Inhoud

Hoofdstuk 1      Inleidende regels  1

Artikel 1      Begrippen  1

Artikel 2      Wijze van meten  9

Hoofdstuk 2      Bestemmingsregeling  11

Artikel 3      Bedrijf 11

Artikel 4      Bedrijf – Nutsbedrijf 13

Artikel 5      Centrum    14

Artikel 6      Cultuur en ontspanning  17

Artikel 7      Groen  19

Artikel 8      Maatschappelijk  21

Artikel 9      Natuur 22

Artikel 10    Verkeer 24

Artikel 11    Verkeer – Verblijfsgebied  25

Artikel 12    Wonen  26

Artikel 13    Leiding – Gas  30

Artikel 14    Leiding – Hoogspanningsverbinding  32

Artikel 15    Waarde – Archeologie  34

Hoofdstuk 3      Algemene regels  37

Artikel 16    Anti-dubbeltelregel 37

Artikel 17    Algemene aanduidingsregels  37

Artikel 18    Algemene ontheffingsregels  37

Artikel 19    Algemene procedureregels  39

Artikel 20    Overige regels  39

Hoofdstuk 4      Overgangs- en slotregels  41

Artikel 21    Overgangsrecht 41

Artikel 22    Slotregel 42

 


 

 

Bijlage: Staat van bedrijfsactiviteiten


Hoofdstuk 1            Inleidende regels

Artikel 1                   Begrippen

 

plan:

het bestemmingsplan ‘Wilhelminadorp 2010’ van de gemeente Best.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0753.bpWilhdorp2010-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

 

aan- en uitbouwen

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar inge-volg de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 
aan-huis-verbonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang dusdanig is dat de activiteit in een woning en/of daarbij behorende andere gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

 

aan-huis-verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

achtergevel:

gevel aan de achterzijde van een gebouw, tegenover de voorgevel.

 


achtergevelrooilijn:

de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd. indien er geen sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw - zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen - alsmede het verlengde daarvan.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

bebouwingspercentage:

een op de verbeelding dan wel in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel, bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

 

bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

 

bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

 

bestaand bouwwerk:

een bouwwerk dat op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan:

     bestaat of in uitvoering is;

     mag worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag vóór dat tijdstip is ingediend.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bijgebouw:

gebouw dat door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, onderscheid wordt gemaakt in aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen.


biotische waarden:

geheel van waarden in verband met het biotische milieu (= levende natuur), in de vorm van specifieke kwetsbare soorten (k), weidevogels (w) en struweelvogels (s) en ook op basis daarvan aanwezige mogelijkheden voor ontwikkeling van specifieke natuurwaarden.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 
bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die het-zij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.

 

carport:

een overkapping in de vorm van een open constructie met minimaal 2 open wanden voor de overdekte stalling van motorvoertuigen.

dagrecreatie:

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de woning, zonder dat daar een overnachting elders mee gepaard gaat.

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in de volgende categorieën:

a      detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;

b      detailhandel in grootschalige goederen, zoals auto’s, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;

c       tuincentra;

d      grootschalige meubelbedrijven, al dan niet – in ondergeschikte mate- in combinatie met woninginrichting en stoffering;

e      bouwmarkten.

 

dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en seksinrichtingen.

 

eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond.

 

erfbeplanting:

afschermende of maskerende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie.

 

extensief dagrecreatief medegebruik:

extensieve vorm van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën of boerengolf, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting waarbij als gevolg van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

 

hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld bij of krachtens de Wet geluidhinder.

 

hoofdgebouw:

een gebouw, dat door zijn ligging, constructie en/of afmetingen bestemming als belangrijkste bouwwerk op het bouwperceel valt aan te merken.

 
hoofdverblijf:

plaats die fungeert als vaste woon- of verblijfplaats en/of het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene.

 

horeca:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies, dranken, maaltijden en/of geringe etenswaren voor het al dan niet gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, nader te onderscheiden in:

a      horecabedrijf categorie A:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse en het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), zoals een hotel of pension;

b      horecabedrijf categorie B:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), en dat overdag en in de avonduren geopend kan zijn, zoals een restaurant;

c       horecabedrijf categorie C:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide geringe etenswaren (al dan niet met nevenactiviteit het verstrekken van veelal alcoholvrije dranken) en dat zowel overdag als in de avonduren geopend kan zijn, zoals een lunchroom, cafetaria, shoarmazaak;

d      horecabedrijf categorie D:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van geringe etenswaren) en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, als dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat in de avond en het begin van de nacht geopend kan zijn, zoals een (eet)café, feestzaal;


e      horecabedrijf categorie E:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat aan het eind van de avond en een groot gedeelte van de nacht geopend kan zijn, zoals een discotheek.

 
hydrologische waarde:

gronden met een bijzondere betekenis voor het watersysteem van het plansysteem in verband met beekherstel, verdrogingsbestrijding, waterberging en/of waterkering.

 

landschappelijke beplanting:

begroeiingselement in het agrarisch gebied, overwegend bestaande uit opgaande beplanting zonder een hoofdfunctie bosbouw of agrarische houtteelt, zoals bosschages, houtwallen, houtsingels, hagen, boomgroepen, bomenrijen en solitaire bomen.

 

landschapselementen:

de verzameling van landschappelijke beplantingen en natuurelementen.

 

maatschappelijke en culturele voorzieningen:

educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen, sportvoorzieningen, recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.

 

natuurwaarden:

waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkendheid voor het gebied.

 

overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

 

peil:

a      voor een gebouw, gelegen op een afstand van 4 meter uit de wegkant: de hoogte van de kruin van de weg;

b      voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;

c       indien in, op of over het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil;

 

perceelsgrens:

de grens van het bouwperceel.

 

recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

 

recreatiebedrijf/-voorziening:

een bedrijf of functie overwegend gericht op het aanbieden van verblijfsrecreatie en/of dagrecreatie in de openlucht en/of gebouwde voorzieningen. Voorbeelden zijn: camping, jachthaven.

 

recreatieverblijf:

kampeermiddel, trekkershut, groepsaccommodatie, ruimte voor bed&breakfast, stacaravan of recreatiewoning.

 

seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden,; onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan  : een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens wordt begrepen een erotische masagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

verblijfsrecreatie:

vorm van recreatie in een recreatiebedrijf waarbij een persoon of personen het hoofdverblijf elders heeft/hebben.

 

voorgevel:

gevel aan de voorzijde van een gebouw en indien aanwezig gerelateerd aan de ligging van de ‘voorgevelrooilijn hoofdgebouwen’.

 

voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel (i.c. de meest gezichtsbepalende gevel) van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.

 

voorgevelrooilijn gebouwen:

de aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

 

vrijstaand bijgebouw:

een van het hoofdgebouw en aangebouwde bijgebouwen vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

vrijstaande woning:

woning waarbij sprake is van een hoofdgebouw dat vrij van de zijdelingse perceelsgrenzen staat.

water en waterhuishoudkundige voorzieningen

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van ene goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etc.

 

werk:

een werkzaamheid of constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.

 

winkelondersteunende/winkelgebonden horeca:

horeca, waarbij de bedrijfsactiviteit is gericht op het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren of dranken, en die in functioneel opzicht bijdraagt of ten dienste staat van de winkelfunctie, niet zijnde avond- en nachthoreca, zoals een cafetaria/snackbar, tearoom, konditorei, afhaalcentrum (niet zijnde een restaurant).

 

winkelvloeroppervlak:

de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte die uitsluitend gebruikt wordt voor het verkopen van producten, niet zijnde de ruimte voor opslag of het vervaardigen/ bewerken van producten.

 

woning:

een (gedeelte) van een gebouw dan dient voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.

 

zijgevel:

gevel of gemeenschappelijke scheidsmuur van een gebouw, niet zijnde voor- of achter-gevel.


Artikel 2                   Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

afstand tot de bestemmingsgrens:

de kortste afstand van het buitenwerkse gevelvlak van een gebouw tot de bestemmingsgrens.

 

afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand van de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.

 

afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

de kortste afstand van het buitenwerkse gevelvlak van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsgrens.

 

breedte van bouwpercelen:

de afstand tussen de zijdelingse perceelsgrenzen.

 

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 meter bedraagt.

 


Hoofdstuk 2            Bestemmingsregeling

Artikel 3                   Bedrijf

3.1             Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      gebouwen ten behoeve van:

1      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder milieucategorieën 1 en 2;

2      productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;

b      ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg’: tevens voor verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg, behorende tot categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1);

c       bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, groen, speelvoorzieningen, water, tuinen en erven.

 

3.2             Bouwregels

 

3.2.1         Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

b      De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’.

c       De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’.

d      Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’.

 

3.2.2         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,00 m bedragen.

b      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,00 m bedragen.

 

 

3.3             Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afme-tingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a      Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

b      De verkeersveiligheid.

c       De sociale veiligheid.

d      De milieusituatie.

e      De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

3.4             Ontheffing van de bouwregels

 

3.4.1         Gebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met in achtneming van de volgende bepalingen:

a      De gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 100 m².

b      De bouwhoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 4 meter.

 

 


Artikel 4                   Bedrijf – Nutsbedrijf

4.1             Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Nutsbedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;

b      bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, groen, speelvoorzieningen, water, tuinen en erven.

 

4.2             Bouwregels

 

4.2.1         Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      De gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

b      De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

4.2.2         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.

b      De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

4.3             Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a      De verkeersveiligheid.

b      De sociale veiligheid.

c       Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

 

 


Artikel 5                   Centrum

5.1             Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      wonen in een woning uitsluitend op de verdieping;

b      detailhandel;

c       dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling;

d      ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’: uitsluitend horecabedrijven in categorie B, C en D;

e      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding luifels’: luifels

f        bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, groen, speelvoorzieningen, water, tuinen en erven.

 

5.2             Bouwregels

 

5.2.1         Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      De gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

b      Het bouwvlak mag voor niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd.

c       De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goot- en bouwhoogte’.

d      De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goot- en bouwhoogte’.

e      De dakhelling van een gebouw bedraagt ten minste 300 en ten hoogste 650.

f        Ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’ dient de voorgevel van de hoofdgebouwen gericht te zijn naar de aangegeven gevellijn.

g       Benedenmaaiveld mogen parkeervoorzieningen worden gebouwd.

 

5.2.2         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.

b      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.

 

5.3             Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

a      de situering en afmetingen van bouwwerken;

b      de kapvorm van gebouwen;


c       de aanleg van laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein;

Indien zulks noodzakelijk is:

1      ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

2      in verband met de verkeers-, sociale en brandveiligheid;

3      voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing in de omgeving en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;

4      met het oog op de bezonning ten opzichte van (de bebouwing van) de aangrenzende gronden.

 

5.4             Ontheffing van de bouwregels

 

5.4.1         Ontheffingen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met in achtneming van de volgende bepalingen:

a      De geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.

b      De gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten hoogste gelijk zal zijn aan de oppervlakte van het bouwvlak.

c       Er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1      het straat- en bebouwingsbeeld;

2      de verkeersveiligheid;

3      de sociale veiligheid;

4      de milieusituatie;

5      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

5.5             Specifieke gebruiksregels

 

5.5.1         Gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende bepalingen:

a      Het maximale winkelvloeroppervlak dat wordt gebruikt voor (een) supermarkt(ten) mag niet meer bedragen dan 2.000 m2.

b      Het maximale oppervlak dat wordt gebruikt voor dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen mag niet meer bedragen dan 700 m2, waarvan maximaal 400 m2 bebouwd.

c       De verkoopruimten van detailhandel en de ruimten van dienstverlening en horecabedrijven, waarin contact met het publiek plaatsvindt, mogen uitsluitend op de begane grond worden gesitueerd.

d      Wonen is uitsluitend toegestaan op de verdieping.

e      Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

f        Detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan.

g       Het gebruiken van een gebouw als seksinrichting is niet toegestaan.


5.5.2         Aan-huis-verbonden beroepen

Voor het uitoefenen van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven gelden de volgende bepalingen:

a      De vloeroppervlakte voor aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven in de woning en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte tot een maximum van 80 m².

b      Detailhandel is niet toegestaan.

 

5.6             Ontheffing van de gebruiksregels

 

5.6.1         Verkoopvloeroppervlakte

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.5.1 onder a voor de uitbreiding van het winkelvloeroppervlakte van supermarkten tot maximaal 2.500 m2 , mits op eigen terrein dan wel op de direct aanliggende gronden voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid.

 

5.7             Wijzigingsbevoegdheid

 

5.7.1         Wijzigen ten behoeve van verwijderen aanduiding ‘horeca’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding ‘horeca’ binnen de bestemming te wijzigen in een bestemming zonder functieaanduiding indien de horeca-activiteiten zijn beëindigd.

 

5.7.2         Wijzigen ten behoeve van toevoegen aanduiding ‘horeca’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een horecabedrijf, met inachtneming van de volgende bepalingen:

a      De wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast ten behoeve van de vestiging van horeca-activiteiten behorende tot categorie C en D.

b      Er mag geen verstoring plaatsvinden in de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur van de centrumfunctie van de wijk.

c       Er mogen geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

d      Wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.

e      Voorzien dient te worden respectievelijk te zijn in voldoende parkeergelegenheden op eigen terrein dan wel op de direct aanliggende gronden.

 

 

 

 

 

 


Artikel 6                   Cultuur en ontspanning

6.1             Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Cultuur en ontspanning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      een dansschool;

b      bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, groen, speelvoorzieningen, water, tuinen en erven.

 

6.2             Bouwregels

 

6.2.1         Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Per bouwvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan.

b      De gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

c       De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goot- en bouwhoogte’.

d      De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goot- en bouwhoogte’.

 

6.2.2         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.

b      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.

 

6.3             Ontheffing van de bouwregels

 

6.3.1         Ontheffingen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 6.2.1 onder b en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met in achtneming van de volgende bepalingen:

a      De gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan de oppervlakte van het bouwvlak en niet meer dan 15% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak wordt gebouwd.

b      Er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1      het straat- en bebouwingsbeeld;

2      de verkeersveiligheid;

3      de sociale veiligheid;

4      de milieusituatie;

5      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 


6.4             Wijzigingsbevoegdheid

 

6.4.1         Woonfunctie

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Cultuur en ontspanning’ wijzigen in de bestemming Wonen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

a      Wijziging is toegestaan nadat de activiteiten zijn beëindigd.

b      Wijziging is toegestaan indien er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn.

c       Wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.

d      In het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging.

 

 


Artikel 7                   Groen

7.1             Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      groenvoorzieningen;

b      nutsvoorzieningen

c       paden;

d      in- en uitritten ten behoeve van aangrenzende woondoeleinden;

e      speelvoorzieningen;

f        water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

g       hondentoilet;

h      ter plaatse van de aanduiding ‘kinderboerderij’: tevens een kinderboerderij;

i        ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’: tevens parkeren.

 

7.2             Bouwregels

 

7.2.1         Nutsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      De gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

b      De oppervlakte niet meer dan 15 m² mag bedragen.

c       De bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

 

7.2.2         Gebouwen kinderboerderij

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      De gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ’kinderboerderij’ worden gebouwd.

b      De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goot- en bouwhoogte’.

c       De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goot- en bouwhoogte’.

 

7.2.3         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 5 m bedragen.

b      De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen.

c       De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 


7.3             Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a      De verkeersveiligheid.

b      De sociale veiligheid.

c       Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.


Artikel 8                   Maatschappelijk

8.1             Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      maatschappelijke voorzieningen;

b      ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’: tevens een begraafplaats;

c       bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, groen, speelvoorzieningen, water, tuinen en erven.

 

8.2             Bouwregels

 

8.2.1         Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      De gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

b      Het bouwvlak mag voor niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd.

c       De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goot- en bouwhoogte’.

d      De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goot- en bouwhoogte’.

 

8.2.2         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.

b      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.

 

8.3             Ontheffing van de bouwregels

 

8.3.1         Ontheffingen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 8.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met in achtneming van de volgende bepalingen:

a      De gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan de oppervlakte van het bouwvlak en niet meer dan 15% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak wordt gebouwd.

b      Er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1      het straat- en bebouwingsbeeld;

2      de verkeersveiligheid;

3      de sociale veiligheid;

4      de milieusituatie;

5      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 9                   Natuur

9.1             Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      het behoud en/of herstel en/of duurzame ontwikkleing van de op deze gronden voorkomende, dan wel daaraan eigen, landschappelijke waarden en natuurwaarden;

b      extensief recreatief medegebruik;

c       water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

9.2             Bouwregels

 

9.2.1         Algemeen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

9.2.2         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

a      De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

9.3             Aanlegvergunning

 

9.3.1         Aanlegvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), op of in deze gronden de volgende werken, geen gebouwen zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

a      Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,40 m wordt gewijzigd of waarbij maaiveldniveaus (steilranden) worden gewijzigd.

b      Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,40 m onder maaiveld.

c       Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.

d      Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

e      Het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage met uitzondering van grondwateronttrekkingen.

f        Het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden.

g       Het verwijderen van natuur- en landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren.

h      Het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen.

i        Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m² per perceel.

 

9.3.2         Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 9.3.1 is niet van toepassing op:

a      werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

b      werken en werkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.

 

9.3.3         Toelaatbaarheid

De in lid 9.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden.

 


Artikel 10              Verkeer

10.1        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      wegen, fiets- en voetpaden;

b      water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;

c       bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals parkeerplaatsen, groen en beplantingen, bermen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen.

 

10.2        Bouwregels

 

10.2.1     Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

a      De oppervlakte niet meer dan 15 m² mag bedragen.

b      De bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

 

10.2.2     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

a      De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 10 m bedragen.

 

10.3        Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a      De verkeersveiligheid.

b      De sociale veiligheid.

c       Samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

 


Artikel 11               Verkeer – Verblijfsgebied

11.1        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      wegen;

b      fiets- en voetpaden;

c       water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;

d      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – garageboxen’: uitsluitend garageboxen;

e      bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals parkeerplaatsen, groen en beplantingen, bermen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen.

 

11.2        Bouwregels

 

11.2.1     Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

a      De oppervlakte niet meer dan 15 m² mag bedragen.

b      De bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

 

11.2.2     Garageboxen

Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende bepalingen:

a      Garageboxen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - garageboxen’.

b      Garageboxen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden.

c       De inhoud van een garagebox mag niet meer dan 50 m³ bedragen.

d      De bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

11.2.3     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

a      De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 10 m bedragen.

 

11.3        Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a      de verkeersveiligheid;

b      de sociale veiligheid;

c       samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

 


Artikel 12              Wonen

12.1        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      het wonen in een woning en in samenhang daarmee aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven;

b      bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water,

 

12.2        Bouwregels

 

12.2.1     Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Hoofdgebouw worden binnen het bouwvlak gebouw.

b      Per bouwperceel is ten hoogste één woning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan, tenzij anders is aangegeven.

c       Ter plaatse van de bouwaanduiding ‘aaneengebouwd’: aaneengebouwd bouwen.

d      Ter plaatse van de bouwaanduiding 'gestapeld': gestapeld bouwen.

e      Ter plaatse van de bouwaanduiding 'twee-aaneen': twee-aaneen bouwen.

f        Ter plaatse van de bouwaanduiding 'vrijstaand': vrijstaand bouwen.

g       Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding aanbouwen’: aanbouwen.

h      Ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – patio’: patiowoningen.

i        Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – patio’ zijn op een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 30 m2 geen gebouwen en overkappingen toegestaan.

j        De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, portiek, balkon of luifel, met inachtneming van de volgende bepalingen:

1      de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 6 m²;

2      de afstand tot de aan de weg gelegen perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m, met dien verstande dat ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – patio’ de afstand tot de aan de weg gelegen perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 3 m;

3      de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw;

4      de afmetingen van een luifel boven de toegang van een woning mag ten hoogste 1,5 m x 1 m bedragen.

k      De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste:

1      ter plaatse van de bouwaanduiding ‘vrijstaand’: ten minste 3 m;

2      ter plaatse van de bouw aanduiding ‘twee-aaneen’ tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen: ten minste 3 m;

3      ter plaatse van de bouwaanduiding ‘gestapeld’ tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen: ten minste 3 m;

4      ter plaatse van de bouwaanduiding ‘aaneengebouwd’ alleen bij de eindwoning tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen: ten minste 3 m;

5      ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – patio’ alleen bij de eindwoningen tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen: ten minste 3 m.

l        De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.

m    De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goot- en bouwhoogte’.

 

12.2.2     Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel worden gebouwd binnen een bouwvlak, als ter plaatse van de bouwaanduiding ‘bijgebouwen’.

b      Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – patio’ mogen in tegenstelling tot het bepaalde onder c, aanbouwen en bijgebouwen tot in de voorgevellijn van het hoofdgebouw worden gebouwd.

c       Aanbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd te worden.

d      De gronden buiten het bouwvlak, die zijn gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 50% worden bebouwd.

e      De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, bedraagt per perceel niet meer dan voor:

1      percelen kleiner dan 300 m²: 70 m²;

2      percelen gelijk aan of groter dan 300 m²: de onder 1 genoemde oppervlakte vermeerderd met 10% van de overmaat, met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte aan aanbouwen en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 250 m².

f        De oppervlakte per bijgebouw mag niet meer bedragen dan 70 m².

g       Ter plaatse van de bouwaanduiding ‘vrijstaand’ waarvan de diepte van het perceel 30 meter of meer bedraagt, dient één der zijstroken met een breedte van ten minste 3 m vrij van aanbouwen en bijgebouwen te blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 25 m achter de naar de weg gekeerde begrenzing van het bouwvlak.

h      De goothoogte van aan- en uitbouwen mag bij hoofdgebouwen met een goothoogte:

1        tot 6 m niet meer dan 3 m bedragen;

2        van meer dan 6 m niet meer dan 4 m bedragen.

i        De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen.

j        De bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag bij hoofdgebouwen met een goothoogte:

1        tot 6 m niet meer dan 5 m bedragen;

2        van meer dan 6 m niet meer dan 7,5 m bedragen;

met dien verstande dat de bouwhoogte van een aanbouw niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

k      Ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding –aanbouwen’ mag, in tegenstelling tot het bepaalde onder k, de bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 meter.

l        De bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

12.2.3     Kleine hobbyruimten en zwembaden

Voor het bouwen van kleine hobbyruimten van lichte constructie en zwembaden gelden de volgende bepalingen:

a      De oppervlakte van kleine hobbyruimten van lichte constructie, zoals duivenhokken, volières, buitenrennen en kassen, mag niet meer bedragen dan 10 m².

b      De bouwhoogte van kleine hobbyruimten van lichte constructie mag niet meer dan 5 m bedragen.

c       Ten behoeve van de bouw van een openluchtzwembad mag het in lid 12.2.2 onder d genoemde bebouwingspercentage worden verhoogd tot maximaal 75%, met dien verstande dat de oppervlakte van het openluchtzwembad niet meer dan 100 m² mag bedragen.

 

12.2.4     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

b      Carports en open overkappingen mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:

1      de carports en overkappingen mogen uitsluitend achter de voorgevellijn van de woning worden gebouwd;

2      de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;

3      de oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen.

c       De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen.

d      De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

12.3        Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a      Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

b      Een goede woonsituatie.

c       De verkeersveiligheid.

d      De sociale veiligheid.

e      De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 


12.4        Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende bepalingen:

a      De vloeroppervlakte voor aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven in de woning en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte tot een maximum van 80 m².

b      Detailhandel is niet toegestaan.

c       Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

12.5        Ontheffing van de gebruiksregels

 

12.5.1     Mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in

lid 12.4 onder c voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte,

mits:

a      Een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg.

b      De afhankelijk woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m².

c       Er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.


Artikel 13              Leiding – Gas

13.1        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding – Gas’ aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor gasleidingen met een diameter van ten hoogste 12 inch.

 

13.2        Bouwregels

 

13.2.1     Bouwregels voor de bestemming

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 13.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter.

b       Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag- met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)-regels– uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

13.3        Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 13.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a      Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de water, afvalwater en/of energievoorziening dient te zijn gewaarborgd.

b      Burgemeester en wethouders dienen schriftelijk advies in te winnen bij de betreffende leidingbeheerder.

 

13.4        Aanlegvergunning

 

13.4.1     Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming ‘Leiding - Gas’ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a      Het aanleggen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting.

b      Het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging.

c       Het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk.

d      Diepploegen.

e      Het indrijven van voorwerpen in de bodem.

f        Het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.

g       Het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen.

h      Het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

 

13.4.2     Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het in lid 13.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a      het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige be-stemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b      reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

13.4.3     Voorwaarden voor een aanlegvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 13.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

 

13.4.4     Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens te beslissen omtrent een aanlegvergunning als bedoeld in lid 13.4.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de leidingbeheerder.

 


Artikel 14              Leiding – Hoogspanningsverbinding

14.1        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 150 Kv.

 

14.2        Bouwregels

 

14.2.1     Bouwregels voor de bestemming

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 45 m.

b       Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag- met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels– uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

14.3        Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 14.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a      Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de water, afvalwater en/of energievoorziening dient te zijn gewaarborgd.

b      Burgemeester en wethouders dienen schriftelijk advies in te winnen bij de betref-fende leidingbeheerder.

 

14.4        Aanlegvergunning

 

14.4.1     Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a      Het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen.

b      Het uitvoeren van graafwerkzaamheden.

c       Diepploegen.

d      Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bo-dem.

e      Het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen.

f        Het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.

 

14.4.2     Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het in lid 14.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a      Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige be-stemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

b      Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

14.4.3     Voorwaarden voor een aanlegvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 14.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

 

14.4.4     Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens te beslissen omtrent een aanlegvergunning als bedoeld in lid 14.4.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de leidingbeheerder.

 


Artikel 15              Waarde – Archeologie

15.1        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

 

15.2        Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m², een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

b      Indien uit de onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:

1      de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

2      de verplichting tot het doen van opgravingen;

3      de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

c       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

 

15.3        Aanlegvergunning

 

15.3.1     Aanlegverbod

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a      Het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan p.m. m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen.

b      Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

c       Het aanleggen van leidingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld.

15.3.2     Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het in lid 15.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a      het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b      reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

15.3.3     Toelaatbaarheid

a      De in lid 15.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

b      Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

c       Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

 

 


Hoofdstuk 3            Algemene regels

Artikel 16              Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 17              Algemene aanduidingsregels

17.1        Wro-zone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in de bestemming ‘Wonen’, met de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied’, een nieuw bouwvlak voor een nieuwe woning toe te voegen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

a      Er mogen niet meer dan 2 woningen worden gerealiseerd.

b      Er mag vrijstaand en twee-aan-een worden gebouwd.

c       De goothoogte bedraagt niet meer dan 5 meter.

d      De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8 meter.

e      De woningen worden ten minste 3 meter uit de voorste perceelgrens  gebouwd.

f        De afstand tot de zijdelingse perceelgrenzen bedraagt minimaal 5 meter.

g       Parkeren is uitsluitend op eigen terrein toegestaan.

h      De economische uitvoerbaarheid moet gewaarborgd zijn.

i        Voldaan moet zijn aan de vereisten inzake de flora- en faunawet, Wet geluidhinder, Wet luchtkwaliteit en archeologie.

j        In het wijzigingsplan moet aandacht worden besteed aan de gemaakte belangenafweging.

 

17.2        Percentages

Een aangegeven percentage geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste wordt bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

 

Artikel 18              Algemene ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

a      De bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.

b      De bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven.

c       De bestemmingsbepalingen en toestaan dat bebouwingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

d      De bestemmingsbepalingen en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:

1      de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² zal bedragen;

2      de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen.

e      De bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:

1      ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m;

2      ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m.

f     Het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:

1        de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;

2        de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.

g    De onder a tot en met g genoemde ontheffingen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1      een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

2      de verkeersveiligheid.

3      de sociale veiligheid.

4      de milieusituatie.

5      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 


Artikel 19              Algemene procedureregels

Met betrekking tot voorbereiding van de wijziging van het plan ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door Burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 (Uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 

19.1        Procedure bij ontheffing

Indien burgemeester en wethouders een ontheffing als bedoeld in deze regels willen verlenen, dienen in ieder geval de volgende procedureregels in acht te worden genomen:

a      Het voornemen tot het verlenen van ontheffing ligt gedurende ten minste vier weken ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage.

b      Burgemeester en Wethouders maken de nederlegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze bekend.

c       De bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van zienswijzen bij Burgemeester en Wethouders tegen het voornemen van de ontheffing gedurende de onder a genoemde termijn.

d      Burgemeester en Wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mede.

 

Artikel 20              Overige regels

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behouden ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a      De richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen.

b      De bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer.

c       De bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten.

d      Het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen.

e      De parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.

f        De ruimte tussen bouwwerken.

 


 

 

Hoofdstuk 4            Overgangs- en
slotregels

Artikel 21              Overgangsrecht

21.1        Overgangsrecht bouwwerken

a      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b      Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.

c       Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

21.2        Overgangsrecht gebruik

a      Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c       Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d      Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 


Artikel 22              Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

 

‘Regels van het bestemmingsplan Wilhelminadorp 2010’.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, 18 mei 2010                                                Vastgesteld, 12 juli 2010