Regels, behorende bij het
bestemmingsplan "De
Rijtse Vennen" van de gemeente Deurne
Opdrachtgever:
Het college van
burgemeester en wethouders van de gemeente Deurne
Wissing stedebouw
en ruimtelijke vormgeving b.v.
Barendrecht
Barendrecht,
september 2009
Inhoudsopgave
1.
INLEIDENDE REGELS
Artikel 1
Begripsomschrijvingen
Artikel 2
Wijze van meten
2.
BESTEMMINGSREGELS
Bestemmingen
Artikel 5
Groen - Groen en water
Dubbelbestemmingen
Artikel
11
Waarde-Archeologie-onderzoeksgebied
3.
ALGEMENE REGELS
Artikel 12
Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 13
Algemene gebruiksregels
Artikel 14
Algemene ontheffingsregels
4.
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Artikel 15
Overgangsrecht
Artikel 16
Slotregel
Bijlage:
Beeldkwaliteitsplan De Rijtse Vennen
Artikel 1 –
Begripsomschrijvingen
In deze regels
wordt verstaan onder:
1. |
Aan huis
verbonden beroep: |
het aan huis
uitoefenen van een dienstverlenend beroep, waarbij de woning in
overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat in ruimtelijke uitwerking
of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder
aan huis verbonden beroepen worden onder andere verstaan: dienstverlening
op gebied van administratief, juridisch, medisch, therapeutisch,
kunstzinnig of ontwerptechnisch gebied, zoals huisarts, advocaat,
pedicure, fysiotherapeut, verzekeringsagent, architect en
dergelijke; |
|
|
|
2. |
Afhankelijke
woonruimte: |
een
tijdelijke zelfstandige woonruimte in een deel van een hoofdgebouw, een
aanbouw dan wel een vrijstaand bijgebouw bij dat hoofdgebouw, waarin een
tweede huishouden kan worden gehuisvest uit oogpunt van mantelzorg, welke
tijdelijke woonruimte qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met een
hoofdgebouw en gelegen is binnen een bestemming die wonen mogelijk maakt.
Bedrijfsgebouwen of andere gebouwen die niet ten dienste staan van een
woonfunctie vallen hier nadrukkelijk niet
onder; |
|
|
|
3. |
Ambachtelijk
bedrijf: |
het
bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk,
vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen,
alsook het verkopen en/of leveren als ondergeschikte activiteit, van
goederen die verband houden met het ambacht; |
|
|
|
4. |
Bebouwingspercentage: |
het door
bouwwerken bebouwde oppervlakte, uitgedrukt in procenten van de
oppervlakte van het bouwperceel voorzover dat ligt binnen de bestemming of
een in de regels nader aangeduid gedeelte van de bestemming; |
|
|
|
5. |
Bedrijfsgebouw: |
een gebouw,
dat dient voor de uitoefening van een bedrijf; |
|
|
|
6. |
Bedrijfswoning/
dienstwoning: |
een woning in
of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts bedoeld is voor
de huisvesting van (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting
daar gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het
terrein noodzakelijk is; |
|
|
|
7. |
Bedrijfsvloeroppervlakte(bvo): |
de totale
oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte,
inclusief de verkoopvloeroppervlakte (vvo); |
|
|
|
8. |
Bestaand: |
bij
bouwwerken: aanwezig c.q. in aanbouw op het tijdstip van tervisielegging
van het ontwerpplan, tenzij anders is bepaald. Bij gebruik: bestaand ten
tijde van het van kracht worden van het desbetreffende gebruiksverbod,
tenzij anders is bepaald; |
|
|
|
9. |
Bestemmingsgrens: |
de grens van
een bestemmingsvlak; |
10. |
Bestemmingsplan: |
de geometrisch
bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0762.BPRijtseVennen-0003.gml met de bijbehorende
regels. |
|
|
|
11. |
Bestemmingsvlak: |
een
geometrisch bepaald vlak met eenzelfde
bestemming; |
|
|
|
12. |
Bijgebouw: |
een met het
hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat in bouwkundig
opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; |
|
|
|
13. |
Bijzondere
woonvormen: |
woongebouw
met gemeenschappelijke voorzieningen ten behoeve van meerdere
huishoudens; |
|
|
|
14. |
Bouwen: |
het plaatsen,
het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk; |
|
|
|
15. |
Bouwgrens: |
de grens van
een bouwvlak; |
|
|
|
16. |
Bouwlaag: |
een gedeelte
van een gebouw, dat door op gelijke hoogte of nagenoeg op gelijk hoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een
kap; |
|
|
|
17. |
Bouwperceel: |
een
aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige,
bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; |
|
|
|
18. |
Bouwvlak: |
een
geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge
de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn
toegelaten; |
|
|
|
19. |
Bouwwerk: |
elke
constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal,
welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct
of indirect steun vindt in of op de grond; |
|
|
|
20. |
Dak: |
iedere
bovenbeëindiging van een gebouw; |
|
|
|
21. |
Detailhandel: |
het
bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten
verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen
kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening
van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; |
|
|
|
22. |
Dienstverlening: |
het verlenen
van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn
begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard en
daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met
uitzondering van een garagebedrijf en
prostitutie; |
|
|
|
23. |
Discotheek: |
een gebouw ten
behoeve van horeca met dansmogelijkheid waar –met of zonder- een
diskjockey voor al dan niet (harde) muziek wordt gezorgd, waarbij er
sprake is van live en/of mechanische muziek; |
24. |
Garage |
een gebouw
bedoeld voor de stalling van vervoermiddelen met een dergelijke omvang dat
daarin een auto gestald kan worden. |
25. |
Gebouw: |
elk bouwwerk,
dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt; |
|
| |
26. |
Geluidgevoelige
gebouwen: |
gebouwen
welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige
functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden
binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen
zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder
spoorwegen; |
|
|
|
27. |
Geluids-zoneringplichtige
inrichting: |
een
inrichting, waar rondom het terrein van vestiging op grond van de Wet
geluidhinder in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden
vastgesteld; |
|
|
|
28. |
GSM-installatie: |
een bouwwerk,
geen gebouw zijnde, gericht op het ontvangen en/of verzenden van
telecommunicatiedataverkeer, met inbegrip van de daarbij behorende
zijsprieten, schoteltjes, panelen en technische
installatie(s); |
|
|
|
29. |
GSM-mast: |
een bouwwerk,
geen gebouw zijnde, waarop/waarbij een (of meer) GSM-installatie(s) kan
(kunnen) worden geplaatst; |
|
|
|
30. |
Hoofdgebouw: |
een gebouw,
dat gelet op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel
gelet op de bestemming als belangrijk gebouw valt aan te
merken; |
|
|
|
31. |
Horecabedrijf: |
een bedrijf of
instelling, gericht op één of meer van de navolgende bedrijfsmatige
activiteiten: ·
het
verstrekken van nachtverblijf; ·
het
verstrekken en/of bereiden van drank en/of etenswaren voor consumptie (al
dan niet ter plaatse); ·
het exploiteren van
zaalaccommodatie; |
|
|
|
32. |
Maatschappelijke
voorzieningen: |
educatieve,
sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en
recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare
dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze
voorzieningen; |
|
|
|
33. |
Mantelzorg: |
het op basis
van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan
eenieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal
vlak; |
|
|
|
34. |
Nok: |
het hoogste
gedeelte van een dak met hellende vlakken, te weten waar beide hellende
vlakken elkander snijden; |
|
|
|
35. |
Operator/provider: |
aanbieder van
een mobiel netwerk; |
|
|
|
36. |
Patiowoning |
woning zonder
achtertuin, maar met een open binnenplaats. |
|
|
|
37. |
Plan: |
het bestemmingsplan
“De Rijtse Vennen” van de gemeente Deurne; |
38. |
Plankaart |
Grafische
uitdrukking van de analoge verbeelding. |
39. |
Perifere
detailhandel: |
detailhandel
in volumineuze goederen, buiten het kernwinkelgebied van een
gemeente; |
|
|
|
40. |
Prostitutie: |
het zich
beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een
ander tegen vergoeding; |
|
|
|
41. |
Roaming: |
het gebruik
maken van (delen van het) het mobiele netwerk van een andere
operator/provider; |
|
|
|
42. |
Recreatief
medegebruik: |
een recreatief
gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming
waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan; |
43. |
Seksinrichting: |
de voor het publiek
toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof
zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of
vertoningen van erotisch/pornografische aard
plaatsvinden. Onder
seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf,
erotische massage salon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, een
parenclub of sekstheater, al dan niet in combinatie met elkaar; |
|
|
|
44. |
Site
sharing: |
het
gezamenlijk door twee of meer operators/providers gebruik maken van een
GSM-mast; |
|
|
|
45. |
Verbeelding |
De digitale of
analoge weergave van het bestemmingsplan. |
|
|
|
46. |
Verblijfsruimte: |
een ruimte
binnen een woning waarin één of meerdere personen normaliter gedurende een
langere tijd verblijft, zoals een woonkamer of slaapkamer; |
|
|
|
47. |
Verkoopvloeroppervlakte (vvo): |
de totale
oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare
winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de
toonbank; |
|
|
|
48. |
Woning: |
een (gedeelte
van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden; |
|
|
|
49. |
Woonservicezone: |
een wijk waarbinnen
zorgwoningen, welzijnsactiviteiten en zorgactiviteiten worden geclusterd
ten behoeve van ouderen, lichamelijk en verstandelijk gehandicapten en
(ex-)psychiatrische
patiënten. |
|
|
|
|
|
|
Artikel 2 - Wijze van
meten
Bij de toepassing van deze regels
wordt als volgt gemeten:
2.1. |
Bij toepassing
van deze regels wordt als volgt gemeten: |
|
|
a.
|
de afstand tot
de (zijdelingse) perceelsgrens: |
|
de kortste
afstand tussen de (zijdelingse) perceelsgrens en enig punt van een
bouwwerk; |
|
|
b.
|
het bebouwd
oppervlak van een bouwperceel of een bestemmingsvlak: |
|
de oppervlakte
van alle op bouwperceel/bestemmingsvlak gelegen bouwwerken
tezamen; |
|
|
c.
|
de breedte van
een bouwwerk: |
|
tussen de
buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke
scheidsmuren; |
|
|
d.
|
de
dakhelling: |
|
langs het dakvlak
ten opzichte van het horizontale vlak; |
|
|
e.
|
de goothoogte
van een bouwwerk: |
|
vanaf het peil
tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel; |
|
|
f.
|
de inhoud van
een bouwwerk: |
|
tussen de
onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of
het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en
dakkapellen; |
|
|
g.
|
de bouwhoogte
van een bouwwerk: |
|
vanaf het peil
tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw
zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen,
antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen; |
|
|
h.
|
de oppervlakte
van een bouwwerk: |
|
tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte
bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; |
|
|
i.
|
de horizontale
diepte van een bouwwerk: |
|
vanaf de
voorgevel tot en met de achtergevel van het
bouwwerk; |
|
|
j.
|
de verticale
diepte van een bouwwerk: |
|
vanaf het peil
tot het diepste punt van het bouwwerk; |
|
|
k. |
het
peil: |
|
a. voor gebouwen, waarvan de
hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse
van de hoofdtoegang; b. in alle andere gevallen: de
gemiddelde hoogte van het afgewerkte
bouwterrein. |
|
|
Bij de toepassing
van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte
bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons
en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding
niet meer dan |
Bestemmings- omschrijving |
3.1 |
De op de verbeelding voor ‘Bos `
aangewezen gronden zijn bestemd voor: | ||
|
a. |
het behoud,
herstel en/of de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke en de
landschappelijke waarden; | ||
|
b. |
ondergeschikt
recreatief en educatief medegebruik; | ||
|
c. |
bos; | ||
|
d. |
waterhuishoudkundige
doeleinden; | ||
|
e. |
waterlopen en
waterpartijen, alsmede een watergang, ter plaatse van en
| ||
|
f. |
Voet- fiets-
en ruiterpaden; | ||
|
g. |
een
ontsluitingspunt ten behoeve van het bestemmingsverkeer ter plaatse van de
desbetreffende aanduiding op de verbeelding; | ||
|
h. |
cultuurhistorische waarden in de vorm
van een schietbaan, ter plaatse van de betreffende aanduiding op de
verbeelding. | ||
|
|
| ||
Bouwregels |
3.2. |
Voor het bouwen gelden de
volgende bepalingen:
op de tot
‘Bos’ bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde,
worden gebouwd ten dienste van de bestemming, zoals bewegwijzering en
erfafscheidingen met een maximale hoogte van | ||
Ontheffing
bouwregels |
3.3. a. |
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen: van het
bepaalde in lid 3.2 voor de bouw van gebouwen ten dienste van de onder 3.1
genoemde doeleinden met een maximale goothoogte van
| ||
|
b. |
voor het
toepassen van een ontheffingsbevoegdheid is Afdeling 3.4 van de Algemene
wet bestuursrecht van toepassing. | ||
|
|
| ||
Aanleg-vergunning |
3.4. |
Aanlegvergunning: | ||
|
a. |
op de tot ‘Bos’
bestemde gronden geldt dat het verboden is zonder of in afwijking van een
schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, de volgende
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of
te laten uitvoeren: - het aanbrengen
van gesloten oppervlakteverhardingen; - het uitvoeren van
graafwerkzaamheden; - het uitvoeren van
heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de
bodem; - het aanbrengen en
vellen of rooien van diepwortelende beplanting en/of
bomen; - het ophogen,
verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in
maaiveld- of weghoogte; Alvorens
vergunning te verlenen, plegen burgemeester en wethouders
overleg met de provincie Noord-Brabant. | ||
|
b. |
het in sub a
vervatte verbod geldt niet: - voor werken, geen
gebouwen zijnde, of werkzaamheden, welke het normale onderhoud
betreffen; - voor werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan
rechtskracht verkrijgt, in uitvoering
zijn. |
Geluidzones |
3.5.1 |
Onverminderd
het bepaalde in dit artikel is niet toegestaan ter plaatse van de
aanduidingen “geluidzone – weg – ontheffingswaarde 58 dB(A)” en
“geluidzone – spoor – ontheffingswaarde 63dB(A)”gevoelige functies te
realiseren. |
|
3.5.2 |
Onverminderd
het bepaalde in dit artikel is niet toegestaan ter plaatse van de
aanduidingen “geluidzone – weg – voorkeursgrenswaarde 48 dB(A)” en
“geluidzone – spoor – voorkeursgrenswaarde 53dB(A)”gevoelige functies te
realiseren, behoudens indien voor de realisering van de gevoelige functie
ontheffing van burgemeester en wethouders is
verkregen. |
|
|
|
|
|
Voor het
toepassen van de ontheffingsbevoegdheid is Afdeling 3.4 van de Algemene
wet bestuursrecht van
toepassing. |
Bestemmings- omschrijving |
4.1.1. |
De op de verbeelding voor
‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor: |
|
a. |
gebouwen
voor: -
wonen, uitsluitend in de vorm van een
bestaande woning; -
bedrijvigheid in de vorm van een
elektrotechnisch bedrijf en opslag ten dienste van een
elektrotechnisch bedrijf,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf’ op de
verbeelding; |
|
b. |
aan huis
verbonden beroepen; |
|
c. |
tuinen en
erven; |
|
d. |
wegen, paden
en parkeervoorzieningen; |
|
e. |
nutsvoorzieningen; |
|
f. |
groenvoorzieningen, waaronder
speelvoorzieningen; |
|
g. |
waterhuishoudkundige voorzieningen,
waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en
infiltratievoorzieningen; |
|
h. |
de
bescherming en instandhouding van cultuurhistorische waarden ter plaatse
van de aanduiding; |
|
|
met de
daarbij behorende: |
|
i. |
bijgebouwen; |
|
j. |
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde. |
|
|
|
|
4.1.2. |
Beeldkwaliteit: het
Beeldkwaliteitsplan De Rijtse Vennen en de daarin opgenomen normen zullen
mede als toetsingskader dienen voor burgemeester en wethouders bij de
bouwvergunningverlening. |
|
|
|
Bouwregels |
4.2.1. |
Voor het bouwen van
hoofdgebouwen, gelden de volgende bepalingen: |
|
a. |
het
bebouwingspercentage van het bestemmingsvlak mag ten hoogste 50%
bedragen; |
|
b. |
de goothoogte
van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan |
|
c. |
de afstand
van de voorgevel van het hoofdgebouw tot een perceelsgrens langs de
openbare weg mag niet meer dan |
|
d. |
de afstand
tot de zijdelingse perceelsgrens van een hoofdgebouw mag niet minder dan
|
|
e. |
de breedte
van een hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan
|
|
f. |
de
horizontale diepte van een hoofdgebouw mag niet meer dan
|
|
g. |
vanaf de
maximaal toegestane goothoogte dienen de gebouwen te worden afgedekt met
hellende dakvlakken, waarvan de helling niet minder dan 25 graden en niet
meer dan 60 graden mag bedragen, met dien verstande
dat: -
tussen de toegestane (denkbeeldige)
dakvlakken en de daaruit voortvloeiende maximale hoogte ook platte
afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60 graden en
rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn
toegestaan; -
overschrijding van de (denkbeeldige)
60 graden-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere
uitstekende bouwdelen van ondergeschikte
betekenis; |
|
h. |
herbouw van
een woning is toegestaan indien dit gebeurt ter plekke van de bestaande
woning of indien voldaan wordt aan bovenstaande
regels; |
|
i. |
bestaande
situaties die afwijken van bovenstaande bouwregels voor hoofdgebouwen
mogen bij herbouw worden gehandhaafd. |
|
|
|
|
4.2.2. |
Voor het bouwen van bijgebouwen bij
hoofdgebouwen gelden de volgende
bepalingen: |
|
a. |
een bijgebouw
mag in de zijdelingse perceelsgrens worden
gebouwd; |
|
b. |
de voorgevel
van een bijgebouw dient tenminste |
|
c. |
voor de
voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen en
vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits de afstand van de voorgevel
van de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van
het hoofdgebouw maximaal |
|
d. |
bij een
vrijstaand hoofdgebouw mag slechts tegen een gevel een bijgebouw worden
gebouwd; |
|
e. |
de
gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen en/of tegen de
zijgevel van het hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen bij de woning, mag
ten hoogste |
|
f. |
de
horizontale diepte van de woning met een tegen de achtergevel aangebouwd
bijgebouw, mag niet meer dan |
|
g. |
de goothoogte
van bijgebouwen, met uitzondering van bijgebouwen welke zijn gelegen op
het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, mag ten
hoogste |
|
h. |
de
bijgebouwen mogen worden voorzien van een plat dak of mogen vanaf de
maximaal toegestane goothoogte worden voorzien van een kap met minimaal
twee hellende dakvlakken met een nok, waarvan de dakhelling niet meer dan
45 graden mag bedragen. |
|
|
|
Ondergronds
bouwen |
4.3.1 |
Voor ondergronds bouwen van
gebouwen gelden de volgende bepalingen: |
|
a. |
ondergronds
bouwen is alleen toegestaan onder hoofd- en bijgebouwen of in gronden
aansluitend aan deze gebouwen; |
|
b. |
de verticale
diepte mag niet meer bedragen dan |
Openbare
nutsvoorzieningen |
4.3.2. |
Voor het bouwen van gebouwen ten
behoeve van openbare nuts- en verkeersvoorzieningen gelden de volgende
bepalingen: |
|
a. |
de
oppervlakte per gebouw mag niet meer dan |
|
b. |
de bouwhoogte
mag niet meer dan |
|
|
|
Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde |
4.3.3. |
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
bepalingen: |
|
a. |
de hoogte van
erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan |
|
b. |
de hoogte van
kunstobjecten, palen en masten mag niet meer dan
|
|
c. |
de hoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
|
|
d. |
de bouw van
zwembaden is toegestaan. |
|
|
|
Gebruik |
4.3.4. |
Specifieke
gebruiksregels |
|
a. |
tot een
gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het
gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke
bewoning; |
|
b. |
bij woningen
zijn aan huis verbonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit
bij de woonfunctie, mits: 1.
de woning blijft voldoen aan het
bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het
Bouwbesluit; 2.
de omvang van de activiteit niet meer
bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouwperceel tot een
maximum van 3.
er geen zelfstandige vorm van
detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met
het uitgeoefende beroep, bedrijf of dienstverlening; 4.
eventueel extra benodigde
parkeerplaatsen op eigen terrein worden
gerealiseerd; 5.
het bedrijf wordt uitgeoefend door de
bewoner(s) van het pand; |
|
c. |
van de
toegestane oppervlakte aan bijgebouwen, mag de oppervlakte van
dierenverblijven of hobbykassen niet meer bedragen dan
|
Bestemmings- omschrijving |
6.1.1. |
De op de verbeelding voor
‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
|
a. |
een
zorginstelling in de vorm van ondersteund wonen met de bijbehorende
zorgfuncties; |
|
b. |
groenvoorzieningen; |
|
c. |
recreatievoorzieningen; |
|
d. |
parkeervoorzieningen; |
|
e. |
waterhuishoudkundige voorzieningen,
waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen, alsmede
een watergang, ter plaatse van en
|
|
f. |
(gebouwen
voor) openbare, nuts- en verkeersvoorzieningen; met de
daarbij behorende: |
|
g. |
verhardingen,
paden, ontsluitingswegen en bruggen; |
|
h. i. |
bijgebouwen; bouwwerken,
geen gebouwen zijnde. |
|
|
|
|
6.1.2. |
Beeldkwaliteit: |
|
|
het
Beeldkwaliteitsplan De Rijtse Vennen en de daarin opgenomen normen zullen
mede als toetsingskader dienen voor burgemeester en wethouders bij de
bouwvergunningverlening. |
|
|
|
Bouwregels |
6.2.1. |
Voor het bouwen van gebouwen
gelden de volgende bepalingen: |
|
a. |
de goothoogte
van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de
verbeelding wordt aangeduid. Gebouwen mogen worden afgedekt met een kap
met een maximale dakhelling van 60˚; |
|
b. |
het maximale
bebouwingspercentage mag niet wordt
overschreden. |
|
|
|
Bouwwerken, geen
gebouwen |
6.2.2. |
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: |
|
a. |
de hoogte van
speeltoestellen, kunstobjecten, palen en masten mag niet meer dan
|
|
b. |
de hoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
|
|
|
|
Nadere
eisen |
6.3. |
Burgemeester en wethouders kunnen
nadere eisen stellen met betrekking tot: |
|
a. |
de situering
en de afmeting van de in lid 6.2.1 en 6.2.2. genoemde bebouwing, indien
dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met het realiseren van de
met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit, de
bebouwingskarakteristiek van de omgeving en de gebruiksmogelijkheden van
de aangrenzende gronden en bouwwerken. |
|
|
|
Geluidzones |
6.4. |
Onverminderd
het bepaalde in dit artikel is niet toegestaan ter plaatse van de
aanduidingen “geluidzone – weg –voorkeursgrenswaarde 48 dB(A)” en
“geluidzone – spoor –voorkeursgrenswaarde 53dB(A)” gevoelige functies te
realiseren, behoudens indien voor de realisering van de gevoelige functie
ontheffing van burgemeester en wethouders is
verkregen. |
|
|
|
|
|
Voor het
toepassen van de ontheffingsbevoegdheid is Afdeling 3.4 van de Algemene
wet bestuursrecht van
toepassing. |
Artikel 7 –
Verkeer
Bestemmingsomschrijving |
7.1.1. |
De op de verbeelding voor ‘Verkeer’
aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
|
a. |
wegen,
greppels en paden, overeenkomstig de op de verbeelding aangegeven
profielen; |
|
b. |
voet- en
rijwielpaden, ter plaatse van de aanduiding op de verbeelding en
overeenkomstig de op de verbeelding aangegeven
profielen; |
|
c. |
parkeervoorzieningen; |
|
d. |
groenvoorzieningen; |
|
e. |
waterhuishoudkundige voorzieningen,
waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse)waterbergings- en
infiltratievoorzieningen, alsmede een watergang ter plaatse
van en
|
|
f. |
(gebouwen
voor) openbare, nuts- en verkeersvoorzieningen; met de
daarbij behorende: |
|
g. |
verhardingen
en bruggen; |
|
h. |
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde; |
|
i. |
de
bescherming en instandhouding van cultuurhistorische waarden ter plaatse
van de aanduiding op de verbeelding; |
|
j. |
cultuurhistorische waarden in de vorm
van een schietbaan, ter plaatse van de betreffende aanduiding op de
verbeelding. |
Bouwregels |
7.2.1. |
Voor het bouwen van gebouwen
gelden de volgende bepalingen: |
|
a. |
alleen
gebouwen ten behoeve van openbare, nuts- en verkeers- en
speelvoorzieningen zijn toegestaan; |
|
b. |
de
vloeroppervlakte mag niet meer dan |
|
c. |
de
(nok)hoogte mag niet meer dan |
|
|
|
Bouwwerken geen gebouwen
zijnde |
7.2.2. |
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen geen gebouwen zijnde, gelden de
volgende bepalingen: |
|
a. |
de hoogte van
kunstobjecten, palen en masten mag niet meer dan
|
|
b. |
de hoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
|
|
|
|
Bestemmingsomschrijving |
8.1.1. |
De op de verbeelding voor ‘Wonen
aangewezen gronden zijn bestemd voor: | ||
|
a. |
grondgebonden
en gestapelde woningen, met dien verstande dat gestapelde woningen slechts
zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ op de
verbeelding; | ||
|
b. |
aan-huis-verbonden-beroepen; | ||
|
c. |
tuinen en
erven; | ||
|
d. |
wegen, paden,
troittoirs en parkeervoorzieningen; | ||
|
e. |
nutsvoorzieningen; | ||
|
f. |
groenvoorzieningen, waaronder
speelvoorzieningen; | ||
|
g. |
waterhuishoudkundige voorzieningen,
waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en
infiltratievoorzieningen; | ||
|
h. |
de
bescherming en instandhouding van cultuurhistorische waarden ter plaatse
van de aanduiding; | ||
|
i. |
bijgebouwen,
aanbouwen, uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen
zijnde. | ||
|
|
| ||
|
8.1.2. |
Beeldkwaliteit: | ||
|
|
het
Beeldkwaliteitsplan De Rijtse Vennen en de daarin opgenomen normen zullen
mede als toetsingskader dienen voor burgemeester en wethouders bij de
bouwvergunningverlening voor de woningen. | ||
|
|
| ||
Bouwregels
|
8.2.1. |
Voor het bouwen van
hoofdgebouwen, gelden de vol-gende
bepalingen: | ||
|
a. |
gebouwen
mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden
gebouwd; | ||
|
b. |
de goothoogte
respectievelijk bouwhoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 6
meter en 13 meter, met dien verstande dat wanneer het aantal woonlagen op
de verbeelding wordt aangeduid, dit de maximale hoogte bedraagt. | ||
|
c. |
woningen
mogen uitsluitend door een kap worden afgedekt, met uitzondering van
patiowoningen welke ook plat mogen worden afgedekt; | ||
|
d. |
het
bebouwingspercentage van een bouwperceel van een grondgebonden woning mag
ten hoogste 50% procent bedragen, met uitzondering van bouwpercelen waarop
zich een patiowoning bevindt, in welk geval het bebouwingspercentage ten
hoogste 80% mag bedragen; | ||
|
e. |
de bouwdiepte
van een woning, met uitzondering van patiowoningen en gestapelde woningen,
mag ten hoogste 12,5 meter bedragen met dien verstande dat de bouwdiepte
van vrijstaande woningen ten hoogste | ||
|
f. |
de afstand
tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt voor een vrijstaande woning aan
beide zijden tenminste 2 meter en voor een halfvrijstaande woning,
met uitzondering van een eindwoning van drie of meer aaneengebouwde
woningen en geschakelde woningen, aan één zijde tenminste 2 meter.
| ||
|
g. |
indien en
voor zover een hoofdgebouw wordt afgedekt door middel van een kap, mag de
hellingshoek van het dak niet minder dan 45 graden en niet meer dan 60
graden bedragen. | ||
|
|
| ||
Bijgebouwen bij
woningen |
8.3.1. |
Voor het bouwen van bijgebouwen en
aanbouwen bij woningen gelden de volgende
bepalingen: | ||
|
a. |
een bijgebouw
mag in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd; | ||
|
b. |
de voorgevel van een
bijgebouw, geen garage zijnde, dient ten minste
Op hoeksituaties van
wegen moeten de bijgebouwen bovendien zijn gelegen achter de denkbeeldige
lijn door de voorgevel van het om de hoek gelegen
hoofdgebouw. Een en ander
geldt niet voor bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte
waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan; | ||
|
c. |
voor de
voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen en
vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits de afstand van de voorgevel
van de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van
het hoofdgebouw maximaal | ||
|
d. |
bij een vrijstaand hoofdgebouw mag
slechts tegen één zijgevel
en/of het verlengde van deze zijgevel van het hoofdgebouw een
bijgebouw worden gebouwd; | ||
|
e. |
de gezamenlijke
oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van bijgebouwen welke zijn
gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan,
mag per bouwperceel, onder voorwaarde dat het
in lid 8.2.1.d. bepaalde maximale bebouwings-percentage niet wordt
overschreden, ten hoogste bedragen: 1.
2.
kleiner of
gelijk aan 3. | ||
|
f. |
de
horizontale diepte van een hoofdgebouw met een tegen de achtergevel
aangebouwd bijgebouw op percelen met alleen een woonfunctie | ||
|
g. |
de goothoogte
van bijgebouwen mag, met uitzondering van bijgebouwen welke zijn gelegen
op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan ten
hoogste | ||
|
h. |
de bijgebouwen mogen worden voorzien
van een plat dak of mogen vanaf de maximaal toegestane goothoogte worden
voorzien van een kap met minimaal twee hellende dakvlakken met een nok,
waarvan de dakhelling niet meer dan 45 graden mag bedragen, met dien
verstande dat: 1.
tussen de
toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een
helling van 45 graden en de daaruit voortvloeiende maximale
bouwhoogte van
afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer
dan 45 graden
en rechtopstaande gevelconstructies zijn
toegestaan; 2.
in
afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee
hellende dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte
van een bijgebouw dat tegen de zijgevel van een
hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien
van één hellend dakvlak met een dakhelling van niet
meer dan 45 graden, mits: -
de
goothoogte van maximaal aan de zijde van
en evenwijdig aan de zijdelingse perceelsgrens
en -
de hoogte
ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de
zijgevel van het hoofdgebouw niet meer dan
3.
in
afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende
dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte
van een bijgebouw dat tegen de achtergevel van een
hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien
van één hellend dakvlak met een dakhelling van niet
meer dan 45 graden, mits: -
de
goothoogte van maximaal aan de zijde van
en evenwijdig aan de achterper- ceelsgrens
en -
de hoogte
ter plaatse van de aansluiting van
het dakvlak tegen de achtergevel van het
hoofdgebouw niet meer dan 6,50 bedraagt; 4. overschrijding van de
(denkbeeldige) 45 graden- lijn is
toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere
uitstekende bouwdelen van
ondergeschikte betekenis. | ||
|
|
| ||
Ondergronds
bouwen |
8.3.2. |
Voor ondergronds bouwen van
gebouwen gelden de volgende
bepalingen: | ||
|
a. |
ondergronds
bouwen is alleen toegestaan onder hoofd- en bijgebouwen of in gronden
aansluitend aan deze gebouwen; | ||
|
b. |
de verticale
diepte mag niet meer bedragen dan | ||
|
|
| ||
Openbare
nuts-voorzieningen |
8.3.3. |
Voor het bouwen van gebouwen ten
behoeve van openbare nuts- en verkeersvoorzieningen gelden de volgende
bepalingen: | ||
|
a. |
de
oppervlakte per gebouw mag niet meer dan | ||
|
b. |
de(nok)hoogte
mag niet meer dan | ||
|
|
| ||
Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde |
8.3.4. |
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
bepalingen: | ||
|
a. |
de hoogte van
erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
| ||
|
b. |
de hoogte van kunstobjecten, palen en
masten mag niet meer dan | ||
|
c. |
de hoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer
dan | ||
|
d. |
de bouw van
zwembaden is toegestaan | ||
|
|
| ||
Gebruik |
8.3.5. |
Specifieke
gebruiksregels: | ||
|
a. |
tot een
gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het
gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke
bewoning; | ||
b. |
bij woningen zijn aan huis verbonden
beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie,
mits: 1. de woning blijft voldoen aan
het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het
Bouwbesluit; 2. de omvang van de activiteit
niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouwperceel
tot een maximum van 3. er geen zelfstandige vorm van
detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met
het uitgeoefende beroep, bedrijf of dienstverlening; 4. eventueel extra benodigde
parkeerplaatsen op eigen terrein worden
gerealiseerd; 5. het bedrijf wordt uitgeoefend
door de bewoner(s) van het pand; | |||
|
c. |
van de
toegestane oppervlakte aan bijgebouwen, mag de oppervlakte van
dierenverblijven of hobbykassen niet meer bedragen dan
| ||
Ontheffing
bouwregels |
8.3.6. |
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen: | ||
|
a. |
van het
bepaalde in 8.2.1 onder a. voor het bouwen van een veranda of een
encrouchement voor de voorgevel van een grondgebonden
woning. | ||
|
b. |
van het
bepaalde in 8.2.1 en 8.3.1 mits de met het plan beoogde stedenbouwkundige
kwaliteit en beeldkwaliteit, de bebouwingskarakteristiek van de omgeving
en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet
wordt geschaad; | ||
|
c. |
van het
bepaalde in 8.3.4. onder a. voor het bouwen van erf- en
terreinafscheidingen, mits de met het
plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit, de
bebouwingskarakteristiek van de omgeving en de gebruiksmogelijkheden van
de aangrenzende gronden en bouwwerken niet wordt
geschaad: 1. op hoeksituaties van wegen,
mits gelegen naast het hoofdgebouw, op ten minste
2. mits dit met het oog op
geluidsoverlast is gewenst en de belangen van rechthebbenden van aan het
bouwperceel aanliggende gronden niet onevenredig worden
geschaad; | ||
|
d. |
voor het
toepassen van de ontheffingsbevoegdheid is Afdeling 3.4 van de Algemene
wet bestuursrecht van toepassing. | ||
Nadere
eisen |
8.3.7. |
Burgemeester en wethouders kunnen
nadere eisen stellen met betrekking tot: | ||
|
a. |
de situering
en de afmeting van de in lid 8.2.1 en 8.3.1 genoemde bebouwing, indien dit
naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met het realiseren van de met
het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit, de
bebouwingskarakteristiek van de omgeving en de gebruiksmogelijkheden van
de aangrenzende gronden en bouwwerken. | ||
Geluidzones |
8.4. |
Onverminderd
het bepaalde in dit artikel is niet toegestaan ter plaatse van de
aanduiding “geluidzone – spoor – ontheffingswaarde 63dB(A)”gevoelige
functies te realiseren, behoudens indien voor de realisering van de
gevoelige functie ontheffing van burgemeester en wethouders is
verkregen.. | ||
|
|
Voor het
toepassen van de ontheffingsbevoegdheid is Afdeling 3.4 van de Algemene
wet bestuursrecht van toepassing. | ||
Artikel
9 – Woongebied
|
g. |
de goothoogte
van een hoofdgebouw mag niet meer dan |
|
h. |
de bouwhoogte
van een hoofdgebouw mag niet meer dan |
|
i. |
vanaf de
maximaal toegestane goothoogte dienen de gebouwen te worden afgedekt met
hellende dakvlakken, waarvan de helling niet minder dan 25 graden en niet
meer dan 60 graden mag bedragen, met dien verstande
dat: -
tussen de toegestane (denkbeeldige)
dakvlakken en de daaruit voortvloeiende maximale hoogte ook platte
afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60 graden en
rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn
toegestaan; -
overschrijding van de (denkbeeldige)
60 graden-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere
uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis; |
|
j. |
bestaande
situaties, die afwijken van bovenstaande bouwregels voor hoofdgebouwen
mogen bij herbouw worden gehandhaafd. |
|
|
|
Bijgebouwen |
9.2.3. |
Voor het bouwen van bijgebouwen
gelden de volgende bepalingen: |
|
h. |
Een bijgebouw
mag in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd; |
|
i. |
de voorgevel
van een bijgebouw dient ten minste Op
hoeksituaties van wegen mogen de bijgebouwen bovendien uitsluitend zijn
gelegen achter de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het om de hoek
gelegen hoofdgebouw. Een en ander
geldt niet voor bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte
waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan; |
|
j. |
voor de
voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen en
vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits de afstand van de voorgevel
van de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van
het hoofdgebouw maximaal |
|
k. |
bij een
vrijstaand hoofdgebouw mag slechts tegen één zijgevel een bijgebouw worden
gebouwd; |
|
l. |
de
gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen en/of tegen de
zijgevel van het hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen, met uitzondering van
bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook
hoofdbebouwing is toegestaan, mag per bouwperceel, onder voorwaarde dat
het maximale bebouwingspercentage niet wordt overschreden, ten hoogste
bedragen: 1.
2.
3. |
|
m. |
de
horizontale diepte van een hoofdgebouw met een tegen de achtergevel
aangebouwd bijgebouw, mag niet meer dan |
|
n. |
de goothoogte
van bijgebouwen, met uitzondering van bijgebouwen welke zijn gelegen op
het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, mag ten
hoogste |
|
o. |
de bijgebouwen mogen worden voorzien
van een plat dak of mogen vanaf de maximaal toegestane goothoogte worden
voorzien van een kap met minimaal twee hellende dakvlakken met een nok,
waarvan de dakhelling niet meer dan 45 graden mag bedragen, met dien
verstande dat: 1.
tussen de toegestane (denkbeeldige)
dakvlakken met een helling van 45 graden en de daaruit voortvloeiende
maximale bouwhoogte van 2.
in
afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende
dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte van een bijgebouw dat tegen de
zijgevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van één
hellend dakvlak met een dakhelling van niet meer dan 45 graden,
mits: -
de
goothoogte van maximaal -
de hoogte
ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de zijgevel van het
hoofdgebouw niet meer dan 3.
in
afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende
dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte van een bijgebouw dat tegen de
achtergevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van
één hellend dakvlak met een dakhelling van niet meer dan 45 graden,
mits: -
de
goothoogte van maximaal -
de hoogte
ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de achtergevel van
het hoofdgebouw niet meer dan 4.
overschrijding van de (denkbeeldige)
45 graden-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere
uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. |
|
|
|
Ondergronds bouwen |
9.3.2. |
Voor ondergronds bouwen van gebouwen
gelden de volgende bepalingen: |
|
a. |
ondergronds bouwen is alleen
toegestaan onder hoofd- en bijgebouwen of in gronden aansluitend aan deze
gebouwen; |
|
b. |
de verticale diepte mag niet meer
bedragen dan |
Openbare nuts-
voorzieningen |
9.3.3. |
Voor het bouwen van gebouwen ten
behoeve van openbare nuts- en verkeersvoorzieningen gelden de volgende
bepalingen: |
|
a. |
de oppervlakte per gebouw mag niet
meer dan |
|
b. |
de(nok)hoogte mag niet meer dan
|
|
|
|
Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde |
9.3.4. |
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
bepalingen: |
|
a. |
de hoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meerdan |
|
b. |
de hoogte van kunstobjecten, palen en
masten mag niet meer dan |
|
c. |
de hoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer dan |
|
d. |
de bouw van zwembaden is
toegestaan. |
|
|
|
Gebruik |
9.3.5. |
Specifieke
gebruiksregels |
|
a. |
tot een
gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het
gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke
bewoning; |
|
b. |
bij woningen zijn aan huis verbonden
beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie,
mits: 1. de woning blijft voldoen aan
het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het
Bouwbesluit; 2. de omvang van de activiteit
niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouwperceel
tot een maximum van 3. er geen zelfstandige vorm van
detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met
het uitgeoefende beroep, bedrijf of dienstverlening; 4. eventueel extra benodigde
parkeerplaatsen op eigen terrein worden
gerealiseerd; 5. het bedrijf wordt uitgeoefend
door de bewoner(s) van het pand; |
|
c. |
van de
toegestane oppervlakte aan bijgebouwen, mag de oppervlakte van
dierenverblijven of hobbykassen niet meer bedragen dan
|
|
|
|
Ontheffing
bouwregels |
9.3.6. |
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen: |
|
a. |
van het
bepaalde in 9.3.4. onder a. voor het bouwen van erf- en
terreinafscheidingen, mits de met het
plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit, de
bebouwingskarakteristiek van de omgeving en de gebruiksmogelijkheden van
de aangrenzende gronden en bouwwerken niet wordt
geschaad: 1. op hoeksituaties van wegen, mits
gelegen naast het hoofdgebouw, op ten minste 2. mits dit met het oog op
geluidsoverlast is gewenst en de belangen van rechthebbenden van aan het
bouwperceel aanliggende gronden niet onevenredig worden
geschaad; |
|
b. |
voor het
toepassen van de ontheffingsbevoegdheid is Afdeling 3.4 van de Algemene
wet bestuursrecht van
toepassing. |
Dubbelbestemmingen
Bestemmings-
omschrijving |
10.1.1. |
De op de verbeelding voor ‘Leiding’
aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen
bestemmingen primair bestemd voor: |
|
a. |
een gastransportleiding, ter plaatse
van de aanduiding ‘gasleiding’ op de
verbeelding; |
|
b. |
een waterleiding, ter plaatse van de
aanduiding ‘waterleiding’ op de verbeelding. |
|
|
|
Bouwregels |
10.2.1 |
Voor het bouwen van gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
bepalingen: |
|
a. |
de tot ‘Leiding’ bestemde gronden
mogen niet worden bebouwd. |
|
|
|
Aanleg-vergunning |
10.2.2. |
Aanlegvergunning: |
|
a. |
op de tot
‘Leiding’ bestemde gronden geldt dat het verboden is zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders,
de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te
voeren, te doen of te laten uitvoeren: - het aanbrengen
van gesloten oppervlakteverhardingen; - het uitvoeren van
graafwerkzaamheden; - het uitvoeren van
heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de
bodem; - het aanbrengen en
vellen of rooien van diepwortelende beplanting en/of
bomen; - het ophogen,
verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in
maaiveld- of weghoogte; |
|
b. |
het in sub a
vervatte verbod geldt niet: - voor werken, geen
gebouwen zijnde, of werkzaamheden, welke het normale onderhoud
betreffen; - voor werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan
rechtskracht verkrijgt, in
uitvoering zijn; |
|
c. |
voor zover het
bepaalde onder b niet van toepassing is, zijn de werken of werkzaamheden
als bedoeld in lid 10.2.2. onder a. slechts toelaatbaar, indien het behoud
van een veilige ligging en de continuïteit van de energievoorziening zijn
gewaarborgd. Alvorens te
beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 10.2.2. onder a winnen
burgemeester en wethouders advies in bij de betreffende
leidingbeheerder. |
|
|
|
Ontheffing bouwregels |
10.2.3. |
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen: |
|
a. |
van het bepaalde
in lid 10.2.1. onder a voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, ten behoeve van voor deze gronden geldende andere
bestemmingen, met dien verstande dat: 1. voor het bouwen de regels van
de betreffende hoofdbestemming van toepassing is; 2. voordat burgemeester en
wethouders tot het verlenen van ontheffing overgaan, zij advies inwinnen
van de leidingbeheerder; |
|
b. |
voor het toepassen van de
ontheffingsbevoegdheid is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht
van toepassing. |
Artikel
11 – Waarde-Archeologie-onderzoeksgebied
Bestemmings-
omschrijving |
11.1.1. |
De op de verbeelding voor
‘Waarde-Archeologie-onderzoeksgebied’ aangewezen gronden zijn, naast de
andere voor die gronden aangewezen bestemmingen primair bestemd
voor: |
|
a. |
de bescherming en veiligstelling van
de op en/of in deze gronden verwachte archeologische waarden.
|
|
|
|
Bouwregels |
11.2.1. |
Voor het bouwen van gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
bepalingen: |
|
|
de tot
‘Waarde-Archeologie-onderzoeksgebied’ bestemde gronden mogen niet worden
bebouwd met uitzondering van 1.
verbouw en/of nieuwbouw van bestaande
gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt
vergroot of ruimtelijk gewijzigd; 2.
de bouw van een bijgebouw of de
uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met ten hoogste
3.
bouwwerken ten dienste van de in lid 1
genoemde doeleinden en ten dienste van een overige aan deze gronden
toegekende bestemming, voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden
worden uitgevoerd dieper dan |
|
|
|
Ontheffing |
11.2.2. |
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen: |
|
|
van het bepaalde in lid 11.2.1 voor
het bouwen van bouwwerken ten dienste van de in lid 1 genoemde doeleinden
en ten dienste van een overige aan deze gronden toegekende bestemming,
indien en voor zover: a.
met
een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden
daarmee niet onevenredig worden geschaad; b.
in
voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek
vastgestelde archeologische waarden worden veiliggesteld door technische
maatregelen of een archeologische opgraving; |
|
11.2.3. |
alvorens een ontheffing als bedoeld in lid 11.2.2 wordt
verleend, wordt archeologisch advies ingewonnen; |
|
11.2.4. |
voor het toepassen van de
ontheffingsbevoegdheid is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht
van toepassing. |
|
|
|
Aanleg-vergunning |
11.2.5. |
Aanlegvergunning: |
|
a. |
op de tot
‘Waarde-Archeologie-onderzoeksgebied’ bestemde gronden
geldt dat het verboden is zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten
uitvoeren: 1.
het
verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren van de
bodem; 2.
het
graven, verbreden, verdiepen en dempen van sloten, vijvers en andere
wateren; 3.
het
aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen; 4.
het
rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden
verwijderd; 5.
het
omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt
afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en
graszodenteelt; 6.
het
uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 7.
het
aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband
houdende constructies; 8.
het
uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de
grondwaterstand; 9.
het
aanbrengen van verhardingen; |
|
b. |
het in sub a
vervatte verbod geldt niet: - voor werken, geen
gebouwen zijnde, of werkzaamheden, welke het normale onderhoud
betreffen; - voor werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan
rechtskracht verkrijgt, in uitvoering
zijn. |
|
12.1. |
Grond die eenmaal in aanmerking
is genomen bij het toestaan van een
bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven,
blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing. |
|
13.1. |
Het is verboden de gronden en de daarop
voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig
met de in het plan aan de grond gegeven
bestemming(en). |
|
|
|
|
13.2 |
Onder strijdig gebruik als bedoeld in lid 13.1.
wordt ten minste verstaan het gebruik: |
|
a. |
voor de opslag, al dan niet voor de verhuur of
de verkoop van machines, voer- of vaartuigen, welke bruikbaar en niet aan
hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks
noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van
de grond; |
|
b. |
voor het opslaan, storten of bergen van
bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik
onttrokken voorwerpen, stoffen of producten behoudens voor zover zulks
noodzakelijk is in verband met het op bestemming gerichte gebruik van de
grond; |
|
c. |
van of laten gebruiken van gronden of
bouwwerken voor prostitutie of een
seksinrichting. |
|
|
|
|
13.3 |
Burgemeester en
wethouders kunnen ontheffing van het bepaalde in lid 13.1 en een
afhankelijke woonruimte toestaan als: |
|
a. |
een verzoek om toepassing van deze
ontheffingsregeling schriftelijk wordt ingediend en uit de aanvraag de
behoefte aan mantelzorg blijkt van de persoon of personen voor wie de
afhankelijke woonruimte is bedoeld; |
|
b. |
het een (vrijstaand) bijgebouw betreft
behorende bij een woning binnen een bestemming waarbinnen een permanente
(bedrijfs)woning is toegestaan; |
|
c. |
voorts dient in een toelichting het oppervlak
van de afhankelijke woonruimte te worden aangegeven, alsmede hoe de ruimte
concreet wordt ingedeeld en gebruikt en mag de ruimte niet meer dan
|
|
d. |
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van
in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en
(agrarische) bedrijven. |
|
|
|
|
|
Tevens zijn de volgende bepalingen van
toepassing: |
|
e. |
degene aan wie de ontheffing is verleend, diens
rechtsopvolger en in ieder geval de hoofdbewoner van het hoofdgebouw,
dient de gemeente onmiddellijk te |
|
|
|
|
13.4. |
Bij de
ontheffing bedoeld in lid 13.3 wordt de procedure genoemd in Afdeling 3.4
van de Algemene wet bestuursrecht gevolgd. |
|
|
|
|
13.5. |
Burgemeester en
Wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in lid 13.1., indien
strikte toepassing daarvan zou leiden tot een niet door dringende redenen
te rechtvaardigen beperking van het meest doelmatige gebruik.
|
Artikel
14 - Algemene ontheffingsregels
|
14.1. |
Indien niet op grond van een andere
bepaling van deze regels ontheffing kan worden verleend, zijn Burgemeester
en Wethouders bevoegd, nadat de procedure genoemd in Afdeling 3.4 van de
Algemene wet bestuursrecht is gevolgd, ontheffing te verlenen van de
desbetreffende bepalingen van het plan
voor: |
|
a. |
het afwijken van de voorgeschreven
minimum- en maximummaten, afmetingen, percentages tot ten hoogste 10% van
die maten, afmetingen en percentages; |
|
b. |
het bouwen van niet voor bewoning
bestemde bouw werken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals
wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes,
telefooncellen, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang
daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits: 1. de oppervlakte niet meer
bedraagt dan 10 m²; 2. de goothoogte niet meer dan
3,20 meter bedraagt; 3. de(nok)hoogte van gebouwen
niet meer dan 5,5 meter bedraagt; 4. de hoogte van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 3,20
meter; |
|
c. |
het in geringe mate afwijken van een
bestemmingsgrens, alsmede de vorm van bouwpercelen, voorzover zulks
noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende
werkelijke toestand van het terrein aan te
passen; |
|
d. |
voor het gebruik van gronden en
opstallen, behoudens gronden en opstallen welke zich binnen de EHS/GHS van
de provincie Noord-Brabant bevinden, voor GSM-installaties en GSM-masten
gericht op het ontvangen en/of verzenden van telecommunicatiedataverkeer,
met inbegrip van de daarbij behorende technische installatie(s), met dien
verstande dat de navolgende criteria in acht dienen te worden
genomen: |
|
|
1. inpassing in het landschap;
bij de plaatsing van de GSM-installatie en –masten moet zoveel mogelijk
het beginsel van site-sharing en het beginsel van roaming worden
gehanteerd tenzij dit, blijkens een voldoende onderbouwde motivering,
technisch niet mogelijk is of in redelijkheid niet kan worden
verlangd. |
|
|
2. inpassing in stedenbouwkundig
opzicht; GSM-installaties en –masten dienen zoveel mogelijk aan het
karakter van de directe omgeving te worden aangepast om te voorkomen dat
het aanzicht in stedenbouwkundig opzicht te veel wordt
aangetast. |
|
|
3. De hoogte van GSM-installaties mag
niet meer dan |
|
e. |
voor het toepassen van de
ontheffingsbevoegdheid is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht
van toepassing. |
|
|
|
Artikel
15 – Overgangsrecht
Bouwwerken |
15.1. |
Een bouwwerk dat op
het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in
uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en
afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet
wordt vergroot:, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; na het teniet
gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd,
mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de
dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. |
|
15.2 |
Eenmalig kan ontheffing
worden verleend van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van
een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. |
|
15.3. |
Het eerste lid is niet van toepassing
op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding
van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het
daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat
plan. |
|
|
|
Gebruik |
15.4 |
Het gebruik van grond en bouwwerken
dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet. |
|
15.5 |
Het is verboden het met het
bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het vierde lid, te
veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig
gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang
wordt verkleind. |
|
15.6 |
Lid Indien het
gebruik, bedoeld in het vierde lid, na het tijdstip van inwerkingtreding
van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is
het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten
hervatten. |
|
15.7 |
Het vierde lid is niet van toepassing
op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende
bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat
plan. |
Artikel 16 –
Slotregel
|
|
Deze regels
worden aangehaald als: 'Regels
bestemmingsplan De Rijtse Vennen’. |