Plan: Emer Hintelaken
Idn: NL.IMRO.0758.BP2009041001-0501
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk
Planregels
Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Emer Hintelaken.

Artikel 3 Bedrijventerrein

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein-categorie 2/3' uitsluitend bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 bij de regels onder de categorieën 2 en 3;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein-categorie 3/4' uitsluitend bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 bij de regels onder de categorieën 3 en 4;
  3. bestaande bedrijven met een hogere en lichtere milieucategorie dan maximaal is toegestaan en bestaande zelfstandige kantoren zoals genoemd in bijlage 2 bij de regels;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’ tevens nutsvoorzieningen;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' maximaal 1 bedrijfswoning;

  6. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven’ tevens voor de bouw van carnavalswagens;
  7. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sport' tevens een fitnesscentrum;

  8. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' tevens detailhandel in bestratingsmaterialen;

  9. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kartbaan' tevens een kartbaan c.q. leisurecentrum met bijbehorende voorzieningen zoals horeca en ondersteunende detailhandel;

  10. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting' en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein-categorie 3/4' tevens een risicovolle inrichting;

  11. ter plaatse van de aanduiding 'openbare dienstverlening' uitsluitend een politiebureau;

met daarbij behorend(e):

  1. wegen;

  2. parkeren;

  3. groen;

  4. water;

met uitzondering van:

  1. risicovolle inrichtingen, anders dan de risicovolle inrichting genoemd onder j;
  2. geluidzoneringsplichtige bedrijven, zoals genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
  3. zelfstandige kantoren, anders dan de kantoren genoemd in bijlage 2 bij de regels;

  4. zelfstandige detailhandel, anders dan de detaihandelvestiging genoemd onder h.

 

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

  1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen gebouwen worden gebouwd;
  2. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 80%, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' of 'minimale en maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangegeven.

 

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

  1. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 15 meter en niet minder dan 5 meter, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' of 'minimale en maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' een andere bouwhoogte is aangegeven;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a, mag de minimale bouwhoogte van een bedrijfsgebouw minder dan 5 meter bedragen indien sprake is van:

    1. een uitbreiding van een bestaand bedrijfsgebouw, en

    2. een uitbreiding met een oppervlakte van niet meer dan 150 m2;

  3. de afstand tot de zijdelingse en achterste bouwperceelgrens mag niet minder dan 2,50 meter bedragen.

 

3.2.3 Bedrijfswoning en bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen

  1. een bedrijfswoning heeft een inhoud van maximaal 750 m³;
  2. per bedrijfswoning zijn bijgebouwen toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 60 m²;

  3. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  4. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;

  5. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 meter.

 

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. de hoogte van lichtmasten mag maximaal 15 meter bedragen;
  2. de hoogte van kleine windmolens mag maximaal 16 meter bedragen;

  3. de hoogte van bedrijfsgebonden bouwwerken zoals silo's, kranen en loopbanden mag maximaal 30 meter bedragen;

  4. de hoogte van luifels mag maximaal 6 meter bedragen;

  5. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 4 meter bedragen;

  6. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 8 meter bedragen.

 

 

3.3 Ontheffing van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

  1. lid 3.2.1, onder b, ter verhoging van het bebouwingspercentage tot maximaal 90%, met dien verstande dat:

    1. dit vanuit stedebouwkundig oogpunt aanvaardbaar is of noodzakelijk is in verband met de voorgestane ruimtelijke kwaliteit;

    2. het bedrijf blijft voldoen aan het bepaalde in artikel 16.1, ten aanzien van parkeren;

    3. de omliggende percelen niet onaanvaardbaar in hun gebruik of waarden worden belemmerd.

  2. lid 3.2.2, onder a, tot het verhogen van de maximale bouwhoogte tot maximaal 30 meter, met dien verstande dat:

    1. dit vanuit stedebouwkundig oogpunt aanvaardbaar is of noodzakelijk is in verband met de voorgestane ruimtelijke kwaliteit;

    2. de omliggende percelen niet onaanvaardbaar in hun gebruik of hun waarden worden belemmerd;

    3. het bedrijf blijft voldoen aan het bepaalde in artikel 16.1, ten aanzien van parkeren.

  3. lid 3.2.2, onder b, ten behoeve van het bouwen op één zijdelingse bouwperceelgrens in verband met het koppelen van twee bedrijfsgebouwen tot een bedrijfspand met dien verstande dat:

    1. dit vanuit stedebouwkundig oogpunt aanvaardbaar is of noodzakelijk is in verband met de voorgestane ruimtelijke kwaliteit;

    2. dit vanuit een oogpunt van de brandveiligheid aanvaardbaar is;

    3. het bedrijf blijft voldoen aan het bepaalde in artikel 16.1, ten aanzien van parkeren.

  4. lid 3.2.2, onder b, ten behoeve van het bouwen in de bouwperceelgrens, met dien verstande dat:

    1. dit vanuit stedebouwkundig oogpunt aanvaardbaar is of noodzakelijk is in verband met de voorgestane ruimtelijke kwaliteit;

    2. het bedrijf blijft voldoen aan het bepaalde in artikel 16.1, ten aanzien van parkeren;

    3. de omliggende percelen niet onaanvaardbaar in hun gebruik of waarden worden belemmerd.

 

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

 

  1. het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven' is het gebruik van de gronden buiten het hoofdgebouw als opslag- of bergplaats ten behoeve van de bouw van carnavalswagens niet toegestaan.

 

 

3.5 Ontheffing van de gebruiksregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

  1. lid 3.1, onder a tot en met c, voor een inrichting, bedrijf of bedrijfsactiviteit die niet vermeld staat in bijlage 1 ‘Staat van bedrijfsactiviteiten’ van de planregels of een activiteit die valt in een hogere of lichtere milieucategorie dan aangegeven in bijlage 1, maar die naar aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de in deze planregels direct toegelaten activiteiten, met dien verstande dat dit niet geldt voor de vestiging van detailhandelsbedrijven, zelfstandige kantoren, horecabedrijven, bedrijven welke vallen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer en risicovolle bedrijven als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

  2. artikel 12, onder b.2, voor het gebruik en/of (ver)bouwen van een bijgebouw bij een bestaande bedrijfswoning als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:

    1. maximaal 60 m² van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend;

    2. de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;

    3. de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;

    4. er geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering ontstaan in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven;

    5. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd.

 

 

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.6.1 Wro-zone – wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen met inachtneming van het bepaalde in artikel 16:

  1. binnen het aangegeven ‘wro-zone – wijzigingsgebied 1’ in de bestemming ‘Verkeer’ met dien verstande dat:

    1. maximaal 2 rijstroken worden gerealiseerd;
    2. nadere toetsing dient plaats te vinden in het kader van archeologie;

    3. voldaan moet worden aan de bepalingen uit de Wet geluidhinder;

    4. voldaan moet worden aan de bepalingen uit hoofdstuk 5 (luchtkwaliteitseisen) van de Wet milieubeheer;

    5. nadere toetsing plaatsvindt in het kader van externe veiligheid;

    6. door middel van een flora- en faunaonderzoek dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de natuurbeschermingswetgeving;

    7. door middel van een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;

    8. door middel van een onderzoek naar de waterhuishoudkundige consequenties dient te worden aangetoond dat het waterbelang voldoende is meegewogen. Dit onderzoek dient in overeenstemming met het waterschap tot stand te komen.

 

3.6.2 Wro-zone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen met inachtneming van het bepaalde in artikel 16:

  1. binnen het aangegeven ‘wro-zone – wijzigingsgebied 2’ in de bestemming ‘Groen’ met dien verstande dat:

    1. nadere toetsing dient plaats te vinden in het kader van archeologie;

    2. door middel van een onderzoek naar de waterhuishoudkundige consequenties dient te worden aangetoond dat het waterbelang voldoende is meegewogen. Dit onderzoek dient in overeenstemming met het waterschap tot stand te komen;

    3. tevens de aanduiding 'ecologische verbindingszone' toegekend kan worden.