Artikel 2 Wijze van meten c.q. berekenen
Artikel 9 Agrarisch gebied (A)
Artikel 10 Agrarische bedrijfsdoeleinden (AB)
Artikel 24a Waarde – Archeologie (dubbelbestemming)
hoofdstuk 3 OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 25 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 26 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
Artikel 27 Algemene vrijstellingsbevoegdheid
Artikel 29 Algemene gebruiksbepaling
Artikel 30 Overgangsbepalingen
plan:
het bestemmingsplan ‘Buitengebied Best 2006‘
plankaart:
de kaart met bijbehorende verklaring, bestaande uit 4 kaartbladen, waarop de bestemmingen van de in het plan aangewezen gronden zijn aangegeven, met dezelfde datum als de plantoelichting en planvoorschriften;
AAB:
Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
aanbouw:
een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw;
aan-huis-verbonden
bedrijf:
een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
aan-huis-verbonden
beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
afhankelijke
woonruimte:
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
agrarisch
bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren;
grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf.
niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf.
glastuinbouwbedrijf:
een
niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend
gericht is op het telen van gewassen in kassen en/of hoge tunnels, welke ter
plaatse (overwegend) permanent aanwezig zijn;
intensieve veehouderij:
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarin het houden van vee, pluimvee of pelsdieren de hoofdzaak is.
agrarisch
technisch hulpbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het verlenen
van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen,
het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden,
met uitzondering van mestbewerking. Voorbeelden
van agrarisch technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations,
mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerk bedrijven (inclusief
verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven;
agrarisch
verwant bedrijf:
een bedrijf of instelling gericht op het
verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door
middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van
andere landbouwkundige methoden. Voorbeeld
van en agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken,
groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen
voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven, volkstuinen;
gronden met actuele, hoge waarden, die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;
archeologische
verwachtingswaarden:
gronden met verwachtingswaarden, die kunnen bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed kunnen vertegenwoordigen;
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
bebouwingsconcentratie
1.a en 1.b :
een met deze aanduiding op de plankaart aangegeven kerngebied bebouwingsconcentratie, dat wordt gekenmerkt door:
- een vlakvormige verzameling van meer dan 15-20 gebouwen of bouwvlakken bij een kruispunt van wegen;
- een lijnvormige verzameling van meer dan 15-20 gebouwen of bouwvlakken langs een weg, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen de bouwpercelen;
- een gedeelte van het buitengebied dat grenst aan de bebouwde kom, met daarin veel bebouwing die op een korte afstand van elkaar ligt;
- de concentratie 1.a betreft een concentratie nabij de kern of doorgaande weg, die van 1.b. een concentratie welke verder weg gelegen is.
bebouwingsconcentratie
2:
een met deze aanduiding op de plankaart aangegeven aanloop-/uitloop-gebied bebouwingsconcentratie, dat wordt gekenmerkt door:
- een vlakvormige verzameling van meer dan 5-10 gebouwen of bouwvlakken bij een kruispunt van wegen;
- een lijnvormige verzameling van meer dan 5-10 gebouwen of bouwvlakken langs een weg, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen de bouwpercelen;
- een gedeelte van het buitengebied dat grenst aan de bebouwde kom, met daarin vrij veel bebouwing die op een korte afstand van elkaar ligt;
- de concentratie 2 betreft een concentratie nabij de kern of doorgaande weg;
bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
bedrijfsvloeroppervlakte
(bvo):
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
bestaande
situatie:
a t.a.v. bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
b t.a.v. gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het plan rechtskracht heeft verkregen;
bestemmingsgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;
bestemmingsvlak:
een op de plankaart aangegeven vlak met een zelfde
bestemming;
bijbehorende
voorzieningen:
voorzieningen, die bij het hoofdgebruik van de bestemming horen;
bijgebouw:
een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
boerderij of boerderijgebouw:
één gebouw, dat bestaat uit één overwegend ongelede (hoofd)bouwmassa, waarbinnen zich de (voormalige) agrarische bedrijfswoning en de (voormalige) agrarische bedrijfsruimten bevinden. Voorbeelden zijn een langgevelboerderij en een kortgevelboerderij;
boerderijsplitsing:
het opdelen, binnen de bestaande (hoofd)bouwmassa, van een boerderij(gebouw) in niet meer dan 2 woningen of een in de voorschriften aangegeven ander maximum aantal woningen;
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
bouwlaag
of verdieping(slaag):
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren en balklagen/plafonds is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder/vliering;
bouwmassa:
een complex van aaneengebouwde bouwwerken;
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
bouwvlak:
een op de plankaart aangegeven vlak, waarbinnen krachtens deze voorschriften bepaalde bebouwing mag worden gebouwd;
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
cultuurhistorische
waarden:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;
dagrecreatie:
het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de woning, zonder dat daar een overnachting elders mee gepaard gaat;
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
duurzame
locatie intensieve veehouderij (potentiële locatie):
een op de plankaart als zodanig aangeduid bestemmingsvlak
met een zodanige ligging dat het in beginsel zowel vanuit milieuoogpunt
(ammoniak, stank) als ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap) verantwoord lijkt
om dit bouwblok te gebruiken voor intensieve veehouderij;
erfbeplanting:
visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen, op de rand of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie;
escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;
functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;
garagebedrijf:
een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd;
gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt;
hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
horecabedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van
nachtverblijf, logies, ter plaatse te nuttigen etenswaren en dranken en/of
zaalverhuur in verband daarmee, uitgezonderd een discotheek, bar, nachtclub of
dancing;
hydrologische
betekenis:
gronden met een betekenis binnen het watersysteem van het
plangebied als infiltratiegebied, intermediair gebied en/of kwelgebied;
hydrologisch
waardevol:
gronden met waarden in verband met een specifieke waterhuishoudkundige
situatie in relatie tot een of meer van de volgende waarden en/of omstandigheden:
-
aanwezige aardkundige waarden;
-
aanwezige waterafhankelijke natuurwaarden;
-
aanwezige mogelijkheden voor ontwikkeling van
waterafhankelijke natuurwaarden;
Daarbij behoren tevens kwantitatieve aspecten (hoge
waterstand, stabiel waterpeil, kwelsituatie) en/of kwalitatieve aspecten
(voedselarm, onvervuild);
kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
een geheel ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk;
bouwwerken met een geringe oppervlakte en een geringe (nok)hoogte;
kunstwerken:
waterstaatkundige bouwwerken die van belang zijn voor de functie die de wateren hebben, dan wel uit andere hoofde behoren tot of gelegen zijn in een watergang;
kwetsbare soorten/kwetsbare natuurwaarden:
zeldzame planten of dieren die hoge eisen stellen aan de inrichting en het gebruik van hun omgeving. Het gaat hier onder meer om weidevogels, ganzen en zwanen, amfibieën en reptielen, dagvlinders en bijzondere planten;
landschappelijke waarden:
het geheel van waarden in verband met bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;
maatschappelijke
en culturele voorzieningen:
educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen;
manege:
een agrarisch verwant bedrijf dat op eigen terrein binnen
of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en
al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden.
mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
natuurwaarden:
waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkendheid;
milieurechten:
rechten met milieubelastende effecten die via een milieuvergunning zijn toegekend ten behoeve van de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
nevenactiviteiten
activiteiten
waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig
mag worden gebruikt;
paardenhouderij:
een bedrijf waarbij de
productie geheel of overwegend gericht is op semi-agrarische activiteiten zoals
het fokken en africhten van paarden dan wel op bedrijfsmatige activiteiten
zoals het bieden van verblijf aan paarden, bijvoorbeeld paardenpension en
paardenstalling) en/of de handel in paarden.
perceelsgrens:
de grens van een bouwperceel;
productiegebonden
detailhandel:
beperkte
op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die
goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces,
waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;
raamprostitutie:
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen;
recreatief
medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan
de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan; voorbeelden hiervan
zijn wandelen, fietsen, paardrijden en sportvissen.
recreatieve
voorziening:
voorzieningen bedoeld voor recreatief gebruik zoals musea, sportterreinen, speeltuinen, hondenoefenterreinen, dierenparken, openluchttheaters en groepsaccommodaties;
ruimtelijke eenheid:
complex van bij elkaar behorende bouwwerken;
ruimtelijke
kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de
gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte;
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
stacaravans:
Onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot recreatief woondag- of nachtverblijf van een of meer personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand naar een vaste standplaats kunnen worden verreden, doch niet bestemd zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan;
statische
opslag:
(binnen)opslag van goederen die geen regelmatige
verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen
voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van
(antieke) auto’s, boten, caravans, campers e.d.;
straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;
streekproducten:
producten die uitsluitend in de Meierij en het Groene Woud worden geproduceerd;
struweelvogels:
vogelsoorten
die als overeenkomst hebben dat ze leven in kleinschalige, besloten of halfopen
landschappen. Voorbeelden zijn geelgors, winterkoning, roodborst, zwartkop en
heggenmus;
teeltondersteunende
voorzieningen:
voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de bedrijfsvoering te optimaliseren, de gecontroleerde omstandigheden zorgen voor een verbetering van de productiekwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging en terugdringing van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen;
teeltondersteunende
kas:
een teeltondersteunende voorziening in de vorm van een (permanente) kas;
hoge teeltondersteunende
voorzieningen met een permanent karakter:
teeltondersteunende voorzieningen, in de regel hoger dan
Hieronder
worden in ieder geval verstaan:
- teeltbakken in stellingen of teelttafels,
eventueel met regenkappen;
- ondersteunende (glas)kassen;
- plastic-/foliekassen, -tunnels en
-regenkappen;
hoge teeltondersteunende
voorzieningen met een tijdelijk karakter:
teeltondersteunende
voorzieningen, in de regel hoger dan
Hieronder
worden in ieder geval verstaan:
- menstoegankelijke wandelkappen;
- schaduwhallen voor het afharden van
producten en ter bescherming van plantmateriaal tegen scherpe zon;
- hagelnetten en vraatnetten;
lage ondersteunende
voorzieningen met een meer permanent karakter/containervelden:
ondersteunende
voorzieningen voor plantaardige teelten, die op of nabij de grond worden
aangebracht, voor zogenaamde containerteelt.
Hierbij kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
- containervelden als onomkeerbare
voorziening, waarbij gebruik gemaakt wordt van een geheel verharde ondergrond
veelal van niet-opneembare/gesloten verhardingen, zoals beton;
- containervelden als omkeerbare voorzieningen,
waarbij gebruik gemaakt wordt van anti-worteldoek met daartussen opneembare of
open verhardingen, zoals betonplaten, tegel- of klinkerbestratingen;
lage teeltondersteunende
voorzieningen met een tijdelijk karakter:
teeltondersteunende
voorzieningen, met een hoogte van maximaal
Hieronder
worden in ieder geval verstaan:
- lage tunnels van halfronde bogen waarover
plastic of gaasdoek wordt gespannen; insectengaas; afdekfolies; vlakveldfolies;
verbrede
landbouw:
activiteiten bij een agrarisch bedrijf die
voortvloeien uit de agrarische bedrijfsvoering en die ten dienste staan van het
agrarische bedrijf zoals agro-toerisme, agrarisch natuurbeheer, bewerking en
waardevermeerdering van ter plaats geproduceerde producten en zorgboerderijen;
verblijfsrecreatie:
het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen;
verkoopvloeroppervlakte
(vvo):
de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;
verkoopvloeroppervlak (netto)
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel;
voorgevelrooilijn:
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;
volwaardig(heid
van een) agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van ten minste één volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen, en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfseconomisch opzicht als op milieuhygiënisch verantwoorde wijze;
waterhuishoudkundige
doeleinden:
doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen,
zoals watergangen, kunstwerken, onderhoudstroken ten behoeve van het beheer en
onderhoud van een watergang e.d.;
werk:
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde;
woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd
voor de huisvesting
woonboerderij:
een boerderij of boerderijgebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in hetzelfde gebouw opgenomen (voormalige) bedrijfsruimten, waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn. Voorbeelden zijn een langgevelboerderij of kortgevelboerderij.
2.1 Algemeen
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:
afstand
tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
afstand tot de weg:
de afstand tussen de bebouwing en de as van de weg;
bebouwd
oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de voorschriften nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;
breedte,
diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeen-schappelijke scheidingsmuren;
dakhelling:
langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak;
goothoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil verticaal tot aan de bovenkant goot, boeibord of druiplijn of daarmee gelijk te stellen constructiedeel van een gebouw of bouwwerk;
(nok)hoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
inhoud
van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane-grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
oppervlakte
van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de
harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren op
peil:
a voor bouwwerken,
waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg
ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met
b in andere gevallen: de
gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein
vermeerderd met
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien
van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters,
kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en
kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing
gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
9.1 Doeleindenomschrijving
De op de plankaart voor ‘Agrarisch gebied’ (A) aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:
a agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
b behoud van archeologische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘Archeologische verwachtingswaarde’ op de plankaart;
c behoud van (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
d water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
e extensief recreatief medegebruik.
9.2 Bouwvoorschriften
9.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Op deze gronden mogen uitsluitend schuilgelegenheden worden gebouwd ten dienste van de agrarische bestemming.
b Het aantal schuilgelegenheden mag niet meer bedragen dan 1 per 2,5 hectare agrarisch gebied aaneengesloten eigendom.
c De
oppervlakte mag per schuilgelegenheid niet meer bedragen dan
d De
(nok)hoogte mag niet meer bedragen dan
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de (nok)hoogte niet
meer mag bedragen dan
9.3 Aanlegvoorschriften
9.3.1
Aanlegvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a ter plaatse van de aanduiding ‘archeologische verwachtingswaarde’ op de plankaart:
-
het verzetten van grond (afgraven, ophogen,
vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen) van meer dan
- het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
- de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
- het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
- het beplanten van gronden met houtgewas, ter plaatse van gronden die hiermee niet beplant waren ten tijde van het van kracht worden van het plan;
- het rooien van bos, houtsingel of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd
-
het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen
en/of verharde oppervlakten van meer dan
- het aanbrengen van ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
9.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 9.3.1 vervatte verbod is
a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
9.3.3
Toelaatbaarheid
De in lid 9.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, van de archeologische waarden van de gronden.
9.4 Vrijstellingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 9.2 voor het bouwen van gebouwen, respectievelijk het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
a Het bouwen moet ten dienste staan van de agrarische bestemming.
b Voor
het bepaalde in lid 9.2.1 het bouwen van meer gebouwen per
c Voor
het bepaalde in 9.2.2 voor een (nok)hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
tot een hoogte van
9.5 Wijzigingsbevoegdheden
9.5.1 Vormverandering bestemmingsvlak ‘Agrarische bedrijfsdoeleinden’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bestemmingsvlak van de bestemming ‘Agrarisch bedrijfsdoeleinden’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
b De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
c Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige
landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
9.5.2 Vormverandering bestemmingsvlak ‘Bedrijfsdoeleinden’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van vormverandering van het bestemmingsvlak van de bestemming ‘Bedrijfsdoeleinden’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
b De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
c Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
9.5.3 Vergroten bestemmingsvlak ‘Agrarische
bedrijfsdoeleinden’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemmingen te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de bestemming ‘Agrarische bedrijfsdoeleinden’ waarbij de volgende voorwaarden gelden:
a Voor
grondgebonden agrarische bedrijven geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub
e, dat vergroting van het bestemmingsvlak is toegestaan tot een maximum van
b Voor intensieve veehouderijen zoals aangeduid op de plankaart geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub e, dat vergroting van het bestemmingsvlak is toegestaan:
1 ter plaatse van de aanduiding ‘extensiveringsgebied’ op de plankaart uitsluitend indien dit noodzakelijk is in verband met de eisen van milieu en/of dierenwelzijn;
2 voor het overige tot een maximum van 15% van het bestaande bestemmingsvlak.
c Voor
glastuinbouwbedrijven zoals aangeduid op de plankaart geldt, naast de voorwaarden
genoemd in sub e, dat vergroting van het bestemmingsvlak is toegestaan tot een
maximum van
d Voor
overige niet grondgebonden bedrijven zoal aangeduid op de plankaart geldt,
naast de voorwaarden genoemd in sub e, dat vergroting van het bestemmingsvlak
is toegestaan tot een maximum van
e Naast de hiervoor per soort agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden in het algemeen de volgende voorwaarden:
1 De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsontwikkeling van een volwaardig bedrijf.
2 De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak.
3 De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
4 In
gebieden met de aanduiding ‘Archeologische verwachtingswaarde’ mag men
5 Er dient sprake te zijn van een voldoende landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
6 Voorafgaand aan de wijziging dient de AAB te worden gehoord.
9.5.4 Wijzigen naar bestemming ‘Agrarische bedrijfsdoeleinden’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Agrarische Bedrijfsdoeleinden’ ten behoeve van het vestigen van een nieuw grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De wijziging uitsluitend plaats kan vinden voorzover deze wordt toegepast in combinatie met wijziging van de bestemming ‘Woondoeleinden (medebestemming)’.
b De
oppervlakte van bestemming mag niet meer dan
c De vestiging mag geen onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu van omliggende woningen tot gevolg hebben;
d De aanwezige natuurwaarden en landschappelijke, hydrologische en/of archeologische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
e Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
f Er dient vooraf advies te worden ingewonnen van de AAB inzake de volwaardigheid van het agrarische bedrijf.
9.5.5 Behoud
en/of ontwikkeling van de natuur en/of aanleg ecologische verbindingszone
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Natuurgebied’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van de natuur en/of de aanleg van een ecologische verbindingszone, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarde:
a De wijziging mag pas plaatsvinden nadat de aankoop/overdracht is verzekerd of al heeft plaatsgevonden.
9.5.6 Wijziging naar bestemming ‘Bosgebied’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Bosgebied’ waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De wijziging mag pas plaatsvinden nadat de aankoop/overdracht is verzekerd of al heeft plaatsgevonden.
b Wijziging kan alleen plaatsvinden ter plaatse van de aanduiding ‘Landschapsontwikkelingszone’ op de plankaart en ten behoeve van bos-, natuur- en/of landschapscompensatie.
10.1 Doeleindenomschrijving
De op de plankaart voor ‘Agrarische bedrijfsdoeleinden’ (AB) aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:
a grondgebonden agrarische bedrijven met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
- ‘ngi’ op de plankaart tevens intensieve veehouderijen zijn toegestaan;
- ‘nggt’ op de plankaart tevens glastuinbouwbedrijven zijn toegestaan;
- ‘ng’ op de plankaart tevens overige niet grondgebonden agrarische bedrijven zijn toegestaan.
b één bedrijfswoning tenzij op de plankaart een ander maximum aantal bedrijfswoningen is aangegeven;
c teeltondersteunende voorzieningen;
d aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
e productiegebonden detailhandel, waarbij de totale gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan:
-
-
f opslag binnen bestaande bebouwing;
g voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder wegen en paden;
h groenvoorzieningen;
i water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
j extensief recreatief medegebruik.
10.2 Bouwvoorschriften
10.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende bepalingen:
a Er mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.
b Het
bestemmingsvlak mag volledig worden bebouwd met dien verstande dat de afstand
tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan
c De
afstand tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan
d In afwijking van het bepaalde onder a mogen op de gronden met de aanduiding ‘geen gebouwen toegestaan’ op de plankaart geen gebouwen worden gebouwd.
e Per
bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve
10.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a De
goothoogte mag niet meer bedragen dan
b De
(nok)hoogte mag niet meer bedragen dan
c Kassen
mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van glastuinbouwbedrijven zoals
aangeduid op de plankaart waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan
d In
afwijking van het bepaalde onder c mogen binnen het bestemmingsvlak kassen als
teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd tot een maximum van
10.2.3 Bedrijfswoningen
a Per agrarisch bedrijf is niet meer dan 1 bedrijfswoning toegestaan, tenzij op de plankaart anders is aangegeven.
b De
inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
c De
goothoogte mag niet meer bedragen dan
d De
(nok)hoogte mag niet meer bedragen dan
10.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
a Bijgebouwen
dienen op een afstand van ten minste
b De
gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan
c De
goothoogte mag niet meer bedragen dan
d De
(nok)hoogte mag niet meer bedragen dan
e De
afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer
bedragen dan
10.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a De
hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
b De
hoogte van torensilo’s mag niet meer bedragen dan
c De
hoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan
d De
hoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan
e De
hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
f Voor
onoverdekte zwembaden geldt dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan
10.3
Gebruiksvoorschriften
10.3.1
Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven
Binnen deze bestemming is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a De
omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke
vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van
b Detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van (ondergeschikte) productiegebonden detailhandel.
c Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
d De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
10.3.2
Algemeen gebruik gronden
Voor het gebruik van de gronden ten
behoeve van de bestemming geldt de volgende bepaling:
a Het gebruik conform de bestemming is alleen dan toegestaan indien de gronden landschappelijk zijn ingepast, conform hetgeen hierover in het, als bijlage aan de voorschriften toegevoegde, erfbeplantingsplan is opgenomen.
10.4 Vrijstellingsbevoegdheden
10.4.1 Vrijstelling
van de bouwvoorschriften
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling verlenen van het bepaalde in:
a
lid 10.2.1
onder b voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan
b
lid 10.2.1
onder c voor het bouwen op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
c
lid 10.2.4
onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan
10.4.2 Vestiging niet-grondgebonden agrarisch
bedrijf anders dan intensieve veehouderij en/of glastuinbouwbedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 10.1 onder a voor het vestigen van een niet-grondgebonden bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf:
a Dit is alleen toegestaan ingeval de locatie
ligt in een gebied met de bestemmingen ‘Agrarisch gebied met landschappelijke
waarden’ en/of ‘Agrarisch gebied’.
b Er
dient vooraf advies te worden ingewonnen bij de AAB inzake de volwaardigheid
van het agrarische bedrijf en de noodzaak van een bedrijfswoning.
c De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
d Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige
landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een
erfbeplantingsplan
10.4.6 Bouwen 1e of 2e
bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 10.1 onder b en lid 10.2.3 onder a voor het bouwen van een nieuwe 1e of 2e agrarische bedrijfswoning, waarbij de volgende bepalingen gelden:
a
De nieuwe
bedrijfswoning moet noodzakelijk zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder een
1e of 2e bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn
redelijkerwijs niet te exploiteren is.
b
Er dient, in
geval van een 1e bedrijfswoning, sprake te zijn van een volwaardig
agrarisch bedrijf.
c
Er dient in
geval van een 2e bedrijfswoning sprake te zijn van een bedrijf met
een omvang van ten minste 2 volwaardige arbeidskrachten en de noodzaak van
permanent toezicht.
d De nieuwe bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwijking van omliggende (agrarische) bedrijven.
e
Er dient vooraf advies te worden ingewonnen bij
de AAB inzake de volwaardigheid van het agrarische bedrijf en de noodzaak van
de bedrijfswoning.
f In geval van een 2e bedrijfswoning is vooraf tevens een verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten vereist.
10.4.7 Bouwen
van kassen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
vrijstelling te verlenen van het bepaalde in 10.2.2 onder d voor het bouwen van
kassen als teeltonder-steunende voorzieningen tot een oppervlakte
a Er dient vooraf advies te worden ingewonnen van de AAB inzake de noodzaak van de bouw.
b De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
c In
geval de oppervlakte meer dan
d Deze vrijstelling is uitsluitend van toepassing in ‘Agrarisch Gebied’ en dus niet van toepassing in ‘Agrarisch Gebied met landschappelijke en natuurwaarden’ en ‘Agrarisch gebied met landschappelijke waarden’.
10.4.8 Plaatsen
voorzieningen ten behoeve van seizoensarbeiders
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in de bouwvoorschriften voor het plaatsen van stacaravans en woonunits ten behoeve van seizoensarbeiders onder de volgende voorwaarden:
a Stacaravans en woonunits zijn toegestaan gedurende maximaal 8 maanden per kalenderjaar.
b De stacaravans en woonunits dienen te worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.
c De stacaravans en woonunits dienen te worden geplaatst binnen het bestaande bestemmingsvlak.
d Per bestemmingsvlak zijn maximaal 10 stacaravans en woonunits toegestaan.
e De
oppervlakte van een stacaravan of woonunit mag maximaal
f De
(nok)hoogte van een stacaravan of woonunit mag maximaal
g Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
h Er dient te worden voorzien in een goede landschappelijke inpassing van de tijdelijke bebouwing gelet op de in het gebied voorkomende waarden op basis van een erfbeplantingsplan.
i De vrijstelling mag voor een aaneengesloten periode van maximaal 5 jaar worden verleend, tenzij GS van Noord-Brabant een verklaring van geen bezwaar hebben afgegeven voor een langere periode.
j
Burgemeester en wethouders trekken de onder a
bedoelde vrijstelling in, indien bedoelde huisvesting van personen gelet op de
arbeidsbehoefte niet langer noodzakelijk is.
k
Aanvullende voorzieningen voor wassen/douchen,
verblijven en kleding wassen/drogen mogen worden aangebracht in bestaande
bedrijfsgebouwen, zolang er maar geen sprake is van zelfstandige wooneenheden.
10.5 Wijzigingsbevoegdheden
10.5.1 Vormverandering bestemmingsvlak ‘Agrarische bedrijfsdoeleinden’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming(en) ‘Agrarisch gebied met landschappelijke waarden en natuurwaarden’, ‘Agrarisch gebied met landschappelijke waarden’ en ‘Agrarisch gebied’ ten behoeve van de vormverandering van het bestemmingsvlak van de bestemming ‘Agrarisch bedrijfsdoeleinden’, waarbij het te wijzigen gedeelte van het voormalige agrarische bestemmingsvlak een of meerdere van de hiervoor genoemde bestemming krijgt en waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
b Voor intensieve veehouderij in een extensiveringsgebied dient de bedrijfseconomische noodzaak te worden aangetoond.
c De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
d Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
10.5.2 Wijzigen naar (mede)bestemming ‘Woondoeleinden’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de ‘Woondoeleinden (medebestemming)’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De betreffende locatie is niet geschikt voor agrarisch hergebruik. Hiervan is sprake wanneer een locatie niet gelegen is in landbouwontwikkelingsgebied of op een potentieel duurzame locatie.
b Bewoning mag uitsluitend plaatsvinden in de voormalige bedrijfswoning.
c De vestiging van de nieuwe woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
d De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
e De overige gronden van deze bestemming worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende gebiedsgerichte bestemmingen.
f De
oppervlakte aan bijgebouwen dient door sloop van overtollige bebouwing
teruggebracht te worden tot
g Indien
het bestemmingsvlak ligt binnen een op de plankaart aangeduide
bebouwingsconcentratie 1 of 2 geldt dat bij sloop van de overtollige bedrijfsbebouwing,
ofwel 10% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden
toegevoegd aan de oppervlakte van de woning tot een maximum van
10.5.3 Wijzigen naar (mede)bestemming ‘Woondoeleinden’ ten behoeve van de bouw van een extra woning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Woondoeleinden (medebestemming)' ten behoeve van de bouw van een extra woning indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a De
gronden waar de wijziging betrekking op heeft dienen te zijn gelegen binnen een
op de plankaart aangeduide ‘bebouwingsconcentratie
b Het agrarisch bedrijf ter plaatse dient te zijn beëindigd.
c Er
dient
d De vergunning met de milieurechten ingevolge de milieuregelgeving voor het betreffende perceel moeten zijn ingetrokken.
e Het slopen van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen is niet toegestaan.
f De bouw van nieuwe bedrijfsgebouwen dient te worden uitgesloten.
g De vestiging van de nieuwe woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
h Cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische waarden dienen behouden te worden.
i Er is sprake van een goede landschappelijke en architectonische inpassing van de woning.
j Voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder (artikel 3 onder 3.5).
k Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische en waterhuishoudkundige belemmeringen.
l De overige gronden van deze bestemming worden bestemd overeenkomstig de bestemming ‘Woondoeleinden (medebestemming)’.
m Op een locatie waarmee met toepassing van de Ruimte voor Ruimte regeling reeds gebouwen zijn gesloopt, mag geen nieuwe bebouwing worden gebouwd.
10.5.4 Wijzigen naar (mede)bestemming ‘Woondoeleinden’ ten behoeve van boerderijsplitsing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Woondoeleinden (medebestemming)' ten behoeve van de splitsing van de voormalige agrarische bedrijfswoning in twee woningen, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a Splitsing is alleen toegestaan, indien het agrarische bedrijf wordt beëindigd.
b Splitsing is alleen toegestaan, indien het een woonboerderij betreft.
c
d De
bouwmassa van de woonboerderij dient een inhoud te hebben van ten minste
e Bij
splitsing mogen maximaal twee volwaardige woningen ontstaan, met beide een inhoud
van ten minste
f Het bestaande architectonische karakter van de woonboerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet wezenlijk aangetast worden.
g Voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder (artikel 3 onder 3.5).
h
De vestiging van de nieuwe woning mag geen
onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en
ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
i De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
j
Voor zover
er sprake is van de aanwezigheid van meer bedrijfsgebouwen/bijgebouwen dan de
k Indien
het bestemmingsvlak ligt binnen een op de plankaart aangeduide
bebouwingsconcentratie 1 of bebouwingsconcentratie 2 geldt dat bij sloop van de
overtollige bedrijfsbebouwing 10% van de oppervlakte van de overtollige
bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de maximale oppervlakte aan
bijgebouwen tot een maximum van
10.5.5 Wijziging ten behoeve van recreatieve voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming recreatieve doeleinden ten behoeve van recreatieve voorzieningen in de vorm van dag-/verblijfsrecreatie indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De oppervlakte aan recreatieve voorzieningen
per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige
bebouwing teruggebracht te worden tot
b In afwijking van het bepaalde onder a geldt
dat indien het bestemmingsvlak ligt binnen een op de plankaart aangeduide ‘bebouwingsconcentratie
c De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
d De vestiging van recreatieve voorzieningen mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
e De vestiging van de recreatieve voorzieningen mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
f Deze wijziging is uitsluitend van toepassing binnen een op de plankaart aangeduide bebouwingsconcentratie 1 of bebouwingsconcentratie 2.
10.5.6 Wijziging ten behoeve van opslag
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming bedrijfsdoeleinden ten behoeve van de statische (binnen)opslag van goederen indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De opslag dient zich te beperken tot inpandige, statische opslag in bestaande gebouwen;
b De
gezamenlijke oppervlakte per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie mag niet
meer dan
c Opslag is niet toegestaan op locaties grenzend aan de bestemmingen ‘Bosgebied’ of ‘ Natuurgebied’ .
d De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
e De opslag dient gevestigd te worden binnen de bestaande bebouwing en buitenopslag is niet toegestaan.
f De opslag mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
g Detailhandel is niet toegestaan.
h De overtollige agrarische bebouwing dient gesloopt te worden, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals opgenomen binnen de bestemming ‘Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing (dubbelbestemming)’.
i Deze wijziging is uitsluitend van toepassing binnen een op de plankaart aangeduide bebouwingsconcentratie 1 of bebouwingsconcentratie 2.
10.5.7 Wijziging ten behoeve van agrarisch technische hulpbedrijven en/of agrarisch verwante bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘bedrijfsdoeleinden’ ten behoeve van het vestigen van agrarisch technische hulpbedrijven en/of agrarisch verwante bedrijven, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De vestiging is niet toegestaan op locaties gelegen in de bestemming ‘Agrarisch gebied met Landschappelijke waarden en Natuurwaarden’, ‘Bosgebied’ en/of ‘Natuurgebied’.
b Hergebruik van de gronden ten behoeve van
agrarische doeleinden redelijkerwijs niet langer mogelijk is.
c Het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
d De oppervlakte aan bedrijvigheid per
vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige
bebouwing teruggebracht te worden tot
e In afwijking van het bepaalde onder d geldt
dat indien het bestemmingsvlak ligt binnen een op de plankaart aangeduide
‘bebouwingsconcentratie
f Op een locatie waarmee met toepassing van de Ruimte voor Ruimte regeling reeds gebouwen zijn gesloopt, mag geen nieuwe bebouwing worden gebouwd.
g De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
h Buitenopslag is niet toegestaan.
10.5.8 Wijziging ten behoeve van paardenhouderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘bedrijfsdoeleinden’ ten behoeve van het vestigen van een paardenhouderij (gericht op pension, stalling, handel, met uitzondering van fokken en africhten) als speciale vorm van indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De vestiging is niet toegestaan op locaties gelegen in de bestemming ‘Agrarisch gebied met Landschappelijke waarden en Natuurwaarden’, de bestemming ‘Bosgebied’ en/of ‘Natuurgebied’.
b Hergebruik
van de gronden ten behoeve van agrarische doeleinden redelijkerwijs niet langer
mogelijk is.
c Het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
d De oppervlakte aan bestemmingsvlak per
vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige
bebouwing teruggebracht te worden tot
e In afwijking van het bepaalde onder d geldt
dat indien het bestemmingsvlak ligt binnen ‘Agrarisch gebied met
landschappelijke waarde’, ‘Agrarisch gebied’ of in een op de plankaart
aangeduide ‘bebouwingsconcentratie
f Op een locatie waarmee met toepassing van de Ruimte voor Ruimte regeling reeds gebouwen zijn gesloopt, mag geen nieuwe bebouwing worden gebouwd.
h De paardenhouderij mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
i De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
j Buitenopslag, detailhandel en horeca zijn niet toegestaan.
10.5.9 Wijziging ten behoeve
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen
in de bestemming ‘bedrijfsdoeleinden’ ten
behoeve van het vestigen
a Vestiging is uitsluitend toegestaan indien
de locatie is gelegen binnen bebouwingsconcentratie 1.a of 2 zoals aangeduid op
de plankaart.
b De oppervlakte aan niet aan het buitengebied
gebonden bedrijvigheid per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door
sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot
c In afwijking van het bepaalde onder b geldt
dat indien het bestemmingsvlak ligt binnen een op de plankaart aangeduide ‘bebouwingsconcentratie
d De vestiging is niet toegestaan op locaties gelegen in de bestemming ‘Agrarisch gebied met Landschappelijke waarden en Natuurwaarden’, ‘Bosgebied’ en/of ‘Natuurgebied’.
e De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
f De overtollige agrarische bebouwing dient gesloopt te worden, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals opgenomen binnen de bestemming ‘Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing (dubbelbestemming)’.
g De niet buitengebied gebonden functie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
h Detailhandel
is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie bij de te vestigen
hoofdfunctie tot een maximale oppervlakte van
i
Alleen bedrijven die voorkomen in categorie 1 en
j Buitenopslag is niet toegestaan.
10.5.10 Wijziging ten behoeve van zorgvoorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming ten behoeve van maatschappelijke doeleinden in de vorm van zorgvoorzieningen indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Vestiging is uitsluitend toegestaan indien
de locatie is gelegen binnen bebouwingsconcentratie 1.a of 2 zoals aangeduid op
de plankaart.
b De oppervlakte aan zorgvoorzieningen per
vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige
bebouwing teruggebracht te worden tot
c In afwijking van het bepaalde onder b geldt
dat indien het bestemmingsvlak ligt binnen een op de plankaart aangeduide
‘bebouwingsconcentratie
d De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
e De vestiging van zorgvoorzieningen mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
f De vestiging van de zorgvoorzieningen mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
De voor ‘Waarde – Archeologie
Binnen het gebied ‘Waarde - Archeologie 4'
mogen uitsluitend bouwwerken worden
opgericht ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en),
indien en voor zover het een bouwplan betreft:
a met een oppervlakte van maximaal
b met een oppervlakte groter dan
c met een oppervlakte groter dan
1 het bouwplan betrekking heeft op vervanging
van bestaande bouwwerken, daarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de
bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders en voor
zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan
2 gebouwen tot maximaal
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 24a.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), met inachtneming van de volgende bepalingen:
a Afwijking is alleen toegestaan indien op
basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks
waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de
bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde
dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende
regels worden verbonden:
1 de verplichting tot het treffen van
technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of
aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor
heiwerk, het al niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag
of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
2 de verplichting tot het doen van
opgravingen;
3 de verplichting de activiteit die tot
bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein
van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij
de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
b Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische
waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen
worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid a genoemde
voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
c Alvorens te beslissen omtrent een
omgevingsvergunning als bedoeld onder a, wint het bevoegd gezag
schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische
monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een
omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de
archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
In
het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige
aantasting van aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het
bepaalde in lid 24a.2, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor
het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de
volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren,
over een oppervlakte van
a het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of
grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan
b het aanbrengen van diepwortelende
beplantingen;
c het ophogen en egaliseren van gronden;
d het verlagen van het waterpeil;
e het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op
andere wijze indrijven van objecten in de bodem.
f
het
graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
g het omzetten van gras- of akkerland in een
teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en
graszodenteelt;
h het aanbrengen van ondergrondse
transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
i
het
slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering
plaatsvindt dieper dan
Het onder lid 24a.5.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
a in het kader van archeologisch onderzoek en
het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
b voor zover het werkzaamheden in de bodem
betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan
een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
c indien de werken en/of werkzaamheden het
gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en
vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen
bestaande tracés van kabels en leidingen;
d voor zover het werkzaamheden in de bodem
betreft binnen een afstand van maximaal
e voor zover het werkzaamheden in de bodem
betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond
van het bepaalde in lid 24a.4.
a De omgevingsvergunning wordt verleend,
indien is gebleken dat de in lid 24a.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan
wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet
zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, dan wel de
mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of
kunnen worden verkleind, en vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning
een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is
overgelegd waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat
blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd
gezag in voldoende mate is vastgesteld:
1 de archeologische waarden in voldoende mate
zijn zeker gesteld; of
2 er geen archeologische waarden aanwezig
zijn; of
3 de archeologische waarden hierdoor niet
worden geschaad.
b Het bevoegd gezag kan bepalen dat een
rapport zoals genoemd onder a achterwege kan blijven, als door de aanvrager
aantoonbaar kan worden gemaakt dat de archeologische waarden reeds verstoord
zijn (bijv. door zandwinning of diepe grondbewerkingen).
c Voor zover de in lid 24a.5.1 genoemde werken
en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en
werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan
de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning één van
de volgende voorschriften wordt verbonden:
1 de verplichting tot het treffen van
technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen
worden behouden;
2 de verplichting tot het doen van
opgravingen;
3 de verplichting de oprichting van het
bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de
archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de
omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
d Alvorens het bevoegd gezag beslist over een
omgevingsvergunning als bedoeld lid 24a.5.1 wint zij schriftelijk advies in bij
de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de
vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige
afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo
ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het
is verboden binnen de ‘Waarde – Archeologie
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 24a.6.1 , met inachtneming van de volgende bepalingen:
a Aan de omgevingsvergunning kan in ieder
geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een erkende
archeologisch partij.
b Indien tijdens de begeleiding van de
sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan
terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van
de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan
de omgevingsvergunning.
c De omgevingsvergunning kan niet worden
verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de
archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
b de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en
f de ruimte tussen bouwwerken.
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen:
a van de in de voorschriften gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
b van de voorschriften en toestaan dat de bestemmingsgrenzen of het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, waarbij geldt dat de natuurlijke, landschappelijke, hydrologische en archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
c van de voorschriften en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de
inhoud per gebouwtje niet meer mag bedragen dan
2 de
(nok)hoogte niet meer mag bedragen dan
3 de bebouwing landschappelijk inpasbaar is en de natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
d
van de
voorschriften voor de bouw van dierenverblijven binnen de bestemmingen ‘Agrarische bedrijfsdoeleinden’, ‘Woondoeleinden
(medebestemming)’ en ‘Bedrijfsdoeleinden’ waarbij de volgende voorwaarden gelden:
1 Per bouwperceel mag slechts één dierenverblijf worden gebouwd c.q. aanwezig zijn.
2 Er mogen uitsluitend vrijstaande dierenverblijven worden gebouwd als schuilgelegenheid of nachtverblijf voor het houden van vee met een hobbymatig c.q. geen bedrijfsmatig karakter.
3 De
oppervlakte van het dierenverblijf mag maximaal
4 Het moet een constructie betreffen die minimaal aan één zijde (half)open is.
5 De
afstand tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan
6 De
afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan
e
van de
voorschriften van de bestemmingen ‘Agrarisch gebied met landschappelijke
waarden en natuurwaarden’, ‘Agrarisch gebied met landschappelijke waarden’ en
‘Agrarisch gebied’ voor het bouwen van hoge ondersteunende voorzieningen met
een tijdelijk of met een meer permanent karakter, waarbij de volgende voorwaarden
gelden:
1
De bouw
daarvan mag uitsluitend plaatsvinden binnen de hiervoor genoemde bestemmingen
voorzover direct aansluitend bij een agrarisch bouwblok.
2
De hoogte van
de bebouwing niet meer mag bedragen dan
3
Nadere
afweging dient plaats te vinden op basis van de Beleidsnota
Teelt-Ondersteunende Voorzieningen (TOV) in de Land– en tuinbouw, zoals vastgesteld
door Gedeputeerde Staten in maart 2003, bijlage 3 bij de voorschriften.
f van de voorschriften ten behoeve van een overschrijding van de maximaal toegestane (nok)hoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
1
de maximale
oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het
betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
2
de
(nok)hoogte niet meer mag bedragen dan 1,50 maal de maximaal toegestane
(nok)hoogte van het betreffende gebouw, met dien verstande dat de maximale
hoogte van schoorstenen
Met betrekking tot de voorbereiding van de wijziging van het bestemmingsplan ingevolge artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en van een vrijstelling ingevolge artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening door Burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 (Openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).
Onder strijdig gebruik, als bedoeld in lid 29.1, wordt in ieder geval verstaan:
a gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
b het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
c het houden van een kampeerterrein voor kampeermiddelen als bedoeld in artikel 8, lid 2, sub a, van de Wet op de openluchtrecreatie behoudens binnen de detailbestemming ‘Agrarische bedrijfsdoeleinden’ tot een maximum van 15 (niet permanente) kampeermiddelen;
d het houden van een kampeerterrein door een organisatie met een doelstelling van sociale, culturele, educatieve of wetenschappelijke aard, als bedoeld in artikel 8, lid 2, sub b van de Wet op de openluchtrecreatie;
e het houden van een natuurkampeerterrein, als bedoeld in artikel 8, lid 2, sub c van de Wet op de openluchtrecreatie;
f gronden en bouwwerken ten behoeve van activiteiten en evenementen welke niet binnen de bestemmingsomschrijving passen, behalve incidentele en/of kortstondige activiteiten en evenementen die naar schaal en omvang geen onevenredige afbreuk doen aan de bij de bestemmingen omschreven doeleinden van het betreffende perceel en de omliggende gronden;
a Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 29.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
b Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 29.2 sub b en toestaan dat een bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
- een dergelijke bewoning noodzakelijk is van uit een oogpunt van mantelzorg;
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische bedrijven);
-
de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende
regeling inzake toegestane oppervlakte aan bijgebouwen wordt ingepast met een
maximale oppervlakte van
-
er sprake is van een ruimtelijke eenheid van
hoofdgebouw en afhankelijke woonruimte via een aangebouwd bijgebouw of
bijgebouw op minder dan
- vooraf van Gedeputeerde Staten een verklaring is ontvangen dat zij tegen het verlenen van de vrijstelling geen bezwaar hebben.
Burgemeester en wethouders trekken de vrijstelling in indien de bij het verlenen van de vrijstelling bestaande noodzaak vanuit het oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is. Het gebruik van de voormalige afhankelijke woonruimte dient dan weer in overeenstemming met de vigerende bestemming te zijn.
c Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 29.2 sub b en toestaan dat er een Bed & Breakfast in of bij een woning wordt gebruikt als recreatieve woonruimte, mits:
-
de totale oppervlakte niet meer dan
- het totale aantal kamers niet meer dan 6 bedraagt (12 bedden);
- de in het gebied aanwezige ruimtelijke waarden niet onevenredig worden aangetast
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de omliggende percelen;
- de kamers binnen de vigerende regeling inzake toegestane oppervlakte aan hoofd- en bijgebouwen wordt ingepast;
- het parkeren op eigen erf plaats vindt;
- er geen permanente bewoning van kamers plaats vindt.
d Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 29.2 sub c en kleinschalig kamperen toestaan direct aansluitend bij de bestemming ‘agrarische bedrijfsdoeleinden’ of de medebestemming ‘woondoeleinden’, mits:
- het totaal aantal kampeermiddelen niet meer dan 25 bedraagt, met dien verstande dat binnen de medebestemming ‘woondoeleinden’ het totaal aantal kampeermiddelen niet meer dan 10 bedraagt;
- slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans, e.d.);
-
de kampeermiddelen mogen worden geplaatst binnen
een zone van maximaal
- het kleinschalig kamperen binnen het bestemmingsvlak ‘Agrarische bedrijfsdoeleinden’, in relatie tot een doelmatige bedrijfsvoering redelijkerwijs niet (meer) mogelijk is;
- er geen bebouwing plaatsvindt buiten het bestemmingsvlak;
- de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast;
- er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van het terrein gelet op de in het gebied voorkomende waarden op basis van een erfbeplantingsplan.
- als gevolg van het kleinschalig kamperen geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiks en bebouwingsmogelijkheden van de omliggende percelen.
- het parkeren op eigen erf plaats vindt;
- er geen permanente bewoning van kampeermiddelen plaats vindt.
30.1 Overgangsbepalingen ten aanzien van
bouwwerken
Bouwwerken, welke ten tijde van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan bestaan dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde bouwvergunning en in enigerlei opzicht van het bestemmingsplan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar aard en omvang niet worden vergroot:
a gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning geschiedt binnen 2 jaar na het tenietgaan.
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 30.1 van dit artikel, dat de bestaande afwijkingen naar de omvang niet mogen worden vergroot, en toestaan dat een eenmalige vergroting plaatsvindt van de inhoud van de in lid 30.1 toegelaten bouwwerken met niet meer dan 10%.
a Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond ten tijde van het van kracht worden van dit plan en dat afwijkt van dit plan, mag worden voortgezet of gewijzigd, zolang en voor zover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit bestemmingsplan naar de aard en omvang niet wordt vergroot.
b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van gronden en bouwwerken te wijzigen, indien hierdoor de afwijking van het plan wordt vergroot.
30.4 Uitzonderingen op het overgangsrecht
Lid 30.1 van dit artikel is
Lid 30.3 van dit artikel is
Overtreding van het bepaalde in
artikel 4, lid 4.3.1;
artikel 5, lid 5.3.1;
artikel 6, lid 6.3.1;
artikel 7, lid 7.3.1;
artikel 8, lid 8.3.1;
artikel 9, lid 9.3.1;
artikel 11, lid 11.3.1;
artikel 14, lid 14.3.1;
artikel 17, lid 17.3.1;
artikel 18, lid 18.3.1;
artikel 23, lid 23.3.1;
artikel 24, lid 24,3.1;
artikel 29, lid 29.1;
wordt aangemerkt als een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
Deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder de titel:
‘Voorschriften van het wijzigingsplan ‘Hagelaarweg
Rosmalen, juni 2013 Vastgesteld: 27 juni 2013
Croonen Adviseurs