Plan: Kom Prinsenbeek, Schutsestraat
Idn: NL.IMRO.0758.BP2009064004-0501
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk
Planregels
Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Kom Prinsenbeek, Schutsestraat.

Artikel 3 Wonen

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Voor het bouwen gelden de volgende algemene regels:

  1. in het bouwvlak mogen maximaal twee vrijstaande woningen gebouwd worden;

  2. de bouwgrenzen grenzend de aanduiding "bijgebouwen uitgesloten [-bg]" mogen slechts worden overschreden voor geringe uitbreidingen zoals erkers, entreepartijen en balkons met maximaal 1 meter diep over een breedte van maximaal de breedte van het hoofdgebouw minus 2 meter;

  3. het bebouwingspercentage voor vrijstaande woningen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 40%, met een maximum van 400m².

 

3.2.2 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwdiepte van het hoofdgebouw mag maximaal 15 meter bedragen;

  3. de goot- en bouwhoogte mag maximaal respectievelijk 6 en 10 meter bedragen.

 

3.2.3 Voor het bouwen van aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:

  1. aan- en uitbouwen dienen op minimaal 3 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan te worden gebouwd, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.2.1 onder c;

  2. het hoofdgebouw mag aan de zijgevel worden uitgebreid met aan- en uitbouwen, waarbij geldt dat aan- en uitbouwen in de zijdelingse perceelgrens mogen worden gebouwd dan wel op een afstand van minimaal 1 meter van deze grens;

  3. het hoofdgebouw mag aan de achtergevel worden uitgebreid met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  4. de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag maximaal respectievelijk 3 en 5 meter bedragen.

 

3.2.4 Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. bijgebouwen mogen zowel vrijstaand als aangebouwd worden gebouwd;

  2. bijgebouwen mogen worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 60m²;

  3. ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen uitgesloten [-bg]" is de bouw van bijgebouwen niet toegestaan;

  4. bijgebouwen mogen in de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd danwel op een minimale afstand van 1 meter van deze grens;

  5. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen mag maximaal respectievelijk 3 en 5 meter bedragen.

 

3.2.5 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. carports en overkappingen dienen achter de voorgevel of het verlengde daarvan te worden gebouwd;

  2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens maximaal 1 meter mag bedragen;

  3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

 

3.3 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. Artikel 5, onder a.3, voor het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit met dien verstande dat:

    1. degene die de activiteiten uitvoert, tevens de bewoner van de woning dient te zijn;

    2. geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de omgeving;

    3. gelet op de ligging, omvang en uitoefening geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan het woonmilieu;

    4. het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse, zoals de noodzaak tot aanleg van extra parkeervoorzieningen in de openbare ruimte;

 

  1. Artikel 5, onder a.2, voor het gebruik en/of (ver)bouwen van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:

    1. maximaal 60m² van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend;

    2. de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;

    3. de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;

    4. er geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering ontstaan in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven;

    5. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd.