Artikel 1 Begrippen In deze regels wordt verstaan onder:
a. plan:
het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Abcoude;
b. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0736.BP003BuitengebAbc-oh01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
c. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
d. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
e. aan- en uitbouw:
een gebouw, in één bouwlaag en aangebouwd aan de (bedrijfs)woning, welk onderscheiden kan worden van de (bedrijfs)woning en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de (bedrijfs)woning; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
f. agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
g. agrarisch medegebruik:
een agrarisch gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit agrarisch gebruik is toegestaan;
h. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
i. bebouwingspercentage:
een in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
j. bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
k. bedrijfswoning:
en woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
l. bestaand:
1. ten aanzien van bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
2. ten aanzien van gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
m. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
n. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
o. bijgebouw:
een niet voor bewoning bestemd vrijstaand gebouw, dat ten dienste staat en in bouwmassa ondergeschikt is aan de (bedrijfs)woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke ruimte, garage of hobbyruimte;
p. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
q. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
r. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
s. bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
t. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
u. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
v. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel wordt ook gerekend verkoop via internet waarbij de goederen ter plaatse worden opgeslagen;
w. extensief recreatief medegebruik:
vorm van recreatief gebruik, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals fiets-, voet-, en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeerplaatsen, speelweiden, watersport en naar aard, omvang en schaal daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
x. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
y. grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat overwegend afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden als agrarisch productiemiddel;
z. intensieve veehouderij:
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf voor het houden van vee en pluimvee –zelfstandig of als neventak- waarbij dit houden van veen en pluimvee geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen;
aa. jaargemiddelde magneetveld:
het jaargemiddelde magneetveld berekend op 1 meter boven het maaiveld, conform de Handreiking voor het berekenen van de specifieke 0,4 microtesla zone in de buurt van bovengrondse hoogspanningslijnen van het RIVM, september 2006, versie 1.2;
bb. kampeerplaats:
een standplaats voor één of meer bij elkaar behorende tent(en), tentwagen(s) of kampeerauto(‘s) dan wel ander onderkomen(s) of ander(e) voertuig(en) of gewezen voertuig(en) of gedeelte daarvan, voor zover geen stacaravan of bouwwerk zijnde;
een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
cc. karakteristiek:
de panden genoemd in categorie 1 en 2 van het Monumenten Inventarisatie Project;
dd. maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;
ee. magneetveldbeoordelingsplichtig object:
1. bij magneetveldgevoelige objecten behorende erven, schoolpleinen en speelplaatsen;
2. inrichtingen en bijbehorende terreinen voor cultuur, horeca, sport, entertainment, educatie, verblijfs- en dagrecreatie, logiesverstrekking, kerkgebouwen, buurt- en clubhuizen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, klinieken, dagverblijven;
ff. magneetveldgevoelig object:
woningen (daaronder begrepen dienstwoningen), woonwagenstandplaatsen, scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs, crèches, kinderopvangplaatsen;
gg. magneetveldongevoelig object:
overige niet-magneetgevoelige of niet-magneetongevoelige objecten;
hh. magneetveldzone:
het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla;
ii. manegebedrijf:
paardenhouderij die is gericht op het bieden van paardrijmogelijkheden en instructie aan derden, al dan niet met een horecavoorziening die is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van het managebedrijf;
jj. mantelzorg:
tijdelijke zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;
kk. ondergeschikte detailhandel:
beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen, die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten, waarbij deze bedrijfsactiviteiten als hoofdfunctie behouden blijven;
ll. ondersteunende teelt:
het gebruik van gronden ten behoeve van de productie van ruwvoedergewassen;
mm. paardenbak:
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk grond kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen van paarden dan wel het uitoefenen van de paardensport;
nn. productiegerichte paardenhouderij:
grondgebonden paardenhouderij die is gericht op het fokken van paarden, het bieden van leefruimte aan opgroeiende paarden met daarbij behorende trainingsfaciliteiten of het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, zoals een paardenmelkerij of een daarmee gelijk te stellen bedrijfsvorm;
oo. peil:
a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij de voltooiing van de bouw;
pp. recreatief medegebruik:
een recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming;
qq. relatie:
ter plaatse van de aanduiding 'relatie' wordt de verbinding aangegeven tussen twee of meer afzonderlijk begrensde bouwvlakken, inclusief de daaraan toegekende aanduidingen en waarmee die bouwvlakken één vlak vormen;
rr. seksinrichting: een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar; ss. stacaravan:
een caravan voorzien van wielstelsel en disselconstructie met een maximale afmeting van 14 m lang en 4,5 m breed (inclusief wielstelsel), die in zijn geheel als aanhanger achter een voertuig kan worden gekoppeld en in die toestand ‘zelfstandig’ verrijdbaar is;
tt: volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf:
een grondgebonden agrarisch bedrijf waaruit een zelfstandig en reëel inkomen voortkomt voor minimaal één huishouden;
uu. woonschip:
elk vaar- en/of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of, te beoordelen naar zijn constructie en/of inrichting, uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot dag- en/of nachtverblijf van één of meerdere personen;
vv. zorgboerderij:
een agrarisch bedrijf waar mensen met een integratieproblematiek omwille van ziekte, handicap, problematische opvoedingssituatie, (licht) delinquent verleden en na professionele beoordeling daartoe in staat te zijn geacht zonder enig ernstig veiligheidsrisico voor derden, gedurende de dag kunnen verblijven om via aangepaste dagbesteding geholpen worden om zich voor zover mogelijk te (re)integreren in de samenleving.
Artikel 2 Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
c. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
d. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
e. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
|