gemeente: Dongen   status: Vastgesteld
plannaam: Sint Josephstraat, Dongen   datum: 24-02-2011
 

Regels

 

1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

plan

het bestemmingsplan Sint Josephstraat, Dongen van de gemeente Dongen

bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0766.BP2010000006-VG01 met de bijbehorende regels.

aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

mantelzorg

de hulp bij het dagelijks functioneren, die vrijwillig en onbetaald wordt verleend aan personen uit het sociale netwerk die – door welke oorzaak dan ook – vrij ernstige fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen hebben.

NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

peil

      1. de kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5 m bedraagt.

      2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

voorgevel van een gebouw

het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een gebouw. Indien meerdere delen van het gebouw naar de weg zijn gekeerd (hoekkavel), bepalen burgemeester en wethouders welke zijde als voorgevel moet worden beschouwd

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot

perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

      1. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;

      2. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien een bouwwerk met betrekking tot deze constructiedelen over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:

      1. Indien zich aan de voorgevelzijde een goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde.

      2. Indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Groen

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. beplantingen.

      2. water, waterbergingen en overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding in het plangebied, zoals waterinfiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins.

      3. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, bermen en bermsloten, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

      1. op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

        1. gebouwen voor nutsvoorzieningen;

        2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

      2. de oppervlakte van een gebouw voor een nutsvoorziening bedraagt ten hoogste 15 m2.

      3. de bouwhoogte van het onder b bedoelde gebouw bedraagt ten hoogste 3 m.

      4. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m.

      5. de bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 10 m.

      6. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer-Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen.

      2. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen; nutsvoorzieningen, verkeersgeleiding, informatievoorziening, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, water, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding in het plangebied.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

      1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

      2. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m.

      3. de bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 10 m.

      4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 2 m.

Artikel 5 Wonen

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

      2. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, parkeervoorzieningen, achter paden en ontsluitingen, water en nutsvoorzieningen.

      3. ter plaatse van de aanduiding ‘gemengd’ zijn detailhandel en kantoren op de begane grond toegestaan.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.2.1 Algemeen

De volgende bouwwerken zijn toegestaan:

      1. binnen een bouwvlak: hoofdgebouwen met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

      2. op de overige gronden: uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde;

      3. voor een bouwvlak geldt een bebouwingspercentage van 100%;

      4. de afstand tussen niet aaneengebouwde gebouwen bedraagt ten minste 1 m

      5. het aantal woningen in een bouwvlak bedraagt ten hoogste het met de aanduiding aangegeven aantal;

5.2.2 Hoofdgebouwen

      1. hoofdgebouwen worden gebouwd in het bouwvlak;

      2. ter plaatste van de aanduiding ‘gestapeld’ worden hoofdgebouwen gestapeld gebouwd;

      3. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding aangegeven goothoogte;

      4. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m meer dan de met de aanduiding aangegeven goothoogte;

      5. de maximaal toelaatbare goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien

        1. de afstand tot de goothoogte, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;

        2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m bedraagt;

        3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;

        4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt.

5.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

      1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 6 m;

      2. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;

      3. de voorgevel van een aan- of uitbouw of bijgebouw ligt ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw.

5.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

      1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van hoofdgebouwen en de openbare weg bedraagt ten hoogste 1 m;

      2. de bouwhoogte van erf- en terrein afscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;

      3. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 10 m;

      4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwenzijnde bedraagt ten hoogste 3 m.

5.5 Specifieke gebruiksregels

 

5.5.1 Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

      1. per bouwperceel is ten hoogste één woning toegestaan;

      2. het is niet toegestaan om:

        1. onbebouwde gronden te gebruiken voor opslag van goederen met een hoogte van meer dan 1 m;

        2. bijgebouwen te gebruiken als woon- en werkruimten;

      3. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m2;

      4. het gebruiken van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan.

5.6 Ontheffing van de gebruiksregels

 

5.6.1 Ontheffing mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.5.1 onder d voor het bieden van mantelzorg in een woning, aan- of uitbouw of een bijgebouw bij een woning, met in achtneming van het volgende:

      1. ontheffing wordt slechts verleend ter plaatse van percelen waarop krachtens het plan een woning is toegestaan die ook feitelijk aanwezig is;

      2. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een goed woon- en verblijfsklimaat;

      3. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van medische noodzaak, onderschreven door een indicatie-orgaan;

      4. per woning is slechts 1 aan- of uitbouw of bijgebouw tot een maximale omvang van 80 m2 als mantelzorgruimte toegestaan;

      5. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naast gelegen percelen.

3 Algemene regels

 

Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

 

7.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

      1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt.

      2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt.

      3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

Artikel 8 Algemene ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds ontheffing kan worden verleend - ontheffing verlenen van de regels voor:

      1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%.

      2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

      3. ontheffing wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

 

9.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 10 Algemene procedureregels

 

10.1 Procedure bij toepassing ontheffingsbevoegdheid

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de navolgende procedureregels in acht te worden genomen:

      1. het ontwerpbesluit tot ontheffing ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken ter inzage.

      2. burgemeester en wethouders maken deze terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend.

      3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen.

      4. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk en mondeling zienswijzen naar voren brengen tegen het ontwerpbesluit.

Artikel 11 Overige regels

 

11.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

      1. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen.

      2. brandweeringang.

      3. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten.

      4. de ruimte tussen bouwwerken.

      5. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

11.2 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 12 Overgangsrecht

 

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

      1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

        1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

        2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

      2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

      3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

      1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

      2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

      3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

      4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Sint Josephstraat, Dongen.