Artikel
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. tuinen;
b. erkers en voorportalen;
met daaraan ondergeschikt:
c. groenvoorzieningen;
d. parkeervoorzieningen;
e. speelvoorzieningen;
f. wegen, straten en paden;
g. water;
h. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
i. erven en verhardingen;
j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:
a.
een erker zal ten hoogste
b.
de afstand van een erker tot de zijdelingse bouwperceelgrens zal ten minste
c.
een erker zal ten hoogste over
Voor het bouwen van voorportalen gelden de volgende regels:
a. een
voorportaal zal ten hoogste
b.
de breedte van een voorportaal zal ten hoogste
c. de hoogte
van een voorportaal zal ten hoogste
19.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 19.1 onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste
b.
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, zal ten hoogste
19.2.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 in die zin dat een tuinhuisje, prieeltje of een daarmee vergelijkbaar gebouw wordt gebouwd, mits:
a. een
tuinhuisje, prieeltje of daarmee vergelijkbaar gebouw ten minste
b.
de oppervlakte van een tuinhuisje, prieeltje of daarmee
vergelijkbaar gebouw ten hoogste
c. het
aantal tuinhuisjes, prieeltjes of daarmee vergelijkbare gebouwen ten hoogste
d.
de afstand tussen tuinhuisjes, prieeltjes of daarmee
vergelijkbare gebouwen onderling en ten opzichte van andere gebouwen, waaronder
erkers, ten minste
e. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
f. rekening wordt gehouden met:
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de bestemming wordt gewijzigd in de
bestemming(en) ‘Wonen - A
a. de wijzigingsbevoegdheid met betrekking tot het aanbrengen van nieuwe bouwvlakken uitsluitend betrekking heeft op een wijziging van de oorsponkelijke voorgevelrooilijn ten behoeve van een veranderende situering van het woonhuis;
b. de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste de oppervlakte van het oorspronkelijke bouwvlak;
c. gebouwen en overkappingen die buiten een bouwvlak mogen worden gebouwd, niet voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
d. de gezamenlijke
oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak per bouwperceel
ten hoogste
e. de
afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten
minste
f. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
g. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 19.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan: