Plan: Hoge Vucht
Idn: NL.IMRO.0758.BP2010043001-0501
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk
Planregels
Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Hoge Vucht.

Artikel 16 Wonen

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' tevens dienstverlening op de begane grond;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens een maatschappelijke voorziening op de begane grond;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte' tevens een medische voorziening, zoals een tandarts, huisarts of fysiotherapeut, op de begane grond en de eerste verdieping;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' tevens dienstverlening, cultuur en ontspanning en een bedrijf in de milieucategorie 1 of 2 op de begane grond;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'garage' tevens garageboxen;

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. parkeren;

  4. speelvoorzieningen, waaronder kunstgrasvelden;

  5. verkeer;

  6. water.

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Algemeen

  1. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ mogen gebouwen worden gebouwd.

  2. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn gestapelde woningen toegestaan.

  3. Het aantal woningen mag niet worden vermeerderd, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied 2 (Bernard de Wildestraat)'.

  4. De aangegeven bouwgrenzen mogen slechts worden overschreden voor geringe uitbreidingen zoals erkers, entreepartijen en balkons van maximaal 1 meter diep over een breedte van maximaal de breedte van het hoofdgebouw minus 2 meter.

  5. In afwijking van het bepaalde onder d mogen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' geringe bouwwerken, zoals liften, entreepartijen, trapportalen en trappenhuizen, buiten het bouwvlak gesitueerd worden tot een maximum van 30 m2 en balkons tot een maximum van 10 m2 per balkon, mits de stedebouwkundige hoofdopzet niet wordt gewijzigd en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

  6. Het bebouwingspercentage voor de verschillende woningtypen mag niet meer bedragen dan aangegeven in onderstaande tabel, tenzij een ander bebouwingspercentage is aangeduid:

 

vrijstaande woningen

40%, met een maximum van 400 m²

twee-aaneenwoningen en geschakelde woningen

50%, met een maximum van 200 m²

aaneengebouwde woningen

60%

patiowoningen

80%

gestapelde woningen

100%

 

16.2.2 Hoofdgebouwen

  1. De goot- en bouwhoogte mag maximaal respectievelijk 6 en 10 meter bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' of 'maximale bouwhoogte (m)' een andere hoogte is aangeduid.

  2. De afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen bedraagt minimaal:

    1. 2,5 meter bij twee-aaneenwoningen en geschakelde woningen, met dien verstande dat deze afstand slechts aan één zijde in acht dient te worden genomen;

    2. 3 meter bij vrijstaande woningen;

  3. Het hoofdgebouw mag worden uitgebreid tot een diepte van maximaal 12 meter, met dien verstande dat:

    1. voor vrijstaande woningen een diepte van maximaal 15 meter is toegestaan;

    2. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' geen maximale bouwdiepte geldt.

 

16.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

  1. Aan- en uitbouwen dienen 1 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan te worden gebouwd, met uitzondering van:

    1. carports en overkappingen, die achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan mogen worden gebouwd;

    2. het bepaalde in artikel 16.2.1, onder d.

  2. Aan- en uitbouwen mogen in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd of op een afstand van minimaal 1 meter van deze grens.

  3. De goot- en bouwhoogte mag maximaal respectievelijk 3 en 5 meter bedragen.

  4. Bijgebouwen mogen worden gebouwd tot een gezamenlijk oppervlak van 60 m2.

 

16.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. Carports en overkappingen dienen achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd.

  2. De hoogte van carports en overkappingen mag maximaal 3 meter bedragen.

  3. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel(s) c.q. het verlengde daarvan maximaal 1 meter mag bedragen.

  4. In afwijking van het bepaalde onder c, mag op hoekpercelen de hoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 meter bedragen, mits deze erf- en terreinafscheidingen minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd.

  5. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

16.2.5 Garageboxen

  1. De bouwhoogte van een garagebox mag maximaal 3 meter bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouw- en goothoogte (m)' anders is aangeduid.

  2. De oppervlakte van een garagebox mag maximaal 25 m2 bedragen.

 

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. artikel 16.2.1 onder a, voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak op hoekpercelen, met dien verstande dat:

    1. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen op minimaal 3 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan worden gebouwd;

    2. het bepaalde in de artikel 16.2.1 tot en met 16.2.3 in acht moet worden genomen;

    3. de stedebouwkundige kwaliteit en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

    4. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens minimaal 3 meter bedraagt.

  2. artikel 16.2.1, onder f, voor verhoging van het maximum bebouwingspercentage voor vrijstaande woningen tot 50%, met een maximum van 400 m2 en voor twee-aaneenwoningen en geschakelde woningen tot 60%, met een maximum van 200 m2, met dien verstande dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    1. het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. de woonsituatie;

    3. de verkeersveiligheid;

    4. de sociale veiligheid;

    5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

16.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

    1. artikel 22, lid a, onder 2, voor het gebruik en/of (ver)bouwen van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:

  1. maximaal 60 m2 van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend;

  2. de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;

  3. de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;

  4. er geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering ontstaan in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven;

  5. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd.

  1. artikel 22, lid a, onder 3, voor het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit met dien verstande dat:

    1. maximaal 60 m2 van het bijgebouw voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit mag worden gebruikt;

    2. het gebruik niet tot zodanige verkeersaantrekking mag leiden dat een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse ontstaat;

    3. de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in een woonomgeving;

    4. de activiteit niet-vergunningplichtig ingevolge de Wet milieubeheer mag zijn.

 

16.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming is in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van bijgebouwen bij woningen of garageboxen als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte;

  2. het gebruik van een woning voor kamerverhuur.

 

16.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

16.6.1 Wro-zone - wijzigingsgebied 1 (Krayenhofstraat)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen binnen het aangegeven ‘Wro-zone – wijzigingsgebied 1’ door de bestemming te wijzigen in 'Wonen', 'Groen' en 'Verkeer' en bouwvlakken aan te duiden, met dien verstande dat:

  1. maximaal 75 grondgebonden woningen mogen worden gebouwd;

  2. de goothoogte van het hoofdgebouw maximaal 6 meter en de bouwhoogte maximaal 10 meter mag bedragen;

  3. in afwijking van onderdeel b, de goot- en bouwhoogte van 10 woningen georiënteerd aan de Hendrik Berlagestraat maximaal 11 meter respectievelijk 15 meter mag bedragen;

  4. er tevens wegen, straten en paden mogen worden aangelegd;

  5. de planregels van de bestemmingen 'Wonen', 'Groen' en 'Verkeer' voor het overige van overeenkomstige toepassing zijn, uitgezonderd artikel 16.2.1, onder c;

  6. de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse in het gedrang komt;

  7. voor wat betreft de binnenwaarde van geluidgevoelige ruimten voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder, het Besluit geluidhinder en het Bouwbesluit;

  8. aan cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden en milieuhygiënische en water- en bodemhuishoudkundige aspecten geen onevenredige schade wordt toegebracht.

 

16.6.2 Wro-zone - wijzigingsgebied 2 (Bernard de Wildestraat)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen binnen het aangegeven ‘Wro-zone – wijzigingsgebied 2’ door de aanduidingen 'bouwvlak' en 'gemengd' toe te kennen, met dien verstande dat:

  1. maximaal 50 (gestapelde) woningen mogen worden gerealiseerd;

  2. de bebouwing aan de Tilman Suysstraat 1 hoogteaccent mag hebben met een bouwhoogte van maximaal 13 meter;

  3. de bebouwing geprojecteerd op de Cornelis Joosstraat 1 hoogteaccent mag hebben met een bouwhoogte van maximaal 29 meter;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' op de begane grond tevens een maatschappelijke voorziening, dienstverlening of een bedrijf in de milieucategorie 1 of 2, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, is toegestaan;

  5. de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse in het gedrang komt;

  6. voor wat betreft de binnenwaarde van geluidgevoelige ruimten voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder, het Besluit geluidhinder en het Bouwbesluit;

  7. aan cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden en milieuhygiënische en water- en bodemhuishoudkundige aspecten geen onevenredige schade wordt toegebracht.