Regels
Bestemmingsplan
Herstel West Brabantse Waterlinie


Artikel 22 Algemene ontheffingsregels

 

22.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder b van de Wet ruimtelijke ordening en met in actneming van het bepaalde in 21.2 en 21.3 ontheffing verlenen van de regels van het plan voor:

  1. de bouw ten dienste van het openbaar nut van:

    1. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut waarbij de inhoud ten hoogste 75 m3 , de goothoogte ten hoogste 3 m en de hoogte ten hoogste 5 m mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;

    2. andere bouwwerken, zoals standbeelden, uitingen van kunst en dergelijke tot een maximale hoogte van 10 m;

    3. informatievoorzieningen ten behoeve van bezoekers aan het plangebied tot een maximale hoogte van 3 m;

    4. andere bouwwerken in het kader van de (her)beleving van de oorspronkelijke verdedigingswerken zoals schansen en dergelijke.

  2. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de ontheffing als bedoeld onder a dient in de belangenafweging eveneens te worden gelet op de effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid (voldoende ruimte voor voetgangers en/of bedienend verkeer) en/of de natuurwaarde, landschappelijke en cultuurhistorische waarde van het gebied.

  3. het afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 10% mag worden afgeweken;

  4. het oprichten van andere bouwwerken voor telecommunicatiedoeleinden:

    1. met een hoogte van ten hoogste 40 m.;

    2. met een hoogte van ten hoogste 10 m meer dan de toegestane hoogte van bouwwerken indien het bouwwerk op een gebouw wordt geplaatst.

    3. met betrekking tot deze ontheffing geldt, dat de ontheffing slechts mag worden toegepast op 'primaire bouwnormen' (normen welke "als recht" zijn toegestaan); cumulatieve toepassing van deze bepaling op een eerder verleende ontheffing ten aanzien van de bouwnorm is niet toegestaan;

    4. voor het oprichten van bouwwerken ter plaatse van de (gebieds)aanduidingen "milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied" of "milieuzone - waterwingebied":

    5. van andere bouwwerken, waarbij:

  5. de gezamenlijke grondoppervlakte (bij een verticale projectie) nier meer dan 100 m2 mag bedragen;

  6. de hoogte maximaal 3 m mag bedragen;

  7. gebouwen ten dienste van de monitoring van het grondwater en/of waterwinning, waarbij:

  8. 1. de gezamelijke grondopppervlakte van de gebouwen maximaal 100m2 bedragen;

2. de grondopppervlakte mag per gebouw maximaal 30 m2 bedragen;

3. indien deze bouwwerken als bedoeld onder 1 en 2 ter plaatse noodzakelijk in het kader van

de grondwaterwinning en de ontheffing geen (onevenredige) afbreuk doet aan de waarden

van het gebied.

 

22.2 Voorwaarden toepassing ontheffingsregels

Bij toepassing van de ontheffingsregels geldt tevens het Toetsingskader als omschreven in lid 23.1.

 

22.3 Procedureregels

Indien burgemeester en wethouders toepassing wensen te geven aan het bepaalde in lid 21.1 dient de procedure te worden gevolgd als omschreven in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.