Regels
Inhoud Regels
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan ‘De Driedaagse’ van de
gemeente Boekel.
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat
in het GML-bestand NL.IMRO.0755.BPHDeDriedaagse-VS02 met de bijbehorende regels
en bijlagen.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee
gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien
van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
een met een hoofdgebouw verbonden ruimte die in
directe verbinding staat met het hoofdgebouw zoals een serre, bijkeuken of
garage.
een beroep, dat in een woning of bijgebouw(en)
van een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in
overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling
heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen
gebouwen zijnde.
bedrijfswoning
Bebouwing, zoals die aanwezig is op het tijdstip
van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, of bebouwing die rechtens mag
worden gebouwd op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning.
Het gebruik van grond en opstallen, zoals dat bestaat
op het tijdstip dat het plan of betreffende planonderdeel rechtskracht heeft
verkregen.
de grens van een bestemmingsvlak.
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde
bestemming.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede
het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een
standplaats.
de grens van een bouwvlak.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge
de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden
zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen
gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout,
steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de
grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en
bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen
hoofdgebouw.
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw, 1
meter gelegen achter de denkbeeldige lijn in het verlengde van de lijn van het
bouwvlak waar de voorgevel van het hoofdgebouw aan ligt, voor zover deze
gronden gelegen zijn buiten het bouwvlak van het hoofdgebouw.
de natuurlijke persoon, groep van personen of
rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was,
prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt
uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn
aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als
belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
het in een woning of bijgebouw(en) bij een woning
door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor
geen vergunningplicht op grond van het
Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning
zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
het bieden van zorg aan eenieder die
hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige
basis en buiten organisatorisch verband.
a.
voor gebouwen binnen 5 m afstand van een weg: de hoogte
van de kruin van die weg;
b.
in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen
zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten
van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
een seksinrichting met één of meer ramen van
waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te
vestigen.
ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de
belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.
een voor het publiek toegankelijke besloten
ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was
seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische
aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in ieder geval
verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een
(raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie
met elkaar.
het door handelingen, houding, woord, gebaar of
op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aan en/of
uitlokken.
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is
gelegen alsmede het verlengde daarvan.
de grens van het bouwvlak die gericht is naar de
weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard,
functie, constructie of ''uitstraling'' als belangrijkste gevel kan worden
aangemerkt.
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor
de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Bij
de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
afstanden
tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelgrenzen
worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
vanaf
het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen
gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen.
tussen
(de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de
scheidsmuren.
vanaf
het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of
een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
tussen
de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
tussen
de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van
het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen,
gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten,
luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits
de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
De
voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
de vestiging en/of
uitoefening van bedrijven genoemd in de
bijlage (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën 1 en 2 , met uitzondering van:
1. geluidzoneringsplichtige
inrichtingen;
2. risicovolle inrichtingen;
b.
uitsluitend bedrijfswoningen
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ op de verbeelding;
c.
productiegebonden
detailhandel;
d.
kantoren als ondergeschikte
functie;
e.
opslag en uitstalling achter
de voorgevellijn;
f.
tuinen, erven en terreinen;
g.
parkeervoorzieningen;
h.
groenvoorzieningen;
i.
nutsvoorzieningen;
j.
water en
waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2.1 Algemeen
a.
De oppervlakte van een
bouwperceel mag niet minder bedragen dan 1.000 m² en niet meer bedragen dan
5.000 m².
b.
Per bouwperceel is slechts
één bedrijf toegestaan
c.
Bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend
worden gerealiseerd, indien tevens een bedrijfswoning wordt gebouwd.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor
het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.
De afstand van het
bedrijfsgebouw tot de erfgrenzen dient minimaal 5 m. te bedragen.
b.
De afstand tussen
bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen dient minimaal 5 m. te bedragen.
c.
De bouwhoogte van
bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m.
3.2.3 Bedrijfswoningen
Voor
het bouwen van bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’,
gelden de volgende bepalingen:
a.
Per bedrijf is maximaal één
vrijstaande bedrijfswoning toegestaan.
b.
De afstand van
bedrijfswoningen tot de perceelgrenzen bedraagt minimaal 5 m.
c.
De inhoud van de
bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 650 m3.
d.
De goothoogte van de
bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 7 m.
e.
De bouwhoogte van de
bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m.
3.2.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij
bedrijfswoningen
Bij een bedrijfswoning mogen
aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de
volgende voorwaarden:
a.
Aan- en uitbouwen en
bijgebouwen dienen achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden
gebouwd op een afstand van tenminste 3 meter.
b.
De maximale gezamenlijke
oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen
dan 60 m².
c.
De goothoogte mag niet meer
bedragen dan 3 m.
d.
De (bouw)hoogte mag niet
meer bedragen dan 5 m.
e.
Voor de voorgevellijn mogen
uitsluitend uitbouwen in de vorm van een erker of luifel worden gebouwd,
waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1
De diepte gemeten vanuit de
voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
2
De afstand tot de openbare
weg mag niet minder bedragen dan 3 m.
3
De goothoogte mag niet meer
bedragen dan 3 m.
4
De bouwhoogte mag niet meer
bedragen dan 3 m.
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
gelden de volgende bepalin- gen:
a.
Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b.
De (bouw)hoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
c.
De (bouw)hoogte van antennes en reclamemasten
mag niet meer bedragen dan 15 m.
d.
De (bouw)hoogte van
lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
a.
De (bouw)hoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan bedragen 4 m.
b.
Carports mogen worden
gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
1
De carports mogen
uitsluitend op een afstand van 1 m achter (het verlengde) van de voorgevel van
de woning worden gebouwd.
2
De bouwhoogte mag niet meer
bedragen dan 3 m.
3
De oppervlakte mag niet meer
bedragen dan 20 m².
3.3.1 Gebruik
bedrijfsgebouwen uitsluitend in combinatie met bedrijfswoning
Het in gebruik nemen en houden van
bedrijfsgebouwen is uitsluitend toegestaan indien tevens een bedrijfswoning is
gebouwd en de bedrijfswoning ook als zodanig in gebruik wordt gehouden.
3.3.2 Strijdig gebruik
Onder een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken
wordt in ieder geval verstaan:
a.
het gebruik van
bedrijfsgebouwen voor bewoning;
b.
het opslaan, storten of
bergen van materialen, producten en mest, behoudens voorzover zulks
noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
c.
de uitoefening van
detailhandel, behoudens het in lid 4.1 bepaalde;
d.
de uitoefening of vestiging
van een sexinrichting;
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in lid 4.1 voor het toestaan van bedrijvigheid die niet voorkomt in de bijlage (Staat van
bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën 1 en 2”, met dien verstande, dat de bedrijvigheid naar aard en
invloed op de omgeving gelijk te stellen is met milieucategorie 2.
De
voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
groenvoorzieningen;
b.
bermen en beplantingen;
c.
speelvoorzieningen;
d.
water en
waterhuishoudkundige voorzieningen;
e.
onverharde wegen en paden;
f.
nutsvoorzieningen.
4.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden
gebouwd.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen
geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met uitzondering van erf-
en terreinafscheidingen waarbij de (bouw)hoogte niet meer mag bedragen dan 1 m.
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a.
voorzieningen voor verkeer
en verblijf;
b.
groenvoorzieningen;
c.
speelvoorzieningen;
d.
nutsvoorzieningen;
e.
water en
waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
gelden de volgende bepalingen:
a.
De (bouw)hoogte van palen,
masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag
niet meer bedragen dan 10 m.
b.
De (bouw)hoogte van
kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 10 m.
c.
De (bouw)hoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a.
water en
waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging,
-aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
b.
groenvoorzieningen;
c.
voorzieningen voor verkeer
en verblijf.
6.2.1
Gebouwen
Op deze gronden mogen geen gebouwen worden
gebouwd.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
De
voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
wonen;
b.
aan-huis-verbonden beroepen;
c.
lichte bedrijvigheid, zoals
opgenomen in genoemd in de
bijlage (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën 1 en 2;
d.
tuinen, erven en
verhardingen;
e.
water en
waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende
bepalingen:
a.
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend
binnen het bouwvlak worden gebouwd.
b.
De voorgevel moet worden
gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 3 m
daarachter.
c.
De goothoogte mag niet meer
bedragen dan 7 m.
d.
De bouwhoogte mag niet meer
bedragen dan is 10m.
e.
De inhoud van de woning mag
niet meer bedragen dan 600 m3.
7.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen
gelden de volgende bepalingen:
a.
Aan- en uitbouwen en
bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd. De
maximale gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet
meer bedragen dan 100 m².
b.
De goothoogte mag niet meer
bedragen dan 3,5 m.
c.
De (nok)hoogte mag niet meer
bedragen dan 6 m.
d.
De dakhelling dient minimaal
12 graden en maximaal 45 graden te bedragen.
e.
Aan- en uitbouwen en
bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn
van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
f.
Voor de voorgevelrooilijn
mogen uitsluitend uitbouwen in de vorm van een erker of luifel worden gebouwd,
waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1
De diepte gemeten vanuit de
voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
2
De afstand tot de openbare
weg mag niet minder bedragen dan 3 m.
3
De goothoogte mag niet meer
bedragen dan 3 m.
4
De bouwhoogte mag niet meer
bedragen dan 3 m.
5
De breedte mag niet meer
bedragen dan de helft van de voorgevel.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a.
Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b.
Carports mogen worden
gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
1
De carports mogen
uitsluitend op een afstand van 1 m achter (het verlengde) van de voorgevel van
de woning worden gebouwd.
2
De bouwhoogte mag niet meer
bedragen dan 3 m.
3
De oppervlakte mag niet meer
bedragen dan 20 m².
c.
De bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de
bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel
niet meer mag bedragen dan 1 m.
d.
De bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
7.3.1 Aan-huis-verbonden
beroepen en lichte bedrijvigheid
a.
Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de
normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de
parkeerbehoefte veroorzaken.
b.
Detailhandel is niet toegestaan.
c.
De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te
zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in genoemd in de bijlage (Staat van
bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën 1 en 2.
d.
De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
7.3.2 Strijdig gebruik
Onder een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken
wordt in ieder geval verstaan:
a.
het gebruik van vrijstaande
bijgebouwen voor bewoning;
b.
de uitoefening van
detailhandel;
c.
de uitoefening of vestiging
van een sexinrichting;
7.4.1 Staat van
Bedrijfsactiviteiten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen
voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.3.1 voor het toestaan van lichte
bedrijvigheid die niet voorkomt in de bijlage
(Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën 1 en 2, met dien verstande, dat de
bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de
toegelaten milieucategorieën 1 en 2.
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.3.2 en
toestaan dat een vrijstaand of inpandig bijgebouw gebruikt wordt als
afhankelijke woonruimte waarbij de volgende voorwaarden gelden:
a.
Een dergelijke bewoning dient noodzakelijk te zijn
vanuit een oogpunt van mantelzorg.
b.
Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden
van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische)
bedrijven. Ter plaatse van de afhankelijke woonruimte moet in ieder geval een
aanvaardbaar woon en leefklimaat gegarandeerd kunnen worden.
c.
Het vloeroppervlak
van de afhankelijke woonruimte mag niet meer bedragen dan 80 m2 en dient
geheel gelijkvloers en op de begane grond te liggen;
d.
De zorgbehoevende(n) wonen in de afhankelijke
woonruimte. De verlener van de mantelzorg is de hoofdbewoner van de feitelijke
woning;
e.
Voorafgaand aan de verlening van de
omgevingsvergunning wordt tussen de gemeente, de zorgverlener(s) én de
zorgbehoevende(n) een mantelzorgovereenkomst gesloten;
Het bevoegd gezag trekt de
omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning
bestaande noodzaak vanuit oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Grond
die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Balkons mogen voor de
voorgevelrooilijn worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende
voorwaarden:
a.
De diepte gemeten vanuit de
voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
b.
De afstand tot de openbare
weg mag niet minder bedragen dan 3 m.
c.
De breedte mag niet meer dan
bedragen de helft van de voorgevel.
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
a.
Bij het bouwen,
uitbreiden of wijzigen van gebruiksfuncties (ook in bestaande gebouwen) dienen
voldoende parkeerplaatsen overeenkomstig de in de publicatie “Kencijfers parkeren
en verkeersgeneratie (CROW, publicatie 317, oktober 2012)” opgenomen normen binnen
het plangebied op of onder het gebouw dan wel op het bij het gebouw behorende
perceel aanwezig te zijn of te worden gerealiseerd en in stand te worden
gehouden.
b.
Als de onder a
genoemde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening
gehouden.
11. 2 Afmetingen parkeerruimte
De in het artikel
11.1 bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die
zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn
voldaan:
1 indien
de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5,00 m en ten
hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen;
2
indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte
- voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten
minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen.
c.
Indien de
bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan
ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in
voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder
het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
Afwijken parkeereis
Het bevoegd gezag
kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het artikel
11.1 en 11.2:
1
indien het
voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende
bezwaren stuit; of
2 voor
zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of
losruimte wordt voorzien.
a.
Een bouwwerk dat op het
tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering
is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het
bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang
niet wordt vergroot,
1 gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
2 na
het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt
gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b.
Het bevoegd gezag kan
eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen
voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met
maximaal 10 %.
c.
Het bepaalde onder a is niet
van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd
met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat
plan.
a.
Het gebruik van grond en
bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b.
Het is verboden het met het bestemmingsplan
strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een
ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking
naar aard en omvang wordt verkleind.
c.
Indien het gebruik, bedoeld
onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een
jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te
laten hervatten.
d.
Het bepaalde onder a is niet
van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende
bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze
regels worden aangehaald als:
‘Regels
van het bestemmingsplan Driedaagse' van de gemeente Boekel
Verbeelding