Artikel 11               Woongebied – 4

11.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Woongebied – 4’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a       wonen met bijbehorende tuinen en erven;

b      aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven;

c       parkeervoorzieningen;

d      groenvoorzieningen;

e      water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

f        speelvoorzieningen;

g       wegen;

h      voet- en fietspaden;

i        hondentoiletten;

j        kunstobjecten;

k      nutsvoorzieningen;

l        overige bij deze bestemming behorende voorzieningen.

 

11.2       Bouwregels

 

11.2.1     Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Per bouwperceel is niet meer dan één woning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan.

b      Hoofdgebouwen mogen uitsluitend aaneengebouwd worden gebouwd met een maximum van 6 aaneengebouwde woningen.

c       De afstand van een hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m en niet meer bedragen dan 4,5 m.

d      De voorgevellijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, portiek, balkon of luifel, waarbij de volgende bepalingen gelden:

1      De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 6 .

2      De afstand tot de aan de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m.

3      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw.

4      De afmeting van een luifel boven de toegang van een woning mag niet meer bedragen dan 1,5 m x 1 m.

e      De diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 11 m.

f        De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag bij de eindwoning tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen niet minder bedragen dan 3 m.

g       De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 5 m.

h      De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 8 m.

i        De dakhelling van een gebouw mag niet minder bedragen dan 35º en niet meer bedragen dan 50º.

j        De nokrichting van het dak mag uitsluitend in dezelfde richting als de weg worden gebouwd.

k      Ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke bouwaanduiding – 6’ en ‘specifieke bouwaanduiding – 7’ gelden de volgende bepalingen:

1      De bouwhoogte mag niet minder bedragen dan 7 m.

2      Minimaal 85% van de lijn ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’ dient te worden bebouwd met hoofdgebouwen. Hoofdgebouwen mogen worden gesitueerd in de gevellijn of maximaal 2 m daarachter.

l        Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – 8’ gelden de volgende bepalingen:

1      De bouwhoogte mag niet minder bedragen dan 7 m.

2      Minimaal 90% van de lijn ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’ dient te worden bebouwd met hoofdgebouwen. Hoofdgebouwen mogen worden gesitueerd in de gevellijn of maximaal 2 m daarachter.

 

11.2.2     Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van niet minder dan 2 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw worden gebouwd.

b      Het bebouwingspercentage van de gronden die zijn gelegen achter de achtergevellijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 50%.

c       De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan voor:

1      bouwpercelen kleiner dan 300 : 70 ;

2      bouwpercelen gelijk aan of groter dan 300 : de onder 1 genoemde oppervlakte vermeerderd met 10% van de overmaat, met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 250 .

d      Voor zover de oppervlakte van het hoofdgebouw minder bedraagt dan maximaal is toegestaan in lid 11.2.1 onder e en f, mag de resterende ruimte gebruikt worden voor aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen. Deze aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen tellen niet mee bij de gezamenlijke oppervlakte zoals bepaald onder c.

e      De oppervlakte per bijgebouw mag niet meer bedragen dan 70 .

f        De goothoogte van aan- en uitbouwen mag bij hoofdgebouwen met een goothoogte:

1      tot 6 m niet meer dan bedragen 3,3 m;

2      van meer dan 6 m niet meer bedragen dan 4 m.

g       De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,3 m.

h      De bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag bij hoofdgebouwen met een goothoogte:

1      tot 6 m niet meer bedragen dan 5 m;

2      van meer dan 6 m niet meer bedragen dan 7,5 m;

met dien verstande dat de bouwhoogte van een aan- en uitbouw niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

i        De bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

11.2.3     Kleine hobbyruimten en zwembaden

Voor het bouwen van kleine hobbyruimten van lichte constructie en zwembaden gelden de volgende bepalingen:

a      De oppervlakte van kleine hobbyruimten van lichte constructie, zoals duivenhokken, volières, buitenrennen en kassen mag niet meer bedragen dan 10 .

b      De bouwhoogte van kleine hobbyruimten van lichte constructie mag niet meer bedragen dan 5 m.

c       Ten behoeve van de bouw van een openluchtzwembad mag het in lid 11.2.2 onder c genoemde bebouwingspercentage worden verhoogd tot maximaal 75%, met dien verstande dat de oppervlakte van het openluchtzwembad niet meer mag bedragen dan 100 .

 

11.2.4     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      Voor carports en andere overkappingen gelden de volgende bepalingen:

1      De carports en overkappingen mogen uitsluitend achter de voorgevellijn van d het hoofdgebouw worden gebouwd.

2      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,3 m.

3      De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 .

b      De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 m.

c       De bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.

d      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

e      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

11.2.5     Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

a      De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 .

b      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

11.3       Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a      een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b      een goede woonsituatie;

c       de verkeersveiligheid;

d      de sociale veiligheid;

e      de milieusituatie;

f        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

11.4       Specifieke gebruiksregels

 

11.4.1   Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven zijn toegestaan als ondergeschikte functie bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen gelden:

a      De vloeroppervlakte voor aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven in de woning en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte tot een maximum van 80 .

b      Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.

c       Het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige toename van de parkeerbehoefte.

d      Het gebruik dient vanuit milieuhygiënisch oogpunt inpasbaar te zijn.

e      Detailhandel is niet toegestaan.

 

11.4.2     Parkeren

Voor de gronden binnen deze bestemming gelden de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels.

 

11.5       Afwijken van de gebruiksregels

 

11.5.1     Zorgwoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.1 voor het toestaan van zorgwoningen, mits:

a      er geen onevenredige parkeerdruk op het openbaar gebied ontstaat;

b      er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.