Plan: Tramsingel, Tramsingel 22
Idn: NL.IMRO.0758.BP2011015002-0501
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk
Planregels
Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Tramsingel, Tramsingel 22.

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Gemengd

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kantoren, uitsluitend op de begane grond;

  2. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, uitsluitend op de begane grond;

  3. wonen op de verdiepingen;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' parkeervoorzieningen;

met daarbij behorende voorzieningen:

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. parkeren;

  4. terras, verhardingen en terreinen;

  5. verkeer;

  6. water, waterretentie;

  7. wegen en paden;

met uitzondering van:

  1. zelfstandige detailhandel.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

  1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd, waarbij het bouwvlak volledig mag worden benut;

  2. het gezamenlijk bruto vloeroppervlak van de in lid 3.1 genoemde kantoren mag niet meer bedragen dan 1.400 m²;

  3. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven;

  4. er mogen maximaal 77 woningen in gestapelde vorm worden gerealiseerd;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' mag uitsluitend een gebouw ten behoeve van het parkeren worden gerealiseerd;

  6. voor zover de bouwplannen voorzien in de realisatie van (een) geluidsgevoelige object(en) mag de geluidsbelasting niet meer bedragen dan de in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder voorgeschreven voorkeursgrenswaarde, tenzij het geluidsgevoelige object wordt voorzien van een dove gevel;

  7. in afwijking van onderdeel f, dient, ingeval hogere waarde door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld met betrekking tot een geluidsgevoelige object, de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting uit dit besluit aangehouden te worden.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van lichtmasten mag maximaal 8 meter bedragen;

  2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel(s) of het verlengde daarvan maximaal 1 meter mag bedragen, met uitzondering van hoekpercelen waar de hoogte maximaal 2 meter mag bedragen, mits deze erfen terreinafscheidingen minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;

  3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

Een en ander met dien verstande dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt gemeten vanaf het direct aansluitende hoogstgelegen maaiveld, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' waar gemeten wordt vanaf de vloer van het parkeerdek.

 

3.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 voor 3.1 sub b voor een inrichting, bedrijf of bedrijfsactiviteit die niet vermeld is in bijlage 1 bij deze regels of een activiteit die valt in een hogere milieucategorie dan aangegeven in bijlage 1, maar die naar aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de in deze planregels direct toegelaten activiteiten, met dien verstande dat dit niet geldt voor de vestiging van:

    1. detailhandelsbedrijven;

    2. horecabedrijven;

    3. bedrijven welke vallen onder artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht;

    4. risicovolle bedrijven als bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 4 waarde - archeologie

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

 

4.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming 'Waarde - Archeologie', met uitzondering van:

  1. gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en ook de situering gelijk blijft en waarbij bijbehorende grondwerkzaamheden niet dieper gaan dan 0,30 meter ten opzichte van het bestaand maaiveld;

  2. de bouw of uitbreiding van bouwwerken tot een oppervlakte van maximaal 100 m²;

  3. met inachtneming van het bepaalde in de andere bestemmingen.

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2 indien op basis van een ingesteld archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn, dan wel dat er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarde veilig te stellen, zoals het aanbrengen van een beschermingslaag, het opgraven van de archeologische artefacten, het documenteren van de archeologische waarde of anders met het bevoegd gezag overeengekomen maatregelen.

 

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren mits deze een oppervlakte betreffen van meer dan 100 m²:

      1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

      2. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;

      3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen mits dieper dan 0,30 meter wordt ontgraven;

      4. het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

      5. het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen;

      6. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

      7. andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;

      8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.

  2. Aan een vergunning als onder lid 1. bedoeld, kunnen voorwaarden worden verbonden indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden.

  3. In afwijking van het bepaalde onder 1 is geen omgevingsvergunning vereist, indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en geen archeologische waarden worden aangetast.