Artikel 10               Woongebied – 3

10.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Woongebied – 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      wonen met bijbehorende tuinen en erven;

b      aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven;

c       onderwijsvoorzieningen en zorgwoningen ter plaatse van de aanduiding ‘onderwijs’;

d      parkeervoorzieningen;

e      groenvoorzieningen;

f        water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

g       speelvoorzieningen;

h      wegen;

i        geluidschermen ter plaatse van de aanduiding ‘geluidscherm’;

j        voet- en fietspaden;

k      hondentoiletten;

l        kunstobjecten;

m    nutsvoorzieningen;

n      overige bij deze bestemming behorende voorzieningen.

 

10.2       Bouwregels

 

10.2.1     Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding ‘onderwijs’ mag het bebouwingspercentage van het aanduidingsvlak niet meer bedragen dan 60%.

 

10.2.2     Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      De afstand van een gebouw tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 0,5 m.

b      De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 12 m.

c       Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – 3’ gelden de volgende bepalingen:

1      De bouwhoogte van een gebouw mag niet minder bedragen dan 10 m.

2      De lijn ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’ dient geheel te worden bebouwd met hoofdgebouwen. Hoofdgebouwen mogen worden gesitueerd in de gevellijn of maximaal 2 m daarachter.

 

10.2.3     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

a      De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 m.

b      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.

c       De bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.

d      De bouwhoogte van geluidschermen ter plaatse van de aanduiding ‘geluidscherm’ mag niet minder bedragen dan 3 m.

e      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

10.2.4     Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

a      De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 .

b      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

10.3       Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a      een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b      een goede woonsituatie;

c       de verkeersveiligheid;

d      de sociale veiligheid;

e      de milieusituatie;

f        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

10.4       Specifieke gebruiksregels

 

10.4.1   Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven zijn toegestaan als ondergeschikte functie bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen gelden:

a      De vloeroppervlakte voor aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven in de woning en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte tot een maximum van 80 .

b      Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.

c       Het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige toename van de parkeerbehoefte.

d      Het gebruik dient vanuit milieuhygiënisch oogpunt inpasbaar te zijn.

e      Detailhandel is niet toegestaan.

 

10.4.2     Parkeren

Voor de gronden binnen deze bestemming gelden de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels.