Plan: Digit Parc
Idn: NL.IMRO.0758.BP2009022001-0501
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk
Planregels
Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Digit Parc.

Artikel 10 Wonen

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ù1Wonenù2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

met daarbij behorend(e):

  1. tuinen en erven;

  2. parkeren;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. groen;

  5. water.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Algemeen

  1. de ten tijde van het van kracht worden van het plan bestaande bebouwing mag, met inachtneming van hetgeen in de volgende leden is gesteld, worden gehandhaafd, hersteld, veranderd, uitgebreid en vervangen;

  2. als de bestaande maatvoering afwijkt van hetgeen in de volgende leden is aangegeven, mag deze afwijkende maatvoering worden gehandhaafd;

  3. binnen deze bestemming mag het aantal woningen niet worden uitgebreid, tenzij in deze regels anders is bepaald;

  4. de bouwgrenzen mogen niet door bebouwing worden overschreden tenzij deze planregels het uitdrukkelijk toestaan en voor geringe uitbreidingen zoals erkers, entreepartijen en balkons met maximaal 1 meter diep over een breedte van maximaal de breedte van het hoofdgebouw minus 2 meter;

  5. het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan:

  6. voor vrijstaande woningen: 50%, met als maximum 400 m2;

  7. voor halfvrijstaande woningen en geschakelde woningen: 50%, met als maximum 250 m2;

  1. voor aaneengebouwde woningen: 60%, met als maximum 150 m2.

 

10.2.2 Hoofdgebouw

  1. uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ''bouwvlak;

  2. de goot- en bouwhoogte mag respectievelijk maximaal 6 en maximaal 10 meter bedragen;

  3. de diepte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 12 meter, met uitzondering van vrijstaande woningen waarvan de diepte van het hoofdgebouw maximaal 15 meter mag bedragen.

 

10.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

  1. uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ''bouwvlak'';

  2. de goot- en bouwhoogte mag respectievelijk maximaal 3 en maximaal 5,50 meter bedragen;

  3. de bijgebouwen mogen zowel aangebouwd als vrijstaand worden gebouwd met dien verstande dat deze de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m2 bedraagt;

  4. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen tegen de bouwperceelgrens worden gebouwd dan wel op een afstand van minimaal 1 meter.

 

10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. zowel toegestaan voor als achter de bouwgrenzen;

  2. de hoogte van pergola''s en carports mag maximaal 3 meter bedragen;

  3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de bouwgrenzen mag maximaal 2 meter bedragen;

  4. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vÿ3ÿ3r de bouwgrenzen mag maximaal 1 meter bedragen.

 

10.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van de gronden en gebouwen is het bepaalde in artikel 10 van toepassing. Als strijdig gebruik van gebouwen en gronden wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;

  2. het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit.

 

10.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 10.2.1, onder c, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ''Wro-zone - ontheffingsgebied'', voor de bouw van maximaal 1 vrijstaande woning per locatie, met dien verstande dat:

  1. de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw maximaal 6 meter respectievelijk 10 meter mag bedragen;

  2. de bouwdiepte van het hoofdgebouw maximaal 15 meter mag bedragen;

  3. voor het overige het bepaalde in lid 10.2 van overeenkomstige toepassing is;

 

10.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

  1. artikel 14 voor het gebruik van bijgebouwen bij een woning voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in een bijgebouw, met dien verstande dat:

    1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit tot een maximaal oppervlakte van 50 m2;

    2. degene die de activiteiten uitvoert, tevens de bewoner van de woning dient te zijn;

    3. het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting- en parkeersituatie ter plaatse;

    4. de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in een woonomgeving;

    5. de activiteit niet-vergunningplichtig ingevolgde de Wet milieubeheer mag zijn;

    6. detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikte functie en het uitsluitend betreft de verkoop van ter plaatse vervaardigde producten.

  2. artikel 14, voor het gebruik en/of (ver)bouwen van een bijgebouw bij een woning als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:

    1. maximaal 50 m2 van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend, tenzij een grotere oppervlakte aan bestaande bijgebouwen aanwezig is, in welk geval maximaal 80 m2 als afhankelijke woonruimte mag worden aangewend;

    2. de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;

    3. de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;

    4. er geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering ontstaan in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven;

    5. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beþbindigd.