Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven en bedrijfsactiviteiten, voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 of 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of daarmee naar aard (qua milieuplanologische hinder) gelijk te stellen bedrijven en bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
-
niet zijn toegestaan:
-
inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder en artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht niet zijn toegestaan;
-
risicovolle inrichtingen, als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
-
uitsluitend bedrijfsgebonden kantoren zijn toegestaan, waarbij per bedrijfsperceel de bedrijfsvloeroppervlakte voor kantoren niet meer dan 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen, tot een maximum van 2.500 m²;
-
in afwijking van het bepaalde onder b ter plaatse van de percelen Van Aldegondebaan 3, 5 en 7 kleinschalige kantoren zijn toegestaan, waarbij de bedrijfsvloeroppervlakte per kantoor niet meer mag bedragen dan 150 m²;
-
uitsluitend detailhandel is toegestaan, indien het betreft detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd of verwerkt voor zover dit een ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering vormt;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven tot en met categorie 3.1 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens voor een bedrijfs- of dienstwoning;
-
ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': tevens voor makelaarskantoor;
-
ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend voor nutsvoorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' zijn de gronden mede bestemd voor behoud, versterking en/of herstel van de aan deze gronden en de daarop voorkomende bebouwing eigen zijnde cultuurhistorische en architectonische monumentale waarden;
-
bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, boven- en ondergrondse parkeervoorzieningen, groen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het aangegeven bouwvlak;
-
het bebouwingspercentage per bouwvlak niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
-
indien geen bebouwingspercentage is opgenomen het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;
-
de goothoogte en/of bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)', 'maximale goot- en bouwhoogte (m)', 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' of 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)';
-
de goot- en bouwhoogte van een nutsvoorziening niet meer mogen bedragen dan 3,5 m respectievelijk 5 m;
-
gebouwen worden gebouwd op een afstand van ten minste 4 m uit de zijdelingse- en achterste perceelsgrens;
-
de afstand tussen bedrijfsgebouwen niet minder mag bedragen dan 4 m;
-
in de eigen parkeerbehoefte op het perceel dient te worden voorzien;
-
voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen en overige andere bouwwerken voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken elders niet meer mag bedragen dan 3 m;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning mag worden opgericht met een inhoud van ten hoogste 500 m3, waarbij de afstand van de voorgevel van de bedrijfswoning tot de voorste bestemmingsgrens niet meer mag bedragen dan 5 m;
-
bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een bedrijfswoning uitsluitend binnen het bouwvlak zijn toegestaan, met dien verstande dat:
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer dan 75 m² bedraagt;
-
de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk ten hoogste gelijk mag zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning plus 30 cm, tot een maximum van 4 m;
-
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 3 m;
-
de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 5 m;
-
voor zover een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt afgedekt met een kap, de dakhelling ten hoogste 45º mag bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2:
-
voor het plaatsen van gebouwen in of op minder dan 4 m uit de weg gekeerde bouwperceelsgrens, mits de belangen van derden, de ruimtelijke kwaliteit en stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden geschaad.
-
voor het verhogen van de bouwhoogte van andere bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 5 m, zulks voor een doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk is.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in lid 3.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
lid 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
lid 3.1 voor de uitoefening van detailhandel indien het detailhandel als een ondergeschikt en niet zelfstandig deel van de bedrijfsvoering betreft, waarbij per bedrijfsperceel het aantal m² bedrijfsvloeroppervlakte voor detailhandel niet meer dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen;
met dien verstande dat:
-
geluidszoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
-
benzineservicestations met LPG-verkoop voor zover voorkomend in categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten niet zijn toegestaan.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Wijzigen naar Maatschappelijk
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk', met inachtneming van de bouwregels genoemd in lid 3.2.
3.5.2 Wijzigen naar Wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', waarbij het aantal woningen niet mag worden vergroot.
Artikel 4 Bos
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
behoud van het aanwezige bos;
-
behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke -, cultuurhistorische - en natuurwaarden;
-
extensief recreatief medegebruik;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m.
4.3 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Verbod
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden) op de in lid 4.1 genoemde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
-
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het vellen of rooien van houtopstanden of het verrichten van werkzaamheden, die de dood of ernstige beschadiging van de houtopstanden ten gevolge kunnen hebben.
-
het graven, ophogen en egaliseren van de bodem.
4.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
-
die uit een oogpunt van het te beschermen belang van ondergeschikte betekenis zijn, zoals het periodiek afzetten van de bomen en normaal spitwerk;
-
waarvoor op het tijdstip van het inwerking treden van het bestemmingsplan een vergunning geldt;
-
die ten tijde van het inwerking treden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
-
die het normale onderhoud betreffen.
4.3.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de gronden, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
4.3.4 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de groenbeheerder.
Artikel 5 Centrum
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen in een woning;
-
en op de begane grond voor:
-
bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten waarbij aan de voorgevelzijde een ruimte voor detailhandelsverkoop in gebruik dient te zijn;
-
detailhandels- en dienstverlenende bedrijven;
-
kantoren en/of praktijkruimten;
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
gemeenschappelijke ruimten ten behoeve van de woningen;
-
ondersteunende horeca bij detailhandel waarbij de oppervlakte van de ondersteunende horeca niet meer mag bedragen dan 10% van het verkoopvloeroppervlak met een maximum van 25 m²;
-
bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, boven- en ondergrondse parkeervoorzieningen, groen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het bouwvlak;
-
de goothoogte en/of bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)';
-
het bebouwingspercentage per bouwvlak niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
-
indien geen bebouwingspercentage is opgenomen het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;
-
voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen en overige andere bouwwerken voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken elders niet meer mag bedragen dan 3 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
-
opslag van meer dan 10.000 kg consumenten vuurwerk is niet toegestaan;
-
de gronden en opstallen te gebruiken als coffeeshop, smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel is niet toegestaan, tenzij in lid 5.1 anders is bepaald.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Detailhandel op de verdieping
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van het toestaan van detailhandel op de verdieping, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
afwijking is toegestaan indien:
-
dit resulteert in toepassing van een hoogwaardig winkelconcept;
-
hiermee vestiging van een winkelformule mogelijk wordt die een aanvulling op of completering van bestaande winkelformules betekent;
-
hiermee vestiging van een winkelformule resulteert in versterking van de structuur van de binnenstad of het te onderscheiden deelgebied;
-
aangetoond dient te zijn dat uitbreiding op de begane grondlaag (naar achteren of in naastgelegen panden) niet tot de mogelijkheden behoort.
5.4.2 Horecavestiging
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van de vestiging van hotels, restaurants, broodjeszaken en ijssalons, alsmede voor horecavormen waarvan de openingstijden parallel lopen met de tijden van bedrijven die vallen onder de Winkelsluitingswet, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
per straat mogen niet meer dan twee omgevingsvergunningen tegelijkertijd van kracht zijn;
-
er mag geen sprake zijn van een achteruitgaan van de woon- en werkomstandigheden in de omgeving en het karakter van de straat;
-
het uiterlijk aanzien van de omgeving mag niet worden aangetast;
-
er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van het autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers.
5.4.3 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1:
-
teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in lid 5.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
5.4.4 Bijzondere woonvormen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;
-
bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van de aangrenzende percelen;
-
er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
-
vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
-
aangetoond dient te zijn dat vestiging in een bestaand of nieuw te bouwen zelfstandig gebouw niet tot de mogelijkheden behoort.
5.4.5 Gehele pand als woning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 waardoor het gehele pand als woning in gebruik kan worden genomen met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
het bouwplan is gericht op herstructurering en versterking van de ruimtelijke functionele kwaliteit van de locatie;
-
het bouwplan dient geen afbreuk te doen aan de detailhandelsstructuur ter plaatse;
-
het bouwplan dient te passen in het ruimtelijk-functionele patroon waaronder in ieder geval wordt verstaan dat het bouwplan dient aan te sluiten bij de bebouwingskarakteristiek van de naastgelegen panden.
5.4.6 Kamerverhuur
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van kamerverhuur, met dien verstande dat:
-
bewoning is toegestaan door maximaal vier personen per woning;
-
bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van de aangrenzende percelen.
Artikel 6 Detailhandel
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
detailhandelsbedrijven;
-
ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1': tevens voor horecavoorzieningen tot en met horecacategorie 1 van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;
-
bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, boven- en ondergrondse parkeervoorzieningen, groen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het aangegeven bouwvlak;
-
het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;
-
de bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
-
de bedrijfsvloeroppervlakte per vestiging niet minder dan 500 m2 en niet meer dan 2.300 m2 mag bedragen;
-
voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen en overige andere bouwwerken voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken elders niet meer mag bedragen dan 3 m;
6.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
-
opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
-
de gronden en opstallen te gebruiken als coffeeshop, smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten of belwinkel is niet toegestaan, tenzij anders is bepaald.
Artikel 7 Gemengd
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen in een woning;
en op de begane grondlaag voor:
-
ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandels- en dienstverlenende bedrijven;
-
ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens kantoren en/of praktijkruimten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1': tevens voor horecavoorzieningen tot en met horecacategorie 1 van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven tot en met categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
overige bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, boven- en ondergrondse parkeervoorzieningen, groen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het aangegeven bouwvlak;
-
de goothoogte en/of bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)';
-
hoofdgebouwen mogen worden afgedekt met een kap;
-
ter plaatse van de aanduiding 'erf' bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd waarbij:
-
de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning niet meer dan 50% van de als 'erf' aangeduide gronden mag bedragen, tot een gezamenlijke oppervlakte van 75 m²;
-
de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk ten hoogste gelijk mag zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 30 cm, tot een maximum van 4 m;
-
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 3 m;
-
de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 5 m;
-
voor zover een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt afgedekt met een kap, de dakhelling ten hoogste 45º mag bedragen;
-
voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen en overige andere bouwwerken voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken elders niet meer mag bedragen dan 3 m;
7.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 7.1 teneinde een woonfunctie op de verdieping om te zetten naar een niet-woonfunctie, indien handhaving van de woonfunctie om fysieke redenen niet mogelijk is;
-
lid 7.1 ten behoeve van een functiewisseling van de begane grondlaag, waarbij de gronden met de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' mogen worden omgezet in detailhandels- en dienstverlenende bedrijven en kantoren en/of praktijkruimten, de gronden met de aanduiding 'detailhandel' mogen worden omgezet in kantoren en/of praktijkruimten en de gronden met de aanduiding 'horeca' mogen worden omgezet in detailhandels- en dienstverlenende bedrijven en kantoren en/of praktijkruimten.
Artikel 8 Groen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
(openbaar) groen, plantsoen en andere groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
waterpartijen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
kunstobjecten;
-
voet- en fietspaden;
-
ontsluitingspaden ten behoeve van de aangrenzende bestemmingen met de daarbij behorende andere bouwwerken;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ondergrondse stallingsruimte': tevens voor een (geheel of gedeeltelijk) onder peil gelegen stallingsruimte voor parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waaronder begrepen straatmeubilair, met dien verstande dat:
-
de bouwhoogte van speelvoorzieningen ten hoogste 6 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van kunstobjecten en lichtmasten ten hoogste 15 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 3 m mag bedragen.
8.3 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Verbod
Het is verboden op gronden, welke bestemd zijn als 'Groen' en de aanduiding 'beeldbepaldende boom' hebben, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
-
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
-
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het vellen of rooien van houtopstanden of het verrichten van werkzaamheden, die de dood of ernstige beschadiging van de houtopstanden ten gevolge kunnen hebben.
8.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 8.3.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
-
die uit een oogpunt van het te beschermen belang van ondergeschikte betekenis zijn, zoals het periodiek afzetten van de bomen en normaal spitwerk;
-
waarvoor op het tijdstip van het inwerking treden van het bestemmingsplan een vergunning geldt;
-
die ten tijde van het inwerking treden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
-
die het normale onderhoud betreffen.
8.3.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de gronden, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de waarden onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
8.3.4 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de groenbeheerder.
Artikel 9 Horeca
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
horecabedrijven tot en met categorie 1 zoals opgenomen in de bijlage van dit bestemmingsplan gevoegde Staat van horeca-activiteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2': tevens voor horecavoorzieningn tot en met categorie 2 van de bij deze regesl behorende Staat van Horeca-activiteiten;
-
bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, boven- en ondergrondse parkeervoorzieningen, groen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemming worden gebouwd, waaronder begrepen straatmeubilair, met dien verstande dat:
-
de hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het aangegeven bouwvlak;
-
het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;
-
de goothoogte en/of bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)';
-
ter plaatse van de aanduiding 'erf' bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd waarbij:
-
de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per bouwperceel niet meer dan 50% van de als 'erf' aangeduide gronden mag bedragen, tot een gezamenlijke oppervlakte van 75 m²;
-
de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk ten hoogste gelijk mag zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 30 cm, tot een maximum van 4 m;
-
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 3 m;
-
de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 5 m;
-
voor zover een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt afgedekt met een kap, de dakhelling ten hoogste 45º mag bedragen;
-
voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen en overige andere bouwwerken voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken elders niet meer mag bedragen dan 3 m;
-
per bedrijf één (inpandige) dienstwoning mag worden opgericht met een inhoud van ten hoogste 500 m3.
9.3 Wijzigingsbevoegdheid
9.3.1 Wijzigen naar wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de bestemming 'Horeca' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' nadat de in lid 9.1 genoemde functie is beëindigd, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
de nieuwe woningen of andere functies dienen te passen in het bestaande ruimtelijk functioneel patroon en mogen de aanwezige samenhang niet verstoren, waaronder in ieder geval wordt verstaan:
-
het woningtype dient overeen te komen met woningen die in de directe omgeving aanwezig zijn;
-
de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw dient aan te sluiten op de voorgevelrooilijn van de bestaande hoofdgebouwen op aangrenzende percelen;
-
in afwijking van het bepaalde onder 2 zijn woningen rond een binnenplaats aanvaardbaar indien dit past in de fijnmazige structuur van de omgeving, geen woonsituatie ontstaat die te zeer al een te besloten en 'achteraf-situatie' zijn aan te merken en een volwaardige ontsluiting mogelijk is;
-
de hoogte van de bebouwing dient aan te sluiten op de hoogte van de bestaande bebouwing op aangrenzende percelen; een extra bouwlaag is toelaatbaar indien dit door een passende architectuur niet beeldbepalend wordt; in ieder geval zijn ten minste twee bouwlagen toegestaan;
-
de niet-woonfunctie dient in de omgeving voor te komen;
-
de woning is passend binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
-
vooraf dient inzicht te zijn verkdregen in de milieuaspecten;
-
ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's wordt in voldoende mate voorzien in relatie tot de bestemming;
-
bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
-
het gebruik dient naar zijn aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming te zijn.
9.3.2 Wijzigen dienstwoning naar bovenwoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, een dienstwoning behorend bij een horecavestiging te wijzigen in een bovenwoning zonder directe relatie met de onderliggende horecavestiging, mits:
-
de woning passend is binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
-
er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;
-
een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden.
Artikel 10 Kantoor
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
kantoren;
-
dienstverlening;
-
ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': tevens voor maatschappelijke voorzieningen;
-
bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, boven- en ondergrondse parkeervoorzieningen, groen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het aangegeven bouwvlak;
-
de bouwhoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)';
-
ter plaatse van de aanduiding 'erf' bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd waarbij:
-
de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per bouwperceel niet meer dan 50% van de als 'erf' aangeduide gronden mag bedragen, tot een gezamenlijke oppervlakte van 75 m²;
-
de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk ten hoogste gelijk mag zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 30 cm, tot een maximum van 4 m;
-
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 3 m;
-
de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 5 m;
-
voor zover een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt afgedekt met een kap, de dakhelling ten hoogste 45º mag bedragen;
-
voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen en overige andere bouwwerken voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken elders niet meer mag bedragen dan 3 m.
10.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de bestemming te wijzigen in een bestemming die vergelijkbaar is met de bestemming die geldt voor de aangrenzende gronden, dan wel in de bestemming 'Maatschappelijk', indien de activiteiten ter plaatse zijn beëindigd dan wel het gebruik ten minste één jaar is gestaakt, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
de nieuwe woningen of andere functies dienen te passen in het bestaande ruimtelijk functioneel patroon en mogen de aanwezige samenhang niet verstoren; hieronder wordt in ieder geval verstaan:
-
het woningtype dient overeen te komen met woningen die in de directe omgeving aanwezig zijn;
-
de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw dient aan te sluiten op de voorgevelrooilijn van de bestaande hoofdgebouwen op aangrenzende percelen;
-
in afwijking van het bepaalde onder 2 zijn woningen rond een binnenplaats aanvaardbaar indien dit past in de fijnmazige structuur van de omgeving, geen woonsituatie ontstaat die te zeer al een te besloten en 'achteraf-situatie' zijn aan te merken en een volwaardige ontsluiting mogelijk is;
-
de hoogte van de bebouwing dient aan te sluiten op de hoogte van de bestaande bebouwing op aangrenzende percelen; een extra bouwlaag is toelaatbaar indien dit door een passende architectuur niet beeldbepalend wordt; in ieder geval zijn tenminste twee bouwlagen toegestaan;
-
de niet-woonfunctie dient in de omgeving voor te komen;
-
de woning is passend binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
-
wijziging ten behoeve van detailhandel dient te passen in de distributieplanologische ruimte en mag geen afbreuk doen aan de bestaande detailhandelsstructuur;
-
vooraf dient inzicht te zijn verkregen in de milieuaspecten;
-
ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's wordt in voldoende mate voorzien in relatie tot de bestemming;
-
bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
-
het gebruik dient naar zijn aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming te zijn.
Artikel 11 Maatschappelijk
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor kantoren;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bijzondere woonvorm': tevens voor bijzondere woonvormen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bovenwoning': tevens voor een bovenwoning;
-
ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning': tevens voor zorgwoningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg': tevens voor gezondheidszorg;
-
ter plaatse van de aanduiding 'religie': uitsluitend ten behoeve van religieuze doeleinden;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' zijn de gronden mede bestemd voor behoud, versterking en/of herstel van de aan deze gronden en de daarop voorkomende bebouwing eigen zijnde cultuurhistorische en architectonische monumentale waarden;'
-
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals paden, tuinen, waterhuishoudkundige voorzieningen, boven- en ondergrondse parkeervoorzieningen en erven met de daarbij behorende bouwwerken.
11.2 Bouwregels
Op de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het aangegeven bouwvlak;
-
ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' slechts bebouwing mag worden opgericht indien de begane grondlaag vrij blijft van bebouwing met een vrije doorgangsruimte van ten minste 3 m hoog;
-
het bebouwingspercentage per bouwvlak niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
-
indien geen bebouwingspercentage is opgenomen het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;
-
de goothoogte en/of bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)', 'maximale bouwhoogte (m)' of 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)';
-
hoofdgebouwen mogen worden afgedekt met een kap;
-
ter plaatse van de aanduiding 'erf' bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd waarbij:
-
de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per bouwperceel niet meer dan 50% van de als 'erf' aangeduide gronden mag bedragen, tot een gezamenlijke oppervlakte van 75 m²;
-
de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk ten hoogste gelijk mag zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 30 cm, tot een maximum van 4 m;
-
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 3 m;
-
de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 5 m;
-
voor zover een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt afgedekt met een kap, de dakhelling ten hoogste 45º mag bedragen;
-
ter plaatse van de gronden buiten het bouwvlak en zonder de aanduiding 'erf' geen gebouwen zijn toegestaan;
-
voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen en overige andere bouwwerken voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van ballenvangers en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken elders niet meer mag bedragen dan 3 m.
11.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de bestemming te wijzigen in een bestemming die vergelijkbaar is met de bestemming die geldt voor de aangrenzende gronden en in ieder geval in de bestemmingen 'Detailhandel', 'Kantoren', 'Wonen' of een bijzondere woonvorm, indien de functie ter plaatse is beëindigd dan wel het gebruik ten minste één jaar is gestaakt, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
de nieuwe woningen of andere functies dienen te passen in het bestaande ruimtelijk functioneel patroon en mogen de aanwezige samenhang niet verstoren, waaronder in ieder geval wordt verstaan:
-
het woningtype dient overeen te komen met woningen die in de directe omgeving aanwezig zijn;
-
de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw dient aan te sluiten op de voorgevelrooilijn van de bestaande hoofdgebouwen op aangrenzende percelen;
-
in afwijking van het bepaalde onder 2 zijn woningen rond een binnenplaats aanvaardbaar indien dit past in de fijnmazige structuur van de omgeving, geen woonsituatie ontstaat die te zeer al een te besloten en 'achteraf-situatie' zijn aan te merken en een volwaardige ontsluiting mogelijk is;
-
de hoogte van de bebouwing dient aan te sluiten op de hoogte van de bestaande bebouwing op aangrenzende percelen; een extra bouwlaag is toelaatbaar indien dit door een passende architectuur niet beeldbepalend wordt; in ieder geval zijn ten minste twee bouwlagen toegestaan;
-
de niet-woonfunctie dient in de omgeving voor te komen;
-
de woning is passend binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
-
wijziging ten behoeve van detailhandel dient te passen in de distributieplanologische ruimte en mag geen afbreuk doen aan de bestaande detailhandelsstructuur;
-
vooraf dient inzicht te zijn verkregen in de milieuaspecten
-
ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's wordt in voldoende mate voorzien in relatie tot de bestemming;
-
bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
-
het gebruik dient naar zijn aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming te zijn.
Artikel 12 Tuin
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen bestemmingen, met de daarbij behorende andere bouwwerken;
-
parkeervoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
bijbehorende bouwwerken.
12.2 Bouwregels
Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouw, met dien verstande dat:
-
een bijbehorend bouwwerk aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de diepte van het bijbehorend bouwwerk gemeten uit de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
-
de afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de openbare weg niet minder mag bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
-
de breedte van het bijbehorend bouwwerk maximaal 50% van de breedte van de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw mag bedragen.
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan het openbaar gebied niet meer mag bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m.
Artikel 13 Verkeer
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een gebiedsontsluitingsweg bestaande uit ten hoogste twee rijbanen;
-
wegen deel uitmakend van een verblijfsgebied bestaande uit ten hoogste twee rijstroken;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
kunstobjecten;
-
waterpartijen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
boven en ondergrondse parkeervoorzieningen;
-
voet- en fietspaden;
-
standplaats voor ambulante handel;
-
andere verkeersvoorzieningen met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder begrepen geluidafschermende voorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, vlaggenmasten en verlichting;
-
ter plaatse van de aanduiding 'parkeren': uitsluitend voor parkeervoorzieningen en bijbehorende verkeersvoorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg': uitsluitend voor verkeer en vervoer per rail met de daarbij behorende bouwwerken.
13.2 Bouwregels
Op de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen, waaronder straatmeubilair en geluidafschermende voorzieningen, worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de bouwhoogte van de speelvoorzieningen niet meer mag bedragen dan 6 m;
-
de bouwhoogte van kunstobjecten, licht- en vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 15 m;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
-
ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg' tevens andere bouwwerken ten behoeve van een spoorweg mogen worden opgericht, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 9 m.
13.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de bestemming 'Verkeer' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' of de bestemming 'Tuin' met de bedoeling percelen en/of perceelsgedeelten behorende bij woningen te kunnen vergroten in het kader van de uitgifte van openbare ruimte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
aangetoond dient te worden dat de uit te geven openbare ruimte geen structurele betekenis heeft voor de verkeersafwikkeling en/of groenstructuur;
-
door de toevoeging bij een woonperceel mogen geen verkeersonveilige situaties ontstaan of worden vergroot.
13.4 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Verbod
Het is verboden op gronden, welke bestemd zijn als 'Verkeer' en de aanduiding 'spoorweg' hebben, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden, het op, in, boven of onder de spoorweg leidingen, werken en andere inrichtingen of beplantingen aan te brengen, te doen aanbrengen of te hebben, dan wel daarmaa verband houdende werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren.
13.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 13.4.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
-
die uit een oogpunt van het te beschermen belang van ondergeschikte betekenis zijn;
-
waarvoor op het tijdstip van het inwerking treden van het bestemmingsplan een vergunning geldt;
-
die ten tijde van het inwerking treden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
-
die het normale onderhoud en beheer van de aanwezige spoorweg betreffen.
13.4.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de spoorweg.
13.4.4 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de spoorwegbeheerder.
Artikel 14 Water
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterhuishouding;
-
waterberging;
-
watergangen;
-
waterpartijen;
-
groenvoorzieningen;
een en ander met de daabij behorende bouwwerken.
14.2 Bouwregels
Op de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd met dien verstande dat:
a. de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter.
14.3 Afwjiking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij de omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 ten behoeve van andere bouwwerken die hoger zijn dan 3 meter en voor gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
het belang van de waterhuishouding met betrekking tot de waterkwaliteit en waterkwantiteit niet onevenredig wordt aangetast;
-
vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder omtrent het onder in lid a gestelde.
14.4 Omgevingsvergunning voor werken, geen gebouwen zijnde en werkzaamheden
14.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden op gronden, welke bestemd zijn als “water”, zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning ex artikel 14.1, lid 1onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:
-
het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen en puinstortingen;
-
het graven of dempen van waterpartijen en het afdammen van waterpartijen;
-
boringen te verrichten, seismisch of ander bodemonderzoek te doen;
-
het wijzigen van het waterpeil.
14.4.2 Uitzonderingen op artikel 14.4.1.
Het in lid 14.4.1. genoemde verbod is niet van toepassing op:
-
werken enwerkzaamheden binnen het kader van het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
-
werken en werkzaamheden die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan in uitvoering waren.
14.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
Een vergunning als bedoeld in lid 14.4. is slechts toelaatbaar indien door de werken of werkzaamheden het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad.
14.4.4 Adviesprocedure werken en werkzaamheden
Alvorens te beslissen over een vergunning als bedoeld in artikel 14.4 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
Artikel 15 Wonen
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen in een woning;
-
beroepsmatige activiteiten in of bij een woning;
-
ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend garageboxen en bergplaatsen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bovenwoning': tevens voor een bovenwoning;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ondergrondse stallingsgarage': tevens voor een (geheel of gedeeltelijk) onder peil gelegen stallingsruimte voor parkeervoorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1': tevens voor horecavoorzieningen tot en met horecacategorie 1 van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten op de begane grondlaag;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven tot en met categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten op de begane grondlaag;
-
ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens voor detailhandels- en dienstverlenende bedrijven op de begane grondlaag;
-
ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens kantoren en/of praktijkruimten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' zijn de gronden mede bestemd voor behoud, versterking en/of herstel van de aan deze gronden en de daarop voorkomende bebouwing eigen zijnde cultuurhistorische en architectonische monumentale waarden;
-
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals paden, tuinen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, speelvoorzieningen en erven met de daarbij behorende bouwwerken.
15.2 Bouwregels
Op de in lid 15.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het bouwvlak;
-
ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' slechts bebouwing mag worden opgericht indien de begane grondlaag vrij blijft van bebouwing met een vrije doorgangsruimte van ten minste 3 m hoog;
-
als hoofdgebouwen binnen de bestemming uitsluitend mogen worden gebouwd:
ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': vrijstaande woningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld': gestapelde woningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen': vrijstaande en twee-aaneengebouwde (dubbele) woningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd': vrijstaande, twee- en meer aaneengebouwde (rij)woningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geschakeld': vrijstaande, geschakelde, twee- en meer aaneengebouwde (rij)woningen;
-
de goothoogte en/of bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' of 'maximale bouwhoogte (m)';
-
de bouwhoogte van garageboxen en bergplaatsen binnen de gronden met de aanduiding 'garage' niet meer mag bedragen dan 3 m;
-
hoofdgebouwen mogen worden afgedekt met een kap;
-
hoofdgebouwen van vrijstaande woningen op minimaal 3 m uit de zijdelingse perceelgrens dienen te worden gebouwd;
-
hoofdgebouwen van twee-aaneengebouwde woningen minimaal aan één zijde vrij dienen te worden gebouwd, waarbij in dat geval de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 m dient te bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van beroepsmatige werkruimten in woningen niet meer mag bedragen dan 30% van het vloeroppervlak van de woning tot een maximum van 50 m²;
ter plaatse van de aanduiding 'erf' bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd waarbij:
-
de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning niet meer dan 50% van de als 'erf' aangeduide gronden mag bedragen, tot een gezamenlijke oppervlakte van 75 m²;
-
de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk ten hoogste gelijk mag zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 30 cm, tot een maximum van 4 m;
-
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 3 m;
-
de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 5 m;
-
voor zover een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt afgedekt met een kap, de dakhelling ten hoogste 45º mag bedragen;
voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen en overige andere bouwwerken voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken elders niet meer mag bedragen dan 3 m.
15.3 Afwijken van de gebruiksregels
15.3.1 Beroepsmatige en bedrijfsmatige werkruimten in woningen en of bijbehorende bouwwerken
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.1 ten behoeve van beroepsmatige werkruimten in bijbehorende bouwwerken en bedrijfsmatige werkruimten in woningen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
-
de gezamenlijke oppervlakte van beroepsmatige en/of bedrijfsmatige werkruimten niet meer mag bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de woningen tot een maximum van 50 m²;
-
de woonfunctie in overwegende mate behouden dient te blijven;
-
bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent in ieder geval dat:
-
uitsluitend medewerking wordt verleend aan het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 of 2 zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (opgenomen als bijlage) of, indien zij niet voorkomen in die lijst (qua milieuplanologische hinder) gelijkwaardig zijn aan de in categorie 1 of 2 genoemde bedrijfsactiviteiten;
-
vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
-
het gebruik naar aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
-
het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
-
er dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte op het perceel.
15.3.2 Bijzondere woonvormen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.1 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met dien verstande dat:
-
er sprake dient te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, waarbij de samenstelling van personen mag wisselen;
-
bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van de aangrenzende percelen;
-
er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
-
vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
-
aangetoond dient te zijn dat vestiging in een bestaand of nieuw te bouwen zelfstandig gebouw niet tot de mogelijkheden behoort.
15.3.3 Kamerverhuur
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.1 ten behoeve van kamerverhuur, met dien verstande dat:
-
bewoning toegestaan is door maximaal vier personen per woning;
-
bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van de aangrenzende percelen.
15.3.4 Functiewijziging
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1 ten behoeve van een functiewisseling van de begane grondlaag, waarbij de gronden met de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' mogen worden omgezet in detailhandels- en dienstverlenende bedrijven en kantoren en/of praktijkruimten, de gronden met de aanduiding 'detailhandel' mogen worden omgezet in kantoren en/of praktijkruimten en de gronden met de aanduiding 'horeca' mogen worden omgezet in detailhandels- en dienstverlenende bedrijven en kantoren en/of praktijkruimten.
Artikel 16 Leiding - Gas
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn ter plaatse en binnen een afstand van 4 m aan weerszijden van de aanduiding, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een gasleiding en de belangen van de gasleiding bestaande uit een ongestoorde nuts- en energievoorziening.
16.2 Bouwregels
Op de in lid 16.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende regels niet toegestaan, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals meet- en regelkasten, die noodzakelijk zijn voor een doelmatig beheer van de aangegeven leiding.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
de veiligheid met betrekking tot de gasleiding wordt niet geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten;
-
geen afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van leidingen;
-
vooraf is hieromtrent schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen.
16.4 Specifieke gebruiksregels
De bestemming 'Leiding-Gas' alsmede de regels in lid 16.2 en lid 16.3 zijn slechts van toepassing indien en voor zover de aangeduide leiding in functie is.
16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.5.1 Verbod
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op de in lid 16.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:
-
het aanleggen of verharden van wegen, (rijwiel)paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
-
het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
-
het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
-
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
-
het vellen of rooien van houtgewas;
-
het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen;
-
het ontginnen, ontgronden, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren;
-
het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.
16.5.2 Uitzonderingen
Het in lid 16.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
-
die worden uitgevoerd in het kader van het normale onderhoud en beheer van de aanwezige leiding;
-
waarvoor op het tijdstip van het inwerking treden van het bestemmingsplan een vergunning geldt;
-
die ten tijde van het inwerking treden van het bestemmingsplan in uitvoering waren.
16.5.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 16.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door te stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
16.5.4 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.
Artikel 17 Leiding - Hoogspanningsverbinding
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een hoogspanningsleiding.
17.2 Bouwregels
-
in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;
-
ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbidning' is het niet toegestaan om te bouwen binnen een zone van 4 meter aan beide zijden van de hartlijn' van deze hoogspanningskabel;
-
op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2,5 m bedragen
17.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen in de andere bestemming, mits:
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
-
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
17.4 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van het gebruik is het bepaalde in artikel 23 (Algemene gebruiksregels) van toepassing.
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.4 mits:
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
-
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingbeheerder.
17.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
17.6.1 Verbod
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op de in lid 17.2 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:
-
het aanleggen of verharden van wegen, (rijwiel)paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
-
het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
-
het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
-
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
-
het vellen of rooien van houtgewas;
-
het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen;
-
het ontginnen, ontgronden, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren;
-
het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.
17.6.2 Uitzonderingen
Het in lid 17.6.1vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
-
die worden uitgevoerd in het kader van het normale onderhoud en beheer van de aanwezige leiding;
-
waarvoor op het tijdstip van het inwerking treden van het bestemmingsplan een vergunning geldt;
-
die ten tijde van het inwerking treden van het bestemmingsplan in uitvoering waren.
17.6.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.6.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door te stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
17.6.4 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.
Artikel 18 Waarde - Archeologie
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aan deze gronden eigen zijnde archeologische waarden.
18.2 Bouwregels
Op de in lid 18.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende regels toegestaan.
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.3.1 Verbod
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op de in lid 18.1 bedoelde gronden de volgende andere werken en/of werkzaamheden uit te voeren dieper dan 0,5 m en over een oppervlakte groter dan 100 m²:
-
het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
-
het bodemverlagen of afgraven van gronden;
-
het aanleggen of verharden van wegen, (rijwiel)paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voorzover geen bouwwerken zijnde);
-
het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers.
18.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 17.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke uit het oogpunt van het te beschermen archeologische waarden van ondergeschikte betekenis zijn. Hieronder worden in ieder geval werken of werkzaamheden bedoeld die niet dieper worden uitgevoerd dan 0,5 m en een oppervlakte kleiner dan 100 m² betreffen.
18.3.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken of werkzaamheden de archeologische waarden van de gronden in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor behoud van die waarden niet onevenredig wordt verkleind..
18.3.4 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.3.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom.
18.4 Wijzigingsbevoegdheid
18.4.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na overleg met de sectie Welstandsmonumentencommissie van Bergen op Zoom, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de in lid 18.1 bedoelde bestemming te laten vervallen indien uit onderzoek is gebleken dat, hetzij door archivering van de aanwezige waarden, hetzij anderszins, geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn die handhaving van de bestemming rechtvaardigen.
18.4.2 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een wijziging als bedoeld in lid 18.4.1 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom.