Plan: Ginneken
Idn: NL.IMRO.0758.BP2009029001-0501
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk
Planregels
Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Ginneken.

Artikel 17 Wonen

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 7', een hotel;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'atelier', tevens een atelier;

  4. parkeren al dan niet in gebouwde vorm;

 

met daarbij behorend:

  1. groen;

  2. keermuren voor de waterbeheersing;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. water.

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Algemeen

  1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd;

  2. het aantal woningen mag niet worden vermeerderd;

  3. de aangegeven bouwgrenzen mogen slechts worden overschreden voor geringe uitbreidingen zoals erkers, entreepartijen en balkons met maximaal 1 meter over een breedte van maximaal de breedte van het hoofdgebouw minus 2 meter;

  4. indien de bestaande maatvoering van gebouwen hetgeen hiervoor is bepaald overschrijdt, geldt de bestaande maatvoering voor deze gebouwen als maximum;

  5. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn gestapelde woningen toegestaan;

  6. het bebouwingspercentage voor de verschillende woningtypen mag niet meer bedragen dan aangegeven in onderstaande tabel, tenzij ter plaatse met de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ een ander bebouwingspercentage is aangegeven;

 

vrijstaande woningen

40%, met een maximum van 400 m²

twee-aaneenwoningen en geschakelde woningen

50%, met een maximum van 200 m²

aaneengebouwde woningen

60%

patiowoningen

80%

gestapelde woningen

100%

 

 

  1. indien de bestaande maatvoering afwijkt van hetgeen hiervoor is bepaald overschrijdt, mag deze afwijkende maatvoering worden gehandhaafd.

 

17.2.2 Hoofdgebouwen

  1. de goot- en bouwhoogte mag maximaal respectievelijk 6 en 10 meter bedragen, tenzij op de verbeelding ter plaatse door middel van een aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)', 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' en/of 'maximale bouwhoogte (m) en bebouwingsprecentage (%)' anders is aangegeven;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a, mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding patio type 1, patio type 2 en patio type 3' de bouwhoogte voor de begane grond maximaal 4 meter en de maximale bouwhoogte inclusief de verdieping 10 meter bedragen;

  3. de oppervlakte van de bestaande verdieping ter plaatse van de:

      1. 'specifieke bouwaanduiding patio type 1' mag maximaal 50 m² bedragen;

      2. 'specifieke bouwaanduiding patio type 2' mag maximaal 130 m² bedragen;

      3. 'specifieke bouwaanduiding patio type 3' mag maximaal 110 m² bedragen.

  4. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen dient minimaal 2,5 meter te bedragen, met dien verstande dat:

    1. deze afstand slechts aan één zijde in acht dient te worden genomen;

    2. bij aaneengebouwde woningen en gestapelde woningen geen minimale afstand in acht dient te worden genomen;

    3. in afwijking hiervan voor vrijstaande woningen een afstand geldt van minimaal 3 meter;

    4. in het geval de bestaande afstanden tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen minder bedragen dan hiervoor is aangegeven, gelden deze afstanden als minimaal te handhaven afstanden tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen.

  5. het hoofdgebouw mag worden uitgebreid tot een diepte van maximaal 12 meter, met uitzondering van vrijstaande woningen waarbij de diepte maximaal 15 meter mag bedragen;

  6. in afwijking van het bepaalde onder e. mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-bouwdiepte' de totale bouwdiepte van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 14,5 meter.

 

17.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

  1. zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

  2. dienen op minimaal 1 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan te worden gebouwd, met uitzondering van carports en overkappingen en mogen zowel tegen de zijgevel als achtergevel worden gebouwd;

  3. de goot- en bouwhoogte mogen respectievelijk maximaal 3 en 6 meter bedragen;

  4. het hoofdgebouw mag aan de zijgevel worden uitgebreid met aan- en uitbouwen, waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-erfbebouwing’ aan- en uitbouwen slechts aan één zijde in de zijdelingse bouwperceelgrens mogen worden gebouwd, aan de andere zijde dienen aan- en uitbouwen minimaal 3 meter uit de zijdelingse bouwperceelgrens te worden gebouwd;

  5. het hoofdgebouw mag aan de achtergevel worden uitgebreid met aan- en uitbouwen, waarbij geldt dat:

    1. de totale bouwdiepte van het hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen niet meer bedraagt dan 12 meter;

    2. indien sprake is van een vrijstaande woning de totale bouwdiepte van het hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen niet meer bedraagt dan 15 meter;

    3. de goothoogte mag maximaal 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van de woning liggen;

    4. bijgebouwen mogen zowel aangebouwd als vrijstaand worden gebouwd met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen maximaal 60 m² bedraagt;

 

17.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. carports en overkappingen dienen achter de voorgevel of het verlengde daarvan te worden gebouwd;

  2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel(s) of het verlengde daarvan maximaal 1 meter mag bedragen, met uitzondering van hoekpercelen waar de hoogte maximaal 2 meter mag bedragen, mits deze erf- en terreinafscheidingen minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;

  3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 17.2.1 onder a, voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak op hoekpercelen, met dien verstande dat:

    1. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen op minimaal 1 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan worden gebouwd;

    2. het bepaalde in lid 17.2.1, 17.2.2 en 17.2.3 inacht moet worden genomen;

    3. de stedebouwkundige kwaliteit en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

    4. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens minimaal 3 meter bedraagt;

  2. Lid 17.2.1 onder f, voor verhoging van het maximum bebouwingspercentage voor vrijstaande woningen tot 50% met een maximum van 400 m² en voor twee-aaneenwoningen en geschakelde woningen tot 60%, met een maximum van 200 m2, met dien verstande dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    1. het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. de woonsituatie;

    3. de verkeersveiligheid;

    4. de sociale veiligheid; en

    5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

17.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 22:

  1. voor het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit met dien verstande dat:

    1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit tot een maximaal oppervlakte van 60 ;

    2. degene die de activiteiten uitvoert, tevens de bewoner van de woning dient te zijn;

    3. het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;

    4. de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in een woonomgeving;

    5. de activiteit niet-vergunningplichtig ingevolge de Wet milieubeheer mag zijn;

    6. detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikte functie en het uitsluitend betreft de verkoop van ter plaatse vervaardigde producten.

 

  1. voor het gebruik en/of (ver)bouwen van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:

    1. maximaal 60 m² van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend;

    2. de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;

    3. de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;

    4. er geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering ontstaan in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven;

    5. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd.