INHOUDSOPGAVE

 

HOOFDSTUK 1  INLEIDENDE BEPALINGEN  1

Artikel 1                Begripsbepalingen  1

Artikel 2                Wijze van meten  9

 

HOOFDSTUK 2  BESTEMMINGSREGELING  11

Artikel 3                Bedrijf (B) 11

Artikel 4                Detailhandel (DH) 15

Artikel 5                Dienstverlening (DV) 18

Artikel 6                Gemengd (GD) 20

Artikel 7                Groen (G) 22

Artikel 8                Horeca (H) 23

Artikel 9                Maatschappelijk (M) 25

Artikel 10              Verkeer (V) 27

Artikel 11              Wonen (W) 29

 

HOOFDSTUK 3  AANVULLENDE BEPALINGEN  33

Artikel 12              Zonebepalingen  33

 

HOOFDSTUK 4  ALGEMENE BEPALINGEN  35

Artikel 13              Anti-dubbeltelbepaling  35

Artikel 14              Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening  36

Artikel 15              Algemene gebruiksbepalingen  37

Artikel 16              Algemene vrijstellingsbevoegdheid  39

Artikel 17              Algemene procedurebepalingen  40

 

HOOFDSTUK 5  OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN  41

Artikel 18              Strafbepaling  41

Artikel 19              Overgangsbepalingen  41

Artikel 20              Slotbepaling  43

 

 

Bijlage:               Staat van bedrijfsactiviteiten

 


HOOFDSTUK 1

INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1    Begripsbepalingen

 

In deze voorschriften wordt verstaan onder:

 

het plan

het bestemmingsplan ‘Hoge Akker, Speelheide en De Leeuwerik’ van de gemeente Best;

 

de plankaart

de plankaart van het bestemmingsplan ‘Hoge Akker, Speelheide en De Leeuwerik’ bestaande uit de kaarten TEK03-BES00013-01A-Noord en TEK03-BES00013-01A-Zuid;

 

aanbouw

een gebouw dat als (afzonderlijke) ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe of indirecte verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

aan huis verbonden bedrijf

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (in tegenstelling tot de navolgende omschreven beroepsmatige activiteiten) gericht op consumentenverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is dat de activiteiten in een woning en de daarbijbehorende aanbouwen en bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend;

 

aan huis verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

 

achtergevelrooilijn

-    de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;

-    indien er geen sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak op de plankaart is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw -zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen- alsmede het verlengde daarvan;

 


afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht;

 

bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

bebouwingspercentage

een in de voorschriften dan wel op de plankaart opgenomen getal dat het percentage van een bouw- of bestemmingsvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;

 

bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

 

bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

 

bedrijfsmatige activiteiten

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (in tegenstelling tot de navolgende omschreven beroepsmatige activiteiten) gericht op consumentenverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is dat de activiteiten in een woning en de daarbijbehorende aanbouwen en bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend;

 

bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

 

begane grond

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau danwel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1,50 m boven peil is gelegen;

 

beroepsmatige activiteiten

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

 


beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale bruto vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

 

bestaand bouwwerk

een bouwwerk dat:

op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is;

na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvrage voor dat tijdstip is ingediend;

 

bestaande situatie

a   t.a.v. bebouwing:

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

b   t.a.v. gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

 

bestemmingsgrens

een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;

 

bestemmingsvlak

een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;

 

bijgebouw

zie de definitie van vrijstaand bijgebouw;

 

bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

 

bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

bouwvlak

een op de plankaart aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten;

 


bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

carport/open overkapping

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden, dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet worden aangemerkt als een gebouw;

 

dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

 

detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

 

dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

 

escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;

 

functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

 

gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

geluidbelasting vanwege het wegverkeer

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

geluidsgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

 

geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

 

geschakelde woningen

woningen waarvan de hoofdgebouwen d.m.v. bijgebouwen met elkaar zijn verbonden en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd;

 

gesloten bebouwing

bebouwing welke wordt gekenmerkt door overwegend aaneengebouwde hoofdgebouwen, in blokken van ten minste drie hoofdgebouwen aaneen;

 

gestapelde bebouwing

bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en/of naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten. Onder dit begrip kunnen onder andere appartementen- en flatgebouwen worden geschaard;

 

halfopen bebouwing

bebouwing in overwegend halfvrijstaande en/of geschakelde hoofdgebouwen en incidenteel vrijstaande en aaneengebouwde (maximaal 3 aaneen) hoofdgebouwen;

 

halfvrijstaande woning

blokken van maximaal twee door het hoofdgebouw aaneengebouwde woningen;

 

hoekwoning

een woning op een bouwperceel, gelegen op de hoek van twee wegen;

 

hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

 

horecabedrijf

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies, dranken, maaltijden en/of geringe etenswaren voor het al dan niet gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie;

 


inrichtingen zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder

bedrijven en/of inrichtingen welke zijn genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet Milieubeheer (Staatsblad 1993, 50);

 

kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

 

kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor een risico c.q. risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

 

maatschappelijke voorzieningen

educatieve, (sociaal-) medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

 

mantelzorg

het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huidhouding, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak;

 

ondergeschikte activiteit

een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft;

 

ondergeschikte functie

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;

 

open bebouwing

bebouwing bestaande uit overwegend vrijstaande (en incidenteel halfvrijstaande) hoofdgebouwen;

 

peil

voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;


indien in of op het water wordt gebouwd:

het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

 

perifere detailhandel

detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en detailhandel in auto’s, boten, caravans, (grove) bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede tuincentra, bouwmarkten en woning-inrichtingszaken, waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling;

 

productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse wordt vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces;

 

prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

 

raamprostitutie

een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie);

 

seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

straatprostitutie

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;

 

uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan woden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 


verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel; (let op: dit is dus de nettovloeroppervlakte)

 

verticale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;

 

volière

een bouwwerk in de vorm van een kooi of hok voor het houden van vogels;

 

voorgevellijn

de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen;

 

voorgevelrooilijn

de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;

 

vrijstaand bijgebouw

een van het hoofdgebouw (en eventueel haar aanbouwen) vrijstaand bijgebouw, dat niet direct ten dienste staat van de woonfunctie, zoals een garage, berging of praktijkruimte en dat zowel wat betreft afmetingen als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

werk

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde;

 

winkel

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

 

woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

 

woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

 

woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

 

terug naar inhoudsopgave

 


Artikel 2    Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:

 

1.  afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel;

 

2.  bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

 

3.  bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de voorschriften nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;

 

4.  breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;

 

5.  goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn (snijvlak, wandvlak, dakvlak), het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

6.  (bouw)hoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

7.  inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane-grondvloer dan wel -indien aanwezig- van de kelder- of souterrainvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

8.  oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

9.  peil:

-    voor bouwwerken op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

-    voor bouwwerken op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

-    indien in het water wordt gebouwd:

het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).

 

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 m bedraagt.

 

terug naar inhoudsopgave

 


hoofdstuk 2

BESTEMMINGSREGELING

Artikel 3    Bedrijf (B)

3.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor ‘Bedrijf (B)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a   gebouwen ten behoeve van:

1      bedrijven die zijn genoemd in de bijlage onder milieucategorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige en/of risicovolle inrichtingen;

2      productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;

3      perifere detailhandel, indien en voorzover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding 'perifere detailhandel toegestaan';

4      brandstofverkooppunten zonder lpg, al dan niet met ondergeschikte detailhandel, indien en voorzover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding 'brandstofverkooppunt zonder lpg';

5      bedrijfswoningen, indien en voorzover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning toegestaan';

 

met de daarbijbehorende:

b   tuinen, erven en terreinen;

c   parkeervoorzieningen;

d   groenvoorzieningen;

e   wegen, straten en paden;

f    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.2      Bouwvoorschriften

 

3.2.1    Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van de in lid 3.1 sub a onder 1 en 2 genoemde gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a   Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

b   De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart in het bouwvlak aangegeven hoogte bedragen.

c   Het bouwvlak mag voor niet meer dan het op de plankaart aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd.

 


3.2.2    Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a   Een bedrijfswoning mag uitsluitend inpandig worden gebouwd, uitsluitend ter plaatse van de gronden op de plankaart die zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning toegestaan'.

b   Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen.

c   Bij bedrijfspercelen tot 1.250 m² mag de oppervlakte van de bedrijfswoning niet meer bedragen dan één vierde van het totale bebouwde oppervlak, met dien verstande dat de inhoud van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 750 m3.

 

3.2.3    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a   De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,00 m bedragen.

b   De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,00 m bedragen.

 

3.2.4    Parkeervoorzieningen

Het bedrijf dient op eigen terrein te beschikken over voldoende parkeerplaatsen. Hierbij dient te worden voldaan aan de eisen zoals deze zijn vastgelegd in het handboek 'Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom' van het centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (CROW) zoals dit gold ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan.

 

3.3      Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a   een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b   de verkeersveiligheid;

c   de sociale veiligheid;

d   de milieusituatie; en

e   de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

3.4      Vrijstelling van de bouwvoorschriften

 

3.4.1    Vrijstellingen

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

a   het bepaalde in lid 3.2.1 sub a en toestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:

-    de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 100 m² bedraagt;

-    de hoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 4,00 m bedraagt;

b   het bepaalde in lid 3.2.2 sub a en toestaan dat een bedrijfswoning wordt gebouwd op de gronden die niet zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning toegestaan', mits dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering en voldaan wordt aan de bepalingen in lid 3.2.2.

 

3.4.2    Voorwaarden vrijstelling

De in lid 3.4.1 genoemde vrijstellingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1   het straat- en bebouwingsbeeld;

2   de verkeersveiligheid;

3   de sociale veiligheid;

4   de milieusituatie; en

5   de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

3.5      Specifieke gebruiksvoorschriften

 

3.5.1    Algemeen

Binnen de bestemming ‘Bedrijfsdoeleinden’ is perifere detailhandel toegestaan uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘perifere detailhandel toegestaan’ op de plankaart, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

1   Het betreft uitsluitend detailhandel in woninginrichting.

2   De bedrijfsvloeroppervlakte van de detailhandel mag niet meer bedragen dan de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte, te weten 1.900 m².

 

3.5.2    Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

 

3.5.3    Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 3.5.2, wordt in ieder geval gerekend:

a   het gebruik voor woondoeleinden behoudens de bedrijfswoningen;

c   het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in de bijlage;

d   het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan bedoeld in lid 3.1 sub a onder 2;

e   het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

 

3.5.4    Vrijstelling gebruiksverbod

a   Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 3.1 sub a onder 1 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bijlage onder de categorieën 1 en 2, mits het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft.

 

b   Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 3.5.2, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

3.6      Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding ‘perifere detailhandel toegestaan’ verwijderen van de plankaart, zodra de bestaande activiteit ter plaatse is beëindigd.

 

3.7      Wijzigingsprocedure

 

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 3.6 is de volgende procedure van toepassing:

a   Een ontwerpbesluit tot wijziging op grond van lid 3.6, waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt, met bijhorende stukken, gedurende 4 weken op het gemeentehuis ter inzage.

b   Burgemeester en wethouders maken de nederlegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend.

c   De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen.

d   Gedurende de in sub a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot wijziging.

terug naar inhoudsopgave


Artikel 4    Detailhandel (DH)

4.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor ‘Detailhandel (DH)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a   gebouwen ten behoeve van:

1      detailhandel;

2      bedrijfswoningen, indien en voorzover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning toegestaan';

 

met daaraan ondergeschikt:

b   wegen en paden;

c   groenvoorzieningen;

d   parkeervoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

e   tuinen, erven en terreinen;

f    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

4.2       Bouwvoorschriften

 

4.2.1    Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a   De hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

b   De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen.

c   De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen.

d   Het bouwvlak mag voor niet meer dan het op de plankaart aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd.

 

4.2.2    Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a   Een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien en voorzover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding ' bedrijfswoning toegestaan'.

b   Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per detailhandelsvestiging bedragen.

c   Bij bouwpercelen tot 1.250 m² mag de oppervlakte van de bedrijfswoning niet meer bedragen dan één vierde van het totale bebouwde oppervlak, met dien verstande dat de inhoud van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 750 m3.

d   Voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt het volgende:

1   De goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 6,00 m bedragen.

2   De bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 10,50 m bedragen.

3   De dakhelling van een bedrijfswoning mag niet meer dan 60º bedragen.

 

4.2.3    Aanbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aanbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

a   Aanbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande/niet-inpandige bedrijfswoningen.

b   De gezamenlijke oppervlakte van de aanbouwen en bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer dan 40 m² bedragen.

c   De goothoogte van een aanbouw of bijgebouw mag niet meer dan 3,00 m bedragen.

d   De dakhelling van een aanbouw of bijgebouw mag niet meer dan 30° bedragen.

 

4.2.4    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a   De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1,00 m mag bedragen.

b   De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,00 m bedragen.

 

4.3      Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a      het straat- en bebouwingsbeeld;

b      de verkeersveiligheid;

c      de sociale veiligheid; en

d      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

4.4      Vrijstelling van de bouwvoorschriften

 

4.4.1    Vrijstellingen

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 4.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan de oppervlakte van het bouwvlak en niet meer dan 15% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak wordt gebouwd.

 

 


4.4.2    Voorwaarden vrijstelling

De in lid 4.4.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1      het straat- en bebouwingsbeeld;

2      de verkeersveiligheid;

3      de sociale veiligheid;

4      de milieusituatie; en

5      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

terug naar inhoudsopgave

 

 


Artikel 5    Dienstverlening (DV)

5.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor ‘Dienstverlening (DV)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a   gebouwen ten behoeve van dienstverlenende bedrijven;

b   bedrijfswoningen, indien en voorzover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning toegestaan';

 

met daaraan ondergeschikt:

c   wegen en paden;

d   groenvoorzieningen;

e   parkeervoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

f    tuinen, erven en terreinen;

g   bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

5.2      Bouwvoorschriften

 

5.2.1    Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a   Een gebouw mag uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd.

b   De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen.

c   De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen.

d   Het bouwvlak mag voor niet meer dan het op de plankaart aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd.

 

5.2.2    Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a   Een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien en voorzover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding ' bedrijfswoning toegestaan'.

b   Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per dienstverlenend bedrijf bedragen.

c   Bij bouwpercelen tot 1.250 m² mag de oppervlakte van de bedrijfswoning niet meer bedragen dan één vierde van het totale bebouwde oppervlak, met dien verstande dat de inhoud van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 750 m3.

d   Voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt het volgende:

1   De goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 6,00 m bedragen.

2   De bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 10,50 m bedragen.

3   De dakhelling van een bedrijfswoning mag niet meer dan 60º bedragen.

 

5.2.3    Aanbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aanbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

a   Aanbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande/niet-inpandige bedrijfswoningen.

b   De gezamenlijke oppervlakte van de aanbouwen en bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer dan 40 m² bedragen.

c   De goothoogte van een aanbouw of bijgebouw mag niet meer dan 3,00 m bedragen.

d   De dakhelling van een aanbouw of bijgebouw mag niet meer dan 30° bedragen.

 

5.2.4    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a   De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1,00 m mag bedragen.

b   De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,00 m bedragen.

 

5.2.5    Parkeervoorzieningen

De bedrijven dienen op eigen terrein te beschikken over voldoende parkeerplaatsen. Hierbij dient te worden voldaan aan de eisen zoals deze zijn vastgelegd in het handboek “Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom” van het centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (CROW) zoals dit gold ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan.

 

5.3      Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a   het straat- en bebouwingsbeeld;

b   de verkeersveiligheid; en

c   de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

terug naar inhoudsopgave

 


Artikel 6    Gemengd (GD)

6.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor ‘Gemengd (GD)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      gebouwen ten behoeve van:

1      kantoren;

2      maatschappelijke voorzieningen;

3      dienstverlening;

4      bedrijven, zoals genoemd in bijlage 1 onder de milieucategorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen, uitsluitend op de begane grond;

5      wonen;

 

met daaraan ondergeschikt:

b      wegen en paden;

c      groenvoorzieningen;

d      parkeervoorzieningen;

 

met daarbij behorende:

e      tuinen, erven en terreinen

f        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

6.2      Bouwvoorschriften

 

6.2.1    Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      De gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

b      Het bouwvlak mag voor niet meer dan het op de plankaart aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd.

c      De voorgevel van het hoofdgebouw moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 3 m daarachter.

d      De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.

e      De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.

 

6.2.2    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m zal bedragen.

b      De bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 8 m bedragen.

c      De bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

6.2.3    Parkeervoorzieningen

De gebouwen dienen op eigen terrein te beschikken over voldoende parkeerplaatsen. Hierbij dient te worden voldaan aan de eisen zoals deze zijn vastgelegd in het handboek “Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom” van het centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (CROW) zoals dit gold ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan.

 

6.3      Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a      een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b      de verkeersveiligheid;

c      de sociale veiligheid;

d      de milieusituatie; en

e      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

6.4      Vrijstelling van de bouwvoorschriften

 

6.4.1    Vrijstellingen

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 6.2.1 sub a en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan de oppervlakte van het bouwvlak en niet meer dan 15% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak wordt gebouwd.

 

6.4.2    Voorwaarden vrijstelling

De in lid 6.4.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1   het straat- en bebouwingsbeeld;

2   de verkeersveiligheid;

3   de sociale veiligheid;

4   de milieusituatie; en

5   de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

terug naar inhoudsopgave

 


Artikel 7    Groen (G)

7.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor ‘Groen (G)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      groenvoorzieningen;

b      bermen en beplanting;

c      paden;

d      in- en uitritten ten behoeve van aangrenzende woondoeleinden;

e      speelvoorzieningen;

f        waterlopen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

g      hondentoilet;

 

met daaraan ondergeschikt:

h      verhardingen;

i        parkeervoorzieningen;

j        nutsvoorzieningen;

 

met daarbij behorende:

k      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

7.2      Bouwvoorschriften

 

7.2.1    Gebouwen

Op deze gronden mogen alleen gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd, met dien verstande dat:

a   de oppervlakte niet meer dan 15 m² mag bedragen;

b   de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

 

7.2.2    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

a      De bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 5 m bedragen;

b      De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen;

c      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

7.3      Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a      de verkeersveiligheid;

b      de sociale veiligheid; en

c      een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

terug naar inhoudsopgave


Artikel 8    Horeca (H)

8.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor ‘Horeca (H)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      gebouwen ten behoeve van een horecabedrijf in de vorm van een cafetaria;

 

met daaraan ondergeschikt:

b      wegen en paden;

c      groenvoorzieningen;

d      parkeervoorzieningen;

 

met de daarbijbehorende:

e      tuinen, erven en terreinen;

f        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

8.2      Bouwvoorschriften

 

8.2.1    Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Een gebouw mag uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd.

b   De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen.

c   De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen.

d   Het bouwvlak mag voor niet meer dan het op de plankaart aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd.

 

8.2.2    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a   De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1,00 m mag bedragen.

b   De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,00 m bedragen.

 

8.3      Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a      een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b      de sociale veiligheid;

c      de verkeersveiligheid;

d      de milieusituatie; en

e      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

8.4      Vrijstelling van de bouwvoorschriften

 

8.4.1    Vrijstellingen

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 8.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan de oppervlakte van het bouwvlak en niet meer dan 15% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak wordt gebouwd.

 

8.4.2    Voorwaarden vrijstelling

De in lid 8.4.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1   het straat- en bebouwingsbeeld;

2   de verkeersveiligheid;

3   de sociale veiligheid;

4   de milieusituatie; en

5   de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

terug naar inhoudsopgave

 


Artikel 9    Maatschappelijk (M)

9.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor maatschappelijk (M) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      gebouwen ten behoeve van:

1      maatschappelijke voorzieningen;

2      gezinsvervangende tehuizen en begeleid wonen;

3      bedrijfswoningen, indien er voorzover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding ‘bedrijfswoning toegestaan’

 

met daaraan ondergeschikt:

b      wegen en paden;

c      parkeervoorzieningen;

d      groenvoorzieningen;

e      speelvoorzieningen;

f        water;

 

met daarbij behorende:

g      tuinen, erven en terreinen;

h      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

9.2       Bouwvoorschriften

 

9.2.1    Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      De gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

b      Het bouwvlak mag voor niet meer dan het op de plankaart aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd.

c      De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.

d      De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.

9.2.2    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.

b      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen. 

 


9.2.3    Parkeervoorzieningen

De maatschappelijke voorziening dient op eigen terrein te beschikken over voldoende parkeerplaatsen. Hierbij dient te worden voldaan aan de eisen zoals deze zijn vastgelegd in het handboek “Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom” van het centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (CROW) zoals dit gold ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan.

 

9.3      Vrijstelling van de bouwvoorschriften

 

9.3.1    Vrijstellingen

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 9.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan de oppervlakte van het bouwvlak en niet meer dan 15% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak wordt gebouwd.

 

9.3.2    Voorwaarden vrijstelling

De in lid 9.3.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1   het straat- en bebouwingsbeeld;

2   de verkeersveiligheid;

3   de sociale veiligheid;

4   de milieusituatie; en

5   de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

terug naar inhoudsopgave

 

 


Artikel 10  Verkeer (V)

10.1    Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor ‘Verkeer (V)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      wegen, straten en paden;

b      voet- en rijwielpaden;

c      parkeervoorzieningen;

d      groenvoorzieningen;

 

met daaraan ondergeschikt:

e      nutsvoorzieningen;

f        waterhuishoudkundige voorzieningen;

g      speelvoorzieningen;

 

met daarbij behorende:

h      garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘garageboxen’ op de plankaart;

i        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

10.2    Bouwvoorschriften

 

10.2.1  Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:  

a      De oppervlakte niet meer dan 15 m² mag bedragen.

b      De (nok)hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

 

10.2.2  Garageboxen

Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende bepalingen:

a      Garageboxen mogen uitsluitende gebouwd worden ter plaatse van de aanduiding ‘garageboxen’ op de plankaart.

b      Garageboxen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden.

c      De inhoud van een garagebox mag niet meer dan 50 m³ bedragen.

d      De bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.

10.2.3  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

a      De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 10 m bedragen.

 

 


10.3    Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

-    de verkeersveiligheid;

-    de sociale veiligheid; en

-    een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld

 

terug naar inhoudsopgave

 


Artikel 11  Wonen (W)

11.1    Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor ‘Wonen (W)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      woonhuizen;

b      gebouwen ten behoeve van:

1      bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf toegestaan’ op de plankaart;

2      maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijke voorzieningen toegestaan’ op de plankaart;

3      detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel toegestaan’ op de plankaart;

4      dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening toegestaan’ op de plankaart;

5      kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor toegestaan’ op de plankaart;

c      aanbouwen en bijgebouwen;

 

met daarbij behorende:

d      tuinen en erven;

e      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

11.2     Bouwvoorschriften

 

11.2.1  Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd.

b      De op de plankaart aangegeven bebouwingstypologie dient te worden aangehouden:

1      open bebouwing;

2      halfopen bebouwing;

3      gesloten bebouwing;

4      gestapelde bebouwing;

5      patiobebouwing

c      Een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, portiek, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1      De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 6 m².

2      De afstand tot de aan de weg gelegen perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m.

3      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw.

4      De afmetingen van een luifel boven de toegang van een woning mag ten hoogste 1,5 m x 1 m bedragen.

d      De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen bij:

1      vrijstaande woningen mag aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 m;

2      halfvrijstaande en geschakelde woningen mag aan één zijde niet minder bedragen dan 3 m;

3      aaneengebouwde woningen mag alleen bij de eindwoningen niet minder bedragen dan 3 m.

Indien de afstand in de bestaande situatie minder bedraagt, geldt deze bestaande afstand al minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens.

f        De goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven goothoogte bedragen.

g      De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven bouwhoogte bedragen.

 

11.2.2  Aanbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aanbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Aanbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak, danwel op de gronden met de aanduiding ‘bijgebouwen toegestaan’ op de plankaart.

b      Aanbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 2 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd te worden.

c      Bij patiowoningen dient ten minste 30 m² binnen het bouwvlak onbebouwd te blijven

d      De gronden buiten het bouwvlak, die zijn gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 50% worden bebouwd.

e      De gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen en bijgebouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, mag:

1   op bouwpercelen tot 300 m² niet meer bedragen dan 70 m²;

2   voor zover de oppervlakte van het bouwperceel meer bedraagt dan 300 m² mag de onder 1 genoemde oppervlakte worden vermeerderd met 10% van de overmaat, met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 250 m² mag bedragen.

f        De oppervlakte per bijgebouw mag niet meer bedragen dan 60 m².

g      Per woning mogen niet meer dan 2 vrijstaande bijgebouwen gebouwd worden.

h      De goothoogte van een aanbouw mag bij hoofdgebouwen met een goothoogte:

1      tot 6 m niet meer dan 3 m bedragen;

2      van meer dan 6 m niet meer dan 4 m bedragen.

i        De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen.

j        De bouwhoogte van een aanbouw mag bij hoofdgebouwen met een goothoogte:

1      tot 6 m niet meer dan 5 m bedragen;

2      van meer dan 6 m niet meer dan 7,5 m bedragen;

met dien verstande dat de bouwhoogte van een aanbouw niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

k      De bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

 

11.2.3  Kleine hobbyruimten en zwembaden

Voor het bouwen van kleine hobbyruimten van lichte constructie en zwembaden gelden de volgende bepalingen:

a      De oppervlakte van kleine hobbyruimten van lichte constructie, zoals duivenhokken, volières, buitenrennen en kassen, mag niet meer bedragen dan 10 m².

b      De bouwhoogte van kleine hobbyruimten van lichte constructie mag niet meer dan 4,5 m bedragen.

c      Ten behoeve van de bouw van een openluchtzwembad mag het in lid 11.2.2 onder d genoemde bebouwingspercentage worden verhoogd tot maximaal 75%, met dien verstande dat de oppervlakte van het openluchtzwembad niet meer dan 100 m² mag bedragen.

 

11.2.4  Carports

In afwijking van het bepaalde in lid 11.2.2 sub b mag aan de voorgevel van het hoofdgebouw een carport worden aangebouwd. Voor het bouwen van carports voor de voorgevel gelden de volgende bepalingen:

a   Carports zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘carports toegestaan’ op de plankaart.

b   De breedte mag ten hoogste de helft van de breedte van de woning bedragen.

c   De bouwhoogte mag ten hoogste 3 m bedragen.

d   De oppervlakte mag ten hoogste 20 m² bedragen.

 

11.2.5  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden.

b      Carports en open overkappingen mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:

1      De carports en overkappingen mogen uitsluitend, behoudens het bepaalde in lid 11.2.4, achter de voorgevellijn van de woning worden gebouwd.

2      De goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.

3      De oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen.

c      De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen.

d      De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

11.3    Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a      een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b      een goede woonsituatie;

c      de verkeersveiligheid;

d      de sociale veiligheid; en

e      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

11.4    Gebruiksvoorschriften

 

Binnen de bestemming ‘Wonen (W)’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep/bedrijf toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

a   De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m².

b   Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

c   De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.

d   Detailhandel is niet toegestaan.

e   De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

terug naar inhoudsopgave

 

 


hoofdstuk 3

Aanvullende bepalingen

Artikel 12  Zonebepalingen

12.1    50 meter- c.q. 100 meter-zonegrens

 

a      In afwijking van het bepaalde in de voor die gronden aangewezen bestemmingen, is het verboden op de in het plan begrepen gronden, die gelegen zijn binnen de op de plankaart aangegeven 50 meter- c.q. 100 meter-zonegrens, bouwwerken te bouwen, met uitzondering van de met Rijksweg A2 verband houdende bouwwerken, zoals geluidswerende voorzieningen en ecologische voorzieningen.

b      Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde onder a voor het bouwen van een bouwwerk, als toegestaan in gevolge de op de plankaart aangewezen bestemmingen op die gronden die gelegen zijn tussen de 50 en 100 meter-zonegrens, mits door de bouw van dit bouwwerk de verkeersbelangen niet onevenredig worden geschaad. Daartoe dient vooraf de betrokken wegbeheerder te worden gehoord.

c      De in lid b bedoelde vrijstelling wordt geacht te zijn verleend ten aanzien van bouwwerken die bestaan op het tijdstip van de ter visie legging van het ontwerp van het plan, dan wel mogen worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde bouwvergunning.

 

12.2    50 dB(A)-contour industrielawaai

 

Op de gronden gelegen ten zuiden van de op de plankaart aangegeven ’50 dB(A)-contour industrielawaai’ mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht, tenzij een hogere waarde is vastgesteld.

 

terug naar inhoudsopgave

 



hoofdstuk 4

ALGEMENE bepalingen

Artikel 13  Anti-dubbeltelbepaling

 

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

terug naar inhoudsopgave

 


Artikel 14  Uitsluiting aanvullende werking
Bouwverordening

 

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a   de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;

b   de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

c   de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

d   het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

e   de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; en

f    de ruimte tussen bouwwerken.

 

terug naar inhoudsopgave

 

 


Artikel 15  Algemene gebruiksbepalingen

15.1    Gebruiksverbod

 

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

 

15.2    Strijdig gebruik

 

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in lid 15.1, wordt in ieder geval verstaan:

a      gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;

b      het gebruik voor wonen van (vrijstaande) bijgebouwen bij een woning of overige gebouwen zonder woonbestemming;

c      het gebruik van gronden als standplaats voor onderkomens;

d      het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van de gronden waarvoor dit expliciet is toegestaan op grond van de bepalingen in hoofdstuk II;

e      het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van enige vorm van handel, bedrijf of dienstverlening met uitzondering van de gronden waarvoor dit expliciet is toegestaan op grond van de bepalingen in hoofdstuk II;

f        het gebruik van gronden voor opslag van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met de verwezenlijking van de toegestane bouwwerken en werken;

g      het gebruik voor het aanwezig op opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken machines, voer- of vaartuigen, dan wel onderdelen daarvan alsmede het opgeslagen hebben van gerede of onklare machines voer- en vaartuigen;

 

15.3    Vrijstelling gebruiksverbod

 

a      Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 15.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

b      Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 15.2 sub b en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:

-       een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt mantelzorg;

-       er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;

-       de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;

-       er sprake is van een ruimtelijke eenheid van hoofdgebouw en afhankelijke woonruimte.

c   Burgemeester en wethouders trekken de vrijstelling, verleend op grond van sub b in, indien de bij het verlenen van de vrijstelling bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

terug naar inhoudsopgave

 


Artikel 16  Algemene vrijstellingsbevoegdheid

 

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

a      de bij recht in de voorschriften gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;

b      de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;

c      de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bebouwingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

d      de bestemmingsbepalingen en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:

1      de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² zal bedragen;

2      de (nok)hoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen;

e      de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de (nok)hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de (nok)hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:

1      ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m;

2   ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;

f        het bepaalde ten aanzien van de maximale (nok)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (nok)hoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:

1      de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;

2   de (nok)hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (nok)hoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.

g   de onder a tot en met g genoemde vrijstellingen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1      een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

2      de verkeersveiligheid;

3      de sociale veiligheid;

4      de milieusituatie; en

5      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

terug naar inhoudsopgave

 


Artikel 17  Algemene procedurebepalingen

 

Met betrekking tot de voorbereiding van een van vrijstelling ingevolge artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening door Burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 (Uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 

17.1    Procedure bij vrijstelling

 

Indien burgemeester en wethouders een vrijstelling als bedoeld in deze voorschriften willen verlenen, dienen in ieder geval de volgende procedureregels in acht te worden genomen:

a   Het voornemen tot het verlenen van vrijstelling ligt gedurende tenminste vier weken ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage.

b   Burgemeester en Wethouders maken de nederlegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze bekend.

c   De bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van zienswijzen bij Burgemeester en Wethouders tegen het voornemen van de vrijstelling gedurende de onder a genoemde termijn.

d   Burgemeester en Wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mede.

 

terug naar inhoudsopgave

 


hoofdstuk 5

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 18  Strafbepaling

 

Overtreding van het bepaalde in:

-       artikel 3.5.2

-       artikel 15.1

 

wordt aangemerkt als een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.

terug naar inhoudsopgave

 

 

Artikel 19 Overgangsbepalingen

19.1    Overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken

 

Bouwwerken, welke ten tijde van de eerste ter-inzage-legging van dit plan bestaan dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde bouwvergunning en in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar aard en omvang niet worden vergroot:

a   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b   na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning geschiedt binnen 2 jaar na het tenietgaan.

 

19.2    Vrijstellingsbepaling

 

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 19.1 van dit artikel dat de bestaande afwijkingen naar omvang niet mogen worden vergroot, en toestaan dat een eenmalige vergroting plaatsvindt van de inhoud van de in lid 19.1 toegelaten bouwwerken met niet meer dan 10%.

 

19.3    Overgangsbepalingen ten aanzien van het gebruik

 

Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond ten tijde van het van kracht worden van dit plan, mag worden voortgezet of gewijzigd, zolang en voor zover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit plan naar de aard en omvang niet wordt vergroot.

 

19.4    Uitzonderingen op het overgangsrecht

 

19.4.1  Uitzonderingen ten aanzien van bebouwing

Lid 19.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van dit plan, doch zijn gebouwd in strijd met het toen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

19.4.2    Uitzonderingen ten aanzien van gebruik

Lid 19.3 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

terug naar inhoudsopgave

 


Artikel 20 Slotbepaling

 

Deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder de titel:

 

Voorschriften deel uitmakende van het bestemmingsplan

Hoge Akker, Speelheide en De Leeuwerik

van de gemeente Best

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 8 oktober 2007.

 

 

De voorzitter,                                                                  De griffier,

 

 

 

 

……………..                                                                              ……………….

 

 

terug naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, oktober 2007                             Vastgesteld: 8 oktober 2007

Croonen Adviseurs b.v.