Artikel 3 Maatschappelijk
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een dierenopvangcentrum;
met daaraan ondergeschikt:
-
detailhandel behorende bij het dierenopvangcentrum;
-
cursusruimten;
-
een dierenartsenpraktijk;
met daarbij behorend(e):
-
groen;
-
parkeren;
-
verkeer;
-
nutsvoorzieningen;
-
water.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
-
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen gebouwen worden gebouwd;
-
het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 80 % van het bouwperceel;
-
het bebouwd oppervlak ten behoeve van de dierenarts mag niet meer bedragen dan 60 m2;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
-
als de bestaande maatvoering afwijkt van hetgeen in deze regels is aangegeven, mag deze afwijkende maatvoering worden gehandhaafd.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,5 meter bedragen;
-
de hoogte van lichtmasten mag maximaal 8 meter bedragen;
-
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.
3.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak te wijzigen ten behoeve van de uitbreiding van de gebouwen voor het dierenopvangcentrum waarbij het bouwvlak wordt vergroot tot op de westelijke zijdelingse perceelsgrens, met dien verstande dat:
-
de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is aangetoond ten aanzien van de relevante (milieu)aspecten;
-
de uitbreiding voorziet in voldoende parkeergelegenheid;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
Artikel 4 leiding
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – hoogspanning’ voor een bovengrondse 150 kV hoogspanningsleiding;
-
de aanleg, onderhoud en bescherming van de leiding.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming ‘Leiding’.
4.2.2 Gebouwen
De hoogte van gebouwen mag maximaal 4 meter bedragen.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 , lid 4.2.1 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, met dien verstande dat:
-
vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder;
-
de bouwregels van de betreffende bestemmingen in acht worden genomen;
-
de belangen van de leidingbeheerder niet onevenredig worden geschaad.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
-
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverharding;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
-
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
-
het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld -en weghoogte;
-
Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
die verband houden met de aanleg van de betreffende bovengrondse hoogspanningsleiding;
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
c. De in onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting van de belangen van de leiding- en/of energievoorzieningbeheerder ontstaat of kan ontstaan.
|