24.1 Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
a. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat de hoogte van reclamemasten niet meer dan 6 m bedraagt;
b. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
c. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
d. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 25 m mag bedragen, met dien verstande dat:
- de noodzaak voor plaatsing van de antenne is aangetoond;
- de beeldkwaliteit van de omgeving niet wordt verstoord;
- de antenne in de onmiddellijke nabijheid van hoge gebouwen en/of bouwwerken of langs grote infrastructurele lijnen wordt geplaatst;
e. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, kiosken, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, lichtmasten, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15 m bedraagt, met dien verstande dat de hoogte van reclamemasten niet meer dan 6 m bedraagt;
f. het oprichten van een kleinschalig verblijfsrecreatieterrein bij woningen, met dien verstande dat:
- de woning een legale nevenfunctie heeft op het gebied van toerisme en/of recreatie;
- het perceel behorende bij de woning een minimale oppervlakte heeft van 2.000 m²;
- het perceel niet is gelegen in een omgeving die voor meer dan de helft bestaat uit woningen;
- het aantal kampeerplaatsen niet meer bedraagt dan 25;
- de kampeerplaatsen zijn gesitueerd binnen het terrein dat op grond van het vigerende bestemmingsplan is bestemd voor Woongebied. Indien dat niet mogelijk is, moeten de kampeerplaatsen direct aansluitend aan het bestaande bouwvlak worden gerealiseerd;
- er geen stacaravans, chalets en/of trekkershutten worden opgericht;
- de onderlinge afstand tussen het hoofdgebouw en een kampeerplaats minimaal 25 m bedraagt;
- de onderlinge afstand tussen het hoofdgebouw en het hoofdgebouw op het direct aangrenzende erf minimaal 25 m bedraagt;
- de afstand van een kampeerplaats tot de erfgrens van het direct aangrenzende erf minimaal 25 m bedraagt;
- de onderlinge afstand tussen kleinschalige verblijfsrecreatieterreinen minimaal 500 m bedraagt;
- sanitaire voorzieningen binnen de bestaande bebouwing worden gerealiseerd. Indien kan worden aangetoond dat dit feitelijk niet mogelijk is, is een zelfstandige sanitaire eenheid, dan wel andere voorzieningen, zoals een kantine, tot een bebouwde oppervlakte van ten hoogste 50 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m toegestaan;
- permanente bewoning anders dan van dienstwoningen niet is toegestaan;
- het bevoegd gezag nadere eisen kan stellen ten aanzien van de situering van de kampeerplaatsen en landschappelijke inpassingen, onder andere door het aanbrengen van beplantingen.
24.2 De onder lid 24.1, sub a bedoelde afwijkingsmogelijkheden gelden niet ten aanzien van:
- de hoogte van reclamemasten (ten hoogste 6 m),
- de maximale oppervlakte van woningen en bijbehorende bouwwerken, voor zover niet gelegen in stedelijk gebied(ten hoogste 300 m2);
- de hoogte van antennes (ten hoogste 25 m).
24.3 de onder 24.1 sub d tot en met f toegelaten bouwwerken mogen er niet toe leiden dat in gebieden, waarin geen bebouwing mag worden opgericht, zoals bebouwingsvrije zones, bebouwing wordt opgericht.
24.4 De onder 24.1 bedoelde omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid.