Artikel 6 Verkeer –
Verblijfsgebied
Artikel 10 Algemene
gebruiksregels
Artikel 11 Algemene
ontheffingsregels
Artikel 12 Algemene
procedureregels
In deze
regels wordt verstaan onder:
plan:
het bestemmingsplan ‘Rosheuvel- Boksheidsedijk, Eersel’ van de gemeente Eersel.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO. 0770.BPErosbok2004-VAST met de bijbehorende regels.
aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw
waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden
van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw.
aan-huis-verbonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief,
juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee
gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en
daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
achtergevelrooilijn:
- de
achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is
georiënteerd;
- indien
er niet sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak
op de verbeelding is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs
de achtergevel van het hoofdgebouw -zonder aan- en uitbouwen
en aangebouwde bijgebouwen- alsmede het verlengde daarvan.
afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een
ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de
huisvesting van één of meer personen, is ondergebracht.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bebouwingspercentage:
een in de regels dan wel op de verbeelding opgenomen getal dat het percentage van een bouw- of bestemmingsvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.
bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts
bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op
de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.
begane grond:
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het
straatniveau danwel waarvan de bovenkant van de vloer
maximaal
beroeps- c.q.
bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van
de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden
beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling,
inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
bestaand(e situatie):
a t.a.v. bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
b t.a.v. gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm
onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop
aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of
leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of
aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
dienstverlening:
het verlenen van economische en
maatschappelijke diensten aan derden.
escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die
bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie
aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals
escortservices en bemiddelingsbureaus.
functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of
aangewezen delen daarvan is toegestaan.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa,
ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het
belangrijkste bouwwerk is aan te merken.
ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het
hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten
ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
raamprostitutie:
een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie).
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig,
of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden
verricht of vertoningen van erotisch-pornografische
aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een
seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een
(raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in
combinatie met elkaar.
straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze
passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.
uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan
een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het
hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw.
voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw
wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.
voorgevelrooilijn:
de als zodanig op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende
verklaring als zodanig aangegeven lijn, welke niet door gebouwen mag worden
overschreden, behoudens krachten deze regels uitdrukkelijk toelaten
afwijkingen.
vrije bebouwing:
bebouwing bestaande uit aaneengebouwde,
halfvrijstaande, geschakelde en/of vrijstaande hoofdgebouwen en/of
patiogebouwen.
waterhuishoudkundige
voorzieningen:
Waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.
werk:
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van
niet meer dan één huishouden.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
afstand tot de
zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand
van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel.
bebouwd oppervlak van
een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van
de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de
bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die
bestemming.
breedte, diepte c.q.
lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken
en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
goothoogte van een
bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
bouwhoogte van
een bouwwerk:
vanaf het peil tot
aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde,
met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen,
antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
inhoud van een
bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
oppervlakte van een
bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
peil:
voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
- indien in het water wordt gebouwd:
het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander
plaatselijk aan te houden waterpeil).
Bij de toepassing
van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen,
schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken
buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-,
c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
de
uitoefening van een agrarische bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden
agrarische bedrijfsvoering;
b
bedrijfswoningen,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
c
openbare
nutsvoorzieningen;
d
tuinen,
erven en verhardingen;
e
groenvoorzieningen;
f
water
en waterhuishoudkundige voorzieningen;
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen gelden
de volgende bepalingen:
a
Gebouwen
mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
De bouwgrens mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1 De overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
2 De uitbouw mag uit maximaal 1 bouwlaag bestaan.
3 De breedte mag niet meer dan de helft van de breedte van het hoofdgebouw bedragen.
4
De afstand tot de bestemmingsgrens
mag niet minder bedragen dan
b De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.
c Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’.
3.2.2 Bedrijfswoningen
a Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen.
b
De inhoud van een bedrijfswoning
mag niet meer bedragen dan
c De goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.
3.2.3 Aan- en uitbouwen
en bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van aan- uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
a Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande/ niet-inpandige bedrijfswoningen.
b
De oppervlakte van aan- en
uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
c De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
3.2.4 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden
gebouwd.
b De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
c
De hoogte van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
3.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd voor het gebied ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone
wijzigingsgebied’ de bestemming ‘Agrarisch’ te wijzigen in ‘Wonen –
Hierbij gelden de volgende bepalingen:
a Het agrarische bedrijf dient te zijn beëindigd.
b Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
c Er dient een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Indien uit het
onder c genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden
door het toepassen van de wijziging zullen of kunnen worden verstoord, kunnen
burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden
verbinden aan de wijziging:
1 De verplichting tot het treffen van technische maatregelen,
waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
2 De verplichting tot het doen van opgravingen.
3 De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de
bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van
archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders
bij de vergunning te stellen kwalificaties.
d
De maximale goot- en bouwhoogte
bedraagt mag niet meer dan 6 respectievelijk
e De ontwikkeling mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
f De woningbouw dient te passen binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid.
g De ontwikkeling dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig oogpunt.
h Er dient rekening te worden gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding.
i Er dient te worden voldaan aan een goed woon- en leefklimaat.
De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a bos en bebossing;
b groenvoorzieningen;
c paden en wegen;
d water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
e recreatief medegebruik.
4.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a De hoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
b De hoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
groenvoorzieningen;
b
bermen
en beplanting;
c
paden;
d
speelvoorzieningen;
e
nutsvoorzieningen;
f
water
en waterhuishoudkundige voorzieningen;
g
voorzieningen
voor langzaam verkeer;
h
in-
en uitritten.
5.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
bepalingen:
a De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
b De hoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan
c De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer
bedragen dan
De voor ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a voorzieningen
voor verkeer en verblijf;
b parkeervoorzieningen;
c groenvoorzieningen;
d speelvoorzieningen;
e water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
f nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
a gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, onder de volgende voorwaarden:
1 De oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan
2 De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a De
hoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling
van het verkeer mag niet meer bedragen dan
b De
hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
c De
hoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan
d De
hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
De op voor ‘Wonen –
a wonen;
b aan-huis-verbonden
beroepen;
c tuinen,
erven en verhardingen;
d water en waterhuishoudkundige
voorzieningen.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen
gelden de volgende bepalingen:
a Ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’/’twee-aaneen’/ ’vrijstaand’ mogen uitsluitend de aangeduide typen worden gebouwd.
b Bij aaneengebouwde hoofdgebouwen mag het aantal aan elkaar gebouwde woningen niet meer bedragen dan 4.
c Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De bouwgrens mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1 De overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
2 De uitbouw mag uit maximaal 1 bouwlaag bestaan.
3 De breedte mag niet meer dan de helft van de breedte van het hoofdgebouw bedragen.
4
De afstand tot de bestemmingsgrens
mag niet minder bedragen dan
d De voorgevel moet worden gesitueerd in de naar de weg gekeerde grens
van het bouwvlak of op een afstand van niet meer dan
e Het aantal woningen, binnen een bouwvlak, mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’.
f De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.
g De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag bij:
1
vrijstaande woningen aan beide zijden
niet minder bedragen dan
2
vrijstaande woningen, in afwijking
van lid 1, ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding – open’ aan beide
zijden niet minder bedragen dan
3
twee-aaneen gebouwde woningen aan één zijde niet minder bedragen dan
4
aaneengebouwde woningen bij de eindwoningen niet minder bedragen dan
7.2.2 Aan- en
uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en
uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a
Aan-
en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak, danwel ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ worden
gebouwd.
b
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
dienen op een afstand van ten minste
c
Het
bebouwingspercentage van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’
mag maximaal 40% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van
d
Ter
plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding - afwijkende bebouwingsregeling
e
Ter
plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding - afwijkende bebouwingsregeling
f
Bij
vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen te blijven tot
g
De
goothoogte mag niet meer bedragen dan
h
Met
betrekking tot de bouwhoogte geldt het volgende:
1
Van aan-
en uitbouwen en bijgebouwen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan
2 Indien
aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt gebouwd in de zijdelingse perceelsgrens,
mag de bouwhoogte in de perceelsgrens niet meer bedragen dan
3
Indien
aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan weerszijden van de zijdelingse perceelsgrens
aaneengesloten wordt gebouwd, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden
gebouwd.
b De
hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
c De hoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
7.3 Ontheffing van de bouwregels
7.3.1 Hoofdgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.2.1 sub f voor het
bouwen van hoofdgebouwen met een hogere goot- en bouwhoogte ter plaatse van de
aanduiding ‘wro-zone-ontheffingsgebied’, waarbij de
volgende bepalingen van toepassing zijn:
a
de goothoogte niet meer mag bedragen dan
b
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dag
c
de goot- en bouwhoogte dient in overeenstemming te zijn
met het stedenbouwkundigplan en/of beeldkwaliteitsplan.
7.4 Specifieke
gebruiksregels
Binnen de bestemming ‘Wonen-
a De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de
gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van
b Het
gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het
verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
c De
activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
d Detailhandel
is niet toegestaan.
e De
activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen-Woonbos’ aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a
wonen;
b
aan-huis-verbonden beroepen;
c
tuinen,
erven en verhardingen;
d water en waterhuishoudkundige
voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Ter plaatse van de aanduiding ’vrijstaand’ mag uitsluitend het aangeduide type woningen worden gebouwd.
b Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De bouwgrens mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1 De overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
2 De uitbouw mag uit maximaal 1 bouwlaag bestaan.
3 De breedte mag niet meer dan de helft van de breedte van het hoofdgebouw bedragen.
4
De afstand tot de bestemmingsgrens
mag niet minder bedragen dan
c De voorgevel moet worden gesitueerd in de naar de weg gekeerde grens
van het bouwvlak of op een afstand van niet meer dan
d De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.
8.2.2 Aan- en uitbouwen en
bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende
bepalingen:
a Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste
b
Het
oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal
c
De
goothoogte mag niet meer bedragen dan
d
Met
betrekking tot de bouwhoogte geldt het volgende:
1
Van
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b De hoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer dan
c De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet
meer bedragen dan
8.3 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming ‘Wonen-Woonbos’ is de
uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen
toegestaan bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing
zijn:
a De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de
gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van
b Het gebruik mag geen nadelige
invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen
onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
c De activiteit dient milieuhygiënisch
inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
d Detailhandel is niet
toegestaan.
e De activiteit wordt uitgeoefend
door de bewoner.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
10.1 Strijdig
gebruik
Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10
van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder
geval verstaan:
a het gebruik van gronden, gebouwen,
bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of
escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
b de bewoning van bijgebouwen als zelfstandige woning.
c het gebruik van bijgebouwen als afhankelijke woonruimte.
10.2 Ontheffing gebruiksverbod
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing
verlenen van het bepaalde in:
a artikel 10.1 sub c en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte mits:
1 een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
2 er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
3 de afhankelijke woonruimte binnen de regeling voor bijgebouwen wordt ingepast.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a de regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
b de regels en toestaan dat wordt afgeweken van de aangeduide bebouwingstypologieën en maximum aantal wooneenheden per bouwvlak, met dien verstande dat uitsluitend ontheffing kan worden verleend voor grondgebonden woningen, passend in de bebouwingstypologieën vrijstaand, twee-aaneen en aaneengebouwd;
c de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
1
de inhoud per gebouw niet meer dan
2
de bouwhoogte niet meer dan
d de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
1
ten behoeve van kunstwerken, geen
gebouwen zijnde, tot maximaal
2
ten behoeve van voor waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal
3
ten behoeve van andere bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, tot maximaal
e het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:
1 de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak bedraagt;
2 de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
Met betrekking tot de voorbereiding van de wijziging van het plan ingevolge artikel 3.6, eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening en van ontheffing ingevolge artikel 3.6, eerste lid onder c van de Wet ruimtelijke ordening door Burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 (Uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
De voorschriften van de Bouwverordening, ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard, blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouw-kundige bepalingen;
b de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofd-transportleidingen;
e de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en
f de ruimte tussen bouwwerken.
14.1 Overgangsrecht
bouwwerken
a Een
bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en
omvang niet wordt vergroot:
1 gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
2 na
het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar
na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b Burgemeester
en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor
het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder
a met maximaal 10%.
c Het
bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op
het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder
vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de
overgangsbepaling van dat plan.
a Het
gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet.
b Het
is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het
bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat
plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en
omvang wordt verkleind.
c Indien
het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt
onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten
hervatten.
d Het
bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was
met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
‘Regels van het bestemmingsplan Rosheuvel – Boksheidsedijk,
Eersel’.
Rosmalen, april 2010 vastgesteld:
1 april 2010
Croonen Adviseurs b.v.