Plan: Tuinzigt-Westerpark
Idn: NL.IMRO.0758.BP2009014001-0501
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk
Planregels
Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Tuinzigt-Westerpark.

Artikel 9 Kantoor

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kantoren;

 

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. parkeren;

  4. verkeer;

  5. water.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Gebouwen

  1. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ mogen gebouwen worden gebouwd c.q. aanwezig zijn.

  2. In afwijking van het bepaalde onder a. mogen uitsluitend gebouwen van ondergeschikte aard, zoals een fietsenberging en dergelijke, buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 20 m2 per bouwperceel en een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

  3. De hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte, tenzij ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ anders is aangeduid.

  4. Ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ en 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan is aangeduid.

 

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter mag bedragen.

  2. De hoogte van lichtmasten mag maximaal 6 meter bedragen.

  3. De hoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.

  4. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

9.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Kantoor' wijzigen in de bestemming 'Gemengd', waarop artikel 6 overeenkomstig van toepassing is, met dien verstande dat:

  1. detailhandel, (additionele) horeca-bedrijven en wonen ter plaatse niet zijn toegestaan;

  2. de toegestane functies op de begane grond en op de verdiepingen zijn toegestaan;

  3. het bebouwingspercentage maximaal 40% mag bedragen;

  4. de stedenbouwkundige kwaliteit en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast, zoals op het gebied van privacy, bezonning, uitzicht en dergelijke;

  5. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 3 meter bedraagt.