Duizel-Noord

Status: Vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0770.BPDnoord1003-VAS1
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarisch grondexploitatie;

  2. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

  3. extensief recreatief medegebruik;

  4. een speelterrein ter plaatse van de aanduiding ‘speelvoorziening’;

  5. groenvoorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. Overkappingen zijn niet toegestaan.

  2. De bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De bouwhoogte van speeltoestellen ter plaatse van de aanduiding ‘speelvoorziening’ mag niet meer bedragen dan 8 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

3.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding ‘speelvoorziening’ mag een speelterrein met bijbehorende voorzieningen worden aangelegd met een maximale oppervlakte van 2.000 m2.

 

 

Artikel 4 Groen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. uitsluitend afschermend groen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - afschermend groen';

  3. in- en uitritten;

  4. bermen en beplanting;

  5. paden;

  6. evenementen;

  7. speelvoorzieningen;

  8. nutsvoorzieningen;

  9. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  10. voorzieningen voor langzaam verkeer.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.

  2. De hoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m.

  3. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

4.3.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - afschermend groen' uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas.

 

4.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

4.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 4.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de instandhouding en bescherming van de afschermende beplanting.

 

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

alsmede voor:

  1. de instandhouding en bescherming van de laanstructuur.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:

  1. De oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 15 m².

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De hoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m.

  2. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.

  3. De hoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m.

  4. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

5.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas;

  2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.

 

5.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

5.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 5.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de instandhouding en bescherming van de laanstructuur.

 

Artikel 6 Wonen - 1

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan-huis-verbonden beroepen;

  3. lichte bedrijvigheid op de begane grond, genoemd in de bijlage (Staat van bedrijfsactiviteiten, functiemenging) onder de milieucategorie A;

  4. tuinen, erven en verhardingen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan.

  2. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  3. De bouwgrens mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. Een erker mag uit maximaal 2 bouwlagen bestaan.

  3. De breedte van de overschrijding mag in totaal niet meer dan de helft van de breedte van het hoofdgebouw bedragen.

  4. De afstand tot de bestemmingsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.

  1. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ is aangegeven.

  2. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 3 m daarachter.

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

  5. De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 m.

 

6.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ worden gebouwd.

  2. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  3. Eén der zijstroken bij een woning dient vrij van aan- en uitbouwen en bijgebouwen te blijven tot 3 m achter de achtergevelrooilijn en het verlengde daarvan.

  4. Het bebouwingspercentage van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 100 m².

  5. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  6. Met betrekking tot de bouwhoogte geldt het volgende:

  1. van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 5,5 m, behoudens het bepaalde onder 2 en 3 hierna;

  2. indien aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd in de perceelsgrens, mag de bouwhoogte in de perceelsgrens niet meer bedragen dan 3 m en van daaraf in gelijke mate met de afstand tot de perceelsgrens toenemen tot niet meer dan 5,5 m, behoudens het hierna onder 3 bepaalde;

  3. indien aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan weerszijden van de perceelsgrens aaneengesloten worden gebouwd, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 5,5 m.

 

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

  2. Overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ worden gebouwd.

  3. Overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd; indien de afstand op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan minder dan 3 m bedraagt, geldt deze bestaande afstand als de minimaal toegestane afstand.

  4. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m.

  5. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

  6. De gezamenlijke oppervlakte van overkappingen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan 20 m².

 

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  1. van de bouwregels voor de bouw van één praktijkruimte aansluitend aan een woning, in samenhang met omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.5 onder a. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:

  1. De vloeroppervlakte mag niet meer dan 100 m² bedragen, met dien verstande, dat ten hoogste 50% van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen worden bebouwd.

  2. Bebouwing dient op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van de woning te worden gebouwd.

  3. De bebouwing dient te zijn georiënteerd op en rechtstreeks bereikbaar te zijn vanaf de openbare weg.

  4. De goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.

  5. Met betrekking tot de bouwhoogte geldt het volgende:

  • van de bebouwing mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 5,5 m, behoudens het bepaalde onder punt 2 en 3 hierna;

 

  • indien de bebouwing wordt gebouwd in de perceelsgrens, mag de bouwhoogte in de perceelsgrens niet meer bedragen dan 3 m en van daaraf in gelijke mate met de afstand tot de perceelsgrens toenemen tot niet meer dan 5,5 m, behoudens het hierna onder punt 3 bepaalde;

  • indien de bebouwing aan weerszijden van de perceelsgrens aaneengesloten wordt gebouwd, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 5,5 m.

  1. van het bepaalde in artikel 6.2.1 onder b voor overschrijding van de achtergevelrooilijn, ten behoeve van het vergroten van de diepte van de woning tot een maximale diepte van 15 m, voor zover de afstand van de achtergevel tot de achterste perceelsgrens niet minder dan 3 m bedraagt.

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming ‘Wonen - 1’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en lichte bedrijvigheid toegestaan bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m².

  2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  3. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.

  4. Detailhandel is niet toegestaan.

  5. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  1. van het bepaalde in 6.4 onder a voor één praktijkruimte met een maximale oppervlakte van 100 m² aansluitend aan een woning, in samenhang met omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels als bedoeld in artikel 6.3 onder a, mits het gebruik geen nadelige invloed zal hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;

  2. van het bepaalde in artikel 6.1 onder c voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de bijlage (Staat van bedrijfsactiviteiten, functiemenging), met dien verstande, dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorie A.

 

 

Artikel 7 Woongebied

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan-huis-verbonden beroepen;

  3. lichte bedrijvigheid op de begane grond, genoemd in de bijlage (Staat van bedrijfsactiviteiten, functiemenging) onder de milieucategorie A;

  4. tuinen, erven en verhardingen;

  5. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. groenvoorzieningen;

  8. speelvoorzieningen;

  9. nutsvoorzieningen;

  10. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend in de vorm van aaneengebouwde, twee aaneengebouwde, geschakelde, vrijstaande woningen en patiowoningen worden gebouwd.

  2. De voorgevellijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. Een erker mag uit maximaal 2 bouwlagen bestaan.

  3. De breedte van de overschrijding mag in totaal niet meer dan de helft van de breedte van het hoofdgebouw bedragen.

  4. De afstand tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.

  1. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ is aangegeven.

  2. De afstand van een hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m en niet meer bedragen dan 5 m.

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven, met dien verstande dat de goothoogte van een patiowoning niet meer mag bedragen dan 3,5 m.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven, met dien verstande dat bij een patiowoning de oppervlakte van de tweede bouwlaag niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van de eerste bouwlaag.

  5. De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag bij:

  1. vrijstaande woningen aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 m;

  2. twee aaneengebouwde en geschakelde woningen aan één zijde niet minder bedragen dan 3 m.

  1. De diepte van een hoofdgebouw mag bij:

  1. vrijstaande woningen niet meer bedragen dan 12 m;

  2. twee aaneengebouwde en geschakelde woningen niet meer bedragen dan 12 m;

  3. aaneengebouwde woningen niet meer bedragen dan 10 m.

 

7.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. Bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen en bijgebouwen te blijven tot 3 m achter de achtergevellijn.

  3. Het bebouwingspercentage van de gronden achter de achtergevelrooilijn mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 100 m².

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  5. Met betrekking tot de bouwhoogte geldt het volgende:

  1. Van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 5,5 m, behoudens het bepaalde onder 2 en 3 hierna.

  2. Indien aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd in de perceelsgrens, mag de bouwhoogte in de perceelsgrens niet meer bedragen dan 3 m en van daaraf in gelijke mate met de afstand tot de perceelsgrens toenemen tot niet meer dan 5,5 m, behoudens het hierna onder 3 bepaalde.

  3. Indien aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan weerszijden van de perceelsgrens aaneengesloten worden gebouwd, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 5,5 m.

 

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. Overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

  4. De gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 20 m².

 

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  1. van de bouwregels voor de bouw van één praktijkruimte aansluitend aan een woning, in samenhang met omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.5 onder a. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:

  1. De vloeroppervlakte mag niet meer dan 100 m² bedragen, met dien verstande, dat ten hoogste 50% van de gronden gelegen achter de achtergevellijn van het hoofdgebouw mogen worden bebouwd.

  2. Bebouwing dient op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van de woning te worden gebouwd.

  3. De bebouwing dient te zijn georiënteerd op en rechtstreeks bereikbaar te zijn vanaf de openbare weg.

  4. De goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.

  5. Met betrekking tot de bouwhoogte geldt het volgende:

  • van de bebouwing mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 5,5 m, behoudens het bepaalde onder punt 2 en 3 hierna;

  • indien de bebouwing wordt gebouwd in de perceelsgrens, mag de bouwhoogte in de perceelsgrens niet meer bedragen dan 3 m en van daaraf in gelijke mate met de afstand tot de perceelsgrens toenemen tot niet meer dan 5,5 m, behoudens het hierna onder punt 3 bepaalde;

  • indien de bebouwing aan weerszijden van de perceelsgrens aaneengesloten wordt gebouwd, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 5,5 m.

  1. van het bepaalde in artikel 7.2.1 onder h voor een overschrijding van de maximale diepte, ten behoeve van het vergroten van de diepte van de woning tot een maximale diepte van 15 m, voor zover de afstand van de achtergevel tot de achterste perceelsgrens niet minder dan 3 m bedraagt.

 

7.4 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming ‘Woongebied’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en lichte bedrijvigheid toegestaan bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m².

  2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  3. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.

  4. Detailhandel is niet toegestaan.

  5. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  1. van het bepaalde in 7.4 onder a voor één praktijkruimte met een maximale oppervlakte van 100 m² aansluitend aan een woning, in samenhang met omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels als bedoeld in artikel 7.3 onder a, mits het gebruik geen nadelige invloed zal hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;

  2. van het bepaalde in artikel 7.1 onder c voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de bijlage (Staat van bedrijfsactiviteiten, functiemenging), met dien verstande, dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorie A.