Artikel
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. sloten, meren, plassen, vijvers en poelen en daarmee gelijk te stellen waterlopen en waterpartijen;
b. kaden en oevers;
c. aanleggelegenheid;
d. de waterhuishouding;
met daaraan ondergeschikt:
e. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurwaarden;
f. het recreatief medegebruik;
g. groenvoorzieningen;
h. paden;
i. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 22.1 onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van recreatievaartuigen of recreatiewoonschepen voor permanente bewoning;
b. het gebruik van de gronden als (permanente) liggelegenheid voor recreatievaartuigen;
c. het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen;
d. het gebruik van de gronden als ligplaats voor recreatiewoonschepen.
22.4.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:
a. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
b. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
c. het graven of dempen van waterlopen en waterpartijen.
22.4.2 Uitzondering op vergunningsplicht
Het bepaalde in lid 22.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.
De in lid 22.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. de waarde van de gronden voor de waterhuishouding;
b. de landschappelijke waarden van de gronden;
c. de natuurwaarden van de gronden;
d. de cultuurhistorische waarden van de gronden.