Plan: Stationskwartier, herziening Speelhuisplein
Idn: NL.IMRO.0758.BP2012019006-0501
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk
Planregels
Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Stationskwartier, herziening Speelhuisplein.

PLANREGELS

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Stationskwartier, herziening Speelhuisplein' van de gemeente Breda;

 

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BP2012019006-0501 met de bijbehorende regels (en bijlagen);

 

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.5 archeologische waarden

waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en die als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;

 

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

1.7 brutovloeroppervlak

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke, maar met uitzondering van algemene of gezamenlijke verkeers- en/of expeditieruimten enen en ander als bedoel in de NEN 2580 (2007);

 

1.8 begane grond

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau;

 

1.9 belwinkel

elke ruimte voor het bedrijfsmatig aan het publiek gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, al dan niet in daarvoor bestemde belcabines, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen en het toegang bieden tot het internet al dan niet in combinatie met de verkoop van telefoons of accessoires voor telefoons;

 

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

1.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

 

1.14 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.15 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

 

1.16 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

 

1.17 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

1.18 coulissenlandschap

het gebied tussen de achtergevels van de gebouwen en het spoor

 

1.19 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten behoeve van verkoop, verkopen, verhuren en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

1.20 dienstverlening

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, bank, postkantoor, gemeentehuis, reisbureau en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, met uitzondering van een garagebedrijf, een seksinrichting en een belwinkel;

 

1.21 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.22 groothandel in smart-, grow- en/of headproducten

elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van synthetische of organische psychotrope stoffen of planten die psychotrope stoffen bevatten, of kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen etc.) ten behoeve van het kweken van planten die psychotrope stoffen bevatten, of benodigdheden ten behoeve van het gebruiken van psychotrope stoffen, of voor het gebruiken of bewerken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van eigen beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze stoffen;

 

1.23 growshop

elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen etc.) ten behoeve van het kweken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze kweekbenodigdheden;

 

1.24 headshop

elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van benodigdheden ten behoeve van het gebruiken van psychotrope stoffen, of voor het gebruiken of bewerken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze benodigdheden;

 

1.25 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie en afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

 

1.26 kantoor

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

 

1.27 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de Circulaire Risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico is bepaald, die in acht genomen moet worden;

 

1.28 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, openbare sanitaire voorzieningen, telefooncellen, collectieve energievoorzieningen (o.a. warmtepompen) en apparatuur voor telecommunicatie;

 

1.29 plaatsgebonden risico

het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar op overlijden van een onbeschermd individu op een bepaalde locatie naar aanleiding van een incident met gevaarlijke stoffen.

 

1.30 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

1.31 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/ pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

1.32 smartshop

elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van synthetische of organische psychotrope stoffen of planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze stoffen;

 

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 bebouwingspercentage

het deel van het bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

 

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

2.5 diepte van een gebouw

de lengte van een gebouw gemeten loodrecht vanaf de voorgevel, dan wel de gevel waaraan wordt gebouwd;

 

2.6 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van de bouw- en bestemmingsgrenzen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw-, of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt;

 

2.7 peil

voor een bouwwerk op een bouwperceel, de hoogte van de kruin van de Stationslaan

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Gemengd

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kantoren;

  2. detailhandel;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. waterberging;

  5. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals ontsluitingen, calamiteitenroutes, geluidswerende voorzieningen, groen, water, tuinen, erven, nutsvoorzieningen, stallingsplaatsen en laad- en losvoorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

  1. binnen het bestemmingsvlak mogen maximaal 292 parkeerplaatsen aanwezig zijn met dien verstande dat bij realisatie van de voorgenomen oppervlakten aan kantoor en detailhandel hierbinnen ook zijn begrepen:

  1. minimaal 0,7 en maximaal 0,8 parkeerplaats per 100 m2m brutovloeroppervlak kantoor;

  2. minimaal 2,5 en maximaal 4,5 parkeerplaats per 100 m2 brutovloeroppervlak detailhandel;

  1. gebouwde parkeervoorzieningen zijn slechts beneden peil, halfverdiept en op de begane grond toegestaan tot een maximale hoogte van 4,50 meter;

  2. detailhandel is uitsluitend op de begane grond toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 2050 m2 bvo;

  3. het gezamenlijke brutovloeroppervlak aan kantoren maximaal 12.050 m2 bedragen;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' dient vanaf een hoogte van 4,5 meter een ruimte vrij te worden gehouden van bebouwing ter behoud van het doorzicht;

  5. binnen deze bestemming mogen geen erf- of terreinafscheidingen worden opgericht.

 

3.2.2 Gebouwen

  1. toegestaan binnen het bestemmingsvlak met dien verstande dat ter plaatse van de figuur 'gevellijn' in de bouwgrens gebouwd moet worden;

  2. de bouwhoogte van gebouwen binnen het gehele bestemmingsvlak maximaal 4,5 meter mag bedragen en binnen een maatvoeringsvlak niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' als maximum op de verbeelding is aangegeven;

 

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten bedraagt ten hoogste 12 meter;

  2. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 8 meter.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in 3.2.1 onder f voor het oprichten van erf- of terreinafscheidingen mits deze geen grotere hoogte hebben dan 7,50 meter;

  2. van het bepaalde in 3.2.2. onder a ten aanzien van het bouwen in de bouwgrens ter plaatse van de figuur 'gevellijn' aan de westzijde van het plangebied met dien verstande dat de afstand tot de bouwgrens maximaal 4 meter bedraagt en de afwijking over de hele lengte van het gebouw wordt toegepast.

 

Artikel 4 Verkeer

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen;

  2. kantoren;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. geluidswerende voorzieningen;

  5. groen;

  6. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals calamiteitenroutes, water, stallingsplaatsen en laad- en losvoorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

  1. Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan met dien verstande dat:

  1. in afwijking van het bepaalde in dit lid ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer- 1’ vanaf een bouwhoogte van 6 meter overhangende (onderdelen van) gebouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  2. de diepte hiervan ten hoogste 6 meter mag bedragen;

  3. deze een gezamenlijke lengte mogen hebben van ten hoogste 50% van de lengte van het aanduidingsvlak ter plaatse van de gevel waaraan wordt aangebouwd;

  4. deze overhangende delen vrijhangend moeten worden uitgevoerd en niet voorzien mogen worden van ondersteuning in de grond;

  5. in afwijking van het bepaalde in dit lid ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer- 2' vanaf een hoogte van 4,50 overhangende (onderdelen van) gebouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat deze overhangende delen vrijhangend moeten worden uitgevoerd en niet voorzien mogen worden van ondersteuning in de grond;

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt ten hoogste 3 meter.

 

 

Artikel 5 Waarde - archeologie

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

 

5.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming Waarde-Archeologie, met uitzondering van:

  1. gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en waarbij bijbehorende grondwerkzaamheden niet dieper gaan dan 0,30 meter ten opzichte van het bestaand maaiveld;

  2. de bouw of uitbreiding van bouwwerken tot een oppervlakte van maximaal 100 m².

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 indien op basis van een ingesteld archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn, dan wel dat er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarden veilig te stellen, zoals het aanbrengen van een beschermingslaag, het opgraven van de archeologische artefacten, het documenteren van de archeologische waarde of anders met het bevoegd gezag overeengekomen maatregelen.

 

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren indien deze een grotere oppervlakte betreffen dan 100 m2:

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

  2. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;

  3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen indien dieper dan 0,30 meter wordt ontgraven;

  4. het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  5. het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen;

  6. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  7. andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;

  8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.

  1. Aan een omgevingsvergunning als onder a. bedoeld, kunnen voorwaarden worden verbonden indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden.

  2. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en geen archeologische waarden worden aangetast.

 

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

 

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

  1. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden en opstallen voor de exploitatie van een smart-, grow- en headshop, alsmede een groothandel in smart-, grow- en/of headproducten, een belwinkel of een combinatie hiervan, als ook het gebruik van de opstallen voor een seksinrichting;

  2. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a., indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

 

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

 

 

8.1 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

 

8.1.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding ‘Veiligheidszone–vervoer gevaarlijke stoffen’ mogen geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in artikel 4.1 van de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen worden opgericht.

 

8.1.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1.1 voor het oprichten van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘Veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen’. Een omgevingsvergunning kan worden verleend met dien verstande dat, ter waarborging van de zelfredzaamheid van personen en de bestrijding van de gevolgen van calamiteiten, in het kader van het beperken van het groepsrisico (GR), eisen kunnen worden gesteld ten aanzien van:

  1. de brandwerendheid van constructies en gevels;

  2. de brand- en rookontwikkeling van materialen;

  3. de luchtdichtheid van constructies en gevels;

  4. de afsluitbaarheid van ventilatiesystemen;

  5. de situering van hoofdentree(s);

  6. de ontruimingstijd van bouwwerken.

 

8.1.3 Wijziging

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd de aanduiding ‘Veiligheidszone–vervoer gevaarlijke stoffen’, aan de hand van de op dat moment geldende regelgeving, te wijzigen, te verkleinen of geheel te laten vervallen.

 

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. de in de planregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages indien dit om technische redenen noodzakelijk of gewenst is;

  2. de bestemmingsgrenzen voor het toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;

  3. de planregels voor het toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

  4. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen voor het toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, installaties en lichtkappen, mits:

  1. de oppervlakte van de vergroting per opbouw niet meer dan 20 m² bedraagt en binnen het bouwvlak maximaal 2 afzonderlijke opbouwen met deze oppervlakte zijn toegestaan en alleen ter plaatse van de maatvoeringsvlakken met de aanduiding 'maximale bouwhoogte';

  2. de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt.

 

 

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 10 Overgangsrecht

 

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.

  2. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

“Regels van het bestemmingsplan Stationskwartier, herziening Speelhuisplein.".