Plan: Digit Parc
Idn: NL.IMRO.0758.BP2009022001-0501
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk
Planregels
Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Digit Parc.

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Agrarisch'' aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarisch grondgebruik.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

  1. uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ''bouwvlak'';

  2. de goothoogte mag maximaal 4,5 meter bedragen;

  3. de bouwhoogte mag maximaal 7 meter bedragen;

  4. per agrarisch bedrijf is ten hoogste þ9þ9n bedrijfswoning toegestaan met een maximale inhoud van 750 m3.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. ter plaatse van de aanduiding ''bouwvlak'' zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 meter mag bedragen en de hoogte van andere bouwwerken maximaal 3 meter;

  2. buiten de aanduiding ''bouwvlak'' zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten dienste van het agrarisch grondgebruik, daaronder begrepen terreinafscheidingen, tot een hoogte van maximaal 1,5 meter.

 

3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding ''wro-zone-wijzigingsgebied'' wijzigen in de bestemming ''Wonen'', met dien verstande dat:

  1. maximaal 3 vrijstaande woningen (inclusief de bestaande woning) mogen worden gebouwd dan wel aanwezig zijn;

  2. de goothoogte van het hoofdgebouw maximaal 6 meter mag bedragen;

  3. de bouwhoogte van het hoofdgebouw maximaal 10 meter mag bedragen;

  4. de bouwdiepte van het hoofdgebouw maximaal 15 meter mag bedragen;

  5. geen hoofdgebouwen mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ''geluidzone-weg'';

  6. voor het overige het bepaalde in artikel 10 van overeenkomstige toepassing is.

 

Artikel 4 Bedrijf

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Bedrijf'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. inrichtingen, bedrijven of bedrijfsactiviteiten, behorend tot milieucategorie 1 en 2 als aangegeven in de bijlage bij deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten;

  2. ter plaatse van de aanduiding ''nutsvoorziening'' uitsluitend nutsvoorzieningen;

met daarbij behorend(e):

  1. parkeren;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. groen;

  4. water.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

  1. de ten tijde van het van kracht worden van het plan bestaande bebouwing mag, met inachtneming van hetgeen in de volgende leden is gesteld, worden gehandhaafd, hersteld, veranderd, uitgebreid en vervangen;

  2. bedrijven welke vallen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer en risicovolle bedrijven als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen alsmede horeca- en detailhandelsbedrijven zijn niet toegestaan;

  3. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;

  4. als de bestaande maatvoering afwijkt van hetgeen in de volgende leden is aangegeven, mag deze afwijkende maatvoering worden gehandhaafd.

 

4.2.2 Bedrijfsgebouwen

  1. uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ''bouwvlak;

  2. afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 2,50 meter moet bedragen;

  3. de bouwhoogte mag maximaal 7 meter bedragen;

  4. het bebouwingspercentage: bebouwingspercentage:mag maximaal 70% bedragen.

 

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 meter bedragen.

 

4.3 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.1, onder a en artikel 14, voor de vestiging c.q. uitoefening van:

  1. een inrichting, bedrijf of bedrijfsactiviteit die niet is vermeld in de Staat van bedrijfsactiviteiten die naar aard en invloed op de omgeving gelijk is te stellen met de in deze planregels direct toegelaten activiteiten met dien verstande dat dit niet geldt voor de vestiging van detailhandelsbedrijven, zelfstandige kantoren, horecabedrijven, bedrijven welke vallen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer en risicovolle bedrijven als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

  2. een inrichting, bedrijf, of bedrijfsactiviteit, vermeld in een hogere milieucategorie als aangegeven in de Staat van bedrijfsactiviteiten, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de in lid 4.1 toegelaten categorieþbn.

 

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding ''Wro-zone-wijzigingsgebied'' wijzigen in de bestemming ''Wonen'', met dien verstande dat:

  1. per bouwperceel maximaal 1 vrijstaande woning mag worden gebouwd doch maximaal 3 binnen deze bestemming;

  2. gebouwd moet worden ter plaatse van de aanduiding ''bouwvlak'';

  3. de goothoogte van het hoofdgebouw maximaal 6 meter mag bedragen;

  4. de bouwhoogte van het hoofdgebouw maximaal 10 meter mag bedragen;

  5. de bouwdiepte van het hoofdgebouw maximaal 15 meter mag bedragen;

  6. voor het overige het bepaalde in artikel 10 van overeenkomstige toepassing is.

 

Artikel 5 Bedrijventerrein

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Bedrijventerrein'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. inrichtingen, bedrijven of bedrijfsactiviteiten op het gebied van ontwikkeling, ontwerp, vervaardiging, research, ICT, met bijzondere ontwerp-, development-, research-, automatiserings en robottiseringsprocessen, met een maximale milieucategorie 3, als aangegeven in de bij deze regels als bijlage opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten;

  2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ù1specifieke vorm van bedrijventerrein- Bù2 zijn een facilitypoint en zelfstandige kantoren zonder publieksaantrekkende werking c.q. baliefunctie toegestaan;

  3. verkeersvoorzieningen, zoals wegen, paden en parkeervoorzieningen;

  4. groen;

  5. water;

  6. nutsvoorzieningen;

met daarbij behorend(e):

  1. erven en terreinen;

  2. kunstobjecten en verlichting.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Algemeen

  1. gebouwen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ''bouwvlak'' tenzij deze regels het uitdrukkelijk anders toestaan;

  2. binnen deze bestemming zijn geen bedrijfswoningen toegestaan;

  3. bedrijven welke vallen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer en risicovolle bedrijven als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen zijn niet toegestaan;

  4. het maximale bedrijfsvloeroppervlak, niet zijnde de voorzieningen voor parkeren, ter plaatse van de aanduiding:

    1. ''specifieke vorm van bedrijventerrein-A'' bedraagt 41.000 m2;

    2. ''specifieke vorm van bedrijventerrein-B'' bedraagt 15.000 m2,

    • waarbij het maximale bedrijfsvloeroppervlak per gebouw of gebouwencomplex 1.500 m2 mag bedragen, alsmede;

  • 2.500 m2 uitsluitend ten dienste van een facilitypoint;

    1. ''specifieke vorm van bedrijventerrein-C'' bedraagt 11.500 m2;

    2. ''specifieke vorm van bedrijventerrein-D'' bedraagt 7.500 m2.

  1. ter plaatse van de aanduidingen ''specifieke vorm van bedrijventerrein- A, C en D'' dient het parkeren in gebouwde voorzieningen te worden gerealiseerd.

 

5.2.2 Bedrijfsgebouwen

  1. de bouwhoogte mag maximaal bedragen zoals ter plaatse van de aanduiding ''maximale bouwhoogte'' is aangegeven;

  2. de onderlinge afstand tussen gebouwen mag niet minder bedragen dan:

    1. 8 meter ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van bedrijventerrein-B'';

    2. 5 meter ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van bedrijventerrein-C'';

  3. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van bedrijventerrein-D'' mag maximaal þ9þ9n gebouw worden gebouwd of in meerdere gebouwen welke een onderlinge samenhang hebben;

  4. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen mag maximaal 4 meter bedragen;

  5. het gezamenlijk oppervlak van nutsvoorzieningen mag maximaal 200 m2 bedragen.

 

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 4 meter bedragen;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 8 meter bedragen.

 

5.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.2.1, sub d, voor aanpassing van het maximaal toegestane bedrijfsvloeroppervlak ter plaatse van de aanduidingen ''specifieke vorm van bedrijventerrein-A'', ''specifieke vorm van bedrijventerrein-C'' en ''specifieke vorm van bedrijventerrein-D'' met dien verstande dat:

  1. het totaal te realiseren bedrijfsvloeroppervlak binnen deze bestemming maximaal 75.000 mû2 blijft, met uitzondering van de 2.500 mû2 voor een facilitypoint;

  2. het groene karakter van het bedrijventerrein niet wordt aangetast.

 

5.4 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.1, onder a. en artikel 14, voor de vestiging c.q. uitoefening van:

  1. een inrichting, bedrijf of bedrijfsactiviteit die niet is vermeld in de Staat van bedrijfsactiviteiten die naar aard en invloed op de omgeving gelijk is te stellen met de in deze planregels direct toegelaten activiteiten met dien verstande dat dit niet geldt voor de vestiging van detailhandelsbedrijven, zelfstandige kantoren voor zover dit op grond van het voorgaande niet is toegelaten, horecabedrijven, motorbrandstofverkooppunten en bedrijven welke vallen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer of een risicovolle inrichting als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

  2. een inrichting, bedrijf, of bedrijfsactiviteit, vermeld in een hogere milieucategorie in de Staat van bedrijfsactiviteiten, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de in lid 5.1, onder a, toegelaten categorieþbn.

 

Artikel 6 Groen

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Groen'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groen, bermen, beplanting en plantsoenen;

  2. water;

met daaraan ondergeschikt:

  1. verhardingen;

  2. nutsvoorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Algemeen

De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. de hoogte van lichtmasten mag maximaal 5 meter bedragen;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde geluidwerende voorzieningen, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

Artikel 7 Maatschappelijk

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Maatschappelijk'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding ''verenigingsleven'' een scouting en een kynologenclub;

met daarbij behorend(e):

  1. een kantine;

  2. parkeren;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. groen;

  6. water.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Gebouwen

  1. de ten tijde van het van kracht worden van het plan bestaande bebouwing mag, met inachtneming van hetgeen in de volgende leden is gesteld, worden gehandhaafd, hersteld, veranderd, uitgebreid en vervangen;

  2. uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ''bouwvlak'';

  3. het bebouwingspercentage:mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ''maximum bebouwingspercentage'';

  4. de goot- en bouwhoogte mag respectievelijk maximaal 4 en 6 meter bedragen;

  5. het bedrijfsvloeroppervlak van een kantine mag per vestiging maximaal 100 m2 bedragen.

 

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;

  2. de hoogte van speelvoorzieningen, lichtarmaturen en andere noodzakelijke voorzieningen mag maximaal 6 meter bedragen;

  3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

Artikel 8 Verkeer

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Verkeer'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, straten en paden;

  2. parkeren;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. groen;

  5. water;

met de daarbij behorende:

  1. voorzieningen zoals kruisingen met water, bruggen, dammen en/of duikers.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Gebouwen

De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. de hoogte van lichtarmaturen en andere noodzakelijke voorzieningen mag maximaal 8 meter bedragen;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

Artikel 9 Water

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Water'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterhuishouding;

  2. waterberging;

  3. waterlopen en waterwegen;

  4. keermuren voor de waterbeheersing, voorzieningen zoals kruisingen met wegen en paden, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en/of dammen;

  5. groen.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Gebouwen

De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte maximaal 3 meter mag bedragen.

 

Artikel 10 Wonen

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ù1Wonenù2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

met daarbij behorend(e):

  1. tuinen en erven;

  2. parkeren;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. groen;

  5. water.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Algemeen

  1. de ten tijde van het van kracht worden van het plan bestaande bebouwing mag, met inachtneming van hetgeen in de volgende leden is gesteld, worden gehandhaafd, hersteld, veranderd, uitgebreid en vervangen;

  2. als de bestaande maatvoering afwijkt van hetgeen in de volgende leden is aangegeven, mag deze afwijkende maatvoering worden gehandhaafd;

  3. binnen deze bestemming mag het aantal woningen niet worden uitgebreid, tenzij in deze regels anders is bepaald;

  4. de bouwgrenzen mogen niet door bebouwing worden overschreden tenzij deze planregels het uitdrukkelijk toestaan en voor geringe uitbreidingen zoals erkers, entreepartijen en balkons met maximaal 1 meter diep over een breedte van maximaal de breedte van het hoofdgebouw minus 2 meter;

  5. het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan:

  6. voor vrijstaande woningen: 50%, met als maximum 400 m2;

  7. voor halfvrijstaande woningen en geschakelde woningen: 50%, met als maximum 250 m2;

  1. voor aaneengebouwde woningen: 60%, met als maximum 150 m2.

 

10.2.2 Hoofdgebouw

  1. uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ''bouwvlak;

  2. de goot- en bouwhoogte mag respectievelijk maximaal 6 en maximaal 10 meter bedragen;

  3. de diepte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 12 meter, met uitzondering van vrijstaande woningen waarvan de diepte van het hoofdgebouw maximaal 15 meter mag bedragen.

 

10.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

  1. uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ''bouwvlak'';

  2. de goot- en bouwhoogte mag respectievelijk maximaal 3 en maximaal 5,50 meter bedragen;

  3. de bijgebouwen mogen zowel aangebouwd als vrijstaand worden gebouwd met dien verstande dat deze de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m2 bedraagt;

  4. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen tegen de bouwperceelgrens worden gebouwd dan wel op een afstand van minimaal 1 meter.

 

10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. zowel toegestaan voor als achter de bouwgrenzen;

  2. de hoogte van pergola''s en carports mag maximaal 3 meter bedragen;

  3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de bouwgrenzen mag maximaal 2 meter bedragen;

  4. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vÿ3ÿ3r de bouwgrenzen mag maximaal 1 meter bedragen.

 

10.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van de gronden en gebouwen is het bepaalde in artikel 10 van toepassing. Als strijdig gebruik van gebouwen en gronden wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;

  2. het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit.

 

10.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 10.2.1, onder c, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ''Wro-zone - ontheffingsgebied'', voor de bouw van maximaal 1 vrijstaande woning per locatie, met dien verstande dat:

  1. de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw maximaal 6 meter respectievelijk 10 meter mag bedragen;

  2. de bouwdiepte van het hoofdgebouw maximaal 15 meter mag bedragen;

  3. voor het overige het bepaalde in lid 10.2 van overeenkomstige toepassing is;

 

10.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

  1. artikel 14 voor het gebruik van bijgebouwen bij een woning voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in een bijgebouw, met dien verstande dat:

    1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit tot een maximaal oppervlakte van 50 m2;

    2. degene die de activiteiten uitvoert, tevens de bewoner van de woning dient te zijn;

    3. het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting- en parkeersituatie ter plaatse;

    4. de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in een woonomgeving;

    5. de activiteit niet-vergunningplichtig ingevolgde de Wet milieubeheer mag zijn;

    6. detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikte functie en het uitsluitend betreft de verkoop van ter plaatse vervaardigde producten.

  2. artikel 14, voor het gebruik en/of (ver)bouwen van een bijgebouw bij een woning als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:

    1. maximaal 50 m2 van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend, tenzij een grotere oppervlakte aan bestaande bijgebouwen aanwezig is, in welk geval maximaal 80 m2 als afhankelijke woonruimte mag worden aangewend;

    2. de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;

    3. de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;

    4. er geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering ontstaan in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven;

    5. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beþbindigd.

 

Artikel 11 Leiding - Gas

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Leiding - Gas'' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een gasleiding.

 

11.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming gericht op het aanleg, beheer en bescherming van deze leidingen, met dien verstande dat gebouwen geen grotere hoogte mogen hebben dan 4 meter en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals terreinafscheidingen geen grotere hoogte dan 2 meter mogen hebben.

 

11.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 11.2 voor het toestaan van de in de andere bestemmingen genoemde bouwwerken mits vooraf positief advies wordt afgegeven door de betreffende leidingbeheerder.

 

11.4 Aanlegvergunning

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

    1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

    2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;

    3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;

    4. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en
      overige waterpartijen;

    5. andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;

    6. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;

    7. het aanleggen van andere ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.

  2. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

    1. het normale onderhoud betreffen;

    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. De in onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting van de belangen van de leiding- en/of energievoorzieningbeheerder ontstaat of kan ontstaan.

 

Artikel 12 Waarde - Archeologie

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Waarde - Archeologie'' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

 

12.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan

uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming ù1Waarde - Archeologieù2, met uitzondering van:

  1. gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en ook de situering gelijk blijft en waarbij bijbehorende grondwerkzaamheden niet dieper gaan dan 0,50 meter ten opzichte van het bestaand maaiveld;

  2. de bouw of uitbreiding van bouwwerken tot een oppervlakte van maximaal 100 mû2.

 

12.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 12.2 indien op basis van een ingesteld archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn, dan wel dat er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarde veilig te stellen, zoals het aanbrengen van een beschermingslaag, het opgraven van de archeologische artefacten, het documenteren van de archeologische waarde of anders met het bevoegd gezag overeengekomen maatregelen.

 

12.4 Aanlegvergunning

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren mits deze een oppervlakte betreffen van meer dan 100 mû2:

    1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

    2. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;

    3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen mits dieper dan 0,50 meter wordt ontgraven;

    4. het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

    5. het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen;

    6. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en
      overige waterpartijen;

    7. andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;

    8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.

  2. Aan een vergunning als onder lid a. bedoeld, kunnen voorwaarden worden verbonden indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden.

  3. Geen aanlegvergunning is vereist indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en geen archeologische waarden worden aangetast.