Bestemmingsplan

De Run, Boekel
Gemeente Boekel

Imro-code: NL.IMRO.0755.BPHBOEKDeRunBoekel–VA01


Planstatus: Vastgesteld
Vaststellingsdatum: 14 december 2017



Regels

deel uitmakende van het bestemmingsplan

Inhoudsopgave

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze van meten

2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen (G)
Artikel 4 Verkeer (V)
Artikel 5 Wonen (W)

3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene bouwregels
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Artikel 10 Overige regels

4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel



1 Inleidende regels


Artikel 1: Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

plan:
het bestemmingsplan ’De Run, Boekel’ van de gemeente Boekel

bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0755.BPHBOEKDeRunBoekel–VA01 met de bijbehorende regels en bijlage.

aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

aaneengebouwd:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de bouwperceelgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse bouwperceelgrens hoeft te worden gebouwd.

aan- en uitbouw:
een met een hoofdgebouw verbonden ruimte die in directe verbinding staat met het hoofdgebouw zoals een serre, bijkeuken of garage.

aan-huis-verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest

artist in residence:
een kunstenaar die tijdelijk een woon- en werkplek betrekt los van zijn/haar bekende omgeving.

bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.

bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.

bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, en bankfilialen.

ecowoning:
woning die grotendeels bestaat uit (natuurlijke) bouwmaterialen zoals hout, stro, leem en andere natuurlijk gevormde grondstoffen en materialen en herbruikte bouwmaterialen, zoveel mogelijk zelf energie produceren en water zuiveren, geen fossiele brandstoffen verbruiken en zoveel mogelijk onafhankelijk van nutsaansluitingen en riolering functioneren en bedoeld zijn voor de huisvesting van één huishouden en door zelfbouw door bewoners gerealiseerd kunnen worden.

erf:
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw, 1 meter gelegen achter de denkbeeldige lijn in het verlengde van de lijn van het bouwvlak waar de voorgevel van het hoofdgebouw aan ligt, voor zover deze gronden gelegen zijn buiten het bouwvlak van het hoofdgebouw.

escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, daarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

peil::
a. voor gebouwen binnen 5 m afstand van een weg: de hoogte van de kruin van die weg;
b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

raamprostitutie:
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.

seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

stedenbouwkundig beeld:
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa’s bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).

straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aan en/of uitlokken.

twee-aaneen:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan één zijde in de zijdelingse perceelgrens zijn gebouwd en aan de andere zijde niet, met dien verstande dat de eindwoning vrijstaand mag worden gebouwd.

voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.

voorgevelrooilijn:
de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

voorgevel:
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of ’’uitstraling’’ als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

vrijstaand:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet in de perceelgrens zijn gebouwd.

woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.


Artikel 2: Wijze van meten

2.1 Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

afstanden:
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.



2 Bestemmingsregels


Artikel 3: Groen (G)

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor ’Groen’ (G) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;
  2. paden voor langzaam verkeer;
  3. bermen en beplantingen;
  4. speelvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  7. nutsvoorzieningen


3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Op deze gronden mogen alleen gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
    1. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m²;
    2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.


Artikel 4 Verkeer (V)

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor ’Verkeer’ (V) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  2. groenvoorzieningen;
  3. speelvoorzieningen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. nutsvoorzieningen.


4.2 Bouwregels

4.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen alleen gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:

  1. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m².
  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De hoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 20 m.
  2. De hoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 20 m.
  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.


Artikel 5 Wonen (W)

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ’Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;
  2. tuinen, erven en verhardingen;
  3. aan-huis-verbonden beroepen;
  4. lichte bedrijvigheid, genoemd in de bijlage (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën 1 en 2;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  8. nutsvoorzieningen;
  9. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ’specifieke vorm van wonen – ecowoningen’: ecowoningen en bij ecowoningen behorende gebouwen, functies en voorzieningen zoals:
    - een gemeenschapsgebouw, ruimte voor een artist in recidence, multifunctionele gebouwen ten behoeve van maatschappelijke en culturele voorzieningen en gebouwd volgens dezelfde ecologische uitgangspunten als de ecowoningen,
    - een windmolen,
    - voorzieningen ten behoeve van de kweek en bereiding van voedsel in de vorm van een polydome,
    - ecologische waterzuiveringsvoorzieningen zoals een helofytenfilter-systeem
    - de verkoop van eigen gemaakte producten en ondersteunende horeca;
  10. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ’specifieke vorm van recreatie -boomhutten’: verblijfsrecreatie in de vorm van een boomhuttenhotel.
  11. parkeerplaatsen.


5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Ter plaatse van de aanduiding:
    1. ’aaneengebouwd’
    2. ’gestapeld’
    3. ’twee-aaneen’
    4. ’vrijstaand’;
      mogen uitsluitend het aangeduide type woningen worden gebouwd.
  2. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  3. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 3 m daarachter.
  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ’maximum goothoogte (m)’.
  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ’maximum bouwhoogte (m)’.
  6. De diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 15 m.
  7. De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen ter plaatse van de aanduiding:
    1. ’aaneengebouwd’ mag voor wat betreft de eindwoningen aan één zijde niet minder dan 1,5 m bedragen;
    2. ’gestapeld’ mag aan niet minder dan 5 m bedragen;
    3. ’twee-aaneen’ mag aan één zijde niet minder dan 2,5 m bedragen;
    4. ’vrijstaand’ mag aan beide zijden niet minder dan 3 m bedragen.
  8. Ter plaatse van de functieaanduiding ’specifieke vorm van wonen-ecowoningen mogen gelden de volgende bepalingen
    1. voor ecowoningen:
      i.. het aantal ecowoningen mag maximaal 30 zijn;
      ii. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
      iii de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m;
      iv de gemiddelde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75 m² per ecowoning.
    2. voor de bij ecowoningen behorende gebouwen en voorzieningen:
      i.. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
      ii. de diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 20 m;
      iii de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 600 m².

5.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  3. voor de voorgevelrooilijn mogen uitsluitend uitbouwen in de vorm van een erker of luifel worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
    2. de afstand tot de openbare ruimte mag niet minder bedragen dan 3 m;
    3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    5. de breedte mag niet meer bedragen dan de helft van de voorgevel;
  4. het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 60 m²;
  5. voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m² mag de onder d geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m²;
  6. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  7. met betrekking tot de bouwhoogte geldt het volgende:
    1. van bijgebouwen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 5 m, behoudens het hierna onder 2 en 3 bepaalde;
    2. indien het bijgebouw wordt gebouwd in de zijdelingse perceelgrens mag de bouwhoogte in de perceelgrens niet meer bedragen dan 3 m en van daaraf in gelijke mate met de afstand tot de zijdelingse perceelgrens toenemen tot niet meer dan 5 m, behoudens het hierna onder 3 bepaalde;
    3. indien een bijgebouw aan weerszijden van de zijdelingse perceelgrens aaneengesloten wordt gebouwd, mag de hoogte niet meer bedragen dan 5 m.
  8. Ter plaatse van de functieaanduiding ’specifieke vorm van wonen-ecowoning’ moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    2. de oppervlakte per ecowoning mag niet meer bedragen dan 25 m².

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. carports mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:
    1. de carports mogen uitsluitend op een afstand van 1 m achter (het verlengde) van de voorgevel van de woning worden gebouwd;
    2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
    3. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m²;
  3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m, met uitzondering van een windmolen ter plaatse van de aanduiding ’specifieke vorm van wonen – ecowoningen’ waarvan de hoogte maximaal 12 m mag bedragen.

5.2.4 Specifieke vorm van recreatie-boomhutten

Ter plaatse van de functieaanduiding ’specifieke vorm van recreatie-boomhutten’ mogen boomhutten worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  2. Een boomhut mag niet uit meer dan één verdieping bestaan;
  3. De maximale oppervlakte per boomhut mag niet meer bedragen dan 40 m²;
  4. De afstand tussen de boomhutten dient minimaal 6 m te bedragen.


5.3 Specifieke gebruiksregels:

  1. Binnen de bestemming ’Wonen’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en lichte bedrijvigheid toegestaan als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m²;
    2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
    3. detailhandel is niet toegestaan;
    4. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
    5. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  2. Binnen de bestemming ’Wonen’ is het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als afhankelijke woonruimte niet toegestaan
  3. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ’specifieke vorm van wonen – ecowoningen’ is de verkoop van eigen gemaakte producten toegestaan als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepaling van toepassing is:
    1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 20 m²
  4. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ’specifieke vorm van wonen – ecowoningen’ is ondersteunende horeca toegestaan als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepaling van toepassing is:
    1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 20 m².
  5. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ’specifieke vorm van wonen – ecowoningen’ is het gebruik van een ruimte voor een artist in residence toegestaan, waarbij de volgende bepaling van toepassing is:
    1. een kunstenaar mag maximaal 4 maanden aaneensluitend verblijven.
  6. Uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ’specifieke vorm van recreatie –boomhutten’ is verblijfsrecreatie in de vorm van een boomhuttenhotel toegestaan, waarbij de volgende bepaling van toepassing is:
    1. permanente bewoning is niet toegestaan.


5.4 Afwijking van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in de bestemmingsomschrijving voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage), met dien verstande, dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorieën 1 en 2.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om voor het gebied op de plankaart aangeduid met ’wetgevingszone-wijzigingsgebied’ de functieaanduiding ’specifieke vorm van wonen-ecowoningen’ op te heffen waarbij de volgende voorwaarden gelden: Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om voor het gebied op de plankaart aangeduid met ’wetgevingszone-wijzigingsgebied’ de functieaanduiding ’specifieke vorm van wonen-ecowoningen’ op te heffen waarbij de volgende voorwaarden gelden:
  1. Binnen het bouwvlak mogen woningen worden gebouwd in de typologie ’vrijstaand’, ’twee-aaneen’ en ’aaneengebouwd’
  2. De woningen dienen inpasbaar te zijn vanuit verkeerskundig en stedenbouwkundig ruimtelijk oogpunt.
  3. De woningbouw mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  4. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;
  5. De woningbouw dient te passen binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid.




3 Algemen regels


Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.


Artikel 7 Algemene bouwregels

Balkons mogen voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
  2. De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 3 m.
  3. De breedte mag niet meer bedragen dan de helft van de voorgevel.


Artikel 8 Algemene gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. Het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  2. Het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte.


Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Afwijkingsregels voor alle bestemmingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen aan het afwijken van:

  1. de bestemmingsregels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  2. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:
    1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
    2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.


Artikel 10 Overige regels

10.1 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen

  1. Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer.
  2. Berekening van het aantal parkeerplaatsen vindt plaats conform de publicatie van CROW ’Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie’(meest actuele versie).
    1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen;
    2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen.
  3. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
    1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.


10.2 Waterberging en –infiltratie

  1. Schoon hemelwater, afkomstig van de daken en verhardingen op de percelen dient op eigen terrein te worden geborgen en/of geïnfiltreerd, overeenkomstig de beleidsregels in het Waterbeheerplan van het Waterschap Aa en Maas 2010-2015, vastgesteld door het Algemeen Bestuur d.d. 13 november 2009.
  2. Als de onder a genoemde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.




4 Overgangs- en slotregels


Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.


11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.


Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

’Regels van het bestemmingsplan De Run, Boekel’.

Versie ten behoeve van publicatie op www.ruimtelijkeplannen.nl

Gemaakt op 15 januari 2018 door CADeR