Plan: Krogten, Oude Baan 60
Idn: NL.IMRO.0758.BP2010042002-0501
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk
Planregels
Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Krogten, Oude Baan 60.

Artikel 3 Maatschappelijk

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een dierenopvangcentrum;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. detailhandel behorende bij het dierenopvangcentrum;

  2. cursusruimten;

  3. een dierenartsenpraktijk;

 

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. parkeren;

  3. verkeer;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. water.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

  1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen gebouwen worden gebouwd;

  2. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 80 % van het bouwperceel;

  3. het bebouwd oppervlak ten behoeve van de dierenarts mag niet meer bedragen dan 60 m2;

  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

  5. als de bestaande maatvoering afwijkt van hetgeen in deze regels is aangegeven, mag deze afwijkende maatvoering worden gehandhaafd.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,5 meter bedragen;

  2. de hoogte van lichtmasten mag maximaal 8 meter bedragen;

  3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak te wijzigen ten behoeve van de uitbreiding van de gebouwen voor het dierenopvangcentrum waarbij het bouwvlak wordt vergroot tot op de westelijke zijdelingse perceelsgrens, met dien verstande dat:

  1. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is aangetoond ten aanzien van de relevante (milieu)aspecten;

  2. de uitbreiding voorziet in voldoende parkeergelegenheid;

  3. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

  4. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;