Regels
Bestemmingsplan
Het Fort-Zeekant 2012


Artikel 8 Groen

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. (openbaar) groen, plantsoen en andere groenvoorzieningen;

  2. speelvoorzieningen;

  3. waterpartijen;

  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. kunstobjecten;

  6. voet- en fietspaden;

  7. ontsluitingspaden ten behoeve van de aangrenzende bestemmingen met de daarbij behorende andere bouwwerken;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ondergrondse stallingsruimte': tevens voor een (geheel of gedeeltelijk) onder peil gelegen stallingsruimte voor parkeervoorzieningen.

 

8.2 Bouwregels

Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waaronder begrepen straatmeubilair, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van speelvoorzieningen ten hoogste 6 m mag bedragen;

  2. de bouwhoogte van kunstobjecten en lichtmasten ten hoogste 15 m mag bedragen;

  3. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 3 m mag bedragen.

 

8.3 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

 

8.3.1 Verbod

Het is verboden op gronden, welke bestemd zijn als 'Groen' en de aanduiding 'beeldbepaldende boom' hebben, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

  2. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  3. het vellen of rooien van houtopstanden of het verrichten van werkzaamheden, die de dood of ernstige beschadiging van de houtopstanden ten gevolge kunnen hebben.

 

8.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 8.3.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  1. die uit een oogpunt van het te beschermen belang van ondergeschikte betekenis zijn, zoals het periodiek afzetten van de bomen en normaal spitwerk;

  2. waarvoor op het tijdstip van het inwerking treden van het bestemmingsplan een vergunning geldt;

  3. die ten tijde van het inwerking treden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  4. die het normale onderhoud betreffen.

 

8.3.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de gronden, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de waarden onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

 

8.3.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de groenbeheerder.