Regels
Bestemmingsplan
Bedrijvenpark Moermont 2012


Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Bedrijf (B)

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven behorend tot categorie 2 en/of 3 zoals opgenomen in de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat niet zijn toegestaan:

  1. detailhandel met uitzondering van detailhandel zoals genoemd onder lid 3.3 ;

  2. zelfstandige kantoren;

  3. geluidzoneringsplichtinge inrichtingen;

  4. risicovolle inrichtingen, als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

b. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 2" uitsluitend voor bedrijven behorende tot en met categorie 2 zoals opgenomen in de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten; c. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3" uitsluitend voor bedrijven behorende tot en met categorie 3.2 zoals opgenomen in de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

d. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" tevens voor een bedrijfswoning;

e. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel" tevens voor detailhandel in tuinartikelen - en dierenbenodigdheden;

f. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': tevens voor nutsvoorzieningen;

bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

  1. Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat :

a. gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het bouwvlak;

  1. het bebouwingspercentage per bouwvlak niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingspercentage’ is aangegeven; indien geen bebouwingspercentage is opgenomen mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduidig - gebouwen uitgesloten" zijn geen gebouwen toegestaan;

  3. de goothoogte en / of bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte" respectievelijk "maximale bouwhoogte" aangegeven; Indien de aanduiding "minimale goothoogte" danwel "minimale-maximale goothoogte" is aangegeven dient de goothoogte minimaal de aangegeven maat te bedragen danwel de tussen minimaal en maximaal aangegeven maatvoering te bedragen;

  4. de bouwhoogte van andere bouwwerken buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 3m;

  5. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 3 meter;

  6. in de eigen parkeerbehoefte op het perceel dient te worden voorzien;

  7. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken met een geringe oppervlakte zoals antennes, lichtmasten, vlaggemasten, reclamemasten niet meer mag bedragen dan15 meter.

 

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

a. detailhandel in autos, motoren, scooters, boten, caravans, campers en kampeerwagens is toegestaan;

b. detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd of verwerkt voor zover

zulks een ondergeschikt en niet zelfstandig deel van de bedrijfsvoering als onder a

genoemd vormt is toegestaan;

c. internetverkopen, waarbij volledig assortiment alleen te bezichtigen is via internet en/of postcatalogus en levering van de producten hoofdzakelijk plaatsvindt via post of koeriersdiensten, zijn toegestaan;

d. uitsluitend bedrijfsgebonden kantoren zijn toegestaan, waarbij per bedrijfsperceel het aantal m2 bedrijfsvloeroppervlakte voor kantoren niet meer dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen, tot een maximum van 2000m2; Met afwijking kan het college vanburgemeester en wethouders medewerking verlenen aan de vestiging van bedrijfsgebonden kantoren met een maximum oppervlakte van 2500m2 per bedrijfsperceel op voor waarde dat dit kantoordeel niet meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte.

e. zelfstandige horeca- recreatie- en seksinrichtingen zijn niet toegestaan.

d. opslag van meer dan 10.000 kilogram consumentenvuurwerk is niet toegestaan;

e. de gronden en opstallen te gebruiken als coffeeshop, smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel is niet toegestaan.

 

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor het verhogen van de bouwhoogte van andere bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 5 meter, indien zulks voor een doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk is.

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in lid 3.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. lid 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  3. lid 3.1 voor de uitoefening van detailhandel internetverkopen hieronder begrepen, indien het detailhandel als een ondergeschikt en niet-zelfstandig deel van de bedrijfsvoering betreft, waarbij per bedrijfsperceel het aantal m² bedrijfsvloeroppervlakte voor detailhandel niet meer dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen;

met dien verstande dat:

  • geluidszoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;

  • benzineservicestations met LPG-verkoop voor zover voorkomend in categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten niet zijn toegestaan.

 

Artikel 4 Groen (G)

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. (openbaar) groen, plantsoen en andere groenvoorzieningen;

  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals voet- en fietspaden en ontsluitingspaden, parkeervoorzieningen, kunstobjecten en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

Op de in artikel 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemming worden gebouwd, waaronder begrepen straatmeubilair, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van speelvoorzieningen ten hoogste 6 meter mag bedragen;

  2. de bouwhoogte van kunstobjecten mag ten hoogste 15 meter bedragen;

  3. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 meter;

  4. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken van geringe oppervlakte zoals antennes, lichtmasten tot niet meer mag bedragen dan 15m.

  5. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter.

 

 

Artikel 5 Verkeer (V)

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebiedsontsluitingswegen en wegen deel uitmakend van een verblijfsgebied bestaande uit maximaal vier rijstroken;

  2. voet- en fietspaden;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. bij deze bestemmming behorende voorzieningen zoals bermen en andere verkeersvoorzieningen, geluidsafschermende voorzieningen, speelvoorzieningen, kunstobjecten, verlichting, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

5.2 Bouwregels

Op de in artikel 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen, waaronder straatmeubilair, worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van de speelvoorzieningen niet meer mag bedragen dan 6 meter;

  2. de bouwhoogte van kunstobjecten en lichtmasten niet meer mag bedragen dan 15 meter;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter;

 

 

Artikel 6 Water (WA)

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

 

6.1.1 De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterhuishouding, waterberging, watergangen, groenvoorzieningen, met daarbij behorende bouwwerken en kunstwerken;

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Op de in artikel 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat artikel 6.1 bedoelde bestemmingen worden gebouwd met dien verstande dat:

 

6.3 Afwijken van de bouwregels

 

6.3.1 Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 ten behoeve van andere bouwwerken die hoger zijn dan 3 m en voor gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. het belang van de waterhuishouding met betrekking tot de waterkwaliteit en waterkwantiteit niet onevenredig wordt aangetast en

  2. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen activiteit het belang van de waterhuishouding niet onevenredig wordt aangetast en welke voorwaarden aan de afwijking moeten worden gesteld.

 

6.4 Aanlegvergunning

 

6.4.1 Aanlegverbod zonder vergunning

Het is verboden op gronden, welke bestemd zijn als “Water”, zonder of in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:

  1. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen en puinstortingen;

  2. het graven of dempen van waterpartijen en het afdammen van waterpartijen;

  3. boringen te verrichten, seismisch of ander bodemonderzoek te doen;

  4. het wijzigen van het waterpeil.

 

6.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het in artikel 6.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  1. werken en werkzaamheden binnen het kader van het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;

  2. werken en werkzaamheden die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan in uitvoering waren.

 

6.4.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

Een vergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 is slechts toelaatbaar indien door de werken of werkzaamheden het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad.

 

6.4.4 Adviesprocedure aanlegvergunningen

Alvorens te beslissen over een vergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

 

 

Artikel 7 Leiding - Gas (L-G)

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding-Gas' aangewezen gronden zijn, ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn Leiding-Gas' en binnen een afstand van 4 meter aan weerszijden van de aanduiding, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een gasleiding en de belangen van de gasleiding bestaande uit een ongestoorde nuts- en energievoorziening.

 

7.2 Bouwregels

  1. Op de in artikel 7.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen niet toegestaan, met uitzondering van andere bouwwerken, zoals meet- en regelkasten, die noodzakelijk zijn voor een doelmatig beheer van de aangegeven leiding;

  2. Het in het vorige lid vervatte verbod is niet van toepassing op reeds bestaande bebouwing, met dien verstande dat deze legaal tot stand is gekomen.

 

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2 ten behoeve van bouwen van bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de veiligheid met betrekking tot de leiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;

b. geen onvenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van leidingen;

c. vooraf schriftlijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen omtrent het in lid a gestelde.

 

7.4 Specifieke gebruiksregels

De bestemming 'Leiding-Gas' alsmede de regels onder artikel 7.2 en 7.3 zijn slechts van toepassing indien en voor zover de aangeduide leiding in functie is.

 

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

7.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden) op de in artikel 7.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

  1. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  2. het uitvoeren van de graafwerkzaamheden;

  3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;

  5. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;

  6. het vellen of rooien van houtgewas;

  7. het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen;

  8. het ontginnen, ontgronden, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren;

  9. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.

 

7.5.2 Uitzonderingen

Het onder artikel 7.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  1. andere werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. andere werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

  3. werken en werkzaamheden welke worden uitgevoerd in het kader van het normale onderhoud en beheer van de aanwezige leiding.

 

7.5.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

 

7.5.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.5.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijke advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

 

Artikel 8 Waarde - Archeologie (WR-A)

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Archeologie' aangewezen gronden, zijn behalve voor de ander daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de aan deze gronden eigen zijnde archeologische waarde.

 

8.2 Bouwregels

Op de in lid 8.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen toegestaan. Een en ander volgens de voor deze bestemmingen geldende regels.

 

8.3 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

8.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden) op de in lid 8.1 bedoelde gronden de volgende andere werken en/of werkzaamheden uit te voeren dieper dan 0,5 m en over een oppervlakte groter dan 100 m²:

  1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;

  2. het bodemverlagen of afgraven van gronden;

  3. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  4. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voorzover geen bouwwerken zijnde);

  5. het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers.

 

8.3.2 Uitzonderingen

Het onder lid 8.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke uit het oogpunt van het te beschermen archeologische waarde van ondergeschikte betekenis zijn. Hieronder worden in ieder geval werken of werkzaamheden bedoeld die niet dieper worden uitgevoerd dan 0,5 m en een oppervlakte kleiner dan 100 m² betreffen.

 

8.3.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.3.1 is slechts toelaatbaar indien door de werken of werkzaamheden de archeologische waarde van de gronden niet in onevenredige mate wordt aangetast, dan wel de mogelijkheden voor behoud van die waarde niet onevenredig wordt verkleind.

 

8.3.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijke advies ingewonnen bij de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom.

 

8.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

8.4.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na overleg met de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom, de in artikel 8.1 bedoelde bestemming te laten vervallen indien uit onderzoek is gebleken dat, hetzij door archivering van de aanwezige waarden, hetzij anderszins, geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn die handhaving van de bestemming rechtvaardigen.