Plan: Stationslaan
Idn: NL.IMRO.0758.BP2010019002-0501
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk
Planregels
Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Stationslaan.

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Gemengd

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd-1’: voor dienstverlening, horeca I en II, detailhandel en het wonen al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd-2’: voor dienstverlening, horeca I en II, detailhandel, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en het wonen al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

  3. regelstations voor spoorverkeer;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘specifiek vorm van verkeer-1’: tevens voor een openbaar vervoersverbinding;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. waterberging;

  7. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals ontsluitingen, calamiteitenroutes, geluidswerende voorzieningen, groen, water, tuinen, erven, nutsvoorzieningen, stallingsplaatsen en laad- en losvoorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd-3’ voorzien dient te worden in een calamiteitenroute met een minimale breedte van 4 meter;

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

  1. binnen het bestemmingsvlak dienen de volgende aantallen parkeerplaatsen gerealiseerd te worden;

    1. minimaal 1,0 en maximaal 1,2 parkeerplaats per woning;

    2. minimaal 0,7 en maximaal 0,8 parkeerplaats per 100 m2 brutovloeroppervlak kantoor en/of maatschappelijke voorzieningen;

    3. minimaal 2,5 en maximaal 3,5 parkeerplaats per 100 m2 brutovloeroppervlak detailhandel, horeca en dienstverlening;

  2. gebouwde parkeervoorzieningen zijn zowel beneden peil, halfverdiept en op de begane grond toegestaan;

  3. detailhandel, horeca I en II en dienstverlening is uitsluitend op de begane grond toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd 1’ bedraagt de gezamenlijke brutovloeroppervlak aan detailhandel, horeca en dienstverlening ten hoogste 1000 m2 en per vestiging ten hoogste 400 m2;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd 1’ bedraagt het aantal woningen ten hoogste 230;

  6. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd-2’ zijn woningen, met uitzondering van entrees naar woningen, uitsluitend vanaf de eerste verdieping en tot een hoogte van 32 meter toegestaan;

  7. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd 2’ bedraagt de gezamenlijke brutovloeroppervlak van detailhandel, horeca en dienstverlening ten hoogste 1200 m2 en per vestiging ten hoogste 400 m2;

  8. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd 2’ bedraagt de gezamenlijke brutovloeroppervlak van kantoren ten hoogste 53.600 m2;

  9. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd-2’ bedraagt de brutovloeroppervlak van kantoren boven een bouwhoogte van 32 meter per bouwlaag ten hoogste 1500 m2;

  10. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd 2’ bedraagt het aantal woningen ten hoogste 155.

 

3.2.2 Gebouwen

  1. uitsluitend binnen het bouwvlak met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 4' binnen de bestemming 'Verkeer' waar vanaf een bouwhoogte van 6 meter (onderdelen van) gebouwen zijn toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd-1’ bedraagt het bebouwingspercentage ten hoogste 100%, met dien verstande dat boven een bouwhoogte van 11 meter het bebouwingspercentage ten hoogste 50% bedraagt en boven een bouwhoogte van 16 meter ten hoogste 10%.

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd-2’ bedraagt het bebouwingspercentage ten hoogste 60%, met dien verstande dat boven een bouwhoogte van 16 meter het bebouwingspercentage ten hoogste 30% bedraagt en boven een bouwhoogte van 32 meter ten hoogste 10%.

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’ dienen gebouwen in de naar de aanduiding ‘gevellijn’ gekeerde bouwgrens te worden gebouwd, met dien verstande dat daar waar gronden grenzen aan de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd-4’ binnen de bestemming Verkeer, gebouwen voor ten minste 40% in de naar de aanduiding ‘gevellijn’ gekeerde bebouwingsgrens gebouwd dienen te worden;

  5. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringsaanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte;

  6. de hoogte van een begane grondlaag over een diepte van minimaal 5 meter bedraagt 4,5 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van een begane grondlaag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd-2’, voor zover grenzend aan de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd-4’ binnen de bestemming Verkeer, minimaal 4 meter en maximaal 6 meter bedraagt.

 

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten bedraagt ten hoogste 12 meter;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 3 meter;

  3. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 8 meter.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede inrichting en invulling van het terrein en de gebouwen, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 3.2.1. onder d en g teneinde programma-onderdelen met elkaar uit te wisselen met dien verstande dat de gezamenlijke brutovloeroppervlak niet mag toenemen en er als gevolg van de ontheffing geen overschrijding van de oriëntatiewaarde Groepsrisico (1,7) mag optreden;

  2. het bepaalde in lid 3.2.1. onder b, c en f teneinde de genoemde functies een verdieping hoger danwel lager toe te staan met dien verstande dat de gezamenlijke brutovloeroppervlak niet mag toenemen en er als gevolg van de ontheffing geen overschrijding van de oriëntatiewaarde Groepsrisico (1,7) mag optreden;

  3. het bepaalde in lid 3.2.1. onder a indien het redelijkerwijs onmogelijk is om aan de parkeernormen te voldoen en indien elders in het parkeren kan worden voorzien.

 

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1. onder h om de locatie van de calamiteitenroute te verplaatsen indien dit voor een goede inrichting van het terrein nodig is, met dien verstande dat de grenzen van het aanduidingsvlak ‘specifieke vorm van gemengd-3’ met ten hoogste 15 meter mogen worden overschreden.

 

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 van de Wro het plan wijzigen teneinde de (hoogwaardige) openbaarvervoersverbinding zoals bedoeld in lid 3.1. onder d, buiten de met de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer-1’ aangewezen gronden toe te staan indien dit voor een goede inrichting van het terrein nodig is, met dien verstande dat de grenzen van het aanduidingsvlak ‘specifieke vorm van verkeer-1’ met ten hoogste 15 meter mogen worden overschreden.

 

 

Artikel 4 Verkeer

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, straten en paden;

  2. voet- en fietspaden;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. stallingsplaatsen;

  6. geluidswerende voorzieningen;

  7. groen;

  8. speelvoorzieningen;

  9. waterberging;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsgebied' als verblijfsgebied;

  11. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd-4’: tevens voor kantoren;

  12. ter plaatse van de aanduiding ‘openbaar vervoer’ de gronden zijn bestemd voor een bussluis, voet- en fietspaden, calamiteitenverkeer, nutsvoorzieningen en groen, waarbij doorgaand autoverkeer niet is toegestaan;

  13. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens voor parkeersgarages onder peil.

 

4.2 Bouwregels

  1. Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;

  2. in afwijking van het bepaalde in dit lid onder a zijn ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd-4’ vanaf een bouwhoogte van 6 meter (onderdelen van) gebouwen toegestaan, met dien verstande dat:

      1. de diepte van (onderdelen van) gebouwen ten hoogste 3 meter mag bedragen;

      2. de (onderdelen van) gebouwen een gezamenlijke lengte mogen hebben van ten hoogste 1/4 van de lengte van het aanduidingsvlak.

  3. de bouwhoogte van geluidswerende voorzieningen bedraagt ten hoogste 6 meter;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt ten hoogste 3 meter;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' beneden peil gebouwde parkeervoorzieningen opgericht mogen worden.

 

 

 

Artikel 5 Waarde - archeologie

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

 

5.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming Waarde-Archeologie, met uitzondering van:

  1. gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en waarbij bijbehorende grondwerkzaamheden niet dieper gaan dan 0,30 meter ten opzichte van het bestaand maaiveld;

  2. de bouw of uitbreiding van bouwwerken tot een oppervlakte van maximaal 100 m².

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 indien op basis van een ingesteld archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn, dan wel dat er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarde veilig te stellen, zoals het aanbrengen van een beschermingslaag, het opgraven van de archeologische artefacten, het documenteren van de archeologische waarde of anders met het bevoegd gezag overeengekomen maatregelen.

 

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren mits deze een grotere oppervlakte betreffen dan 100 m2:

    1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

    2. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;

    3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen mits dieper dan 0,30 meter wordt ontgraven;

    4. het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

    5. het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen;

    6. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

    7. andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;

    8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein .

  2. Aan een omgevingsvergunning als onder a. bedoeld, kunnen voorwaarden worden verbonden indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden.

  3. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en geen archeologische waarden worden aangetast.