Regels
Bestemmingsplan
Langeweg 2012


Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven behorende tot en met categorie 2 zoals opgenomen in de bij dit bestemmingsplan gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat niet zijn toegestaan:

  1. detailhandel;

  2. zelfstandige kantoren;

  3. geluidzoneringsplichtinge inrichtingen;

  4. risicovolle inrichtingen, als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

  1. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend voor nutsvoorzieningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel in auto's en motorfietsen': tevens voor detailhandel in auto's en motorfietsen;

  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieiningen.

 

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het bouwvlak;

  2. het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;

  3. de goot- en/of bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan binnen het bouwvlak of een gedeelte daarvan is aangegeven met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';

  4. op het perceel dient in de eigen parkeerbehoefte te worden voorzien;

  5. voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 meter;

  2. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder e voor het verhogen van de bouwhoogte van andere bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 5 meter, indien zulks voor een doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk is.

 

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in lid 3.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. lid 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  3. lid 3.1 voor de uitoefening van detailhandel indien het detailhandel als een ondergeschikt en niet-zelfstandig deel van de bedrijfsvoering betreft, waarbij per bedrijfsperceel het aantal m² bedrijfsvloeroppervlakte voor detailhandel niet meer dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen;

met dien verstande dat:

  • geluidszoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;

  • benzineservicestations met LPG-verkoop voor zover voorkomend in categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten niet zijn toegestaan.

 

Artikel 4 Cultuur en ontspanning

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorzieningen': voor speelvoorzieningen;

  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals voet- en fietspaden en ontsluitingspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, kunstobjecten en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, waaronder begrepen straatmeubilair, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van speelvoorzieningen ten hoogste 6 meter mag bedragen;

  2. de bouwhoogte van kunstobjecten ten hoogste 15 meter mag bedragen;

  3. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 meter;

  4. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter.

 

Artikel 5 Detailhandel

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandelsbedrijven, uitsluitend op de begane grond;

  2. wonen in een woning, uitsluitend op de verdieping;

  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het bouwvlak;

  2. het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;

  3. de goot- en/of bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan binnen het bouwvlak of een gedeelte daarvan is aangegeven met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';

  4. voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 meter;

  2. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter.

 

5.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. opslag van meer dan 10.000 kilogram consumentenvuurwerk is niet toegestaan;

  2. de gronden en opstallen te gebruiken als coffeeshop, smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel is niet toegestaan.

 

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

5.4.1 Wijzigen naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de bestemming 'Detailhandel' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' nadat de in lid 5.1 genoemde functie is beëindigd, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de woningen dienen te passen in het bestaande ruimtelijk-functioneel patroon en mogen de aanwezige samenhang niet verstoren. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:

  1. het woningtype dient overeen te komen met woningen die in de directe omgeving aanwezig zijn;

  2. de voorgevelrooilijn van de woning dient aan te sluiten bij de voorgevelrooilijn van de bestaande bebouwing op aangenzende percelen;

  3. de hoogte van de woning dient aan te sluiten bij de hoogte van de bestaande bebouwing op aangrenzende percelen. Een extra bouwlaag is toegestaan indien dit door een passende architectuur niet beeldbepalend wordt , in ieder geval zijn ten minste twee bouwlagen toegestaan;

  4. de te realiseren woning(en) passend is/zijn binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma.

  1. er zijn geen milieu-hygienische belemmeringen;

  2. er ontstaan geen onevenredige belemmeringen voor omliggende percelen;

  3. er wordt voldaan aan de van toepassing zijnde parkeernorm.

 

Artikel 6 Groen

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. (openbaar) groen, plantsoen en andere groenvoorzieningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening': tevens voor speelvoorzieningen;

  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals voet- en fietspaden en ontsluitingspaden, parkeervoorzieningen, kunstobjecten en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

Op de in artikel 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemming worden gebouwd, waaronder begrepen straatmeubilair, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van speelvoorzieningen ten hoogste 6 meter mag bedragen;

  2. de bouwhoogte van kunstobjecten mag ten hoogste 15 meter bedragen;

  3. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 meter;

  4. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter.

 

Artikel 7 Horeca

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horecabedrijven tot maximaal de aangegeven categorie, uitsluitend op de begane grond. Voor de categorie-indeling wordt verwezen naar de bij dit bestemmingsplan gevoegde Staat van Horeca-activiteiten;

  2. wonen in een woning, uitsluitend op de verdieping;

  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

7.2 Bouwregels

Op de in artikel 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het bouwvlak;

  2. het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;

  3. de goot- en/of bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan binnen het bouwvlak of een gedeelte daarvan is aangegeven met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';

  4. op het perceel dient in de eigen parkeerbehoefte te worden voorzien;

  5. voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 meter;

  2. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter.

 

7.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. opslag van meer dan 10.000 kilogram consumentenvuurwerk is niet toegestaan;

  2. de gronden en opstallen te gebruiken als coffeeshop, smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel is niet toegstaan.

 

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten.

 

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

7.5.1 Wijzigen naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de bestemming 'Horeca' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' nadat de in lid 7.1 genoemde functie is beëindigd, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de woningen dienen te passen in het bestaande ruimtelijk-functioneel patroon en mogen de aanwezige samenhang niet verstoren. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:

  1. het woningtype dient overeen te komen met woningen die in de directe omgeving aanwezig zijn;

  2. de voorgevelrooilijn van de woning dient aan te sluiten bij de voorgevelrooilijn van de bestaande bebouwing op aangenzende percelen;

  3. de hoogte van de woning dient aan te sluiten bij de hoogte van de bestaande bebouwing op aangrenzende percelen. Een extra bouwlaag is toegestaan indien dit door een passende architectuur niet beeldbepalend wordt, in ieder geval zijn ten minste twee bouwlagen toegestaan;

  4. de te realiseren woning(en) passend is/zijn binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma.

  1. er zijn een milieu-hygienische belemmeringen;

  2. er ontstaan geen onevenredige belemmeringen voor omliggende percelen;

  3. er wordt voldaan aan de van toepassing zijnde parkeernorm.

 

Artikel 8 Kantoor

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. zelfstandige kantoren;

  2. dienstverlening;

  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

8.2 Bouwregels

Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het bouwvlak,

  2. het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;

  3. de goot- en/of bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan binnen het bouwvlak is aangegeven met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';

  4. op het perceel dient in de eigen parkeerbehoefte te worden voorzien;

  5. voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 meter;

  2. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter.

 

 

 

 

 

Artikel 9 Maatschappelijk

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen gericht op gezondsheidszorg, jeugd- en kinderopvang, volksgezondheid, zorg en welzijn en daarmee gelijk te stellen sectoren;

  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

9.2 Bouwregels

Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het bouwvlak;

  2. het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;

  3. de goot- en/of bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan binnen het bouwvlak of een gedeelte daarvan is aangegeven met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';

  4. op het perceel dient in de eigen parkeerbehoefte te worden voorzien;

  5. voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 meter;

  2. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter.

 

Artikel 10 Tuin

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen bestemmingen, met de daarbij behorende andere bouwwerken;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. bijbehorende bouwwerken.

 

10.2 Bouwregels

Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouw, met dien verstande dat:

  1. een bijbehorend bouwwerk aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw mag worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de diepte van het bijbehorend bouwwerk gemeten uit de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1,5 meter;

  2. de afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de openbare weg niet minder mag bedragen dan 2 meter;

  3. de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 0,3 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;

  4. de breedte van het bijbehorend bouwwerk maximaal 50% van de breedte van de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw mag bedragen.

  1. voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 1 meter;

  2. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter.

 

Artikel 11 Verkeer

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebiedsontsluitingswegen en wegen deel uitmakend van een verblijfsgebied bestaande uit maximaal vier rijstroken;

  2. voet- en fietspaden;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg:' voor een spoorbaan met bijbehorende voorzieningen;

  5. bij deze bestemmming behorende voorzieningen zoals bermen en andere verkeersvoorzieningen, geluidsafschermende voorzieningen, speelvoorzieningen, kunstobjecten, verlichting, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

11.2 Bouwregels

Op de in artikel 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen, waaronder straatmeubilair, worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van de speelvoorzieningen niet meer mag bedragen dan 6 meter;

  2. de bouwhoogte van kunstobjecten en lichtmasten niet meer mag bedragen dan 15 meter;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg' mag in afwijking van het bepaalde onder c de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer bedragen dan 9 meter.

 

11.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de bestemming 'Verkeer' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', al dan niet voorzien van de aanduiding 'garage' of de bestemming 'Tuin' met de bedoeling percelen en of perceelsgedeelten behorende bij woningen te kunnen vergroten in het kader van de uitgifte van openbare ruimte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. aangetoond dient te zijn dat de uit te geven openbare ruimte geen structurele betekenis heeft voor de verkeersafwikkeling en/of groenstructuur;

  2. door de toevoeging bij een woonperceel mogen geen verkeersonveilige situaties ontstaan of worden vergroot.

 

Artikel 12 Wonen

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in een woning;

  2. beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten in een woning;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend voor garageboxen;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor kantoren uitsluitend op de begane grond;

  5. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, tuinen, erven en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

12.2 Bouwregels

Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het bouwvlak;

  2. als hoofdgebouwen binnen de bestemming mogen worden gebouwd:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': uitsluitend vrijstaande woningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld': uitsluitend gestapelde woningen;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding geschakeld': uitsluitend aaneengeschakelde woningen;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aan-één': uitsluitend twee-aan-één gebouwde (dubbele) woningen;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd': uitsluitend drie en meer aan-één-gebouwde (rij-)woningen;

  1. de goot- en/of bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan binnen het bouwvlak of een gedeelte daarvan is aangegeven met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';

  2. de hoofdgebouwen mogen worden afgedekt met een kap;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van beroeps- en/of bedrijfsmatige werkruimten in woningen mag niet meer bedragen dan 30% van de woning tot een maximum van 50 m²;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd waarbij:

  1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per bouwperceel niet meer dan 50% van de als 'erf' aangeduide gronden mag bedragen, tot een gezamenlijke oppervlakte van 75 m²;

  2. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 30 centimeter van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4 meter;

  3. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3 meter;

  4. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 5 meter;

  5. voor zover bijbehorende bouwwwerken worden afgedekt met een kap, de dakhelling ten hoogste 45º mag bedragen.

  1. voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 meter;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 meter;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter;

  1. ter plaatse van de aanduiding '(t)' zijn gebouwen in de voortuin toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de goot- en/of bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)', met dien verstande dat de hoogte van het gebouw, vanaf de straatzijde bezien, oploopt.

  2. de maximaal toegestane oppervlakte van deze gebouwen mag per woning maximaal 11m2 bedragen. Indien een maximale goot- en bouwhoogte van 3 meter is aangegeven mag in afwijking hiervan de oppervlakte maximaal 8 m2 per woning bedragen.

  1. de goot- en / of bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'ga' mag niet bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.

 

12.3 Afwijken van de gebruiksregels

 

12.3.1 Bijzondere woonvormen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1 ten behoeve van bijzondere woonvormen en /of kamerverhuur, met dien verstande dat:

  1. er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;

  2. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen nevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van de aangrenzende percelen;

  3. er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;

  4. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;

  5. bij kamerverhuur kan uitsluitend een omgevingsvergunning worden verleend voor bewoning door maximaal 4 personen per woning;

  6. aangetoond dient te zijn dat vestiging in een bestaand of nieuw te bouwen zelfstandig gebouw niet tot de mogelijkheden behoort.

 

12.3.2 Beroepsmatige werkruimten en bedrijfsmatige werkruimten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1 ten behoeve van beroeps- en/of bedrijfsmatige werkruimten in bijbehorende bouwwwerken, met dien verstande dat:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsmatige en/of beroepsmatige werkruimten niet meer mag bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de woningen tot een maximum van 50 m²;

  2. de woonfunctie dient in overwegende mate behouden te blijven;

  3. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent in ieder geval dat:

  1. uitlsuitend medewerking wordt verleend aan het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 of 2 zoals genoemd in de bij deze regels behorende staat van bedrijfsactiviteiten (opgenomen als bijlage) of, indien zij niet voorkomen in die lijst (qua milieuplanologische hinder), gelijkwaardig zijn aan de in categorie 1 of 2 genoemde bedrijfsactiviteiten;

  2. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;

  3. het gebruik naar aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

  4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;

  5. er dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte op het perceel.

 

Artikel 13 Leiding - Gas

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding-Gas' aangewezen gronden zijn, ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn Leiding-Gas' en binnen een afstand van 4 meter aan weerszijden van de aanduiding, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een gasleiding en de belangen van de gasleiding bestaande uit een ongestoorde nuts- en energievoorziening.

 

13.2 Bouwregels

  1. Op de in artikel 13.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen niet toegestaan, met uitzondering van andere bouwwerken, zoals meet- en regelkasten, die noodzakelijk zijn voor een doelmatig beheer van de aangegeven leiding;

  2. Het in het vorige lid vervatte verbod is niet van toepassing op reeds bestaande bebouwing, met dien verstande dat deze legaal tot stand is gekomen.

 

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.2 ten behoeve van bouwen van bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. geen afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van leidingen, de veiligheid met betrekking tot de leiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;

  2. vooraf schriftlijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen omtrent het in lid a gestelde.

 

13.4 Specifieke gebruiksregels

De bestemming 'Leiding-Gas' alsmede de regels onder artikel 13.2 en 13.3 zijn slechts van toepassing indien en voor zover de aangeduide leiding in functie is.

 

13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

13.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden) op de in artikel 13.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

  1. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  2. het uitvoeren van de graafwerkzaamheden;

  3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;

  5. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;

  6. het vellen of rooien van houtgewas;

  7. het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen;

  8. het ontginnen, ontgronden, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren;

  9. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.

 

13.5.2 Uitzonderingen

Het onder artikel 13.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  1. andere werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. andere werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

  3. werken en werkzaamheden welke worden uitgevoerd in het kader van het normale onderhoud en beheer van de aanwezige leiding.

 

13.5.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

 

13.5.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.5.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijke advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

 

Artikel 14 Waarde - Archeologie

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Archeologie' aangewezen gronden, zijn behalve voor de ander daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de aan deze gronden eigen zijnde archeologische waarde.

 

14.2 Bouwregels

Op de in lid 14.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen toegestaan. Een en ander volgens de voor deze bestemmingen geldende regels.

 

14.3 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

14.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden) op de in lid 14.1 bedoelde gronden de volgende andere werken en/of werkzaamheden uit te voeren dieper dan 0,5 m en over een oppervlakte groter dan 100 m²:

  1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;

  2. het bodemverlagen of afgraven van gronden;

  3. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  4. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voorzover geen bouwwerken zijnde);

  5. het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers.

 

14.3.2 Uitzonderingen

Het onder lid 14.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke uit het oogpunt van het te beschermen archeologische waarde van ondergeschikte betekenis zijn. Hieronder worden in ieder geval werken of werkzaamheden bedoeld die niet dieper worden uitgevoerd dan 0,5 m en een oppervlakte kleiner dan 100 m² betreffen.

 

14.3.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.3.1 is slechts toelaatbaar indien door de werken of werkzaamheden de archeologische waarde van de gronden niet in onevenredige mate wordt aangetast, dan wel de mogelijkheden voor behoud van die waarde niet onevenredig wordt verkleind.

 

14.3.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.3.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijke advies ingewonnen bij de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom.

 

14.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

14.4.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na overleg met de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom, de in artikel 14.1 bedoelde bestemming te laten vervallen indien uit onderzoek is gebleken dat, hetzij door archivering van de aanwezige waarden, hetzij anderszins, geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn die handhaving van de bestemming rechtvaardigen.