Plan: Linie - Doornbos
Idn: NL.IMRO.0758.BP2012020001-0501
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk
Planregels
Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Linie - Doornbos.

Artikel 4 Bedrijventerrein

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven in milieucategorie 1 en 2 zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels;

  2. bestaande bedrijven;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens maximaal 1 bedrijfs- of dienstwoning per bedrijf, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

  4. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-1' tevens detailhandel in de vorm van een kringloopwinkel;

  5. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-2' tevens detailhandel in de vorm van een growshop;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' tevens een nutsvoorziening;

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. parkeren;

  4. verkeer;

  5. water;

met uitzondering van:

  1. risicovolle inrichtingen;

  2. geluidzoneringsplichtige bedrijven, zoals vermeld in 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht;

  3. zelfstandige detailhandel;

  4. zelfstandige kantoren.

 

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd.

  2. Het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 80%.

  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid.

  4. Het aantal bedrijfswoningen mag niet worden vermeerderd.

  5. Het bestaand aantal bouwpercelen mag niet worden vermeerderd.

  6. Per bouwperceel is maximaal één hoofdgebouw toegestaan.

  7. Per hoofdgebouw is maximaal één bedrijfswoning toegestaan.

  8. In afwijking van en in aanvulling op onderdelen b en c, zijn ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' de bouwregels, vermeld in artikel 13 lid 13.2.2, 13.2.3, 13.2.4, 13.3, 13.4 en 13.5 van toepassing.

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.

  2. De hoogte van luifels mag maximaal 6 meter bedragen.

  3. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 3 meter bedragen.

  4. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

 

4.3 Specifieke gebruiksregels

  1. Het is verboden een (bedrijfs)woning te gebruiken voor kamerverhuur.

  2. Onder kamerverhuur wordt niet verstaan, het verhuren van maximaal twee kamers zonder eigen voorzieningen, zoals een badkamer en keuken, aan maximaal 2 personen, door een eigenaar die in dezelfde (bedrijfs)woning woont.

 

 

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 4.1, onder a, voor een inrichting, bedrijf of bedrijfsactiviteit die naar aard en invloed op de omgeving gelijk is te stellen met de in deze regels direct toegelaten activiteiten met dien verstande dat dit niet geldt voor de vestiging van:

  1. zelfstandige detailhandel;

  2. zelfstandige kantoren;

  3. horecabedrijven;

  4. bedrijven welke vallen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

  5. risicovolle inrichtingen als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Bevi.

  1. artikel 18, onder b, onderdeel 2, voor het gebruik en/of (ver)bouwen van een bijgebouw bij een bestaande bedrijfswoning als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:

  1. maximaal 60 m2 van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend;

  2. de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;

  3. de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;

  4. er geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering ontstaan in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven;

  5. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd.

  1. artikel 18, onder b, onderdeel 3, voor het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit met dien verstande dat:

  1. maximaal 60 m2 van het bijgebouw voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit mag worden gebruikt;

  2. het gebruik niet tot zodanige verkeersaantrekking mag leiden dat een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse ontstaat;

  3. de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in een woonomgeving;

  4. de activiteit niet vergunningplichtig ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht mag zijn.