het bestemmingsplan ‘36 Zorgwoningen Rutger van Herpenstraat’ van de gemeente Boekel.
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0755.BPWDonkRvHerpenstr-VA01.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
de grens van een bestemmingsvlak.
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
de grens van een bouwvlak.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
de grens van een bouwperceel.
elke constructie van enige omvang, van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals verkeerstekens, wegbebakening, bewegwijzering, verlichting, halteaanduiding, parkeerregulerende constructies, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaards, afvalcontainers, zitbanken, plantenbakken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, telefooncellen en abri’s.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van scheidingsmuren.
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de
hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van
het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien
van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters,
kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en
kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing
gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q.
bestemmingsgrenzen niet meer dan
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wegen, voet- en fietspaden, met bermen;
b parkeervoorzieningen;
c groenvoorzieningen;
d straatmeubilair;
e waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden gelden de volgende bepalingen voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a
De bouwhoogte van palen,
toegangspoorten, lichtmasten, verkeers- en
verwijsborden voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet
meer dan
b
De bouwhoogte van kunstobjecten
mag niet meer dan
c
De bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a zorgwoningen en daarbij behorende voorzieningen binnen het bestemmingsvlak;
b terreininrichting in de vorm van groenvoorziening, verharding, paden, straatmeubilair en waterhuishoudkundige voorzieningen binnen en buiten het bouwvlak.
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
a maximaal 36 zorgwoningen;
b gemeenschappelijke ruimtes;
c gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de hoofdfunctie, waaronder onder andere een fietsenberging en opslag.
De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven met de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’.
Het maximale bebouwingspercentage van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan is aangegeven met de aanduiding ‘maximale bebouwingspercentage’.
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer bedragen dan
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
a Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met het in dit plan, behoudens het in lid c bepaalde.
b Tot het verboden gebruik als bedoeld in lid a wordt in ieder geval gerekend het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken als seksinrichting, escortbedrijf en sekswinkel.
c Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde onder lid a indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Waar in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de wettelijke regelingen, zoals die luidden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.
a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b Eenmalig kan ontheffing worden verleend van lid 8.1.a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
c Lid 8.1.a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 8.2.a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c Indien het gebruik, bedoeld in lid 8.2.a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d Lid 8.2.a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
‘Regels van het bestemmingsplan 36 Zorgwoningen Rutger van Herpenstraat’.
Rosmalen, mei 2010 Vastgesteld: 20 mei 2010