Regels
Bestemmingsplan
Het Fort-Zeekant 2012


Artikel 13 Verkeer

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een gebiedsontsluitingsweg bestaande uit ten hoogste twee rijbanen;

  2. wegen deel uitmakend van een verblijfsgebied bestaande uit ten hoogste twee rijstroken;

  3. groenvoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. kunstobjecten;

  6. waterpartijen;

  7. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  8. boven en ondergrondse parkeervoorzieningen;

  9. voet- en fietspaden;

  10. standplaats voor ambulante handel;

  11. andere verkeersvoorzieningen met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder begrepen geluidafschermende voorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, vlaggenmasten en verlichting;

  12. ter plaatse van de aanduiding 'parkeren': uitsluitend voor parkeervoorzieningen en bijbehorende verkeersvoorzieningen;

  13. ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg': uitsluitend voor verkeer en vervoer per rail met de daarbij behorende bouwwerken.

 

13.2 Bouwregels

Op de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen, waaronder straatmeubilair en geluidafschermende voorzieningen, worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van de speelvoorzieningen niet meer mag bedragen dan 6 m;

  2. de bouwhoogte van kunstobjecten, licht- en vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 15 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg' tevens andere bouwwerken ten behoeve van een spoorweg mogen worden opgericht, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 9 m.

 

13.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de bestemming 'Verkeer' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' of de bestemming 'Tuin' met de bedoeling percelen en/of perceelsgedeelten behorende bij woningen te kunnen vergroten in het kader van de uitgifte van openbare ruimte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. aangetoond dient te worden dat de uit te geven openbare ruimte geen structurele betekenis heeft voor de verkeersafwikkeling en/of groenstructuur;

  2. door de toevoeging bij een woonperceel mogen geen verkeersonveilige situaties ontstaan of worden vergroot.

 

13.4 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

 

13.4.1 Verbod

Het is verboden op gronden, welke bestemd zijn als 'Verkeer' en de aanduiding 'spoorweg' hebben, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden, het op, in, boven of onder de spoorweg leidingen, werken en andere inrichtingen of beplantingen aan te brengen, te doen aanbrengen of te hebben, dan wel daarmaa verband houdende werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren.

 

13.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 13.4.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  1. die uit een oogpunt van het te beschermen belang van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. waarvoor op het tijdstip van het inwerking treden van het bestemmingsplan een vergunning geldt;

  3. die ten tijde van het inwerking treden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  4. die het normale onderhoud en beheer van de aanwezige spoorweg betreffen.

 

13.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de spoorweg.

 

13.4.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de spoorwegbeheerder.