Regels
Bestemmingsplan
Reparatieplan Herstel West Brabantse Waterlinie


Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

 

8.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

  1. de bouw ten dienste van het openbaar nut van:

    1. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut waarbij de inhoud ten hoogste 75 m3 , de goothoogte ten hoogste 3 m en de hoogte ten hoogste 5 m mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;

    2. andere bouwwerken, zoals standbeelden, uitingen van kunst en dergelijke tot een maximale hoogte van 10 m;

    3. informatievoorzieningen ten behoeve van bezoekers aan het plangebied tot een maximale hoogte van 3 m;

    4. andere bouwwerken in het kader van de (her)beleving van de oorspronkelijke verdedigingswerken zoals schansen en dergelijke.

  2. bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de afwijking als bedoeld onder a dient in de belangenafweging eveneens te worden gelet op de effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid (voldoende ruimte voor voetgangers en/of bedienend verkeer) en/of de natuurwaarde, landschappelijke en cultuurhistorische waarde van het gebied.

  3. het afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 10% mag worden afgeweken;

  4. het oprichten van andere bouwwerken voor telecommunicatiedoeleinden:

    1. met een hoogte van ten hoogste 40 m.;

    2. met een hoogte van ten hoogste 10 m meer dan de toegestane hoogte van bouwwerken indien het bouwwerk op een gebouw wordt geplaatst.

  5. met betrekking tot deze afwijking geldt, dat de afwijking slechts mag worden toegepast op 'primaire bouwnormen' (normen welke "als recht" zijn toegestaan); cumulatieve toepassing van deze bepaling op een eerder verleende afwijking ten aanzien van de bouwnorm is niet toegestaan;

  6. voor het oprichten van bouwwerken ter plaatse van de (gebieds)aanduidingen "milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied" of "milieuzone - waterwingebied":

  7. van andere bouwwerken, waarbij:

    1. de gezamenlijke grondoppervlakte (bij een verticale projectie) nier meer dan 100 m2 mag bedragen;

    2. de hoogte maximaal 3 m mag bedragen;

    3. gebouwen ten dienste van de monitoring van het grondwater en/of waterwinning, waarbij:

      • de gezamelijke grondopppervlakte van de gebouwen maximaal 100m2 bedragen;

      • de grondopppervlakte mag per gebouw maximaal 30 m2 bedragen;

      • indien deze bouwwerken als bedoeld onder 1 en 2 ter plaatse noodzakelijk in het kader van de grondwaterwinning en de ontheffing geen (onevenredige) afbreuk doet aan de waarden van het gebied.

 

8.2 Voorwaarden toepassing afwijkingsregels

Bij toepassing van de afwijkingsregels geldt tevens het Toetsingskader als omschreven in lid 10.1.

 

8.3 Procedureregels

Indien het bevoegd gezag toepassing wenst te geven aan het bepaalde in lid 8.1 dient de procedure te worden gevolgd als omschreven in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.