![]() |
|
![]() |
|||
|
|||||
Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen
1.1 plan: het bestemmingsplan "Ontwikkelingsproject Heimolen" van de gemeente Bergen op Zoom; 1.2 verbeelding: a. analoge verbeelding: bij het plan behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, bestaande uit één kaartblad (code BP0111-0801, met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen; b. digitale verbeelding: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0748.BP0111-0801 met de bijbehorende regels
Overige begrippen in alfabetische volgorde: 1.3. aanbouw: een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, een afzonderlijke ruimte zijnde, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw; 1.2. aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden; 1.3 aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.4. afvalinzamelsysteem: geheel of gedeeltelijk onder peil gelegen bouwwerken / voorzieningen ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke; 1.5 ambachtelijk / verzorgend bedrijf: een bedrijf voor de uitoefening van producerende en / of verzorgende ambachten, met uitzondering van a. detailhandelsambachten, garagebedrijven en andere autoverzorgende bedrijven, waar – voor een belangrijk deel in handwerk – goederen worden vervaardigd, verwerkt, bewerkt, geïnstalleerd of hersteld, voornamelijk direct ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker en / of verbruiker en welke wordt gekenmerkt door hetgeen is vermeld onder b; b. een bedrijf waarvan de uitoefening plaats heeft onder (één van) de volgende omstandigheden:
1.6. ambachtelijke bedrijvigheid: het bedrijfsmatig vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen geheel of overwegend door middel van handwerk, alsook – in verband hiermee en als nevenactiviteit van ondergeschikt belang – het verkopen van en / of leveren van goederen; 1.7. ander bouwwerk: een bouwwerk, geen gebouw zijnde; 1.8. ander werk: een werk, geen bouwwerk zijnde; 1.9. archeologische waarde: de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden; 1.10. bebouwing: één of meer gebouwen en / of andere bouwwerken; 1.11. bebouwingspercentage: een aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd; 1.12 bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning: het bedrijfsmatig verlenen van diensten –geen dienstverlenend bedrijf zijnde – en ambachtelijke bedrijvigheid in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten als bedoeld onder het begrip “beroepsmatige activiteiten in of bij een woning”, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten in een woning en / of de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend; 1.13 bedrijfs- of dienstwoning: een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein bestemd voor een huishouden waarvan is aangetoond dat huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering, in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is; 1.14 bedrijfsvloeroppervlakte: de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten; 1.15. beeldbepalend pand: pand en/of object dat niet onder monumentenwet c.q. verordening valt, maar gekoppeld is aan de Nota Welstand en aan het bestemmingsplan. 1.16 belwinkel: een ruimte voor het bedrijfsmatig aan het publiek gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken al dan niet geplaatst in belcabines, waaronder mede begrepen faxen en het toegang bieden tot internet. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan belwinkel, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip "belwinkel"; 1.17. beroepsmatige activiteiten in of bij een woning: een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en / of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend; 1.18. beroepsmatige werkruimten: werkruimten waarbinnen beroeps- of bedrijfsmatig diensten worden verricht op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermede naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving; 1.19. bestaande bebouwing: bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening; 1.20. beschermd monument: onroerende goederen welke zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers; 1.21 bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak; 1.22 bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.23. bevi-inrichting: een inrichting als bedoeld in Besluit externe veiligheid inrichting (2004); 1.24. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.25. bouwgrens: de grens van een bouwvlak; 1.26. bouwlaag: een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw, zolder of vliering; 1.27. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.28. bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel; 1.29. bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten; 1.30. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.31 brutovloeroppervlakte (b.v.o.): de totale horizontale vloeroppervlakte van bedrijfsruimten, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten; 1.32. bijgebouw: een vrijstaand gebouw dat een functionele eenheid vormt met en dienstbaar is aan een woning of een ander hoofdgebouw, en dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte; 1.33. bijzondere woonvormen: met het wonen vergelijkbare huisvesting, zoals al dan niet zelfstandige woonruimten, gezinsvervangende woningen, aanleunwoningen en woonverblijven die mede afhankelijk zijn van binnen het complex aangeboden voorzieningen, alsmede bejaardentehuizen, verzorgingstehuizen, logeerhuizen en een hospice; 1.34. coffeeshop: een alcohol vrije inrichting waar handel in en / of gebruik van softdrugs plaatsvindt. 1.35. consumentenvuurwerk: vuurwerk voor particulier gebruik; 1.36. cultuurhistorische waarde: het cultuurpatroon van een gebied, dat kenmerkend is voor het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van de gronden gemaakt heeft, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de kavelindeling, de waterhuishouding, het bodemreliëf, de beplanting en de bebouwing; de aan een bouwwerk eigen zijnde waarde in verband met de herkenbaarheid van de in het verleden ontstane elementen van het bouwwerk in relatie tot de geschiedkundige ontwikkeling van het gebied; architectonische waarden worden hieronder mede begrepen; 1.37. dansschool: een inrichting waar één of meer voorzieningen aanwezig zijn voor het in besloten ruimte dansen en het geven van dansonderricht, zonder verhuur van zalen en / of regulier gebruik ten behoeve van het geven van feesten en niet bij het dansonderricht behorende muziek / dansevenement; 1.38. detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en / of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde een horecabedrijf. Afhaalzaken en broodjeszaken worden hier niet onder begrepen; 1.39. detailhandel in dagelijkse goederen: detailhandel in voedings- en genotmiddelen (foodsector) alsmede detailhandel in dagelijkse (huishoudelijke) gebruiksartikelen; 1.40. detailhandel in niet-dagelijkse goederen (non-food sector): detailhandel in duurzame en / of gebruiksgoederen, zoals kleding en schoeisel, elektrische artikelen, huishoudelijke artikelen en overige goederen, voor zover geen detailhandel in dagelijkse goederen; 1.41. detailhandel in volumineuze goederen: een detailhandelsbedrijf in goederen die vanwege de omvang van die goederen dan wel de aard van die goederen een grotere bedrijfsvloeroppervlakte per vestiging rechtvaardigen, zoals een detailhandelsbedrijf in meubelen, badkamers en keukens, auto's caravans en aanverwante artikelen; detailhandelsbedrijven als bedoeld onder detailhandel en detailhandel in dagelijkse goederen worden hier niet onder begrepen; 1.42. dienstruimtes: niet voor het publiek toegankelijke ruimtes, zoals kantine, opslagruimte bij een bedrijf of ondergeschikt kantoor; 1.43. dienstverlening: met detailhandelsvestigingen vergelijkbare vestigingen voor de verrichting van diensten aan het publiek, zoals een apotheek, atelier, bank (met baliefunctie), kapsalon, makelaarskantoor, postkantoor, reisbureau, schoenmakers, schoonheidssalon, sleutelspecialisten, uitzendbureau en verzorgende beroepen; 1.44 dienstwoning: een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein, bestemd voor het huishouden waarvan is aangetoond dat de huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering in overeenstemming met de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is; 1.45. eengezinswoning: een complex van ruimten dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden; 1.46. erf: een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, waarop ingevolge de regels van het plan geen hoofdbebouwing is toegestaan en wat in beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat blijkt uit de kadastrale gegevens; 1.47. eerste bouwlaag: de eerste bouwlaag of een verdieping van een gebouw, met dien verstande, dat boven 100% van het vloeroppervlak van de bouwlagen een plafondhoogte van ten minste 2.10 m aanwezig c.q. mogelijk is, een onderhuis is hierin niet begrepen; 1.48. gebouw: een bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.49 geluidsgevoelige gebouwen: gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, het besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen; 1.50. geluidzoneringsplichtige inrichting: een inrichting, als bedoeld in de Wet geluidhinder, waar rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld; 1.51. gestapelde woning: een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven en naast elkaar gelegen woningen bevat; 1.52. gevoelige objecten: woningen van derden, bedrijven uit de voedings- en genotmiddelen industrie, detailhandel in voedings- en genotmiddelen en hotels, restaurants, en kantoorgebouwen met meer dan 50 werknemenrs; 1.53. groothandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en / of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan personen of instellingen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit; 1.54. groothandel in smart- en growproducten: het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen de uitstalling ter verkoop, ter huur, het verkopen, het verhuren en / of leveren van goederen die het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smart- en growproducten aan tussenhandelaren of verwerkende bedrijven die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit met dien verstande dat het niet is toegestaan om in een groothandel detailhandel te bedrijven; 1.55. growshop: een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en / of leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen) voor psychotrope stoffen, aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan growshop, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip “growshop”; 1.56. handel: a. detailhandel zie begrip “detailhandel”; b. groothandel zie “groothandel”; 1.57. handel in softdrugs: het verkopen van softdrugs vanuit een horeca-inrichting of een andere voor het publiek toegankelijke lokaliteit en de daarbij behorende erven, dan wel het aldaar aanwezig zijn van middelen als bedoeld in artikel 3 (lijst II) van de Opiumwet, dan wel toegestaan dat bedoelde middelen in de horeca-inrichting gebruikt, bereid, bewerkt, verkocht, geleverd, verstrekt en vervaardigd worden; 1.58. hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken; 1.59. horeca: een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf, op het ter plaatse nuttigen van voedsel en / of dranken en / of het exploiteren van zaalaccommodatie, broodjeszaak, afhaalzaak. Een en ander met inachtneming van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten. 1.60. hospice: verblijfhuis voor terminale patiënten; 1.61. hoveniersbedrijf: een bedrijf, gericht op de aanleg, inrichting, verfraaiing en het onderhoud van tuinen en groenvoorzieningen, met de daarbij noodzakelijke hulpmaterialen met uitzondering van detailhandel; 1.62. huishouden: de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm, van een woning. 1.63. kampeermiddelen: een tent, een tentwagen, een kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40, lid 2 van de Woningwet een bouwvergunning is vereist, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend of tijdelijk zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf; 1.64. kamerverhuur: bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurders ter plaatse het hoofdverblijf hebben; 1.65. kantoor: een ruimte welke door haar indeling en inrichting kennelijk is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve, juridische, medische, therapeutische, ontwerptechnische en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, of hiermee gelijk te stellen gebieden; 1.66. kap: een dakafdekking van een gebouw waarbij bij een horizontale projectie, ten minste 30% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken; hieronder wordt ook begrepen een kap waarvan de kap/nokrichting evenwijdig loopt met de voorgevel van het gebouw en de kap een hellend voordakvlak en achterdakvlak heeft; een hellend achterdakvlak van de kap mag ook worden uitgevoerd met een achterdakgevel mits deze minimaal 1,5 meter is teruggeplaatst ten opzichte van het daaronder gelegen buitenwerkse achtergevelvlak; 1.67 landschappelijke waarde: de aan en gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en de niet-levende natuur; 1.68. maatschappelijke voorzieningen: bibliotheken,cultuur,gezondheidszorg,jeugd/kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, openbare orde en veiligheid, religie, verenigingsleven, volksgezondheid, zorg en welzijn en daarmee gelijk te stellen sectoren; 1.69. milieudeskundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu; 1.70. monumentale boom: boom zoals opgenomen in de boomverordening 1.71. natuurlijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang; 1.72. onderbouw: een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1.50 m boven peil is gelegen; 1.73. ondersteunende horeca: gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht is op horeca-activiteiten, maar ter ondersteuning en ondergeschikt aan de hoofdactiviteit 1.74. opslag: opslaan van goederen al dan niet in een gebouw met daarbij behorende kantoorruimte van ondergeschikte afmeting; 1.75. peil: voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang; in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld; 1.76. seksinrichting: een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval begrepen: - een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon; - een seksbioscoop of sekstheater; - een seksautomatenhal; - een seksclub of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel;. 1.77 sekswinkel: een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarbinnen detailhandel in goederen van erotisch-pornografische aard plaatsvindt; 1.78. smartshop: een ruimte bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder uitstalling ten verkoop, het verkopen en / of leveren van psychotrope stoffen aan personen die deze stoffen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Deze stoffen kunnen wijzigingen voortbrengen in de lichamelijke en geestelijke functies. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan smartshop, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip “smartshop”; 1.79. speelvoorzieningen: al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van het spelen door kinderen, zoals: huisjes, klimrekken, schommels, speelhutten, ballenvangers; 1.80. standplaats: een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten; 1.81. straatmeubilair: al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals: verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, alsmede telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m³ en een hoogte van ten hoogste 2.7 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen alsmede afvalinzamelsystemen; 1.82. uitbouw: een uitbreiding van het hoofdgebouw, waarvan de bestemming overeenkomt met de bestemming van het hoofdgebouw, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw; 1.83. uitwendige architectonische vormgeving: de uitwendige hoofdvorm van een gebouw, bepaald door grondoppervlak, goothoogte, dakhelling, nokrichting en hoogte en, in mindere mate, de gevelindeling; 1.84. vliegende winkels: ondernemingen die gedurende één of meer dagdelen roerende goederen aanbieden aan particulieren, dit doen vanuit een gehuurde zaal in een horecagelegenheid, sportkantine / -ruimte, wijkcentra en dergelijke of vanuit een huis en / of zelf niet over een vaste vestigingsplaats elders beschikken; 1.85 vuurwerkbesluit: Vuurwerkbesluit zoals gepubliceerd in Stb. 2002, 33; 1.86. welstandsmonumentencommissie: de door de gemeenteraad ingestelde commissie voor advies (ex artikel 92, lid 1, Gemeentewet), met als taak de werkzaamheden die beschreven zijn in de gelijknamige verordening regelende de taak, samenstelling en werkwijze van bedoelde commissie; 1.87. winterterras; een lichte transparante aanbouw aan de straatzijde op de begane grond van horecabedrijven; 1.88. woning: een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van een zelfstandig persoon of een samenwonende groep, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm; 1.89. woonwagen: een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst; 1.90. zendmast: ander bouwwerk, waarop antenne-installaties worden geplaatst. 1.91. zorginstelling: een organisatie die onder de Kwaliteitswet zorginstellingen (KWZ) valt.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1. Algemeen
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1.1. lengte, breedte en diepte van een gebouw: tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren);
2.1.2. de oppervlakte van een gebouw: tussen ( de buitenstede verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren);
2.1.3. bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.1.4. goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot- c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.1.5. inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.1.6. afstand tot zijdelingse perceelsgrens: tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is;
2.1.7. oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.1.8. bedrijfsvloeroppervlakte: binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten;
2.1.9. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.1.10. hoogte van een windturbine: vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine
2.2. Specifieke regels
De regels als bedoeld in lid 2.1 worden als volgt toegepast: a. bij toepassing van een dakkapel of dakopbouw met een (al dan niet gezamenlijke) breedte van meer dan 70% van de breedte van het dakvlak waarin de dakkapel of dakopbouw is gelegen, dan wordt de snijlijn van het dakvlak van de dakkapel of dakopbouw met het gevelvlak van de betreffende dakkapel of dakopbouw als goothoogte aangemerkt; b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag worden overschreden door antennes, schoorstenen, hekwerken, zonnecollectoren, schotelantennes en daarmee gelijk te stellen constructies en ondergeschikte dakopbouwen zoals ruimten ten behoeve van centrale verwarmings-, luchtbehandelings- en liftinstallaties, tot een oppervlakte van ten hoogste 25% van het grondoppervlak van de bouwlaag, waarop de dakopbouwen zich bevinden, niet meegerekend.
Hoofdstuk 2 Bestemmingen
Artikel 3 Agrarisch met waarden 3.1 Bestemmingsomschrijving De voor “Agrarisch met waarden” aangewezen gronden zijn bestemd voor behoud en herstel van de landschappelijke waarden; 3.2 Bouwregels Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mag niet worden gebouwd.
3.3 Aanlegvergunning 3.3.1 Aanlegverbod zonder vergunning Het is verboden op gronden, welke bestemd zijn als "Agrarisch met waarden" zonder of in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren: a. het aanleggen of verharden van wegen en paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen of halfverhardingen (met een totale oppervlakte van meer dan 200 m2); b. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; c. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden; d. het graven en dempen van sloten en greppels; e. het verwijderen van houtwallen; f. het diepwoelen en diepploegen; g. het aanbrengen van lage en hoge (voor zover het geen bouwwerken betreft) tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen; 3.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod Het in lid 4.4.1.genoemde is niet van toepassing op werken of werkzaamheden: a. welke plaatshebben op een agrarisch bouwvlak; b. waarvoor vóór het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend; c. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren; d. binnen het kader van het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer en de normale agrarische bedrijfsvoering; 3.3.3 Toelaatbaarheid De werkzaamheden zijn toelaatbaar indien: a. door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de aanwezige waarden van de gronden niet onevenredig worden aangetast; b. de werken of werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband met de agrarische bedrijfsvoering, dan wel in verband met het recreatief medegebruik; c. het teeltondersteunende voorzieningen als genoemd onder g. betreffen uitsluitend zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden per ??.
Artikel 4 Groen (G) 4.1 Bestemmingsomschrijving De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor;
met de daarbij behorende andere bouwwerken. 4.2 Bouwregels Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
Artikel 5 Natuur (N) 5.1 Bestemmingsomschrijving De voor “Natuur” aangewezen gronden zijn aangewezen voor:
met de daarbij behorende bouwwerken een en ander met inachtneming van het bepaalde in lid 5.2. 5.2 Bouwregels
5.3 Gebruiksregels Tot een gebruik van gronden strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
5.4 Aanlegvergunningen 5.4.1 Aanlegverbod zonder vergunning Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) binnen de in lid 5.1 bedoelde gronden de navolgende andere werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
het vellen of rooien van bomen en andere houtopstanden. 5.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod Het bepaalde in lid 5.4.1 is niet van toepassing op:
werkzaamheden welke worden uitgevoerd ter uitvoering van een door burgemeester en wethouders vastgesteld onderhoudsplan. 5.4.3 Toelaatbaarheid Een vergunning als bedoeld in lid 5.4.1 is slechts toelaatbaar, indien door die werken en/of werkzaamheden de natuur- en/of landschapswaarde van deze gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft, dat een aanlegvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd.
Artikel 6 Tuin (T) 6.1 Bestemmingsomschrijving De voor “Tuin” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
6.2 Bouwregels Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
d. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter. Artikel 7 Verkeer 7.1 Bestemmingsomschrijving De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
7.2 Bouwregels Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen, waaronder begrepen straatmeubilair en geluidsafschermende voorzieningen, worden gebouwd, met dien verstande dat:
b. de bouwhoogte van kunstobjecten ten hoogste 15 meter mag bedragen. 7.3 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming “Verkeer” te wijzigen in de bestemming “Wonen” of de bestemming “Tuin” met de bedoeling percelen of perceelsgedeelten behorende bij woningen te kunnen vergroten in het kader van uitgifte van openbare ruimte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Artikel 8 Wonen 8.1 Bestemmingsomschrijving De voor “Wonen”aangewezen gronden zijn bestemd voor:
d. ter plaatse van de functieaanduiding "gemengd"(gd) uitsluitend voor de realisering van bijgebouwen. 8.2 Bouwregels Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande, dat:
b. per bouwvlak mag 1woning worden gerealiseerd, tenzij op de plankaart anders vermeld; c. de goothoogte van de hoofdgebouwenniet meer mag bedragen dan op de plankaart aangegeven; d. de bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan op de plankaart aangegeven; e. ter plaatse van van de bouwvlakken zonder nadere aanduiding woningen met een inhoud van ten hoogste 600 m³ ; f. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – ruimte voor ruimte” de maximum bebouwingsoppervlakte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan 225 m²; g. de afstand van de hoofdgebouwen tot de zijdelings perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 5 m; h. buiten het bouwvlak bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en overkappingen mogen worden opgericht, waarbij:
i. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel.de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m.; j. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 m.; k. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 6 m.; l. de gezamenlijke oppervlakte van beroepsmatige werkruimten in woningen niet meer mag bedragen dan 30% van de woning tot een maximum van 50 m2, beroepsmatige werkruimten in bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bedrijfsmatige werkruimten in woningen en / of in bijgebouwen, aan- en uitbouwen zijn niet toegestaan; m. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding "gemengd' buiten het bouwvlak max. 500 m2 aan bijgebouwen uitsluitend ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten.
8.3 Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 8.2, onder h1, tot een gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en overkappingen tot ten hoogste 100 m², mits een bij de woning aaneengesloten perceel van minimaal 0,5 ha gelegen is, dat onmiddellijk grenst aan het erf van de betreffende woning. 8.4 Ontheffing van de gebruiksregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 8.2, onder l ten behoeve van beroepsmatige werkruimten in bijgebouwen, aan- en uitbouwen en/of bedrijfsmatige werkruimten in woningen, bijgebouwen, aan- en uitbouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders kunnen voorts ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 8.2 ten behoeve van mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan.
Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. Artikel 10 Algemene bouwregels
10.1 Bescherming van het plan
Geen bouwwerk mag worden opgericht, indien hierdoor op enig terrein of bouwperceel een toestand zou ontstaan waardoor aan deze regels niet langer meer zou worden voldaan, dan wel een reeds bestaande afwijking van deze regels zou worden vergroot.
10.2 Bestaande afstanden en andere maten 10.1 Afstanden Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en / of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden. 10.2 Hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten In die gevallen dat afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en / of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden. 10.3 (Her)oprichting In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 10.2.1 en 10.2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
10.3. Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, maatvoeringsaanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
10.4. Percentages
Een in een maatvoeringsaanduiding aangegeven percentage geeft aan hoeveel van het bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is geregeld.
Artikel 11 Algemene ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels van het plan voor:
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
het wijzigen van het plan in dier voege dat bouwwerken welke op grond van nader onderzoek, cultuurhistorische waarde bezitten waarbij handhaving, versterking en/of herstel van die waarde gerechtvaardigd wordt geacht, op de kaart, of anderszins worden voorzien van de aanduiding “monument”; voor de hier bedoelde bebouwing geldt alsdan dat de op het tijdstip van het wijzigingsbesluit bestaande grondoppervlakte, goothoogte, dakhelling en/of hoogte niet mag worden gewijzigd, behoudens ontheffing; het afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 30% mag worden afgeweken, op voorwaarde, dat geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet; de wijzigingsbevoegdheid slechts mag worden toegepast op primaire bouwnormen (normen welke "als recht" zijn toegestaan); cumulatieve toepassing van deze regel op een eerder verleende ontheffing en / of wijzigingsregel ten aanzien van de bouwnorm is niet toegestaan. Artikel 13 Algemene procedureregels
13. 1 Procedure bij ontheffing
13.2 Procedure bij wijziging of uitwerking Op de voorbereiding van een uitwerking of wijziging van dit bestemmingsplan is, conform artikel 3.6, lid 5, van de Wet ruimtelijke ordening, afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
1. gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: "Regels van het bestemmingsplan "Ontwikkelingsproject Heimolen" van de gemeente Bergen op Zoom"
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bergen op Zoom van ……………….
De griffier, De voorzitter,
|
|||||
![]() |
|||||
|