HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Plan:
het bestemmingsplan 'Achterhuizen' van de gemeente Dongen.
1.2 Bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0766.BP2011000008-VG01 met de bijbehorende regels.
1.3 Aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.4 Aanduidingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft.
1.5 Aan- en uitbouw:
een gebouw in één bouwlaag dat ten dienste staat van een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat aan dat hoofdgebouw is vast gebouwd.
1.6 Aan-huis-gebonden beroep:
de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel.
1.7 Afhankelijke woonruimte:
een aanbouw welke qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.8 Ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.9 Bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde, ondergrondse bouwwerken daarbij inbegrepen.
1.10 Bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.11 Bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.12 Bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat onder andere bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al eerder verleende omgevingsvergunning.
1.13 Bijgebouw:
een op zichzelf staand vrijstaand gebouw, niet zijde het hoofdgebouw, dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.14 Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.15 Bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.16 Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.17 Bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.18 Bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.19 Bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.20 Eengezinswoning:
een gebouw dat uitsluitend één woning omvat.
1.21 Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.22 Halfvrijstaande woningen:
blokken van twee vrijstaande eengezinswoningen welke aan tenminste één zijde in de zijdelingse perceelsgrens zijn gebouwd en door ten hoogste één gemeenschappelijke scheidingsmuur met elkaar zijn verbonden.
1.23 Hoofdgebouw:
een gebouw dat door zijn constructie, afmetingen, functie of situering dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een perceel valt aan te merken.
1.24 Inrit:
kortste toegang vanaf de openbare weg naar garage, carport of een niet overdekte parkeerplaats gelegen achter de voorgevelrooilijn op het desbetreffende perceel.
1.25 Mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.26 Peil:
  1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.27 Seks- en/of pornobedrijf:
een voor het publiek toegankelijk gebouw, gedeelte van een gebouw of gronden, in welk gebouw of welk gedeelte, handelingen, vertoningen en/of voorstellingen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welk gebouw of welk gedeelte is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen uitstalling, verkopen, verhuren en/of leveren van seksartikelen. Een prostitutiebedrijf is hieronder begrepen.
1.28 Voorgevelrooilijn:
lijn waarin of waarachter een (of meer) gevel(s) van een gebouw word(t)(en) geplaatst en die is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens.
1.29 Vrijstaande woningen:
eengezinswoningen welke aan geen van beide zijden van de woning is verbonden met andere hoofdgebouwen.
1.30 Woning:
een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, of een andere daarmede vergelijkbare economische eenheid.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1.1 de goothoogte van een gebouw:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.1.2 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.1.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.1.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, balkons, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,5 meter wordt overschreden.
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin bij de gebouwen op hetzelfde bouwperceel, waarbij parkeren uitsluitend is toegestaan op een inrit welke buiten het voorgevelvlak op het zijdelings van de hoofdbebouwing gelegen deel is gesitueerd.
3.2 Bouwregels
Op de als tuin bestemde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in lid 1 genoemde doeleinden worden gebouwd met een hoogte van maximaal 2 meter, met uitzondering van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 ten aanzien van de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn tot 2 meter, mits het straatbeeld daardoor ruimtelijk niet in meerdere mate wordt aangetast en de verkeerssituatie niet nadelig wordt beïnvloed.
3.3.2 Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld onder sub 3.1.1 dient het onderstaande in acht te worden genomen:
  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan.
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. verkeersdoeleinden;
  2. geluidwerende voorzieningen;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. speelvoorzieningen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. waterberging;
  8. recreatief medegebruik.
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in lid 1 genoemde doeleinden worden gebouwd, ondergronds bouwen daarbij inbegrepen, met een hoogte van maximaal 6 meter en een oppervlakte van ten hoogste 50 m2 per bouwwerk, tot een maximum totaal bebouwd oppervlak van 200 m².
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor woondoeleinden, in de vorm van vrijstaande en halfvrijstaande eengezinswoningen, waaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen.
5.2 Bouwregels
Op de als wonen bestemde gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde doeleinden uitsluitend worden gebouwd:
  1. hoofdgebouwen;
  2. aan- en uitbouwen;
  3. bijgebouwen;
  4. andere bouwwerken;
met dien verstande dat ondergronds bouwen uitsluitend onder het hoofdgebouw is toegestaan, waarbij geldt dat dit onder het gehele hoofdgebouw is toegestaan.
Voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken gelden de volgende bouwregels:
5.2.1 Gebouwen
  1. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak opgericht te worden;
  2. het bouwvlak mag volledig bebouwd worden;
  3. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt tenminste 2,50 meter;
  4. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal 4,50 meter;
  5. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal 10 meter;
  6. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3 meter;
  7. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 7 meter;
  8. per bouwperceel mag buiten het bouwvlak ten hoogste 50% worden bebouwd met een maximum aan gebouwen van 60 m2;
  9. de afstand tussen een vrijstaand bijgebouw en het hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 1 meter.
5.2.2 Andere bouwwerken
  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken, uitgezonderd erfafscheidingen, mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag achter de voorgevelrooilijn niet meer bedragen dan 2 meter en voor de voorgevelrooilijn niet meer bedragen dan 1 meter;
  3. per bouwperceel mag buiten het bouwvlak ten hoogste 50% worden bebouwd met een maximum aan andere bouwwerken van 40 m2;
  4. de oppervlakte van andere bouwwerken voor zover gelegen voor de voorgevelrooilijn mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 4 m2;
  5. de oppervlakte van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt maximaal 50 m2 per bouwwerk.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. het bepaalde in lid 2 sub 1 c. voor wat betreft de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens, met dien verstande dat:
    • bij vrijstaande woningen aan één zijde de afstand 1 meter mag bedragen, mits tenminste 2 meter achter de voorgevel en met een maximale goothoogte van 3 meter ter plaatse waarvan op 1 meter van de perceelsgrens wordt gebouwd;
    • bij halfvrijstaande woningen aan beide zijden de afstand 0 meter mag bedragen, mits tenminste 2 meter achter de voorgevel aan de uiteinden van de woningen en met een maximale goothoogte van 3 meter ter plaatse waarvan in de perceelsgrens wordt gebouwd;
      1. het bepaalde in lid 2 sub 1 h. tot een maximum van 75 m2, mits de oppervlakte van het bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf ten minste 250 m2 bedraagt en tot een maximum van 100 m2, mits de oppervlakte van het bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf ten minste 500 m2 bedraagt;
      2. het bepaalde in lid 2 sub 2 a. ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van de bouw van antennes met een maximale bouwhoogte van 15 meter;
      3. het bepaalde in lid 2 sub 2 b. ten aanzien van de bouwhoogte van erfafscheidingen voor een bebouwingsgrens tot 2 meter, mits het straatbeeld daardoor ruimtelijk niet in meerdere mate wordt aangetast en de verkeerssituatie niet nadelig wordt beïnvloed;
      4. het bepaalde in lid 2 sub 2 d. ten aanzien van de oppervlakte van andere bouwwerken voor zover gelegen voor de voorgevelrooilijn tot een oppervlakte van maximaal 4,5 m2.
5.3.2 Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in sub 1 dient het onderstaande in acht te worden genomen:
  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan.
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
7.1 Strijdig gebruik
7.1.1 Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de ingevolge het plan aan bedoelde gronden en bouwwerken gegeven bestemming(en) en/of deze regels.
7.1.2 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
  1. als opslagplaats voor bagger en grondspecie;
  2. als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
  3. als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen.
7.1.3 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan bijgebouwen te gebruiken of te laten gebruiken ten behoeve van bewoning en als afhankelijke woonruimte.
7.1.4 Voorts wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan het gebruik of laten gebruiken van gebouwen of gronden als seks- en/of pornobedrijf of daarmee vergelijkbare gebruiksvormen.
7.1.5 Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
  1. vormen van gebruik als bedoeld in lid 2 die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de doeleindenomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
  2. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
  3. de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op de bij een woning behorende grond met dien verstande dat de stalling uitsluitend achter de voorgevelrooilijn plaats mag vinden.
7.1.6 Het verbod als bedoeld in lid 1 is niet van toepassing op een gedeelte van de woning ten behoeve van het gebruik als aan huis gebonden beroep door de bewoner, mits:
  1. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij maximaal 50 % van het oppervlak van de begane grond en maximaal 30 % van het totale vloeroppervlak van de woning en bijgebouwen als zodanig mag worden gebruikt, tot een maximum van 60 m2;
  2. de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
  3. het gebruik geen onevenredige nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  4. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  5. door de uitoefening van de activiteiten het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest.
7.1.7 Het bevoegd gezag is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het in lid 1 gestelde verbod indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. er dient aantoonbaar sprake te zijn van een zorgbehoefte, welke tijdelijk van aard is;
  2. er is en blijft sprake van één huishouden op het perceel, waarbij een gedeelte van het huishouden in een bijgebouw is gevestigd. Er zal geen sprake zijn van een zelfstandige woning;
  3. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte mag ten hoogste 80 m2 bedragen;
  4. er dient sprake te zijn van een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de reeds bestaande woning;
  5. het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving. Er dient rekening gehouden te worden met veiligheids- en milieuaspecten;
  6. Het bevoegd gezag trekt de ontheffing in, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
7.2 Parkeren
7.2.1 Bij het oprichten van gebouwen dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om het parkeren op eigen terrein te kunnen afwikkelen, waarbij op eigen terrein dient te zijn voorzien in voldoende parkeeraccommodatie conform het gemeentelijk parkeerbeleid van de gemeente Dongen.
Hierbij gelden in ieder geval de volgende parkeernormen:
  1. bij vrijstaande woningen: ten minste 2 direct ontsloten parkeerplaatsen per woning;
  2. bij halfvrijstaande woningen: ten minste 1 direct ontsloten parkeerplaats per woning;
  3. een garage niet wordt meegerekend bij de bepaling van het aantal parkeerplaatsen.
7.2.2 Het bevoegd gezag is bevoegd om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het in lid 1 gestelde indien de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig wordt of kan worden beïnvloed.
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
8.1 wro-zone - wijzigingsgebied
8.1.1 Het bevoegd gezag is op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied', te wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:
  1. er maximaal 2 eengezinswoningen kunnen worden gerealiseerd;
  2. de bouwvlakken aan de noordoostelijke zijde van het aanduidingsvlak worden gesitueerd.
8.1.2 Procedure
Indien toepassing wordt gegeven aan de in lid 1 bedoelde wijzigingsbevoegdheid van het bevoegd gezag dient de procedure te worden gevolgd als omschreven in artikel 11 van deze regels.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bepalingen in deze regels ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. het afwijken van de aangegeven maten en afmetingen, voor zover daarvoor geen bijzondere ontheffingsbevoegdheid in deze regels is opgenomen, mits deze met niet meer dan 15% worden veranderd en in die gevallen waar een rationele verkaveling en bebouwing van gronden dit vergt;
  2. het overschrijden van de bouwgrens(zen) voor de bouw van bouwwerken van ondergeschikte aard zoals loggia’s, erkers, keldertoegangen, dakoverstekken, luifels en balkons, die qua aard en afmetingen bij de bestemming passen tot maximaal 1,50 meter in de richting van de weg, met inachtneming van het overig bepaalde in deze regels, indien de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en het past binnen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, waarbij de hoogte ten hoogste 3 meter mag bedragen en ten hoogste 50% van de tuinbestemming mag worden bebouwd.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
10.1 Wijzigingsbevoegdheid
10.1.1 Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de uitvoering van een bouwplan waarvan realisering wenselijk of noodzakelijk wordt geacht, nodig zijn.
10.1.2 Procedure
Indien toepassing wordt gegeven aan de in lid 1 bedoelde wijzigingsbevoegdheid van het bevoegd gezag dient de procedure te worden gevolgd als omschreven in artikel 11 van deze regels.
Artikel 11 Algemene procedureregels
Op de voorbereiding van een wijziging is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, waarbij de termijn van tervisielegging 2 weken bedraagt.
Artikel 12 Overige regels
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening;
  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  5. de ruimte tussen bouwwerken;
  6. erf- en terreinafscheidingen.
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.1.1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a.      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2 Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 13.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
13.1.3 Lid 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
13.2.1 Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
13.2.2 Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 13.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
13.2.3 Indien het gebruik, bedoeld in 13.2.1 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
13.2.4 Lid 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Achterhuizen'.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente
Dongen, gehouden op ….
De griffier, De voorzitter,