| Plan: | Boschoven 4 |
|---|---|
| Status: | ontwerp |
| Plantype: | bestemmingsplan |
| IMRO-idn: | NL.IMRO.0744.BSPBoschoven4-d001 |
Artikel 6 Waarde -
Archeologie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar
voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van
de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten
opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Omgevingsvergunning ten behoeve
van het bouwen
Voor het
bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen
dient de aanvrager van een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen een rapport
te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de
aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in
voldoende mate zijn vastgesteld. Dit geldt voor het bouwen van bouwwerken,
gelegen in gebieden/categorieën zoals weergegeven op de 'Archeologische
beleidskaart' (bijlage bij deze regels), die een diepte hebben, die meer is dan
de op de kaart aangegeven 'diepte - ondergrens' en een omvang hebben die meer
is dan de op kaart aangegeven 'omvang - ondergrens'. Een uitzondering op deze
regel geldt voor bouwwerken gelegen binnen het AMK-terrein 16863 (de oude
dorpskern van Baarle-Nassau) welke is gelegen in 'Archeologisch monument (niet
beschermd), categorie 1'. Hier geldt in tegenstelling tot wat op de kaart staat
een 'omvang - ondergrens' van 100 m². Voor AMK-terrein 9480/2119 (de St. Salvatorkapel)
en AMK-terrein 2118 (de resten van kasteel Bruheze) geldt de ondergrens van 50
m² zoals op de kaart bij 'Archeologisch monument (niet beschermd), categorie 1'
staat aangegeven.
6.2.2 Voorwaarden
Indien uit het
in artikel 6.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de
gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden
verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden
verbinden aan de omgevingsvergunning:
a. De verplichting tot het treffen van
technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen
worden behouden.
b. De verplichting tot het doen van
opgravingen.
c. De verplichting de werken of
werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een
deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan
door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.2.3 Bouwverbod
Indien uit het
in artikel 6.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de
gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord
zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel 6.2.2 genoemde
voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd
gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel
6.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd zonder het overleggen
van een archeologisch onderzoek als - voldoende onderbouwd - kan worden
aangetoond dat:
a. in het gebied reeds verstoring plaats
heeft gevonden die dieper reikt - dan de verwachte archeologische vondstlaag;
b. het behoud van archeologische waarden
voldoende is gewaarborgd (er worden bijv. technische beschermende maatregelen
getroffen of de archeologie wordt ingepast in het plan);
c. de archeologische resten door de
verstoring niet worden geschaad (diepteligging archeologische resten is bijv.
groter dan de diepte van de beoogde ingreep);
d. of in andere gevallen dan hierboven
beschreven waarbij vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de
betreffende deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg
(zijnde de regioarcheoloog van de Regio West-Brabant).
6.4 Omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod
Het is
verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde-Archeologie', artikel 6.2.1
lid b zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van
werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. Het ophogen van de bodem, zulks indien
de oppervlakte gelijk is aan, of meer bedraagt, dan de aangegeven oppervlakte
zoals weergegeven op de 'Archeologische beleidskaart' (bijlage bij deze
regels).
b. Het aanleggen, verbreden en/of
verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het
aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte
gelijk is aan, of meer bedraagt dan de aangegeven oppervlakte zoals weergegeven
op de 'Archeologische beleidskaart' (bijlage bij deze regels).
c. Het aanleggen, verbreden en dempen van
sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte gelijk is aan, of
meer bedraagt dan de aangegeven oppervlakte zoals weergegeven op de
'Archeologische beleidskaart' (bijlage bij deze regels).
d. Het verlagen of het verhogen van het
waterpeil.
e. Het aanbrengen van ondergrondse
transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee
verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte gelijk is aan, of
meer bedraagt dan de aangegeven oppervlakte zoals weergegeven op de
'Archeologische beleidskaart' (bijlage bij deze regels), waarbij de breedte van
deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt.
f. Het bebossen van gronden die op het
tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd,
zulks indien de oppervlakte gelijk is aan, of meer bedraagt dan de aangegeven oppervlakte
zoals weergegeven op de 'Archeologische beleidskaart' (bijlage bij deze regels)
en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 centimeter.
g. Het rooien van bos of boomgaard,
waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte gelijk is
aan, of meer bedraagt dan de aangegeven oppervlakte zoals weergegeven op de
'Archeologische beleidskaart' (bijlage bij deze regels) en de bodem verstoren
op een grotere diepte dan 40 centimeter.
h. Het aanleggen van bos of boomgaard,
zulks indien de oppervlakte gelijk is aan, of meer bedraagt dan de aangegeven
oppervlakte zoals weergegeven op de 'Archeologische beleidskaart' (bijlage bij
deze regels) en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 centimeter.
i. Het scheuren van grasland, zulks
indien de oppervlakte gelijk is aan, of meer bedraagt dan de aangegeven
oppervlakte zoals weergegeven op de 'Archeologische beleidskaart' (bijlage bij deze
regels) en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 centimeter.
j. Het uitvoeren van grondbewerkingen op
een grotere diepte dan 40 centimeter, waartoe ook wordt gerekend woelen,
mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien
de oppervlakte gelijk is aan, of meer bedraagt dan de aangegeven oppervlakte
zoals weergegeven op de 'Archeologische beleidskaart' (bijlage bij deze
regels).
6.4.2 Uitzonderingen
Het in 5.4.1
vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a. het normale onderhoud en/of gebruik
betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn, dan wel
krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het
tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
c. op basis van inventariserend en/of
definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen
archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
d. de werken en werkzaamheden op
inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
6.4.3 Toelaatbaarheid
a. De omgevingsvergunning wordt verleend,
indien is gebleken dat de in 6.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de
directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen
leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
b. Voor zover de in 6.4.1 genoemde werken
en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en
werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan
de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende
voorschriften wordt verbonden:
1. de verplichting tot het treffen van
technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen
worden behouden;
2. de verplichting tot het doen van
opgravingen,
3. De verplichting de uitvoering van
werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein
van de archeologische monumentenzorg, zijnde een archeologisch bedrijf met een
opgravingsvergunning, zich conformerend aan de vigerenden KNA.
4. De vergunning wordt niet verleend dan
nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische
waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel
van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Het bevoegd gezag mag
zich ter onderbouwing van zijn oordeel laten adviseren door de deskundige op
het gebied van de archeologische monumentenzorg, waarbij het bevoegd gezag ten
alle tijden gemotiveerd kan afwijken van een dergelijk advies indien zij van
mening is dat de eventuele verstoring van archeologische waarden van het
terrein in voldoende mate is vastgesteld.
6.5 Omgevingsvergunning voor het
slopen van een bouwwerk
a. Het is verboden voor de in artikel 6.2.1
aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen
van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte
groter is dan dan de aangegeven oppervlakte zoals weergegeven op de 'Archeologische
beleidskaart' (bijlage bij deze regels) en de diepte meer dan 40 cm bedraagt;
b. Aan de omgevingsvergunning kan in
ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een
gekwalificeerd deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning).
Hiervoor is een door de door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma
van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm
Nederlandse Archeologie (KNA).
c. Indien tijdens de begeleiding van de
sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan
terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de
archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de
omgevingsvergunning.
d. De vergunning kan niet worden verleend
indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische
waarden van de gronden tot gevolg heeft.
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
6.6.1 Geheel of gedeeltelijk doen
vervallen bestemming
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming "Waarde
- Archeologie" geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis
van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen
archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
6.6.2 Archeologische
beleidsadvieskaart
Burgemeester
en wethouders kunnen de bij het plan behorende 'Archeologische beleidskaart' wijzigen,
dit met inachtneming dat een wijziging onder andere betrekking kan hebben op:
·
het toevoegen
van soorten verwachtingsgebieden;
·
het wijzigen
van de onderzoeksplicht;
·
het wijzigen
van de voorwaarden van een verwachtingsgebied;
·
het geheel
actualiseren van de 'Archeologische beleidskaart'.