Toelichting
1 Aanleiding tot bestemmingsplanwijziging In juni 2011 heeft de heer P. Backx een verzoek ingediend voor het wijzigen van het bestemmingsplan 'Meulenspie-Valkenstraat' voor het toevoegen van maximaal vier woningen op het perceel Teteringen, sectie B, nr. 2926 naast de woning aan de Moleneind 10 te Teteringen. 2 Bestaande situatie Momenteel is het bedoelde perceel in gebruik als weiland. Met de realisatie van woningbouw in het VINEX-gebied Meulenspie-Valkenstraat wordt het gebied getransformeerd tot bebouwde kom. 3 Toekomstige situatie De heer Backx wil graag ten noord-oosten van de woning aan Moleneind 10 maximaal vier nieuwe woningen met bijgebouwen bouwen. De bouwpercelen kunnen variëren tussen de 750 m² en 3.000 m². De kavels worden ontsloten op de ontsluitingswegen van de Hoge Gouw, zodat er geen extra verkeersdruk op het Moleneind ontstaat. Het cluster met de vier woningen dient omzoomd te worden door hagen. Aan de westzijde wordt een houtsingel van 5 meter breed aangeplant op de grens van het perceel. De heer Backx zal deze houtsingel op zijn grond aanvullen met een houtsingel van eveneens 5 meter breed. Ten behoeve van de ontsluiting van de nieuwe woningen zal een deel van het huidige fietspad dat aan de noordzijde van het perceel loopt, vervangen worden door een ontsluitingsweg. Het zuidelijke deel van Meulenspie en van Hoge Gouw bestaat uit een ecologische verbindingszone, die de Waterakkers verbindt met het bosgebied Cadettenkamp. De inrichting van de ecologische verbindingszone wordt speciaal geschikt gemaakt voor steenuilen. Deze soort is namelijk aanwezig in het gebied en omdat de steenuil is aangewezen als rode lijst-soort, geniet deze een zeer hoge bescherming. In dit kader heeft de heer Backx op de gronden ten zuiden van zijn woning houtsingels en hagen aangeplant, zodat het gebied geschikt is als fourageergebied voor de steenuil. De oude boomgaard ten oosten van de bestaande woning dient behouden te blijven. Ook deze is waardevol voor de steenuil. mogelijke verkaveling en landschappelijke inrichting 4 Geldend bestemmingsplan Voor het perceel vigeert het bestemmingsplan 'Meulenspie-Valkenstraat', vastgesteld door de gemeenteraad van Breda op 18 oktober 2007 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 27 mei 2008. Op grond van artikel 13, lid 4 van dit bestemmingsplan is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om ter plaatse van de aanduiding de bestemming 'Agrarische doeleinden' te wijzigen in de bestemming 'Woongebied'. 5 Toetsing voorwaarden Voorwaarden In artikel 13, lid 4 van het bestemmingsplan Meulenspie-Valkenstraat is de mogelijk tot wijziging van de bestemming 'Agrarische doeleinden' naar 'Woongebied' opgenomen, met dien verstande dat: 1. er niet meer woningen mogen worden gebouwd dan op de plankaart nader is aangegeven; 2. de goot- en bouwhoogte voor het perceel, waarop maximaal 1 woning mag worden gebouwd, respectievelijk maximaal 6 en 10 meter mag bedragen, en voor het perceel waarop maximaal 4 woningen mogen worden gebouwd respectievelijk maximaal 4,5 en 10 meter mag bedragen; 3. van deze wijzigingsbevoegdheid niet eerder gebruik mag worden gemaakt dan nadat is vastgesteld dat een ontheffing op basis van de Flora- en faunawet in verband met de aanwezigheid van steenuilen kan worden of is verleend. Beoordeling voorwaarden 1. Voor het perceel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen naar de bestemming Woongebied voor de bouw van maximaal vier woningen. Het ingediende verzoek is hiermee in overeenstemming omdat deze voorziet in de bouw van vier woningen. 2. Er zal worden voldaan aan de maximale goothoogte van 4,5 en een maximale bouwhoogte van 10 meter. Middels de opname in de regels zal dit worden afgedwongen. 3. Bureau Waardenburg heeft veldwerk verricht. In haar notitie wordt geconcludeerd dat er geen ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet nodig is, omdat er geen beschermde plant- en diersoorten op het perceel worden verwacht. Zie de bijlage voor deze notitie. 6 Archeologie In de nota 'Erfgoed in context ErfgoedVisie Breda 2008-2015' is vastgesteld dat het Bredase erfgoed de basis vormt van de Bredase identiteit en tevens de basis vormt van ruimtelijke ontwikkelingen in Breda. Om het erfgoed in brede zin op herkenbare wijze te kunnen inpassen in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingsprocessen is een goede inventarisatie noodzakelijk. In deze toelichting op het bestemmingsplan worden de aanwezige archeologische waarden beschreven. Om de archeologische waarden in het gebied te beschermen conform het vastgestelde gemeentelijk beleid, de Monumentenwet 1988, waarin besloten ligt de Wet op de Archeologische Monumentenzorg 2007, dient voorafgaand aan ontwikkelingen (op gronden die nog niet onderzocht zijn) archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De resultaten van het archeologisch onderzoek wordt door bevoegd gezag, in deze de gemeente Breda, middels een selectiebesluit vastgesteld. De archeologie van Teteringen laat zich omschrijven als een dekzandlandschap dat relatief laat in ontginning is genomen. Naast deze ontginningssporen zijn bij archeologisch onderzoek in het verleden verspreid over de gehele kern en het omliggende gebied sporen aangetroffen van de krijgshandelingen uit de eerste helft van de zeventiende eeuw. Op de Beleidsadvieskaart Breda's Erfgoed, deel 1 Archeologie is de projectlocatie aangegeven als verstoord door ontgronding of opgraving. Een archeologisch onderzoek is dan ook niet nodig. Bij het eventueel aantreffen van archeologische resten bij bodemingrepen geldt overigens nog wel dat het bevoegd gezag, in deze de gemeente Breda, hiervan onverwijld op de hoogte moet worden gebracht. 7 Milieuaspecten 7.1 Inleiding Voor het ontwikkelen en in stand houden van een leefbaar en duurzaam Breda dient bij ruimtelijke planvorming rekening gehouden te worden met de milieuhygiënische aspecten die door het plangebied en of de omgeving hiervan worden opgelegd. Door rekening te houden met deze aspecten kan een goed leefklimaat worden ontwikkeld. In deze paragraaf worden de voor de locatie relevante milieuhygiënische aspecten nader toegelicht. 7.2 Bodem Een bodemverontreiniging is over het algemeen niet zichtbaar aanwezig. Daarom speelt de bodemkwaliteit in de beleving van de gebruikers van de ruimte een relatief kleine rol. Toch kan een eventuele bodemverontreiniging nieuwe ontwikkelingen frustreren omdat de kosten van een sanering te hoog zijn. Daarnaast kan een (vermoeden van) bodemverontreiniging leiden tot onrust bij de omwonenden. De tijd dat een bodemverontreiniging geheel moet worden weggenomen is voorbij. Begin 2009 heeft de gemeente Breda haar eigen bodembeleid vastgesteld middels de nota ‘De Bredase grondslag’. Hierin wordt de landelijke beleidslijn van saneren naar functie verder ingevuld. Tegenwoordig hoeven alleen de zogeheten ‘ernstige’ verontreinigingen aangepakt te worden. De aanpak wordt afgestemd op de functie. De belangrijkste criteria voor de keuze van maatregelen zijn de risico’s voor gezondheid of milieu die de verontreiniging kan vormen. In de praktijk blijken er gelukkig niet vaak risico’s te zijn voor de gezondheid van mensen. Milieurisico’s komen wel voor, maar meestal gaat het erom dat de ontwikkeling afgestemd wordt op de eventueel aanwezige verontreiniging. In het kader van de vereiste omgevingsvergunning dient aangetoond te worden dat de grond geschikt is om de functie Wonen op uit te oefenen. 7.3 Geluid Geluid is één van de factoren die de beleving van de leefomgeving in belangrijke mate bepalen. Door de toename van het verkeer en de bedrijvigheid wordt de omgeving in steeds sterkere mate belast met geluid. Dit leidt tot steeds meer klachten. In een aantal gevallen wordt de gezondheid beïnvloed door geluid. Hoge geluidsniveaus kunnen het gehoor beschadigen en ook de verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. Door de toename van het geluid in de omgeving, wordt de behoefte aan stilte steeds meer als een noodzaak gevoeld. Om deze zaken te ondervangen zijn normen opgenomen in wetten. Met name de Wet geluidhinder, de Luchtvaartwet en de Wet milieubeheer zijn in dit kader van belang. Zo richt de wetgeving zich op zogenaamde gevoelige objecten zoals woningen, scholen en ziekenhuizen. Bij nieuwe ontwikkelingen dient de geluidssituatie in beeld gebracht te worden. De geluidsniveaus op de gevel van nieuwe gebouwen worden getoetst aan de geluidsnormen. De volgende bronnen van geluid zijn relevant, wegverkeerslawaai, spoorlawaai, industrielawaai en vliegtuiglawaai. Het juridisch kader voor wegverkeerslawaai, spoorlawaai en industrielawaai wordt gevormd door de Wet geluidhinder. Verder is door de gemeente Breda het ontheffingenbeleid Wet geluidhinder vastgesteld. Hierin zijn regels omtrent het verlenen van hogere waarden vastgelegd. Het plangebied ligt niet in de invloedssfeer van een industrie of een vliegveld. Wegverkeerlawaai In het kader van het bestemmingsplan Meulenspie – Valkenstraat is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Gemeente Breda, 20 november 2006). De locatie Moleneind 10 valt binnen het onderzochte gebied. Uit het onderzoek blijkt dat de invloed van de Oosterhoutseweg niet reikt tot de planlocatie. De geluidbelasting zal dan ook altijd voldoen aan de voorkeursgrenswaarde. De geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai staat uitvoering van onderhavig wijzigingsplan niet in de weg. Ten zuiden van de locatie loopt de spoorlijn Breda – Tilburg (traject 650). De geplande woningen liggen binnen de geluidzone van deze spoorlijn. De zone van deze spoorlijn bedraagt 800 meter aan beide zijden. Er zijn geluidberekeningen uitgevoerd (projectnummer GP126616, 17 januari 2007). De 55 dB contour bevindt zich ter hoogte van de Galgestraat. De locatie Moleneind 10 ligt nog ongeveer 250 m verder weg van de spoorlijn. De geluidbelasting vanwege spoorweglawaai zal altijd lager zijn dan de voorkeursgrenswaarde. Op basis hiervan staat geluid afkomstig van traject 650 uitvoering van onderhavig wijzigingsplan niet in de weg. 7.4 Luchtkwaliteit De uitstoot van verontreinigende stoffen door onder andere industrie en gemotoriseerd verkeer veroorzaakt luchtverontreiniging. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te voorkomen dat de gezondheid wordt aangetast door luchtverontreiniging dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse. Naast industrie en de verkeersaantrekkende werking van woningbouwontwikkelingen zijn bedrijven mogelijke bronnen van luchtverontreinigende stoffen. Specifieke (bestemmings)plannen worden beoordeeld op de luchtkwaliteit, hiervoor is de Wet luchtkwaliteit in eerste instantie het toetsingsinstrument. Naast de Wet luchtkwaliteit zijn bij beoordeling van de luchtkwaliteit de handreiking NIBM (Niet In Betekenende Mate), het besluit gevoelige bestemmingen en rekenregels projectsaldering van toepassing. In het algemeen kan gesteld worden dat nieuwe ontwikkelingen er niet toe mogen leiden dat de grenswaarden worden overschreden. Indien blijkt dat dit toch het geval is, kan onderzocht worden of het mogelijk is om met maatregelen toch te voldoen aan de normen. Hierbij hebben bronmaatregelen de voorkeur. Indien dit niet mogelijk is kunnen overdrachtsmaatregelen of in het uiterste geval maatregelen bij de ontvanger worden genomen. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit van de ontwikkeling is de handreiking NIBM van toepassing. De wegen in de nabijheid van de locatie worden niet vermeld in de lijst van wegen met overschrijdingen van de grenswaarden. Hieruit mag geconcludeerd worden, dat de achtergrondwaarde voldoet. De bouw van vier woningen leidt (t.g.v. de verkeersaantrekkende werking) tot een zeer geringe verslechtering van de luchtkwaliteit. De geplande ruimtelijke ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. De luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit plan. 8 Planbeschrijving Voorliggend wijzigingsplan bestaat, naast deze toelichting, verder uit een verbeelding en bijbehorende planregels. De verbeelding toont een woongebiedbestemming en een bouwvlak waarbinnen alle gebouwen dienen te worden gesitueerd. De planregels regelen de voorwaarden voor de nieuwe woningen. Op grond van de nieuwe Wet ruiimtelijke ordening dienen plannen digitaal beschikbaar te zijn volgens de SVBP 2008. Dit wijzigingsplan is ook via deze standaard opgesteld. In dat verband kan het zijn dat de benamingen van de bestemmingen en de opbouw van de artikelen niet helemaal conform het vigerende bestemmingsplan 'Meulenspie-Valkenstraat'. De regels zijn wel afgestemd op dit vigerende plan. 9 Procedure In artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening is het wijzigingsplan als bepaling opgenomen. In dit artikel wordt verwezen naar de procedure zoals vastgesteld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Een en ander betekent dat, na een publicatie, het ontwerpplan voor een periode van zes weken ter inzage wordt gelegd in Breda. Tijdens deze terinzagelegging mogen belanghebbenden een zienswijze op dit wijzigingsplan indienen. Na terinzagelegging beslist het college over vaststelling van het plan. Voor belanghebbenden staat dan nog beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Spoorweglawaai