Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 22 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a. richtlijnen voor de verlening van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
b. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer;
c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d. ruimte tussen bouwwerken;
e. erf- en terreinafscheidingen;
f. bouwen nabij bovengrondse hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
g. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Artikel 23 Algemene aanduidingsregels
23.1 Geluidzone - industrie
Ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone – industrie’ geldt de volgende aanvullende regel:
- voor het bouwen van gebouwen geldt dat deze op grond van de basisbestemming toelaatbare geluidsgevoelige gebouwen slechts mogen worden gebouwd, indien de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, verkregen hogere grenswaarde of vastgestelde maximaal toegestane geluidbelasting.
23.2 Veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen
a. De voor ‘veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen’ aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede aangewezen voor het tegengaan van de vestiging van objecten voor langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen.
b. Gebouwen en/of terreinen mogen niet worden gebruikt als een object voor langdurig verblijf van verminderd zelfredzame personen.
c. In afwijking van het bepaalde onder a en b mag bestaand gebruik worden voortgezet.
23.3 Vrijwaringszone – kade
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘vrijwaringszone – kade’ dienen de doorgaande kadehoogten te worden beschermd, in het belang van de waterkering.
Wat betreft de onderhoudsverplichtingen, waaronder het op hoogte houden ten opzichte van N.A.P., wordt verwezen naar de Keur van het Waterschap.
23.4 Vrijwaringszone - molenbiotoop
23.4.1 Omschrijving gebiedsaanduiding
Ter plaatse van de gebiedsaanduidingen ‘vrijwaringszone - molenbiotoop 1’ en ‘vrijwaringszone – molenbiotoop 2’ gelden, naast de in de voorgaande bestemmingen gegeven regels, regels ter bescherming van openheid met het oog op een vrije windvang voor de molen.
23.4.2 Bouwregels
Om voor de molen vrije windvang te garanderen en het zicht op de molen veilig te stellen geldt dat:
a. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop 1’ geen nieuwe bebouwing met een grotere hoogte dan de stellinghoogte van de molen (10 m, gemeten vanaf het peil) mag worden opgericht;
b. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop 2’ geen nieuwe bebouwing met een grotere hoogte dan 1/50 van de afstand gemeten tussen het bouwwerk en de voet van de molen vermeerderd met de stellinghoogte (10 m, gemeten vanaf het peil) verminderd met 2 m, mag worden opgericht.
23.4.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en hoogte van de bebouwing voor zover de gronden zijn gelegen binnen de aanduidingen ‘vrijwaringszone - molenbiotoop 1’ en ‘vrijwaringszone – molenbiotoop 2’, teneinde aantasting van de vrije windvang voor de molen te voorkomen.
23.4.4 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, afwijken van:
- het bepaalde in lid 23.4.2 en toestaan dat hogere bouwwerken, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de vereniging ‘De Hollandsche Molen’.
23.4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
1. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop 1’:
a. het ophogen van gronden hoger dan de op grond van de in lid 23.4.2, onder a maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
b. het aanbrengen van opgaande beplanting hoger dan de op grond van de in lid 23.4.2, onder a maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de in lid 23.4.2, onder a maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
2. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop 2’:
a. het ophogen van gronden hoger dan de op grond van de in lid 23.4.2, onder b maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
b. het aanbrengen van opgaande beplanting hoger dan de op grond van de in lid 23.4.2, onder b maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de in 23.4.2, onder b maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken.
b. Het in artikel 23.4.5 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
1. het normale onderhoud betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
c. De in artikel 23.4.5 genoemde vergunning kan slechts worden verleend na inwinning van advies van de vereniging ‘De Hollandsche Molen’.
Artikel 24 Algemene afwijkingsregels
24.1 Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
a. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat de hoogte van reclamemasten niet meer dan 6 m bedraagt;
b. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
c. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
d. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 25 m mag bedragen, met dien verstande dat:
- de noodzaak voor plaatsing van de antenne is aangetoond;
- de beeldkwaliteit van de omgeving niet wordt verstoord;
- de antenne in de onmiddellijke nabijheid van hoge gebouwen en/of bouwwerken of langs grote infrastructurele lijnen wordt geplaatst;
e. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, kiosken, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, lichtmasten, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15 m bedraagt, met dien verstande dat de hoogte van reclamemasten niet meer dan 6 m bedraagt;
f. het oprichten van een kleinschalig verblijfsrecreatieterrein bij woningen, met dien verstande dat:
- de woning een legale nevenfunctie heeft op het gebied van toerisme en/of recreatie;
- het perceel behorende bij de woning een minimale oppervlakte heeft van 2.000 m²;
- het perceel niet is gelegen in een omgeving die voor meer dan de helft bestaat uit woningen;
- het aantal kampeerplaatsen niet meer bedraagt dan 25;
- de kampeerplaatsen zijn gesitueerd binnen het terrein dat op grond van het vigerende bestemmingsplan is bestemd voor Woongebied. Indien dat niet mogelijk is, moeten de kampeerplaatsen direct aansluitend aan het bestaande bouwvlak worden gerealiseerd;
- er geen stacaravans, chalets en/of trekkershutten worden opgericht;
- de onderlinge afstand tussen het hoofdgebouw en een kampeerplaats minimaal 25 m bedraagt;
- de onderlinge afstand tussen het hoofdgebouw en het hoofdgebouw op het direct aangrenzende erf minimaal 25 m bedraagt;
- de afstand van een kampeerplaats tot de erfgrens van het direct aangrenzende erf minimaal 25 m bedraagt;
- de onderlinge afstand tussen kleinschalige verblijfsrecreatieterreinen minimaal 500 m bedraagt;
- sanitaire voorzieningen binnen de bestaande bebouwing worden gerealiseerd. Indien kan worden aangetoond dat dit feitelijk niet mogelijk is, is een zelfstandige sanitaire eenheid, dan wel andere voorzieningen, zoals een kantine, tot een bebouwde oppervlakte van ten hoogste 50 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m toegestaan;
- permanente bewoning anders dan van dienstwoningen niet is toegestaan;
- het bevoegd gezag nadere eisen kan stellen ten aanzien van de situering van de kampeerplaatsen en landschappelijke inpassingen, onder andere door het aanbrengen van beplantingen.
24.2 De onder lid 24.1, sub a bedoelde afwijkingsmogelijkheden gelden niet ten aanzien van:
- de hoogte van reclamemasten (ten hoogste 6 m),
- de maximale oppervlakte van woningen en bijbehorende bouwwerken, voor zover niet gelegen in stedelijk gebied(ten hoogste 300 m2);
- de hoogte van antennes (ten hoogste 25 m).
24.3 de onder 24.1 sub d tot en met f toegelaten bouwwerken mogen er niet toe leiden dat in gebieden, waarin geen bebouwing mag worden opgericht, zoals bebouwingsvrije zones, bebouwing wordt opgericht.
24.4 De onder 24.1 bedoelde omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid.
Artikel 25 Overige regels
Uitsluiting seksinrichting
Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van de gronden als seksinrichting.
Afstemming welstandstoets
Voor zover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:
a. de voorgeschreven maximale goothoogte en maximale bouwhoogte;
b. de dakhelling;
c. de plaatsing op het bouwperceel;
ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, mits:
- de goot- en bouwhoogte met niet meer dan 15% afwijken van de toegestane goot- en bouwhoogte, met uitzondering van:
1. gevallen waarbij de bestaande goot- en bouwhoogte worden vergroot en de bestaande goot- en bouwhoogten van omliggende bebouwing lager zijn en niet ook worden vergroot;
2. in de welstandsnota specifiek aangegeven karakteristieke panden;
- de binnen de regels te realiseren oppervlakte van bebouwing wordt verminderd met meer dan 15%.