en verblijf;

b   parkeervoorzieningen;

c   groenvoorzieningen;

d   speelvoorzieningen;

e   water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

f    nutsvoorzieningen.

 

 

6.2     Bouwregels

 

6.2.1  Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

a   gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, onder de volgende voorwaarden:

1      De oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 15 .

2      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

 

6.2.2  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a   De hoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m.

b   De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.

c   De hoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m.

d   De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.


 


Artikel 7      Wonen – 1

 

7.1     Bestemmingsomschrijving

 

De op voor ‘Wonen – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a   wonen;

b   aan-huis-verbonden beroepen;

c   tuinen, erven en verhardingen;

d   water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

 

7.2     Bouwregels

 

7.2.1  Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’/’twee-aaneen’/ ’vrijstaand’ mogen uitsluitend de aangeduide typen worden gebouwd.

b      Bij aaneengebouwde hoofdgebouwen mag het aantal aan elkaar gebouwde woningen niet meer bedragen dan 4.

c      Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De bouwgrens mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1      De overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

2      De uitbouw mag uit maximaal 1 bouwlaag bestaan.

3      De breedte mag niet meer dan de helft van de breedte van het hoofdgebouw bedragen.

4      De afstand tot de bestemmingsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.

d      De voorgevel moet worden gesitueerd in de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak of op een afstand van niet meer dan 3 m daarachter.

e      Het aantal woningen, binnen een bouwvlak, mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’.

f        De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.

g      De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag bij:

1      vrijstaande woningen aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 m;

2      vrijstaande woningen, in afwijking van lid 1, ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding – open’ aan beide zijden niet minder bedragen dan 5 m;

3      twee-aaneen gebouwde woningen aan één zijde niet minder bedragen dan 3 m;

4      aaneengebouwde woningen bij de eindwoningen niet minder bedragen dan 3 m.


 

7.2.2  Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak, danwel ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ worden gebouwd.

b      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.


c      Het bebouwingspercentage van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ mag maximaal 40% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 100 , met uitzondering van de gronden ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding – afwijkende bebouwingsregeling’.

d      Ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding - afwijkende bebouwingsregeling 1’ mag het bebouwingspercentage van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ maximaal 20% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 20 m2.

e      Ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding - afwijkende bebouwingsregeling -2’ mag de goothoogte niet meer bedragen dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer bedragen dan 6 meter.

f        Bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen en bijgebouwen te blijven tot 3 m achter de achtergevelrooilijn en het verlengde daarvan.

g      De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

h      Met betrekking tot de bouwhoogte geldt het volgende:

1      Van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 5 m, behoudens het bepaalde onder 2 en 3 hierna.

2      Indien aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt gebouwd in de zijdelingse perceelsgrens, mag de bouwhoogte in de perceelsgrens niet meer bedragen dan 3 m en van daaraf in gelijke mate met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toenemen tot niet meer dan 5 m, behoudens het hierna onder 3 bepaalde.

3      Indien aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan weerszijden van de zijdelingse perceelsgrens aaneengesloten wordt gebouwd, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 5 m.

 

7.2.3  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

b   De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m.

c   De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

 

7.3         Ontheffing van de bouwregels

 

7.3.1  Hoofdgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.2.1 sub f voor het bouwen van hoofdgebouwen met een hogere goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone-ontheffingsgebied’, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

a      de goothoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter;

b      de bouwhoogte mag niet meer bedragen dag 10 meter;

c      de goot- en bouwhoogte dient in overeenstemming te zijn met het stedenbouwkundigplan en/of beeldkwaliteitsplan.

 


7.4     Specifieke gebruiksregels

 

Binnen de bestemming ‘Wonen-1’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

a   De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 .

b   Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

c   De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.

d   Detailhandel is niet toegestaan.

e   De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 


 


Artikel 8      Wonen – Woonbos

 

8.1     Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Wonen-Woonbos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      wonen;

b      aan-huis-verbonden beroepen;

c      tuinen, erven en verhardingen;

d   water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

 

8.2     Bouwregels

 

8.2.1  Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Ter plaatse van de aanduiding ’vrijstaand’ mag uitsluitend het aangeduide type woningen worden gebouwd.

b      Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De bouwgrens mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1      De overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

2      De uitbouw mag uit maximaal 1 bouwlaag bestaan.

3      De breedte mag niet meer dan de helft van de breedte van het hoofdgebouw bedragen.

4      De afstand tot de bestemmingsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.

c      De voorgevel moet worden gesitueerd in de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak of op een afstand van niet meer dan 3 m daarachter.

d      De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.

 

8.2.2  Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.


b      Het oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 25 , bedragen.

c      De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

d      Met betrekking tot de bouwhoogte geldt het volgende:

1      Van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 5 m.

 

8.2.3  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

b   De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m.

c   De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.


 


8.3       Specifieke gebruiksregels

 

Binnen de bestemming ‘Wonen-Woonbos’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

a   De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 .

b   Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

c   De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.

d   Detailhandel is niet toegestaan.

e   De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 


 

 


HOOFDSTUK 3

ALGEMENE REGELS

 

Artikel 9      Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 10    Algemene gebruiksregels

 

10.1   Strijdig gebruik

 

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval verstaan:

a      het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;

b   de bewoning van bijgebouwen als zelfstandige woning.

c   het gebruik van bijgebouwen als afhankelijke woonruimte.

 

 

10.2   Ontheffing gebruiksverbod

 

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

a      artikel 10.1 sub c en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte mits:

1      een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

2      er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;

3      de afhankelijke woonruimte binnen de regeling voor bijgebouwen wordt ingepast.

 


Artikel 11    Algemene ontheffingsregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

a      de regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

b      de regels en toestaan dat wordt afgeweken van de aangeduide bebouwingstypologieën en maximum aantal wooneenheden per bouwvlak, met dien verstande dat uitsluitend ontheffing kan worden verleend voor grondgebonden woningen, passend in de bebouwingstypologieën vrijstaand, twee-aaneen en aaneengebouwd;

c      de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:

1      de inhoud per gebouw niet meer dan 50 m3 bedraagt;

2      de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m bedraagt;

d      de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:

1      ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;

2      ten behoeve van voor waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 m;

3      ten behoeve van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;

e      het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:

1      de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak bedraagt;

2      de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

 

Artikel 12    Algemene procedureregels

 

Met betrekking tot de voorbereiding van de wijziging van het plan ingevolge artikel 3.6, eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening en van ontheffing ingevolge artikel 3.6, eerste lid onder c van de Wet ruimtelijke ordening door Burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 (Uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 


Artikel 13    Overige regels

 

De voorschriften van de Bouwverordening, ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard, blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a   de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouw-kundige bepalingen;

b   de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

c   de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

d   het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofd-transportleidingen;

e   de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en

f    de ruimte tussen bouwwerken.

 

 



HOOFDSTUK 4

OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

Artikel 14    Overgangsrecht

 

14.1   Overgangsrecht bouwwerken

 

a   Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

1   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2   na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b   Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.

c   Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

14.2   Overgangsrecht gebruik

 

a   Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b   Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c   Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d   Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 


Artikel 15    Slotregel

 

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

 

‘Regels van het bestemmingsplan Rosheuvel – Boksheidsedijk, Eersel’.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, april 2010                                              vastgesteld: 1 april 2010

Croonen Adviseurs b.v.