Regels
Bestemmingsplan
Het Fort-Zeekant 2012


Regels

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan

het bestemmingsplan Het Fort-Zeekant van de gemeente Bergen op Zoom;

 

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0748.BP0186-0401 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

 

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.5 afvalinzamelsysteem

geheel of gedeeltelijk onder peil gelegen bouwwerken/voorzieningen ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke;

 

1.6 ambachtelijk - verzorgend bedrijf

  1. een bedrijf voor de uitoefening van producerende en/of verzorgende ambachten, met uitzondering van detailhandelsambachten, garagebedrijven en andere autoverzorgende bedrijven, waar - voor een belangrijk deel in handwerk - goederen worden vervaardigd, verwerkt, bewerkt, geïnstalleerd of hersteld, voornamelijk direct ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker en/of verbruiker en welke wordt gekenmerkt door hetgeen is vermeld onder b;

  2. een bedrijf waarvan de uitoefening plaats heeft onder (één van) de volgende omstandigheden:

  1. het productieproces wordt grotendeels 'met de hand', of althans niet in hoofdzaak gemechaniseerd of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven, uitgevoerd;

  2. voor zover van laatst bedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt, zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid;

 

1.7 ambachtelijke bedrijvigheid

het bedrijfsmatig vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen, geheel of overwegend door middel van handwerk, als ook - in verband hiermee en als nevenactiviteit van ondergeschikt belang - het verkopen van en/of leveren van goederen;

 

1.8 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

 

1.9 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde;

 

1.10 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebeid voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

 

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.12 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

 

1.13 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voorbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroepsmatige activiteiten in of bij een woning daaronder niet begrepen;

 

1.14 bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning

het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen dienstverlenend bedrijf zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten als bedoeld onder het begrip 'beroepsmatige activiteiten in of bij een woning', geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

 

1.15 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein, bestemd voor een huishouden waarvan is aangetoond dat huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering, in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is;

 

1.16 bedrijfsverandering of - beeindiging

verandering van de bedrijfsactiviteiten, een eigenaarwisseling daarop niet begrepen, dan wel het staken van bedrijfsactiviteiten gedurende ten minste 1 jaar;

 

1.17 bedrijfsvloeroppervlakte

de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten;

 

1.18 beeldbepalende boom

boom zoals opgenomen in de houtopstandverordening;

 

1.19 beeldbepalend pand

pand en/of object dat niet onder de Monumentenwet 1988 c.q. de gemeentelijke monumentenverordening valt, maar gekoppeld is aan de Nota Welstand en aan het bestemmingsplan;

 

1.20 begeleid wonen

vorm van wonen waarbij de bewoners, al dan niet met hun samenwonende partner, in een zelfstandige woning of met andere cliënten in een gebouw wonen en de cliënten ter plaatse een aantal uren per dag of per week zorg krijgen;

 

1.21 belwinkel

een ruimte voor het bedrijfsmatig aan het publiek gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, al dan niet geplaatst in belcabines, waaronder mede begrepen faxen en het toegang bieden tot internet. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan belwinkel, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip 'belwinkel';

 

1.22 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

 

1.23 beroepsmatige activiteiten in of bij een woning

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

 

1.24 beroepsmatige of bedrijfsmatige werkruimten

werkruimten waarbinnen beroeps- of bedrijfsmatige diensten worden verricht;

 

1.25 bestaande bebouwing

bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening;

 

1.26 beschermd monument

onroerende goederen welke zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

 

1.27 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.28 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.29 bevi-inrichting

een inrichting als bedoeld in Besluit externe veiligheid inrichting;

 

1.30 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

 

1.31 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

1.32 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

 

1.33 bouwlaag

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw, zolder of vliering;

 

1.34 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.35 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

 

1.36 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten;

 

1.37 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.38 brutovloeroppervlakte (b.v.o.)

de totale horizontale vloeroppervlakte van bedrijfsruimten, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

 

1.39 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van het hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

 

1.40 bijzondere woonvormen

met het wonen vergelijkbare huisvesting, zoals al dan niet zelfstandige woonruimten, gezinsvervangende woningen, aanleunwoningen en woonverblijven die mede afhankelijk zijn van binnen het complex aangeboden voorzieningen, alsmede bejaardentehuizen, verzorgingstehuizen, logeerhuizen en een hospice;

 

1.41 coffeeshop

een alcoholvrije inrichting waar handel in en/of gebruik van softdrugs plaatsvindt;

 

1.42 consumentenvuurwerk

vuurwerk voor particulier gebruik;

 

1.43 cultuurhistorische waarde

  1. het cultuurpatroon van een gebied, dat kenmerkend is voor het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van de gronden gemaakt heeft, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de kavelindeling, de waterhuishouding, het bodemreliëf, de beplanting en de bebouwing;

  2. de aan een bouwwerk eigen zijnde waarde in verband met de herkenbaarheid van de in het verleden ontstane elementen van het bouwwerk in relatie tot de geschiedkundige ontwikkeling van het gebied, waaronder mede begrepen architectonische waarden;

 

1.44 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan;

 

1.45 dansschool

een inrichting waar één of meer voorzieningen aanwezig zijn voor het in besloten ruimte dansen en het geven van dansonderricht, zonder verhuur van zalen en/of regulier gebruik ten behoeve van het geven van feesten en niet bij het dansonderricht behorende muziek/dansevenement;

 

1.46 (detail)handel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde een horecabedrijf. Afhaalzaken en broodjeszaken hier niet onder begrepen;

 

1.47 detailhandel in dagelijkse goederen

detailhandel in voedings- en genotmiddelen (foodsector) alsmede detailhandel in dagelijkse (huishoudelijke) gebruiksartikelen;

 

1.48 detailhandel in niet-dagelijkse goederen (non-food sector)

detailhandel in duurzame goederen en/of gebruiksgoederen, zoals kleding en schoeisel, elektrische artikelen, huishoudelijke artikelen en overige goederen, voor zover geen detailhandel in dagelijkse goederen;

 

1.49 detailhandel in volumineuze goederen

een detailhandelsbedrijf in goederen dat vanwege de omvang van die goederen, dan wel de aard van die goederen, een grotere bedrijfsvloeroppervlakte per vestiging rechtvaardigt, te weten auto’s en motoren, auto- onderdelen en -banden, volumineuze kampeer- en recreatieartikelen (zoals caravans, tenten, campers en boten), inbouwkeukens, sanitair, wand- en vloertegels, grove bouwmaterialen zoals bestratingmateriaal, zand en dergelijke, zonweringen, tuinhuisjes, buitenspeeltoestellen, zwembaden, tuinbeelden, haarden en kachels, grafzerken, (paarden)trailers, aanhangwagens, goederen met brand- en explosiegevaar, alsmede goederen die een eerstegraads verwantschap hebben c.q. in rechtstreeks verband staan met deze goederen, detailhandelsbedrijven als bedoeld onder detailhandel en detailhandel in dagelijkse goederen hier niet onder begrepen;

 

1.50 dienstruimtes

niet voor het publiek toegankelijke ruimtes, zoals een kantine, een opslagruimte bij een bedrijf of een ondergeschikt kantoor;

 

1.51 dienstverlening

met detailhandelsvestigingen vergelijkbare vestigingen voor de verrichting van diensten aan het publiek, zoals een apotheek, atelier, bank (met baliefunctie), kapsalon, makelaarskantoor, postkantoor, reisbureau, schoenmaker, schoonheidssalon, sleutelspecialisten, uitzendbureau en verzorgende beroepen, met uitzondering van prostitutie;

 

1.52 dove gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN 5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB(A) (ingeval van wegverkeerslawaai) en 35 dB(A) (ingeval industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

 

1.53 eengezinswoning

een complex van ruimten dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden;

 

1.54 erf

een al dan niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een andere gebouw, waarop ingevolge de regels van het plan geen hoofdbebouwing is toegestaan en wat in beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat blijkt uit de kadastrale gegevens;

 

1.55 eerste bouwlaag

de eerste bouwlaag of een verdieping van een gebouw, met dien verstande, dat boven de 100% van het vloeroppervlak van de bouwlagen een plafondhoogte van ten minste 2,1 m aanwezig c.q. mogelijk is, waar een onderhuis niet in is begrepen;

 

1.56 evenement

al dan niet periodiek terugkerende en/of incidentele gebeurtenissen op het gebied van sport, cultuur, kunst, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen;

 

1.57 gebouw

een bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.58 geluidsgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

 

1.59 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

 

1.60 gestapelde woning

een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat;

 

1.61 gevoelige objecten

woningen van derden, bedrijven uit de voedings- en genotmiddelen industrie, detailhandel in voedings- en genotmiddelen en hotels, restaurants, en kantoorgebouwen met meer dan 50 werknemers;

 

1.62 (groot)handel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan personen of instellingen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

 

1.63 groothandel in smart- en growproducten

het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen de uitstalling ter verkoop, ter huur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smart- en growproducten aan tussenhandelaren of verwerkende bedrijven die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat het niet is toegestaan om in groothandel detailhandel te bedrijven;

 

1.64 grootschalige detailhandel

een vestiging van detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen, of vanwege de gevoerde formule, een groot oppervlak nodig heeft, met een minimum verkoopvloeroppervlakte van 500 m², uitgezonderd detailhandel in dagelijkse goederen;

 

1.65 growshop

een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen) voor psychotrope stoffen, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan growshop, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip 'growshop';

 

1.66 handel in softdrugs

het verkopen van softdrugs vanuit een horeca-inrichting of een andere voor het publiek toegankelijke lokaliteit en de daarbij behorende erven, dan wel het aldaar aanwezig zijn van middelen als bedoeld in artikel 3 (lijst II) van de Opiumwet, dan wel toestaan dat bedoelde middelen in de horeca-inrichting gebruikt, bereid, bewerkt, verkocht, geleverd, verstrekt en vervaardigd worden;

 

1.67 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie en/of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

 

1.68 horeca

een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf, op het ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccomodatie, broodjeszaak, afhaalzaak, een en ander met inachtneming van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;

 

1.69 huishouden

de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm, van een woning;

 

1.70 kampeermiddelen

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo) een omgevingsvergunning is vereist, een en ander voorzover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend of tijdelijk bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

 

1.71 kamerverhuur

bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurders ter plaatse het hoofdverblijf hebben;

 

1.72 kantoor

een ruimte welke door haar indeling en inrichting kennelijk is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve, juridische, medische, therapeutische, ontwerptechnische en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, of hiermee gelijk te stellen gebieden;

 

1.73 kap

een geheel of gedeeltelijk niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende of gebogen dakschilden met een dakhelling van ten minste 15º en ten hoogste 75º, waarbij de schuin hellende of gebogen dakschilden ten minste 50% van het dak dienen te bedekken;

 

1.74 kleinschalig kamperen

kamperen op een terrein waarbij ten hoogste 25 kampeermiddelen mogen worden geplaatst;

 

1.75 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

 

1.76 logies

het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft;

 

1.77 maatschappelijke voorzieningen

bibliotheken, cultuur, gezondheidszorg, jeugd-/kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, openbare orde en veiligheid, religie, verenigingsleven, volksgezondheid, zorg en welzijn en daarmee gelijk te stellen sectoren;

 

1.78 milieudeskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu;

 

1.79 monumentale boom

een boom die in verband met ouderdom, gaafheid en/of omvang beeldbepalende waarde heeft voor de omgeving en als zodanig is opgenomen in de gemeentelijke houtopstandverordening;

1.80 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

 

1.81 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,5 m boven peil is gelegen;

 

1.82 ondergeschikte detailhandel

detailhandel die als activiteit in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;

 

1.83 ondersteunende horeca

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht is op horeca-activiteiten, maar ter ondersteuning en ondergeschikt aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie;

 

1.84 opslag

opslaan van goederen al dan niet in een gebouw met daarbij behorende kantoorruimte van ondergeschikte afmeting;

 

1.85 peil

  1. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

  2. in alle andere gevallen de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

 

1.86 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval begrepen:

  1. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;

  2. een seksbioscoop of sekstheater;

  3. een seksautomatenhal;

  4. een seksclub of parenclub;

al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel;

 

1.87 sekswinkel

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarbinnen detailhandel in goederen van erotisch-pornografische aard plaatsvindt;

 

1.88 smartshop

een ruimte bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van psychotrope stoffen aan personen die deze stoffen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Deze stoffen kunnen wijzigingen voortbrengen in de lichamelijke en geestelijke functies. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan smartshop, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip 'smartshop';

 

1.89 speelvoorzieningen

al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van het spelen door kinderen, zoals huisjes, klimrekken, schommels, speelhutten en ballenvangers;

 

1.90 standplaats ten behoeve van ambulante handel

een in de open lucht en op of direct aan de openbare weg grenzende ruimte of plaats, door het college aangewezen, waar in de uitoefening van handel goederen te koop worden aangeboden dan wel diensten worden aangeboden met een maximum oppervlakte van 24 ;

 

1.91 standplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of gemeenten kunnen worden aangesloten;

 

1.92 straatmeubilair

al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen, zoals:

  1. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken, bloembakken;

  2. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;

  3. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een hoogte van ten hoogste 2,7 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;

  4. afvalinzamelsystemen;

 

1.93 vliegende winkels

ondernemingen die gedurende één of meer dagdelen roerende goederen aanbieden aan particulieren, vanuit een gehuurde zaal in een horecagelegenheid, sportkantine/ -ruimte, wijkcentra en dergelijke of vanuit een huis en/of zelf niet over een vaste vestigingsplaats elders beschikken;

 

1.94 vliesgevel

een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel van een gebouw met een geluidswerende functie ten behoeve van de betrokken gevel van het gebouw, waarbij de afstand tussen de vliesgevel en de gevel van het gebouw ten minste 0,5 m bedraagt;

 

1.95 vuurwerkbesluit

Vuurwerkbesluit zoals gepubliceerd in Stb.2002, 33;

 

1.96 welstandsmonumentencommissie

de door de gemeenteraad ingestelde commissie voor advies (ex artikel 92, lid 1, Gemeentewet), met als taak de werkzaamheden die beschreven zijn in de verordening inzake welstand, regelende de taak, samenstelling en werkwijze van bedoelde commissie;

 

1.97 winterterras

een lichte transparante aanbouw aan de straatzijde op de begane grond van horecabedrijven;

 

1.98 woning

een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van een huishouden, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm;

 

1.99 zendmast

ander bouwwerk, waarop antenne-installaties worden geplaatst.

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Algemeen

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

  1. lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren);

 

  1. de oppervlakte van een gebouw:

tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren);

 

  1. bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijkte stellen bouwonderdelen;

 

  1. goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot- c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructieonderdeel;

 

  1. inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;

 

  1. afstand tot zijdelingse perceelsgrens:

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is;

 

  1. oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

  1. bedrijfsvloeroppervlakte:

binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten;

 

  1. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

  1. hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

 

  1. afstand tussen hoofdgebouwen:

tussen de hoofdgebouwen, waar die afstand het kortst is.

 

2.2 Specifieke regels

De regels als bedoeld in lid 2.1 worden als volgt toegepast:

  1. bij toepassing van een dakkapel of dakopbouw met een (al dan niet gezamenlijke) breedte van meer dan 70% van de breedte van het dakvlak waarin de dakkapel of dakopbouw is gelegen, wordt de snijlijn van het dakvlak of dakopbouw met het gevelvlak van de betreffende dakkapel of dakopbouw als goothoogte aangemerkt;

  2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen worden overschreden door antennes, schoorstenen, hekwerken, zonnencollectoren, schotelantennes en daarmee gelijk te stellen constructies en ondergeschikte dakopbouwen, zoals ruimten ten behoeve van centrale verwarmings-, luchtbehandelings- en liftinstallaties, tot een oppervlakte van ten hoogste 25% van het grondoppervlak van de bouwlaag, waarop de dakopbouwen zich bevinden.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingen

 

Artikel 3 Bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven en bedrijfsactiviteiten, voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 of 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of daarmee naar aard (qua milieuplanologische hinder) gelijk te stellen bedrijven en bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:

  1. niet zijn toegestaan:

  1. inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder en artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht niet zijn toegestaan;

  2. risicovolle inrichtingen, als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

  1. uitsluitend bedrijfsgebonden kantoren zijn toegestaan, waarbij per bedrijfsperceel de bedrijfsvloeroppervlakte voor kantoren niet meer dan 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen, tot een maximum van 2.500 m²;

  2. in afwijking van het bepaalde onder b ter plaatse van de percelen Van Aldegondebaan 3, 5 en 7 kleinschalige kantoren zijn toegestaan, waarbij de bedrijfsvloeroppervlakte per kantoor niet meer mag bedragen dan 150 m²;

  3. uitsluitend detailhandel is toegestaan, indien het betreft detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd of verwerkt voor zover dit een ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering vormt;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven tot en met categorie 3.1 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens voor een bedrijfs- of dienstwoning;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': tevens voor makelaarskantoor;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend voor nutsvoorzieningen;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' zijn de gronden mede bestemd voor behoud, versterking en/of herstel van de aan deze gronden en de daarop voorkomende bebouwing eigen zijnde cultuurhistorische en architectonische monumentale waarden;

  9. bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, boven- en ondergrondse parkeervoorzieningen, groen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het aangegeven bouwvlak;

  2. het bebouwingspercentage per bouwvlak niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  3. indien geen bebouwingspercentage is opgenomen het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;

  4. de goothoogte en/of bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)', 'maximale goot- en bouwhoogte (m)', 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' of 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)';

  5. de goot- en bouwhoogte van een nutsvoorziening niet meer mogen bedragen dan 3,5 m respectievelijk 5 m;

  6. gebouwen worden gebouwd op een afstand van ten minste 4 m uit de zijdelingse- en achterste perceelsgrens;

  7. de afstand tussen bedrijfsgebouwen niet minder mag bedragen dan 4 m;

  8. in de eigen parkeerbehoefte op het perceel dient te worden voorzien;

  9. voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen en overige andere bouwwerken voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken elders niet meer mag bedragen dan 3 m;

  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning mag worden opgericht met een inhoud van ten hoogste 500 m3, waarbij de afstand van de voorgevel van de bedrijfswoning tot de voorste bestemmingsgrens niet meer mag bedragen dan 5 m;

  2. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een bedrijfswoning uitsluitend binnen het bouwvlak zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer dan 75 m² bedraagt;

  2. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk ten hoogste gelijk mag zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning plus 30 cm, tot een maximum van 4 m;

  3. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 3 m;

  4. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 5 m;

  5. voor zover een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt afgedekt met een kap, de dakhelling ten hoogste 45º mag bedragen.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2:

  1. voor het plaatsen van gebouwen in of op minder dan 4 m uit de weg gekeerde bouwperceelsgrens, mits de belangen van derden, de ruimtelijke kwaliteit en stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden geschaad.

  2. voor het verhogen van de bouwhoogte van andere bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 5 m, zulks voor een doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk is.

 

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in lid 3.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. lid 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  3. lid 3.1 voor de uitoefening van detailhandel indien het detailhandel als een ondergeschikt en niet zelfstandig deel van de bedrijfsvoering betreft, waarbij per bedrijfsperceel het aantal m² bedrijfsvloeroppervlakte voor detailhandel niet meer dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen;

met dien verstande dat:

  • geluidszoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;

  • benzineservicestations met LPG-verkoop voor zover voorkomend in categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten niet zijn toegestaan.

 

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.5.1 Wijzigen naar Maatschappelijk

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk', met inachtneming van de bouwregels genoemd in lid 3.2.

 

3.5.2 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', waarbij het aantal woningen niet mag worden vergroot.

 

Artikel 4 Bos

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud van het aanwezige bos;

  2. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke -, cultuurhistorische - en natuurwaarden;

  3. extensief recreatief medegebruik;

  4. waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m.

 

4.3 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

 

4.3.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden) op de in lid 4.1 genoemde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

  2. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  3. het vellen of rooien van houtopstanden of het verrichten van werkzaamheden, die de dood of ernstige beschadiging van de houtopstanden ten gevolge kunnen hebben.

  4. het graven, ophogen en egaliseren van de bodem.

 

4.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  1. die uit een oogpunt van het te beschermen belang van ondergeschikte betekenis zijn, zoals het periodiek afzetten van de bomen en normaal spitwerk;

  2. waarvoor op het tijdstip van het inwerking treden van het bestemmingsplan een vergunning geldt;

  3. die ten tijde van het inwerking treden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  4. die het normale onderhoud betreffen.

 

4.3.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de gronden, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

 

4.3.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de groenbeheerder.

 

Artikel 5 Centrum

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in een woning;

  1. en op de begane grond voor:

  2. bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten waarbij aan de voorgevelzijde een ruimte voor detailhandelsverkoop in gebruik dient te zijn;

  3. detailhandels- en dienstverlenende bedrijven;

  4. kantoren en/of praktijkruimten;

  5. maatschappelijke voorzieningen;

  6. gemeenschappelijke ruimten ten behoeve van de woningen;

  7. ondersteunende horeca bij detailhandel waarbij de oppervlakte van de ondersteunende horeca niet meer mag bedragen dan 10% van het verkoopvloeroppervlak met een maximum van 25 m²;

  1. bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, boven- en ondergrondse parkeervoorzieningen, groen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het bouwvlak;

  2. de goothoogte en/of bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)';

  3. het bebouwingspercentage per bouwvlak niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  4. indien geen bebouwingspercentage is opgenomen het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;

  5. voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen en overige andere bouwwerken voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken elders niet meer mag bedragen dan 3 m.

 

5.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. opslag van meer dan 10.000 kg consumenten vuurwerk is niet toegestaan;

  2. de gronden en opstallen te gebruiken als coffeeshop, smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel is niet toegestaan, tenzij in lid 5.1 anders is bepaald.

 

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

5.4.1 Detailhandel op de verdieping

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van het toestaan van detailhandel op de verdieping, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. afwijking is toegestaan indien:

  1. dit resulteert in toepassing van een hoogwaardig winkelconcept;

  2. hiermee vestiging van een winkelformule mogelijk wordt die een aanvulling op of completering van bestaande winkelformules betekent;

  3. hiermee vestiging van een winkelformule resulteert in versterking van de structuur van de binnenstad of het te onderscheiden deelgebied;

  1. aangetoond dient te zijn dat uitbreiding op de begane grondlaag (naar achteren of in naastgelegen panden) niet tot de mogelijkheden behoort.

 

5.4.2 Horecavestiging

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van de vestiging van hotels, restaurants, broodjeszaken en ijssalons, alsmede voor horecavormen waarvan de openingstijden parallel lopen met de tijden van bedrijven die vallen onder de Winkelsluitingswet, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. per straat mogen niet meer dan twee omgevingsvergunningen tegelijkertijd van kracht zijn;

  2. er mag geen sprake zijn van een achteruitgaan van de woon- en werkomstandigheden in de omgeving en het karakter van de straat;

  3. het uiterlijk aanzien van de omgeving mag niet worden aangetast;

  4. er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van het autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers.

 

5.4.3 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1:

  1. teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in lid 5.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

 

5.4.4 Bijzondere woonvormen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;

  2. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van de aangrenzende percelen;

  3. er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;

  4. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;

  5. aangetoond dient te zijn dat vestiging in een bestaand of nieuw te bouwen zelfstandig gebouw niet tot de mogelijkheden behoort.

 

5.4.5 Gehele pand als woning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 waardoor het gehele pand als woning in gebruik kan worden genomen met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. het bouwplan is gericht op herstructurering en versterking van de ruimtelijke functionele kwaliteit van de locatie;

  2. het bouwplan dient geen afbreuk te doen aan de detailhandelsstructuur ter plaatse;

  3. het bouwplan dient te passen in het ruimtelijk-functionele patroon waaronder in ieder geval wordt verstaan dat het bouwplan dient aan te sluiten bij de bebouwingskarakteristiek van de naastgelegen panden.

 

5.4.6 Kamerverhuur

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van kamerverhuur, met dien verstande dat:

  1. bewoning is toegestaan door maximaal vier personen per woning;

  2. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van de aangrenzende percelen.

 

Artikel 6 Detailhandel

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandelsbedrijven;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1': tevens voor horecavoorzieningen tot en met horecacategorie 1 van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;

  3. bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, boven- en ondergrondse parkeervoorzieningen, groen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het aangegeven bouwvlak;

  2. het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;

  3. de bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';

  4. de bedrijfsvloeroppervlakte per vestiging niet minder dan 500 m2 en niet meer dan 2.300 m2 mag bedragen;

  5. voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen en overige andere bouwwerken voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken elders niet meer mag bedragen dan 3 m;

 

6.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;

  2. de gronden en opstallen te gebruiken als coffeeshop, smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten of belwinkel is niet toegestaan, tenzij anders is bepaald.

 

Artikel 7 Gemengd

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in een woning;

en op de begane grondlaag voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandels- en dienstverlenende bedrijven;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens kantoren en/of praktijkruimten;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1': tevens voor horecavoorzieningen tot en met horecacategorie 1 van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven tot en met categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  5. overige bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, boven- en ondergrondse parkeervoorzieningen, groen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

7.2 Bouwregels

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het aangegeven bouwvlak;

  2. de goothoogte en/of bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)';

  3. hoofdgebouwen mogen worden afgedekt met een kap;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'erf' bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd waarbij:

  1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning niet meer dan 50% van de als 'erf' aangeduide gronden mag bedragen, tot een gezamenlijke oppervlakte van 75 m²;

  2. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk ten hoogste gelijk mag zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 30 cm, tot een maximum van 4 m;

  3. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 3 m;

  4. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 5 m;

  5. voor zover een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt afgedekt met een kap, de dakhelling ten hoogste 45º mag bedragen;

  1. voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen en overige andere bouwwerken voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken elders niet meer mag bedragen dan 3 m;

 

7.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 7.1 teneinde een woonfunctie op de verdieping om te zetten naar een niet-woonfunctie, indien handhaving van de woonfunctie om fysieke redenen niet mogelijk is;

  2. lid 7.1 ten behoeve van een functiewisseling van de begane grondlaag, waarbij de gronden met de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' mogen worden omgezet in detailhandels- en dienstverlenende bedrijven en kantoren en/of praktijkruimten, de gronden met de aanduiding 'detailhandel' mogen worden omgezet in kantoren en/of praktijkruimten en de gronden met de aanduiding 'horeca' mogen worden omgezet in detailhandels- en dienstverlenende bedrijven en kantoren en/of praktijkruimten.

 

Artikel 8 Groen

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. (openbaar) groen, plantsoen en andere groenvoorzieningen;

  2. speelvoorzieningen;

  3. waterpartijen;

  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. kunstobjecten;

  6. voet- en fietspaden;

  7. ontsluitingspaden ten behoeve van de aangrenzende bestemmingen met de daarbij behorende andere bouwwerken;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ondergrondse stallingsruimte': tevens voor een (geheel of gedeeltelijk) onder peil gelegen stallingsruimte voor parkeervoorzieningen.

 

8.2 Bouwregels

Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waaronder begrepen straatmeubilair, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van speelvoorzieningen ten hoogste 6 m mag bedragen;

  2. de bouwhoogte van kunstobjecten en lichtmasten ten hoogste 15 m mag bedragen;

  3. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 3 m mag bedragen.

 

8.3 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

 

8.3.1 Verbod

Het is verboden op gronden, welke bestemd zijn als 'Groen' en de aanduiding 'beeldbepaldende boom' hebben, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

  2. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  3. het vellen of rooien van houtopstanden of het verrichten van werkzaamheden, die de dood of ernstige beschadiging van de houtopstanden ten gevolge kunnen hebben.

 

8.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 8.3.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  1. die uit een oogpunt van het te beschermen belang van ondergeschikte betekenis zijn, zoals het periodiek afzetten van de bomen en normaal spitwerk;

  2. waarvoor op het tijdstip van het inwerking treden van het bestemmingsplan een vergunning geldt;

  3. die ten tijde van het inwerking treden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  4. die het normale onderhoud betreffen.

 

8.3.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de gronden, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de waarden onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

 

8.3.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de groenbeheerder.

 

Artikel 9 Horeca

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horecabedrijven tot en met categorie 1 zoals opgenomen in de bijlage van dit bestemmingsplan gevoegde Staat van horeca-activiteiten;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2': tevens voor horecavoorzieningn tot en met categorie 2 van de bij deze regesl behorende Staat van Horeca-activiteiten;

  3. bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, boven- en ondergrondse parkeervoorzieningen, groen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

9.2 Bouwregels

Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemming worden gebouwd, waaronder begrepen straatmeubilair, met dien verstande dat:

  1. de hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het aangegeven bouwvlak;

  2. het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;

  3. de goothoogte en/of bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)';

  4. ter plaatse van de aanduiding 'erf' bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd waarbij:

  1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per bouwperceel niet meer dan 50% van de als 'erf' aangeduide gronden mag bedragen, tot een gezamenlijke oppervlakte van 75 m²;

  2. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk ten hoogste gelijk mag zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 30 cm, tot een maximum van 4 m;

  3. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 3 m;

  4. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 5 m;

  5. voor zover een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt afgedekt met een kap, de dakhelling ten hoogste 45º mag bedragen;

  1. voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen en overige andere bouwwerken voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken elders niet meer mag bedragen dan 3 m;

  1. per bedrijf één (inpandige) dienstwoning mag worden opgericht met een inhoud van ten hoogste 500 m3.

 

9.3 Wijzigingsbevoegdheid

 

9.3.1 Wijzigen naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de bestemming 'Horeca' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' nadat de in lid 9.1 genoemde functie is beëindigd, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de nieuwe woningen of andere functies dienen te passen in het bestaande ruimtelijk functioneel patroon en mogen de aanwezige samenhang niet verstoren, waaronder in ieder geval wordt verstaan:

  1. het woningtype dient overeen te komen met woningen die in de directe omgeving aanwezig zijn;

  2. de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw dient aan te sluiten op de voorgevelrooilijn van de bestaande hoofdgebouwen op aangrenzende percelen;

  3. in afwijking van het bepaalde onder 2 zijn woningen rond een binnenplaats aanvaardbaar indien dit past in de fijnmazige structuur van de omgeving, geen woonsituatie ontstaat die te zeer al een te besloten en 'achteraf-situatie' zijn aan te merken en een volwaardige ontsluiting mogelijk is;

  4. de hoogte van de bebouwing dient aan te sluiten op de hoogte van de bestaande bebouwing op aangrenzende percelen; een extra bouwlaag is toelaatbaar indien dit door een passende architectuur niet beeldbepalend wordt; in ieder geval zijn ten minste twee bouwlagen toegestaan;

  5. de niet-woonfunctie dient in de omgeving voor te komen;

  1. de woning is passend binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;

  2. vooraf dient inzicht te zijn verkdregen in de milieuaspecten;

  3. ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's wordt in voldoende mate voorzien in relatie tot de bestemming;

  4. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  5. het gebruik dient naar zijn aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming te zijn.

 

9.3.2 Wijzigen dienstwoning naar bovenwoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, een dienstwoning behorend bij een horecavestiging te wijzigen in een bovenwoning zonder directe relatie met de onderliggende horecavestiging, mits:

  1. de woning passend is binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;

  2. er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;

  3. een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden.

 

Artikel 10 Kantoor

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kantoren;

  2. dienstverlening;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': tevens voor maatschappelijke voorzieningen;

  4. bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, boven- en ondergrondse parkeervoorzieningen, groen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

10.2 Bouwregels

Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het aangegeven bouwvlak;

  2. de bouwhoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)';

  3. ter plaatse van de aanduiding 'erf' bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd waarbij:

  1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per bouwperceel niet meer dan 50% van de als 'erf' aangeduide gronden mag bedragen, tot een gezamenlijke oppervlakte van 75 m²;

  2. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk ten hoogste gelijk mag zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 30 cm, tot een maximum van 4 m;

  3. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 3 m;

  4. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 5 m;

  5. voor zover een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt afgedekt met een kap, de dakhelling ten hoogste 45º mag bedragen;

  1. voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen en overige andere bouwwerken voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken elders niet meer mag bedragen dan 3 m.

 

10.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de bestemming te wijzigen in een bestemming die vergelijkbaar is met de bestemming die geldt voor de aangrenzende gronden, dan wel in de bestemming 'Maatschappelijk', indien de activiteiten ter plaatse zijn beëindigd dan wel het gebruik ten minste één jaar is gestaakt, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de nieuwe woningen of andere functies dienen te passen in het bestaande ruimtelijk functioneel patroon en mogen de aanwezige samenhang niet verstoren; hieronder wordt in ieder geval verstaan:

  1. het woningtype dient overeen te komen met woningen die in de directe omgeving aanwezig zijn;

  2. de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw dient aan te sluiten op de voorgevelrooilijn van de bestaande hoofdgebouwen op aangrenzende percelen;

  3. in afwijking van het bepaalde onder 2 zijn woningen rond een binnenplaats aanvaardbaar indien dit past in de fijnmazige structuur van de omgeving, geen woonsituatie ontstaat die te zeer al een te besloten en 'achteraf-situatie' zijn aan te merken en een volwaardige ontsluiting mogelijk is;

  4. de hoogte van de bebouwing dient aan te sluiten op de hoogte van de bestaande bebouwing op aangrenzende percelen; een extra bouwlaag is toelaatbaar indien dit door een passende architectuur niet beeldbepalend wordt; in ieder geval zijn tenminste twee bouwlagen toegestaan;

  5. de niet-woonfunctie dient in de omgeving voor te komen;

  1. de woning is passend binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;

  2. wijziging ten behoeve van detailhandel dient te passen in de distributieplanologische ruimte en mag geen afbreuk doen aan de bestaande detailhandelsstructuur;

  3. vooraf dient inzicht te zijn verkregen in de milieuaspecten;

  4. ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's wordt in voldoende mate voorzien in relatie tot de bestemming;

  5. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  6. het gebruik dient naar zijn aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming te zijn.

 

Artikel 11 Maatschappelijk

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor kantoren;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bijzondere woonvorm': tevens voor bijzondere woonvormen;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bovenwoning': tevens voor een bovenwoning;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning': tevens voor zorgwoningen;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg': tevens voor gezondheidszorg;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'religie': uitsluitend ten behoeve van religieuze doeleinden;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' zijn de gronden mede bestemd voor behoud, versterking en/of herstel van de aan deze gronden en de daarop voorkomende bebouwing eigen zijnde cultuurhistorische en architectonische monumentale waarden;'

  9. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals paden, tuinen, waterhuishoudkundige voorzieningen, boven- en ondergrondse parkeervoorzieningen en erven met de daarbij behorende bouwwerken.

 

11.2 Bouwregels

Op de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het aangegeven bouwvlak;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' slechts bebouwing mag worden opgericht indien de begane grondlaag vrij blijft van bebouwing met een vrije doorgangsruimte van ten minste 3 m hoog;

  3. het bebouwingspercentage per bouwvlak niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  4. indien geen bebouwingspercentage is opgenomen het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;

  5. de goothoogte en/of bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)', 'maximale bouwhoogte (m)' of 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)';

  6. hoofdgebouwen mogen worden afgedekt met een kap;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'erf' bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd waarbij:

  1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per bouwperceel niet meer dan 50% van de als 'erf' aangeduide gronden mag bedragen, tot een gezamenlijke oppervlakte van 75 m²;

  2. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk ten hoogste gelijk mag zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 30 cm, tot een maximum van 4 m;

  3. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 3 m;

  4. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 5 m;

  5. voor zover een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt afgedekt met een kap, de dakhelling ten hoogste 45º mag bedragen;

  1. ter plaatse van de gronden buiten het bouwvlak en zonder de aanduiding 'erf' geen gebouwen zijn toegestaan;

  2. voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen en overige andere bouwwerken voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 m;

  3. de bouwhoogte van ballenvangers en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;

  4. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken elders niet meer mag bedragen dan 3 m.

 

11.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de bestemming te wijzigen in een bestemming die vergelijkbaar is met de bestemming die geldt voor de aangrenzende gronden en in ieder geval in de bestemmingen 'Detailhandel', 'Kantoren', 'Wonen' of een bijzondere woonvorm, indien de functie ter plaatse is beëindigd dan wel het gebruik ten minste één jaar is gestaakt, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de nieuwe woningen of andere functies dienen te passen in het bestaande ruimtelijk functioneel patroon en mogen de aanwezige samenhang niet verstoren, waaronder in ieder geval wordt verstaan:

  1. het woningtype dient overeen te komen met woningen die in de directe omgeving aanwezig zijn;

  2. de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw dient aan te sluiten op de voorgevelrooilijn van de bestaande hoofdgebouwen op aangrenzende percelen;

  3. in afwijking van het bepaalde onder 2 zijn woningen rond een binnenplaats aanvaardbaar indien dit past in de fijnmazige structuur van de omgeving, geen woonsituatie ontstaat die te zeer al een te besloten en 'achteraf-situatie' zijn aan te merken en een volwaardige ontsluiting mogelijk is;

  4. de hoogte van de bebouwing dient aan te sluiten op de hoogte van de bestaande bebouwing op aangrenzende percelen; een extra bouwlaag is toelaatbaar indien dit door een passende architectuur niet beeldbepalend wordt; in ieder geval zijn ten minste twee bouwlagen toegestaan;

  5. de niet-woonfunctie dient in de omgeving voor te komen;

  1. de woning is passend binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;

  2. wijziging ten behoeve van detailhandel dient te passen in de distributieplanologische ruimte en mag geen afbreuk doen aan de bestaande detailhandelsstructuur;

  3. vooraf dient inzicht te zijn verkregen in de milieuaspecten

  4. ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's wordt in voldoende mate voorzien in relatie tot de bestemming;

  5. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  6. het gebruik dient naar zijn aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming te zijn.

 

Artikel 12 Tuin

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen bestemmingen, met de daarbij behorende andere bouwwerken;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. bijbehorende bouwwerken.

 

12.2 Bouwregels

Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouw, met dien verstande dat:

  1. een bijbehorend bouwwerk aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw mag worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de diepte van het bijbehorend bouwwerk gemeten uit de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1,5 m;

  2. de afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de openbare weg niet minder mag bedragen dan 2 m;

  3. de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;

  4. de breedte van het bijbehorend bouwwerk maximaal 50% van de breedte van de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw mag bedragen.

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan het openbaar gebied niet meer mag bedragen dan 1 m;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m.

 

Artikel 13 Verkeer

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een gebiedsontsluitingsweg bestaande uit ten hoogste twee rijbanen;

  2. wegen deel uitmakend van een verblijfsgebied bestaande uit ten hoogste twee rijstroken;

  3. groenvoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. kunstobjecten;

  6. waterpartijen;

  7. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  8. boven en ondergrondse parkeervoorzieningen;

  9. voet- en fietspaden;

  10. standplaats voor ambulante handel;

  11. andere verkeersvoorzieningen met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder begrepen geluidafschermende voorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, vlaggenmasten en verlichting;

  12. ter plaatse van de aanduiding 'parkeren': uitsluitend voor parkeervoorzieningen en bijbehorende verkeersvoorzieningen;

  13. ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg': uitsluitend voor verkeer en vervoer per rail met de daarbij behorende bouwwerken.

 

13.2 Bouwregels

Op de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen, waaronder straatmeubilair en geluidafschermende voorzieningen, worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van de speelvoorzieningen niet meer mag bedragen dan 6 m;

  2. de bouwhoogte van kunstobjecten, licht- en vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 15 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg' tevens andere bouwwerken ten behoeve van een spoorweg mogen worden opgericht, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 9 m.

 

13.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de bestemming 'Verkeer' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' of de bestemming 'Tuin' met de bedoeling percelen en/of perceelsgedeelten behorende bij woningen te kunnen vergroten in het kader van de uitgifte van openbare ruimte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. aangetoond dient te worden dat de uit te geven openbare ruimte geen structurele betekenis heeft voor de verkeersafwikkeling en/of groenstructuur;

  2. door de toevoeging bij een woonperceel mogen geen verkeersonveilige situaties ontstaan of worden vergroot.

 

13.4 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

 

13.4.1 Verbod

Het is verboden op gronden, welke bestemd zijn als 'Verkeer' en de aanduiding 'spoorweg' hebben, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden, het op, in, boven of onder de spoorweg leidingen, werken en andere inrichtingen of beplantingen aan te brengen, te doen aanbrengen of te hebben, dan wel daarmaa verband houdende werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren.

 

13.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 13.4.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  1. die uit een oogpunt van het te beschermen belang van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. waarvoor op het tijdstip van het inwerking treden van het bestemmingsplan een vergunning geldt;

  3. die ten tijde van het inwerking treden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  4. die het normale onderhoud en beheer van de aanwezige spoorweg betreffen.

 

13.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de spoorweg.

 

13.4.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de spoorwegbeheerder.

 

Artikel 14 Water

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterhuishouding;

  2. waterberging;

  3. watergangen;

  4. waterpartijen;

  5. groenvoorzieningen;

een en ander met de daabij behorende bouwwerken.

 

14.2 Bouwregels

Op de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd met dien verstande dat:

a. de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter.

 

14.3 Afwjiking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij de omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 ten behoeve van andere bouwwerken die hoger zijn dan 3 meter en voor gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. het belang van de waterhuishouding met betrekking tot de waterkwaliteit en waterkwantiteit niet onevenredig wordt aangetast;

  2. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder omtrent het onder in lid a gestelde.

 

14.4 Omgevingsvergunning voor werken, geen gebouwen zijnde en werkzaamheden

 

14.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op gronden, welke bestemd zijn als “water”, zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning ex artikel 14.1, lid 1onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:

  1. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen en puinstortingen;

  2. het graven of dempen van waterpartijen en het afdammen van waterpartijen;

  3. boringen te verrichten, seismisch of ander bodemonderzoek te doen;

  4. het wijzigen van het waterpeil.

 

14.4.2 Uitzonderingen op artikel 14.4.1.

Het in lid 14.4.1. genoemde verbod is niet van toepassing op:

  1. werken enwerkzaamheden binnen het kader van het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;

  2. werken en werkzaamheden die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan in uitvoering waren.

 

14.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in lid 14.4. is slechts toelaatbaar indien door de werken of werkzaamheden het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad.

 

14.4.4 Adviesprocedure werken en werkzaamheden

Alvorens te beslissen over een vergunning als bedoeld in artikel 14.4 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

 

Artikel 15 Wonen

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in een woning;

  2. beroepsmatige activiteiten in of bij een woning;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend garageboxen en bergplaatsen;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bovenwoning': tevens voor een bovenwoning;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ondergrondse stallingsgarage': tevens voor een (geheel of gedeeltelijk) onder peil gelegen stallingsruimte voor parkeervoorzieningen;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1': tevens voor horecavoorzieningen tot en met horecacategorie 1 van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten op de begane grondlaag;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven tot en met categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten op de begane grondlaag;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens voor detailhandels- en dienstverlenende bedrijven op de begane grondlaag;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens kantoren en/of praktijkruimten;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' zijn de gronden mede bestemd voor behoud, versterking en/of herstel van de aan deze gronden en de daarop voorkomende bebouwing eigen zijnde cultuurhistorische en architectonische monumentale waarden;

  11. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals paden, tuinen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, speelvoorzieningen en erven met de daarbij behorende bouwwerken.

 

15.2 Bouwregels

Op de in lid 15.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het bouwvlak;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' slechts bebouwing mag worden opgericht indien de begane grondlaag vrij blijft van bebouwing met een vrije doorgangsruimte van ten minste 3 m hoog;

  3. als hoofdgebouwen binnen de bestemming uitsluitend mogen worden gebouwd:

ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': vrijstaande woningen;

  1. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld': gestapelde woningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen': vrijstaande en twee-aaneengebouwde (dubbele) woningen;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd': vrijstaande, twee- en meer aaneengebouwde (rij)woningen;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geschakeld': vrijstaande, geschakelde, twee- en meer aaneengebouwde (rij)woningen;

  1. de goothoogte en/of bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' of 'maximale bouwhoogte (m)';

  2. de bouwhoogte van garageboxen en bergplaatsen binnen de gronden met de aanduiding 'garage' niet meer mag bedragen dan 3 m;

  3. hoofdgebouwen mogen worden afgedekt met een kap;

  4. hoofdgebouwen van vrijstaande woningen op minimaal 3 m uit de zijdelingse perceelgrens dienen te worden gebouwd;

  5. hoofdgebouwen van twee-aaneengebouwde woningen minimaal aan één zijde vrij dienen te worden gebouwd, waarbij in dat geval de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 m dient te bedragen;

  6. de gezamenlijke oppervlakte van beroepsmatige werkruimten in woningen niet meer mag bedragen dan 30% van het vloeroppervlak van de woning tot een maximum van 50 m²;

ter plaatse van de aanduiding 'erf' bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd waarbij:

  1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning niet meer dan 50% van de als 'erf' aangeduide gronden mag bedragen, tot een gezamenlijke oppervlakte van 75 m²;

  2. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk ten hoogste gelijk mag zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 30 cm, tot een maximum van 4 m;

  3. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 3 m;

  4. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 5 m;

  5. voor zover een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt afgedekt met een kap, de dakhelling ten hoogste 45º mag bedragen;

voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen en overige andere bouwwerken voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken elders niet meer mag bedragen dan 3 m.

 

15.3 Afwijken van de gebruiksregels

 

15.3.1 Beroepsmatige en bedrijfsmatige werkruimten in woningen en of bijbehorende bouwwerken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.1 ten behoeve van beroepsmatige werkruimten in bijbehorende bouwwerken en bedrijfsmatige werkruimten in woningen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van beroepsmatige en/of bedrijfsmatige werkruimten niet meer mag bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de woningen tot een maximum van 50 m²;

  2. de woonfunctie in overwegende mate behouden dient te blijven;

  3. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent in ieder geval dat:

  1. uitsluitend medewerking wordt verleend aan het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 of 2 zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (opgenomen als bijlage) of, indien zij niet voorkomen in die lijst (qua milieuplanologische hinder) gelijkwaardig zijn aan de in categorie 1 of 2 genoemde bedrijfsactiviteiten;

  2. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;

  3. het gebruik naar aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

  4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;

  5. er dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte op het perceel.

 

15.3.2 Bijzondere woonvormen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.1 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met dien verstande dat:

  1. er sprake dient te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, waarbij de samenstelling van personen mag wisselen;

  2. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van de aangrenzende percelen;

  3. er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;

  4. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;

  5. aangetoond dient te zijn dat vestiging in een bestaand of nieuw te bouwen zelfstandig gebouw niet tot de mogelijkheden behoort.

 

15.3.3 Kamerverhuur

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.1 ten behoeve van kamerverhuur, met dien verstande dat:

  1. bewoning toegestaan is door maximaal vier personen per woning;

  2. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van de aangrenzende percelen.

 

15.3.4 Functiewijziging

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1 ten behoeve van een functiewisseling van de begane grondlaag, waarbij de gronden met de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' mogen worden omgezet in detailhandels- en dienstverlenende bedrijven en kantoren en/of praktijkruimten, de gronden met de aanduiding 'detailhandel' mogen worden omgezet in kantoren en/of praktijkruimten en de gronden met de aanduiding 'horeca' mogen worden omgezet in detailhandels- en dienstverlenende bedrijven en kantoren en/of praktijkruimten.

 

Artikel 16 Leiding - Gas

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn ter plaatse en binnen een afstand van 4 m aan weerszijden van de aanduiding, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een gasleiding en de belangen van de gasleiding bestaande uit een ongestoorde nuts- en energievoorziening.

 

16.2 Bouwregels

Op de in lid 16.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende regels niet toegestaan, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals meet- en regelkasten, die noodzakelijk zijn voor een doelmatig beheer van de aangegeven leiding.

 

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding wordt niet geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten;

  2. geen afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van leidingen;

  3. vooraf is hieromtrent schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen.

 

16.4 Specifieke gebruiksregels

De bestemming 'Leiding-Gas' alsmede de regels in lid 16.2 en lid 16.3 zijn slechts van toepassing indien en voor zover de aangeduide leiding in functie is.

 

16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

16.5.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op de in lid 16.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

  1. het aanleggen of verharden van wegen, (rijwiel)paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;

  3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;

  5. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;

  6. het vellen of rooien van houtgewas;

  7. het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen;

  8. het ontginnen, ontgronden, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren;

  9. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.

 

16.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 16.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  1. die worden uitgevoerd in het kader van het normale onderhoud en beheer van de aanwezige leiding;

  2. waarvoor op het tijdstip van het inwerking treden van het bestemmingsplan een vergunning geldt;

  3. die ten tijde van het inwerking treden van het bestemmingsplan in uitvoering waren.

 

16.5.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 16.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door te stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

 

16.5.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

 

Artikel 17 Leiding - Hoogspanningsverbinding

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een hoogspanningsleiding.

 

17.2 Bouwregels

  1. in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbidning' is het niet toegestaan om te bouwen binnen een zone van 4 meter aan beide zijden van de hartlijn' van deze hoogspanningskabel;

  3. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;

  4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2,5 m bedragen

 

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen in de andere bestemming, mits:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;

  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.

 

17.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik is het bepaalde in artikel 23 (Algemene gebruiksregels) van toepassing.

 

17.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.4 mits:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;

  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingbeheerder.

 

17.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

 

17.6.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op de in lid 17.2 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

  1. het aanleggen of verharden van wegen, (rijwiel)paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;

  3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;

  5. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;

  6. het vellen of rooien van houtgewas;

  7. het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen;

  8. het ontginnen, ontgronden, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren;

  9. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.

 

17.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 17.6.1vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  1. die worden uitgevoerd in het kader van het normale onderhoud en beheer van de aanwezige leiding;

  2. waarvoor op het tijdstip van het inwerking treden van het bestemmingsplan een vergunning geldt;

  3. die ten tijde van het inwerking treden van het bestemmingsplan in uitvoering waren.

 

17.6.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.6.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door te stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

 

17.6.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

 

Artikel 18 Waarde - Archeologie

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aan deze gronden eigen zijnde archeologische waarden.

 

18.2 Bouwregels

Op de in lid 18.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende regels toegestaan.

 

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

18.3.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op de in lid 18.1 bedoelde gronden de volgende andere werken en/of werkzaamheden uit te voeren dieper dan 0,5 m en over een oppervlakte groter dan 100 m²:

  1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;

  2. het bodemverlagen of afgraven van gronden;

  3. het aanleggen of verharden van wegen, (rijwiel)paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  4. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voorzover geen bouwwerken zijnde);

  5. het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers.

 

18.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 17.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke uit het oogpunt van het te beschermen archeologische waarden van ondergeschikte betekenis zijn. Hieronder worden in ieder geval werken of werkzaamheden bedoeld die niet dieper worden uitgevoerd dan 0,5 m en een oppervlakte kleiner dan 100 m² betreffen.

 

18.3.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken of werkzaamheden de archeologische waarden van de gronden in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor behoud van die waarden niet onevenredig wordt verkleind..

 

18.3.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.3.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom.

 

18.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

18.4.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na overleg met de sectie Welstandsmonumentencommissie van Bergen op Zoom, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de in lid 18.1 bedoelde bestemming te laten vervallen indien uit onderzoek is gebleken dat, hetzij door archivering van de aanwezige waarden, hetzij anderszins, geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn die handhaving van de bestemming rechtvaardigen.

 

18.4.2 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een wijziging als bedoeld in lid 18.4.1 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom.

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 19 Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 20 Algemene bouwregels

 

20.1 Bescherming van het plan

Geen bouwwerk mag worden opgericht, indien daardoor op enig terrein of bouwperceel een toestand zou ontstaan waardoor aan deze regels niet langer meer zou worden voldaan, dan wel een reeds bestaande afwijking van deze regels zou worden vergroot.

 

20.2 Bestaande afstanden en andere maten

 

20.2.1 Afstanden

Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

20.2.2 Hoogten, inhoud, aantallen en of oppervlakten

In die gevallen dat afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

20.2.3 (Her)oprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 20.2.1 en lid 20.2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

 

20.3 Overschrijding van de bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de aanduidingsgrenzen, maatvoeringsaanduidingen en bestemmingregels worden overschreden door:

tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm bedraagt;

tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm bedraagt;

andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm bedraagt;

antennes, kunstwerken, lichtmasten, reclamepalen, vlaggenmasten en bouwwerken met een geringe oppervlakte tot een bouwhoogte van 10 m.

 

20.4 Percentages

Een in een maatvoeringsaanduiding aangegeven percentage geeft aan hoeveel van het bouwvlak ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is geregeld.

 

Artikel 21 Algemene afwijkingsregels

 

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van:

  1. de bouw van:

  1. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut waarbij de inhoud ten hoogste 75 m³, de goothoogte ten hoogste 3 m en de bouwhoogte ten hoogste 5 m mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;

  2. andere bouwwerken, zoals standbeelden, uitingen van kunst en dergelijke tot een maximale bouwhoogte van 10 m;

met dien verstande dat bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de omgevingsvergunning in de belangenafweging eveneens dient te worden gelet op de effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid (voldoende ruimte voor voetgangers en/of bedienend verkeer);

  1. het in geringe mate aanpassen van het plan, zoals een bouwgrens, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is, met dien verstande dat de grenzen ten hoogste 2 m mogen worden verschoven;

  2. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 10% mag worden afgeweken; met betrekking tot deze omgevingsvergunning geldt, dat:

  1. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet;

  2. slechts mag worden afgeweken op primaire bouwnormen (normen welke 'bij recht' zijn toegestaan);

  3. cumulatieve toepassing van deze bepaling op een eerder verleende omgevingsvergunning ten aanzien van de bouwnorm niet is toegestaan;

  1. het oprichten van andere bouwwerken voor telecommunicatiedoeleinden:

  1. met een bouwhoogte van maximaal 40 m;

  2. met een hoogte van ten hoogste 10 m meer dan de toegestane hoogte van bouwwerken indien het bouwwerk op een gebouw wordt geplaatst;

met dien verstande dat door de omgevingsvergunning voor het bepaalde onder 1 en 2 geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet ter plaatse en bij het verlenen van de omgevingsvergunning door het bevoegd gezag voorwaarden en/of (nadere) eisen kunnen worden gesteld aan de stedenbouwkundige inpassing en/of de combinatie van aanbieders van telecomdiensten op masten;

  1. het oprichten van andere bouwwerken van geringe oppervlakte, zoals antenne-installaties, vlaggenmasten, windmolens en verlichtingsarmaturen, met een bouwhoogte van maximaal 15 m.

 

Artikel 22 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  1. het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van ten hoogste 150 m³, een goothoogte van ten hoogste 3 m en een bouwhoogte van ten hoogste 5 m welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn, zulks voor zover deze op grond van artikel 21 niet kunnen worden gebouwd;

  2. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, bestemmingsvlakken, bouwpercelen, dan wel bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak, niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;

  3. het wijzigen van het plan in die zin dat bouwwerken welke op grond van nader onderzoek, cultuurhistorische waarden bezitten waarbij handhaving, versterking of herstel van die waarden gerechtvaardigd wordt geacht, op de verbeelding, of anderszins worden voorzien van een monumentale aanduiding; voor de hier bedoelde bebouwing geldt alsdan dat de op het tijdstip van het wijzigingsbesluit bestaande grondoppervlakte, goothoogte, dakhelling en/of hoogte niet mag worden gewijzigd, behoudens bij omgevingsvergunning;

  4. het afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 30% mag worden afgeweken, op voorwaarde, dat geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet; de wijzigingsbevoegdheid mag slechts worden toegepast op primaire bouwnormen (normen welke 'bij recht' zijn toegestaan); cumulatieve toepassing van deze bepaling op een eerder verleende omgevingsvergunning voor het gebruik en/of wijzigingsregel ten aanzien van de bouwnorm is niet toegestaan.

 

Artikel 23 Algemene gebruiksregels

 

23.1 Gebruiksbepalingen ten aanzien van onbebouwde gronden

  1. Het is verboden de in het plan begrepen gronden - voor zover deze onbebouwd blijven - anders te gebruiken dan in overeenstemming met de in het plan aan die gronden gegeven bestemming.

  2. Onverminderd het bepaalde onder a is het in ieder geval verboden de gronden te gebruiken voor:

  1. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

  2. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;

  3. het opslaan van gebruiksklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;

  4. het storten, opslaan, opgeslagen houden of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare stoffen.

  1. Het bepaalde onder b is niet van toepassing op:

  1. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, die nodig zijn voor de realisering of de handhaving van de in het plan aanwezige bestemming;

  2. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden.

 

23.2 Gebruiksbepalingen ten aanzien van bebouwing

  1. Het is verboden bebouwing anders te gebruiken dan in overeenstemming met de in het plan aan die gronden gegeven bestemming.

  2. Onverminderd het bepaalde onder a is het in ieder geval verboden:

  1. de bebouwing op gronden met de bestemming 'Wonen', 'Gemengd' of 'Maatschappelijk' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bijzondere woonvorm' te gebruiken voor beroeps- of bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte;

  2. de bebouwing op gronden met de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'garage', 'Detailhandel', 'Maatschappelijk' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bijzondere woonvorm', 'Bedrijf' of 'Horeca' te gebruiken voor/als inrichting waarvoor het bouwen niet is toegestaan, waaronder begrepen:

  1. de bebouwing te gebruikenvoor/als seksinrichting;

  2. de bebouwing te gebruiken voor/als smartshops;

  3. de bebouwing die is opgericht na een door burgemeester en wethouders te verlenen omgevingsvergunning te gebruiken voor andere doeleinden dan waarvoor de omgevingsvergunning is verleend.

 

23.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.1 onder a en b en in lid 23.2, indien strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

Artikel 24 Wettelijke regelingen

 

24.1 Algemeen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van vaststelling van het plan, tenzij anders bepaald.

 

24.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het moment van vaststelling van het plan, worden gewijzigd.

 

Artikel 25 Algemene aanduidingsregels

 

25.1 Overig - IHCS

 

Ter plaatse van de aanduiding 'Overig - IHCS' (met nummer) geldt ten behoeve van het obstakelvrije start- en landingsvlak met zijkanten een bouwverbod voor bouwwerken met een hogere bouwhoogten dan:

  1. 90 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'Overig - IHCS - 8';

  2. 95 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'Overig - IHCS - 9';

  3. 100 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'Overig - IHCS - 10';

  4. 105 meter boven NAP ter plaatse van de aandudiing 'Overig - IHCS - 11';

  5. 110 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'Overig - IHCS - 12';

  6. 115 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'Overig - IHCS - 13';

  7. 120 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'Overig - IHCS - 14';

  8. 125 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'Overig - IHCS - 15';

  9. 130 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'Overig - IHCS - 16';

  10. 135 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'Overig - IHCS - 17';

  11. 140 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'Overig - IHCS - 18';

  12. 145 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'Overig - IHCS - 19'.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 26 Overgangsrecht

 

26.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van het plan.

 

26.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

 

Artikel 27 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

'Regels van het bestemmingsplan Het Fort-Zeekant van de gemeente Bergen op Zoom'