Bestemmingsplan Marickenland

 

Planregels

 

Gemeente De Ronde Venen

 

 

 

 

Disclaimer

Aan deze digitale publicatie kunnen geen rechten worden ontleend. Het originele (papieren) bestemmingsplan, waarin uw rechten zijn vastgelegd, kunt u inzien bij de gemeente De Ronde Venen.

Adres: Gemeentehuis, Croonstadtlaan 111, 3641 AL  Mijdrecht

 

INHOUDSOPGAVE

 

 

1          INLEIDENDE REGELS

Artikel 1.          Begripsbepalingen

Artikel 2.          Wijze van meten

Artikel 3.          Beschrijving in hoofdlijnen

2          BESTEMMINGSBEPALINGEN

Artikel 5.          Bedrijf (B)

Artikel 6.          Bedrijf-Nutsbedrijf (B-NU)

Artikel 8.          Horeca (H)

Artikel 11.        Verkeer (V)

Artikel 12.        Water (WA)

Artikel 13.        Wonen (W)

Artikel 14.        Wonen-Uit te werken (W-U)

Artikel 15.        Leiding (dubbelbestemming)

Artikel 16.        Waarde- Archeologie (dubbelbestemming)

Artikel 17.        Waterstaat- Waterkering (dubbelbestemming)

3          ALGEMENE REGELS

Artikel 18.        Anti-dubbeltelbepaling

Artikel 19.        Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

Artikel 20.        Algemene gebruiksbepalingen

Artikel 21.        Algemene ontheffing (vrijstellings)regels

Artikel 22.        Algemene wijzigingsregels

Artikel 23.        Algemene procedureregels

4          OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 24.        Strafbepalingen

Artikel 25.        Overgangsrecht

Artikel 26.        Slotregel

 

 

 

1                                  Inleidende regels                    terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Artikel 1. Begripsbepalingen                    terug naar inhoudsopgave        disclaimer

1.1 In deze begripsbepaling wordt verstaan onder:

 

a.      aanbouw
een aan een woning aangebouwd bijgebouw, dat als een uitbreiding van de woning te beschouwen is, zoals een bijkeuken of serre;

b.      aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze grond;

c.       aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

d.      aan-huis-gebonden bedrijf
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat deze in een woning en bijbehorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend; detailhandel wordt hieronder niet verstaan;

e.      aan-huis-gebonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten, waarvoor de omvang van de activiteiten zodanig is dat deze in een woning en bijbehorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend
;

f.        achtergevel
een van de openbare weg en/of fiets- en voetpad afgekeerde gevel van een hoofdgebouw;

g.      achtergevelrooilijn
de op de plankaart aangegeven lijn (bouwgrens), die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;

h.      agrarisch bedrijf
een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, waaronder tevens wordt verstaan een paardenhouderij en paardenfokkerij en waaronder niet wordt verstaan een manege;

i.         agrarisch bedrijf, grondgebonden
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengingsvermogen van de grond;

j.         agrarisch bedrijf, niet-grondgebonden bedrijfsvoering
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt en dat als zodanig niet afhankelijk is van het voortbrengingsvermogen van de gronden, die tot het bedrijf horen;

k.       agrarisch bedrijfsgebouw
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf;

l.         agrarisch loonbedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of nagenoeg uitsluitend (meer dan 80%) werkzaamheden verricht, met gebruikmaking van landbouwwerktuigen, ten behoeve van de bedrijfsexploitatie van andere agrarische bedrijven.

m.     agrarisch verwant bedrijf
een bedrijf met een verwantschap aan de agrarische sector, waarin gebruik wordt gemaakt van land- en tuinbouwmethoden, dieren worden gehuisvest of werkzaamheden voor agrarische bedrijven worden verricht met behulp van landbouwwerktuigen met uitzondering van mestbewerkingsbedrijven. Voorbeelden zijn: dierenasiels, -pensions en -klinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, paardenpensions, loonbedrijven, inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen, veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven en proefbedrijven.

n.      bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

o.      bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

p.      bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

q.      bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is;

r.        bestaand agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf dat blijkens de toedeling van een agrarisch bestemmingsvlak op de plankaart ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds aanwezig is dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor de tervisielegging van het ontwerpplan aangevraagde bouwvergunning;

s.       bestaand bouwwerk
een bouwwerk, dat:

t.        bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak
;

u.      bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming
;

v.       bijgebouw
een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, hetzij met het hoofdgebouw verbonden - niet zijnde inpandig - of daarvan vrijstaand, dat door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

w.      bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 x.       bouwwerk
       elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond
;

y.       carport
een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een slechts van boven afgesloten c.q. afgedekte ruimte, van lichte constructie, bestemd om te dienen als overdekte stalling voor motorrijtuigen op meer dan twee wielen en daarvoor ook toegankelijk;

z.       dagrecreatie
recreatie welke zich in principe afspeelt tussen zonsopgang en zonsondergang. Onder dagrecreatie vallen verschillende vormen van recreatie, zoals routegebonden recreatie waaronder verstaan ruiterpaden en fiets- en voetpaden; andere vormen zijn waterrecreatie, en bijvoorbeeld lig- speel- en recreatieweiden;

 

aa.  detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse;

bb.  extensieve recreatie
die vormen van recreatie welke zich, in principe afspelen tussen zonsopgang en zonsondergang en die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdbestemming een andere – meestal natuur, bos of agrarisch- is en in hoofdzaak zijn gericht op natuur en landschapsbeleving, zoals wandelen, kanoën en fietsen;

cc.   gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

dd.  hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken (exclusief aan- of uitbouwen);

ee.  horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, een en ander gepaard gaande met dienstverlening;

ff.      kas
een gebouw, niet zijnde een tunnel(kas) of een naar aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groenten, vruchten, bloemen of planten;

gg.  landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de aanwezigheid van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de niet levende en levende natuur (met inbegrip van de mens);

hh.  manege
een bedrijf dat gericht is op het bieden van paardrijaccomodatie aan derden en het geven van paardrijlessen, alsmede de uitoefening van de hippische sport.

ii.       natuurwaarden
waarden betreffende de natuurlijke samenhang tussen organismen en hun milieu;

 jj.       ondergeschikt bouwdeel
       een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een dakvenster, een balkon, een luifel, een galerij en een bloemenvenster, met uitzondering van een erker c.q. een uitgebouwd

       gedeelte van een gebouw (ter uitbreiding van het oppervlak);

kk.   ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op ten minste 1,5 meter beneden peil;

ll.       plan
het bestemmingsplan 'Marickenland' van de gemeente De Ronde Venen;

mm. plankaart
de plankaart van het bestemmingsplan ‘Marickenland’ bestaande uit de kaart met nummer 0370-002 en CBS code:
NL.IMRO.07360000..BP002marickenland-oh01.

nn.  recreatie bedrijf
Een bedrijf gericht op het verlenen van diensten ten behoeve van vrijetijdsbesteding, waaronder bijvoorbeeld verstaan een, (binnen)speeltuin, kampeerboerderij, kleinschalige camping, appartementen, recreatieverblijven en recreatiewoningen, verhuur van fietsen en dagarrangementen, manege, sport- en spelvoorzieningen, outdooractiviteiten, kinderboerderij, kinderfeestjes en creatieve activiteiten;

oo.  woonwagen
een onderkomen, onder welke benaming dan ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot woon-, dag of nachtverblijf van één of meer personen en dat door de aanwezigheid van wielen wel over korte afstanden naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien dit onderkomen wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of veranderingen niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt het voor de toepassing van dit plan aangemerkt als een woonwagen en daarmee vergelijkbare onderkomens;

pp.  steiger
een constructie boven het water, meestal langs een oever, die dient voor het afmeren van schepen of woonschepen;

qq.  tunnel
elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, van maximaal 1,5 meter hoog, welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekt telen;

rr.     volkstuinen
niet-beroepsmatige teelt van voedings- en siergewassen, alsmede voor ondermeer grasvelden, paden en terrassen;

 

 

Artikel 2. Wijze van meten                terug naar inhoudsopgave        disclaimer

1.1    Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

a.        afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsscheiding van het bouwperceel;

b.        afstand tussen gebouwen
de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

c.         grondoppervlak van een bouwwerk
tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van scheidsmuren);

d.        inhoud van gebouwen
tussen de buitenwerkse gevelvlakken (waaronder begrepen het dak) en/of harten van scheidsmuren, zulks met inbegrip van erkers en dakkapellen. Dit betekent dat ook kelders (beneden de begane grondvlakken en gelegen zowel binnen als buiten de buitenwerkse gevelvlakken) tot de inhoud van een gebouw behoren. Voor woningen – niet zijnde recreatiewoningen – wordt hiervoor een uitzondering gemaakt en wordt de kelder niet gerekend tot de inhoud van de woning;

e.        de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

f.          de goothoogte van een bouwwerk
vanaf de horizontale snijlijn van een dakvlak met het daaronder gelegen gevelvlak of de daaronder gelegen scheidsmuur tot aan het peil
;

g.        de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/ of het hart van de scheidsmuur) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

h.        de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

i.           de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

j.           bruto vloeroppervlak van een gebouw
gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw;

k.         peil

·               voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst, de hoogte van de weg ter hoogte van de hoofdingang, met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere wegen: de laagste weg;

·               voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd, de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdingang;

·              in andere gevallen de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld.

 

 

Artikel 3. Beschrijving in hoofdlijnen                terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Algemeen

1.1       In dit artikel wordt in hoofdlijnen beschreven op welke wijze met het onderhavige bestemmingsplan de doeleinden worden nagestreefd die zijn toegekend aan de gronden binnen het plangebied. Deze hoofdlijnen dienen als referentiekader bij: de toepassing van vrijstellings- en wijzigingsbevoegdheden en de ruimtelijke inrichting.

 

Doelstellingen

2.1       Het beleid in hoofdlijnen is er op gericht voor het plangebied een planologisch juridisch kader te scheppen voor de realisering van het natuur- en recreatiegebied Marickenland, alsmede het woongebied Marickenzijde, bestaande uit:

a.      natte natuur als onderdeel van de ecologische hoofdstructuur en verbinding tussen de Vinkeveense en Nieuwkoopse plassen in het oostelijk deel van de polder;

b.      een recreatie- en natuurgebied in het westen van de polder met voorzieningen die onderdeel zijn van het openbare toeristisch- recreatieve netwerk;

c.       een woongebied in het zuidwesten van de polder, welke met respect voor de bestaande verkaveling en ontsluiting in en rond dit gebied, bedoeld is voor de realisatie van een woningbouwprogramma met een gedifferentieerd programma.

 

Wijze waarop de doelstellingen worden nagestreefd

3.1       Er wordt een inrichtingsplan vastgesteld dat medebepalend is voor het ontwikkelen van de voorgestane natuurlijke, landschappelijke, abiotische en recreatieve waarden met een zo sterk mogelijk ecologische en ruimtelijk-structurele samenhang tussen de te onderscheiden gebieden als genoemd onder a en b in 2.1; de inrichting van het plangebied zal dusdanig worden vormgegeven dat de toename van de hoeveelheid kwel in de polder Groot-Mijdrecht Zuid wordt voorkomen, alsmede het waterverlies uit de polder Groot- Wilnis Vinkeveen wordt verminderd en de waterkwaliteit voor de natuurdoelen verbeterd, waarbij wordt voorzien in een aanzienlijke waterberging in met name het westelijk deel van het plangebied. Ter bevordering van de recreatieve samenhang van het plangebied worden recreatieve fietsverbindingen tussen Vinkeveen en Mijdrecht/Wilnis en Vinkeveen en Waverveen mogelijk gemaakt.

 

4.1       De in 2.1 genoemde doelstellingen worden op de volgende wijze in het bestemmingsplan binnen de bestemmingen Natuur (N), Recreatie-Dagrecreatie (R-DR) en Wonen-Uit te werken (W-U) nagestreefd:

a.      in het gebied met de bestemming Natuur zal de ontwikkeling van natte natuur worden nagestreefd, waarbinnen de verschillende gebiedstypologieën worden onderscheiden:

·         rietland en ruigte;

·         natschraalgrasland;

·         bloemrijk grasland;

·         nat struweel;

·         brak water.

 

Ten behoeve van deze natte natuur wordt voor het oostelijk deel van de polder een flexibel peilbeheer ingesteld, waardoor water langer in het gebied wordt vastgehouden en peilfluctuaties kunnen voorkomen van enkele decimeters; hieraan ondergeschikt is extensief openbaar recreatief medegebruik mogelijk; het streven is er op gericht het gebied open en rustig te houden, het aanleggen van bossen of gegroepeerde hoogopgaande beplanting, evenals het aanleggen van doorgaande verharde recreatieroutes zal worden tegengegaan, met uitzondering van een recreatieve fietsverbinding tussen Vinkeveen en Mijdrecht en Vinkeveen en Waverveen;

 

b.      in het gebied met de bestemming Recreatie-Dagrecreatie (R-DR) zal de ontwikkeling van openbare dagrecreatie en natuur worden nagestreefd; het streven is er op gericht een afwisselend landschap van water, open gebieden en bosschages te realiseren; voor de dagrecreatie wordt gestreefd naar een goede toegankelijkheid op verharde en onverharde paden voor uiteenlopende doelgroepen; in het gebied wordt tevens voorzien in 5 hectare extra open water ten behoeve van het reeds bestaande bergingstekort in de polder. Dit open water wordt met name gecreëerd middels de aanleg van natuurvriendelijke taluds in de watergangen.

 

c.       in het gebied met de bestemming Wonen- Uit te werken (W-U) zal de ontwikkeling van het woongebied worden nagestreefd; het streven is er op gericht om de bebouwing te concentreren rond een u-vormige ontsluiting, waardoor er tegen de Mijdrechtse Dwarsweg aan een groter deel onbebouwd blijft, zodat een “dorpsweide” ontstaat. Het streven is er tevens op gericht om stedenbouwkundig aan te sluiten op de bestaande verkavelingsstructuur. Daarom wordt bij voorkeur gekozen voor een opzet met brede bebouwingsstroken in noord–zuidrichting afgewisseld met brede watergangen met groene taluds.

 

5.1       Voorts worden de in 2.1 genoemde doelstellingen nagestreefd door voor bestaande bouwkavels die grenzen aan de bestemming Recreatie-Dagrecreatie (R-DR) het beleid te richten op wijziging van de deels landbouw-kundige functies naar recreatieve functies, om daar mee het recreatiegebied te versterken. Voor bestaande bouwkavels grenzend aan de bestemming Natuur is de ontwikkeling gericht op wijziging van de functies naar wonen en eventueel kleinschalige bedrijvigheid (aan huis).

 

 

2                             Bestemmingsbepalingen                terug naar inhoudsopgave        disclaimer

 

Artikel 5. Bedrijf (B)                terug naar inhoudsopgave        disclaimer

1. Bestemmingsomschrijving

1.1       De voor ‘Bedrijf (B)‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor, met inachtneming van de in de bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten:

a.      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf- automobielbedrijf/garage’ (sb-ab), een automobielbedrijf/garage voor zover vallend in categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

b.      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf- timmerwerkfabriek’ (sb-ti), een timmerwerkfabriek, voor zover vallend in categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

c.       ter plaatse van de aanduiding ‘baggerspeciedepot’ (bsd), een baggerspeciedepot, voor zover vallend in categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

d.      ter plaatse van de aanduiding ‘hovenier’ (hv), een hoveniersbedrijf, voor zover vallend in categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

e.      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf- loonbedrijf’(sb-lb), een loonbedrijf voor zover vallend in categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

f.        ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf- machinefabriek/ constructiebedrijf’ (sb-cb), een machinefabriek/constructiebedrijf voor zover vallend in categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

g.      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf- melk/zuivelhandel’ (sb- zh), een melk/zuivelhandel voor zover vallend in categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

h.      ter plaatse van de aanduiding ‘ verkooppunt van motorbrandstoffen met LPG’ (vml) de verkoop van motorbrandstoffen inclusief LPG;

i.         ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf- composteerbedrijf’ (sb-co), een composteerbedrijf voor zover vallend in categorie in categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

j.         ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf- veehandel (sb-vh), een veehandel voor zover vallend in categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

k.       ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf- zand- en grindhandel (sb-zg), een zand- en grindhandel voor zover vallend in categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

met dien verstande dat:

·         geluidhinderlijke inrichtingen als bedoeld in de Wet geluidhinder niet zijn toegestaan;

·         de verkoop van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk niet is toegestaan;

·         de vestiging van nieuwe risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), zoals deze geldt ten tijde van de tervisielegging van dit plan, niet zijn toegestaan.

 

2. Bouwregels

2.1       Op de gronden zijn in verband met de bestemming toegelaten:

a.      bedrijfsgebouwen;

b.      één bedrijfswoning, behoudens de percelen waarop ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ geen, dan meerdere bedrijfswoningen zijn toegestaan;

c.       bijgebouwen;

d.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone-LPG’ geen nieuwe gevoelige of beperkt gevoelige functies zijn toegestaan als bedoeld in de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (REVI) en het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) zoals deze gelden ten tijde van de tervisielegging van dit plan.

 

2.2       Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de navolgende bepalingen:

 

Algemeen

a.      gebouwen mogen uitsluitende worden gebouwd binnen het aangegeven bouwvlak;

b.      de afstand van de gebouwen tot de perceelsgrenzen moet ten minste 2,5 meter bedragen;

c.       de op de kaart aangegeven bebouwde oppervlakte – waarbij de woning niet is inbegrepen - mag niet worden overschreden;

 

Bedrijfsgebouw

d.      de goothoogte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,5 meter en de nokhoogte niet meer dan 8 meter;

  

Bedrijfswoning

e.      de inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 600 m³ bedragen; de goothoogte bedraagt maximaal 3 meter en de woning wordt afgedekt met een kap met een minimale en maximale hellingshoek van 30° respectievelijk 50°;

 

Bijgebouw

f.        het gezamenlijk oppervlak van de bijgebouwen bedraagt maximaal 50 m², de goothoogte maximaal 3 meter en de nokhoogte maximaal 4,5 meter;

 

Bouwwerk, geen gebouw zijnde

g.      de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 9 meter, met dien verstande dat de hoogte van terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter mag bedragen;

 

Ondergronds bouwen

2.3       Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen ruimten gelden de volgende bepalingen:

a.      Het bouwen van ondergrondse ruimten is uitsluitend toelaatbaar onder woningen en bijgebouwen behorende bij woningen;

b.      Het bouwen van bedoelde ruimte is uitsluitend toegestaan indien de bijbehorende voorzieningen voor licht- en luchttoetreding en toegangen zijn gesitueerd aan de van de weg afgekeerde zijden van het gebouw; aan de niet van de weg afgekeerde zijde(n) van het gebouw zijn binnen een strook van 1 meter vanuit de bovengrondse voorgevel voorzieningen voor licht- en luchttoetreding voor ondergrondse ruimten toegestaan tot maximaal 25% van de breedte van de desbetreffende gevel.

 

3. Ontheffing (vrijstelling) van de bouwregels

3.1       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing (vrijstelling) te verlenen:

 

Algemeen

a.      ten behoeve van de bouw van gebouwen tot op de perceelsgrens, mits:

·         de belangen van rechthebbenden van de aan deze perceelsgrens liggende gronden niet onevenredig wordt geschaad;

·         de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden beperkt;

·         er geen onevenredige aantasting van de aanwezige natuur- en landschapswaarden plaatsvindt.

 

Bedrijfsgebouw

b.      ten behoeve van de vergroting van de goot- en nokhoogte van bedrijfsgebouwen tot een maximale hoogte van 6,5 meter, respectievelijk 12 meter, mits hierdoor de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

Bedrijfswoning

c.       ten behoeve van de vergroting van de goothoogte van bedrijfswoningen tot een maximale goothoogte van 6 meter, mits hierdoor de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, de hoogte landschappelijk inpasbaar is en stedenbouwkundig aanvaardbaar.

 

Bijgebouw

d.      ten behoeve van de vergroting van de goot- en nokhoogte van bijgebouwen tot een maximale hoogte van 4,5 meter, respectievelijk 6 meter, mits:

·         het bijgebouw niet wordt gebruikt voor extra woon-, kantoor-, of bedrijfsruimte;

·         het bijgebouw visueel en voor wat betreft gebruik ondergeschikt blijft aan het hoofdgebouw;

·         het bijgebouw is gesitueerd op minimaal 2,5 meter uit de perceelsgrens;

·         belangen van derden (inval van licht en uitzicht) niet in onevenredig mate worden geschaad;

·         het bijgebouw landschappelijk wordt ingepast.

 

Bouwen binnen de veiligheidszone LPG

e.      om gevoelige functies of beperkt gevoelige functies toe te staan tot een afstand van 45 meter van het LPG vulpunt voor zover het groepsrisico en de eventuele overschrijding van dit risico op afdoende wijze is verantwoord.

 

Ontheffing (vrijstelling) van de bouwregels voor de uitbreiding van het bebouwd oppervlak

3.2       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing (vrijstelling) te verlenen ten behoeve van de vergroting van het op de kaart aangegeven bebouwde oppervlak met maximaal 5%, mits:

a.      de uitbreiding noodzakelijk is voor de continuïteit van het bedrijf;

b.      de uitbreiding de ontwikkeling van in de nabijheid gelegen agrarische bedrijven niet belemmert;

c.       de uitbreiding niet tot gevolg heeft dat de milieubelasting van het bedrijf toeneemt;

d.      de uitbreiding de overige in de nabijheid gelegen functies niet belemmert;

e.      de uitbreiding geen onevenredige verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft;

f.        als gevolg van de uitbreiding de aanwezige landschappelijke natuurlijke en/of cultuurhistorische waarde niet onevenredig worden aangetast;

g.      de bebouwing zorgvuldig in het landschap wordt ingepast.

 

4. Ontheffing (vrijstelling) van gebruiksregels

4.1       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing (vrijstelling) te verlenen van het bepaalde in 1.1 om bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan op grond van het bepaalde in 1.1 zijn toegestaan, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in 1.1 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

 

4.2       Ontheffing (vrijstelling) als bedoeld in 4.1 is slechts toegestaan indien de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt, en er geen detailhandel plaatsvindt.

 

5. Wijzigingsbevoegdheid

5.1       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het in 1.1 toegestane bedrijfstype te wijzigen, mits de milieubelasting van het nieuw te vestigen bedrijf gelijk is aan, dan wel lager is dan het bestaande bedrijf, geen uitbreiding van de bestaande bebouwing plaatsvindt, de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt en geen detailhandel plaatsvindt.

 

Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van hergebruik van vrijkomende bedrijfsbebouwing

5.2       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Bedrijf’ te wijzigen in de bestemming:

a.      ‘Wonen’ ten behoeve van hergebruik van een bedrijfswoning van een vrijkomend bedrijf als burgerwoning voor zover er voldoende garanties zijn voor een goed woonmilieu;

b.      ‘Bedrijf-Recreatie’, of ‘Horeca’ voor zover de gronden zijn gelegen aan gronden met de bestemming ‘Recreatie-Dagrecreatie’, mits het bebouwde oppervlak niet meer toeneemt dan maximaal toegestaan op grond van de voorgaande bestemming, de bebouwing landschappelijk wordt ingepast en voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd.

 

5.3       Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid naar Wonen is eenmalig de uitbreiding van de woning toegestaan tot een maximum van 800m³ indien tenminste 500m² aan overtollige bebouwing wordt gesloopt, en de woning landschappelijk wordt ingepast.

 

Sloopbonusregeling bij de wijzigingsbevoegdheid

5.4       Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid naar Wonen is de bouw van een extra burgerwoning met een maximale inhoud van 600 m³ toegestaan onder de voorwaarde dat:

a.      de bedrijfsvoering geheel wordt beëindigd;

b.      100% van de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt met een ondergrens van 1.000 m²;

c.       de extra woning landschappelijk wordt ingepast en binnen het voormalige bestemmingsvlak wordt gebouwd;

d.      de gevelbelasting ten gevolge van het wegverkeerslawaai niet meer bedraagt dan 48 dB danwel, voor zover hogere grenswaarden zijn vastgesteld bij de vaststelling van dit bestemmingsplan, de gevelbelasting niet meer bedraagt dan bij dit besluit is vastgesteld.

 

5.5       Wijziging als bedoeld in 5.2 en 5.4 is slechts toegestaan mits:

a.      als gevolg van het beoogde hergebruik geen belemmeringen ontstaan voor omliggende functies;

b.      als gevolg van het beoogde hergebruik de ontwikkelingsmogelijkheden van de bestaande agrarische bedrijven niet wordt beperkt;

c.       als gevolg van het beoogde hergebruik geen onevenredige toename van het aantal verkeersbewegingen ontstaat.

 

 

Artikel 6. Bedrijf-Nutsbedrijf (B-NU)             terug naar inhoudsopgave        disclaimer              

1. Bestemmingsomschrijving

1.1       De voor ‘Bedrijf-Nutsbedrijf’ (B-NU) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf- gasregelstation’ (sb–gs) een gasregelstation;

b.      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf-reinwaterkelder’ (sb-rk) een reinwaterkelder;

c.       alsmede ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone straalpad’ de bescherming van een straalpad.

 

2. Bouwregels

2.1       Op de gronden zijn in verband met de bestemming bouwwerken toegelaten met een goothoogte van maximaal 4,5 meter en een van hoogte maximaal 8 meter.

 

3. Aanlegvergunning

3.1       Het is verboden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone straalpad’ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die hoger reiken dan 28 meter.

 

3.2       Het verbod, zoals in 3.1 bedoeld, is niet van toepassing, indien de werken en/of werkzaamheden:

a.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

b.      mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanleg-vergunning.

 

3.3       De werken en werkzaamheden, als bedoeld in lid 3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan, hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of het toekomstige functioneren van het straalpad niet in gevaar brengen.

 

3.4       Alvorens te beslissen over het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in lid 3.1, winnen Burgemeester en wethouders, schriftelijk advies in bij de beheerder van het straalpad omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van het straalpad worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

 

  

Artikel 8. Horeca (H)            terug naar inhoudsopgave        disclaimer

1. Bestemmingsomschrijving

1.1       De voor ‘Horeca’ (H) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      horeca;

b.      alsmede ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone straalpad’ de bescherming van een straalpad.

 

2. Bouwregels

2.1       Op de gronden zijn in verband met de bestemming toegelaten:

a.      bedrijfsgebouwen;

b.      één bedrijfswoning, behoudens de percelen waarop ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ geen, dan meerdere bedrijfswoningen zijn toegestaan;

c.       bijgebouwen;

d.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone- LPG’ geen nieuwe gevoelige of beperkt gevoelige functies zijn toegestaan als bedoeld in de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (REVI) en het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) zoals deze gelden ten tijde van de tervisielegging van dit plan.

 

2.2       Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de navolgende bepalingen:

 

Algemeen

a.      gebouwen mogen uitsluitende worden gebouwd binnen het aangegeven bouwvlak;

b.      de afstand van de gebouwen tot de perceelsgrenzen moet ten minste 2,5 meter bedragen;

c.       de op de kaart aangegeven bebouwde oppervlakte – waarbij de woning niet is inbegrepen - mag niet worden overschreden.

 

Bedrijfsgebouw

d.      de goothoogte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,5 meter en de nokhoogte niet meer dan 8 meter;

 

Bedrijfswoning

e.      de inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 600 m³ bedragen; de goothoogte bedraagt maximaal 3 meter en de woning wordt afgedekt met een kap met een minimale en maximale hellingshoek van 30° respectievelijk 50°;

 

Bijgebouw

f.        het gezamenlijk oppervlak van de bijgebouwen bedraagt maximaal 50 m², de goothoogte maximaal 3 meter en de nokhoogte maximaal 4,5 meter;

 

Bouwwerk, geen gebouw zijnde

g.      de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 9 meter, met dien verstande dat de hoogte van terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter mag bedragen.

 

Ondergronds bouwen

2.3       Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen ruimten gelden de volgende bepalingen:

a.      Het bouwen van ondergrondse ruimten is uitsluitend toelaatbaar onder woningen en bijgebouwen behorende bij woningen;

b.      Het bouwen van bedoelde ruimte is uitsluitend toegestaan indien de bijbehorende voorzieningen voor licht- en luchttoetreding en toegangen zijn gesitueerd aan de van de weg afgekeerde zijden van het gebouw; aan de niet van de weg afgekeerde zijde(n) van het gebouw zijn binnen een strook van 1 meter vanuit de bovengrondse voorgevel voorzieningen voor licht- en luchttoetreding voor ondergrondse ruimten toegestaan tot maximaal 25% van de breedte van de desbetreffende gevel.

 

3. Ontheffing (vrijstelling) van de bouwregels

3.1       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing (vrijstelling) te verlenen:

 

Algemeen

a.      ten behoeve van de bouw van gebouwen tot op de perceelsgrens, mits:

·         de belangen van rechthebbenden van de aan deze perceelsgrens liggende gronden niet onevenredig wordt geschaad;

·         de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden beperkt;

·         er geen onevenredige aantasting van de aanwezige natuur- en landschapswaarden plaatsvindt.

 

Bedrijfsgebouw

b.      ten behoeve van de vergroting van de goot- en nokhoogte van bedrijfsgebouwen tot een maximale hoogte van 6,5 meter, respectievelijk 12 meter, mits hierdoor de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

Bedrijfswoning

c.       ten behoeve van de vergroting van de goothoogte van bedrijfswoningen tot een maximale goothoogte van 6 meter, mits hierdoor de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, de hoogte landschappelijk inpasbaar is en stedenbouwkundig aanvaardbaar.

 

Bijgebouw

d.      ten behoeve van de vergroting van de goot- en nokhoogte van bijgebouwen tot een maximale hoogte van 4,5 meter, respectievelijk 6 meter, mits:

·         het bijgebouw niet wordt gebruikt voor extra woon-, kantoor-, of bedrijfsruimte;

·         het bijgebouw visueel en voor wat betreft gebruik ondergeschikt blijft aan het hoofdgebouw;

·         het bijgebouw is gesitueerd op minimaal 2,5 meter uit de perceelsgrens;

·         belangen van derden (inval van licht en uitzicht) niet in onevenredig mate worden geschaad;

·         het bijgebouw landschappelijk wordt ingepast.

 

Bouwen binnen de veiligheidszone LPG

e.      om gevoelige functies of beperkt gevoelige functies toe te staan tot een afstand van 45 meter van het LPG vulpunt voor zover het groepsrisico en de eventuele overschrijding van dit risico op afdoende wijze is verantwoord.

 

Ontheffing (vrijstelling) voor de uitbreiding van het bebouwd oppervlak

3.2       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing (vrijstelling) te verlenen ten behoeve van de vergroting van het toegestane bebouwde oppervlak met maximaal 5%, mits:

a.      de uitbreiding noodzakelijk is voor de continuïteit van het bedrijf;

b.      de uitbreiding de ontwikkeling van in de nabijheid gelegen agrarische bedrijven niet belemmert;

c.       de uitbreiding de overige in de nabijheid gelegen functies niet belemmert;

d.      de uitbreiding geen onevenredige verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft;

e.      als gevolg van de uitbreiding de aanwezige landschappelijke natuurlijke en/of cultuurhistorische waarde niet onevenredig worden aangetast;

f.        de bebouwing zorgvuldig in het landschap wordt ingepast.

 

4. Aanlegvergunning

4.1       Het is verboden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone straalpad’ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die hoger reiken dan 28 meter.

 

4.2       Het verbod, zoals in 4.1 bedoeld, is niet van toepassing, indien de werken en/of werkzaamheden:

a.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

b.      mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning.

 

4.3       De werken en werkzaamheden, als bedoeld in lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan, hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of het toekomstige functioneren van het straalpad niet in gevaar brengen.

 

4.4       Alvorens te beslissen over het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in lid 4.1, winnen Burgemeester en wethouders, schriftelijk advies in bij de beheerder van het straalpad omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van het straalpad worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

 

5. Wijzigingsbevoegdheid

5.1       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Horeca’ te wijzigen in de bestemming:

a.      ‘Wonen’ ten behoeve van hergebruik van een bedrijfswoning van een vrijkomend bedrijf als burgerwoning voor zover er voldoende garanties zijn voor een goed woonmilieu;

b.      ‘Bedrijf- Recreatie’, voor zover de gronden zijn gelegen aan gronden met de bestemming ‘Recreatie-Dagrecreatie’, mits het bebouwde oppervlak niet meer toeneemt dan maximaal toegestaan op grond van de voorgaande bestemming, de bebouwing landschappelijk wordt ingepast en voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd.

 

Sloopbonusregeling bij de wijzigingsbevoegdheid

5.2       Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid naar Wonen is de bouw van een extra burgerwoning met een maximale inhoud van 600m³ toegestaan onder de voorwaarde dat:

a.      de bedrijfsvoering geheel wordt beëindigd;

b.      100% van de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt met een ondergrens van 1.000m²;

c.       de extra woning landschappelijk wordt ingepast en binnen het voormalige bestemmingsvlak wordt gebouwd;

d.      de gevelbelasting ten gevolge van het wegverkeerslawaai niet meer bedraagt dan 48 dB danwel, voor zover hogere grenswaarden zijn vastgesteld bij de vaststelling van dit bestemmingsplan, de gevelbelasting niet meer bedraagt dan bij dit besluit is vastgesteld.

 

5.3       Wijziging als bedoeld in 5.1 en 5.2 is slechts toegestaan mits:

a.      als gevolg van het beoogde hergebruik geen belemmeringen ontstaan voor omliggende functies;

b.      als gevolg van het beoogde hergebruik de ontwikkelingsmogelijkheden van de bestaande agrarische bedrijven niet wordt beperkt.

 

  

Artikel 11.       Verkeer (V)                terug naar inhoudsopgave        disclaimer

1. Bestemmingsomschrijving

1.1       De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      verkeer;

b.      verblijfsgebied;

c.       alsmede ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone straalpad’ de bescherming van een straalpad.

 

2. Bouwregels

2.1       Op de gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van voor de functies benodigde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder begrepen abri's, telefooncellen en bruggen, alsmede faunapassages en duikers, evenwel met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen en met inachtneming van de onderstaande regels:

a.      Voor de bouw van bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte maximaal 3 meter en de oppervlakte maximaal 6 m² mag bedragen, behoudens verlichtingsarmaturen en bewegwijzering, waarvan de hoogte maximaal 9 meter mag bedragen;

b.      Voor bruggen geldt dat de maximale hoogte 5 meter mag bedragen en de vrije doorvaarhoogte minimaal 1 meter;

c.       Bestaande bruggen waarvan de maatvoering afwijkt van het hiervoor gestelde, worden geacht in overeenstemming te zijn met deze maatvoering.

 

3. Ontheffing (vrijstelling) van de bouwregels

3.1       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing (vrijstelling) te verlenen van het bepaalde in lid 2.1 ten behoeve van de bouw van een tunnel voor langzaam verkeer.

 

4. Aanlegvergunning

4.1       Het is verboden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone straalpad’ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die hoger reiken dan 28 meter.

 

4.2       Het verbod, zoals in 4.1 bedoeld, is niet van toepassing, indien de werken en/of werkzaamheden:

a.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

b.      mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning.

 

4.3       De werken en werkzaamheden, als bedoeld in lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan, hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of het toekomstige functioneren van het straalpad niet in gevaar brengen.

 

4.4       Alvorens te beslissen over het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in lid 4.1, winnen Burgemeester en wethouders, schriftelijk advies in bij de beheerder van het straalpad omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van het straalpad worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

 

 

Artikel 12.       Water (WA)                terug naar inhoudsopgave        disclaimer

1. Bestemmingsomschrijving

1.1       De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      water;

b.      waterberging;

c.       waterkering;

d.      behoud, ontwikkeling en instandhouding van ecologische waarden;

e.      extensief recreatief medegebruik;

f.        alsmede ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone straalpad’ de bescherming van een straalpad.

 

2. Bouwregels

2.1       Op de gronden zijn in verband met de bestemming toegelaten bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd steigers.

 

2.2       Voor bruggen geldt dat de maximale hoogte 5 meter mag bedragen en de vrije doorvaarhoogte minimaal 1 meter.

 

3. Ontheffing (vrijstelling)sbevoegdheid

3.1       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing (vrijstelling) te verlenen van het bepaalde in 2.1 ten behoeve van de bouw van een steiger, mits:

a.      de steiger niet wordt aangebracht in rietkragen en groene oeverzones met een breedte van meer dan 2 meter;

b.      de eigenaar van de betreffende oeverzone en/of het water schriftelijke toestemming heeft verleend;

c.       de bouw van de steiger geen onevenredige blijvende schade veroorzaakt aan rietkragen of andere met oever- en moerasplanten begroeide oevers;

d.      advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de watergang.

 

4. Aanlegvergunning

4.1       Het is verboden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone straalpad’ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die hoger reiken dan 28 meter.

 

4.2       Het verbod, zoals in 4.1 bedoeld, is niet van toepassing, indien de werken en/of werkzaamheden:

a.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

b.      mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning.

 

4.3       De werken en werkzaamheden, als bedoeld in lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan, hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of het toekomstige functioneren van het straalpad niet in gevaar brengen.

 

4.4       Alvorens te beslissen over het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in lid 4.1, winnen Burgemeester en wethouders, schriftelijk advies in bij de beheerder van het straalpad omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van het straalpad worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

 

 

Artikel 13.       Wonen (W)            terug naar inhoudsopgave        disclaimer

1. Bestemmingsomschrijving

1.1       De voor ‘Wonen’ (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      wonen;

b.      aan huis gebonden beroepen/bedrijven;

c.       ter plaatse van de aanduiding ‘woonwagenstandplaats’ (wp), als standplaats voor een woonwagen;

d.      tuinen;

e.      alsmede ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone straalpad’ de bescherming van een straalpad.

 

2. Bouwregels

2.1       Op de gronden zijn in verband met de bestemming (en overeenkomstig de aanduiding) toegelaten:

a.      één woning per bestemmingsvlak;

b.      bijgebouwen;

c.       bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

d.      één woonwagen per standplaats;

met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone-LPG’ geen nieuwe gevoelige of beperkt gevoelige functies zijn toegestaan als bedoeld in de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (REVI) en het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) zoals deze gelden ten tijde van de tervisielegging van dit plan.

 

Woning

2.2       Voor het bouwen van gebouwen (hoofd en bijgebouw) gelden de navolgende bepalingen:

a.      gebouwen mogen uitsluitende worden gebouwd binnen het aangegeven bouwvlak;

b.      voor gebouwen moet een afstand van 2,5 meter ten opzichte van de perceelsgrens worden aangehouden;

c.       de inhoud van het hoofdgebouw mag maximaal 600 m³ bedragen; de goothoogte bedraagt maximaal 3 meter en de woning wordt afgedekt met een kap met een minimale en maximale hellingshoek van 30° respectievelijk 50°.

 

Bijgebouw bij een woning

d.      het gezamenlijk oppervlak van de bijgebouwen bedraagt maximaal 50 m², de goothoogte maximaal 3 meter en de nokhoogte maximaal 4,5 meter.

 

Woonwagen

2.3       Voor een woonwagen gelden de navolgende bepalingen:

a.      de hoogte van een stacaravan mag niet meer bedragen dan 3,5 meter en de oppervlakte niet meer dan 50 m²;

 

Bijgebouw bij een woonwagen

b.      op iedere standplaats mag één gebouw ten behoeve van sanitaire voorzieningen worden gebouwd, waarvan de goothoogte maximaal 3 meter, de hoogte maximaal 4 meter en de oppervlakte maximaal 15 m² mag bedragen;

c.       op een standplaats mogen verder uitsluitend nog carports/overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met een maximale hoogte van 3 meter.

 

Bouwwerken, geen gebouw zijnde

2.4       Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de navolgende bepalingen:

a.      op de gronden gelegen achter de voorgevelrooilijn mag de hoogte maximaal 2,5 meter bedragen;

b.      op de gronden gelegen voor de voorgevelrooilijn mag de hoogte van pergola’s maximaal 2,5 meter bedragen en van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 1 meter.

 

Carports

2.5       Bij een woning mogen carports/overkappingen worden gebouwd, waarvan de hoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen en de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 30 m² mag zijn, met dien verstande, dat carports en overkappingen uitsluitend zijn toegestaan op het gedeelte van het bestemmingsvlak dat is gelegen op een afstand van ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning.

 

Ondergronds bouwen

2.6       Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen ruimten gelden de volgende bepalingen:

a.      Het bouwen van ondergrondse ruimten is uitsluitend toelaatbaar onder woningen of bijgebouwen behorende bij woningen;

b.      Het bouwen van bedoelde ruimte is uitsluitend toegestaan indien de bijbehorende voorzieningen voor licht- en luchttoetreding en toegangen zijn gesitueerd aan de van de weg afgekeerde zijden van het gebouw; aan de niet van de weg afgekeerde zijde(n) van het gebouw zijn binnen een strook van 1 meter vanuit de bovengrondse voorgevel voorzieningen voor licht- en luchttoetreding voor ondergrondse ruimten toegestaan tot maximaal 25% van de breedte van de desbetreffende gevel.

 

3. Ontheffing (vrijstelling) van de bouwregels

3.1       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing (vrijstelling) te verlenen:

a.      met betrekking tot de goothoogte van woningen tot een maximale goothoogte van 6 meter, mits hierdoor de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, de hoogte landschappelijk inpasbaar is en stedenbouwkundig aanvaardbaar.

b.      met betrekking tot de goot- en nokhoogte van bijgebouwen tot een maximale hoogte van 4,5 meter, respectievelijk 6 meter, mits:

·         het bijgebouw niet wordt gebruikt voor woon-, kantoor-, of bedrijfsruimte;

·         het bijgebouw visueel en voor wat betreft gebruik ondergeschikt blijft aan het hoofdgebouw;

·         het bijgebouw is gesitueerd op minimaal 2,5 meter uit de perceelsgrens;

·         belangen van derden (inval van licht en uitzicht) niet in onevenredig mate worden geschaad;

·         het bijgebouw landschappelijk wordt ingepast.

c.       ten behoeve van de bouw van gebouwen tot op de perceelsgrens, mits:

·         de belangen van rechthebbenden van de aan deze perceelsgrens liggende gronden niet onevenredig wordt geschaad;

·         de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden beperkt;

·         er geen onevenredige aantasting van de aanwezige natuur- en landschapswaarden plaatsvindt.

d.      om gevoelige functies of beperkt gevoelige functies toe te staan tot een afstand van 45 meter van het LPG vulpunt voor zover het groepsrisico en de eventuele overschrijding van dit risico op afdoende wijze is verantwoord.

 

Ontheffing (vrijstelling) van de bouwregels ten behoeve van woningsplitsing

3.2       Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing (vrijstelling) te verlenen om voormalige boerderijen te splitsen en in het bestemmingsvlak één extra woning de toe te staan mits:

a.      de hoofdbouwmassa van de voormalige boerderij inclusief de hierin opgenomen voormalige bedrijfsruimten een stedenbouwkundige eenheid vormt;

b.      de te splitsen boerderij een inhoud heeft van minimaal 900 m³;

c.       het bestaande grondoppervlak van het hoofdgebouw niet wordt vergroot;

d.      de splitsing niet leidt tot twee vrijstaande woningen;

e.      de splitsing geen schade toebrengt aan eventuele architectonische en/of cultuurhistorische waarden van het pand;

f.        de splitsing niet leidt tot een belemmering van de ontwikkelings-mogelijkheden van agrarische bedrijven;

g.      de gevelbelasting op de nieuwe woning ten gevolge van het wegverkeerslawaai niet meer bedraagt dan 48 dB danwel, voor zover hogere grenswaarden zijn vastgesteld bij de vaststelling van dit bestemmingsplan, de gevelbelasting niet meer bedraagt dan bij dit besluit is vastgesteld;

h.      na splitsing mag elke woning 50m² aan bijgebouwen hebben.

 

Ontheffing (vrijstelling) van de bouwregels ten behoeve van de sloopbonusregeling

3.4       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing (vrijstelling) te verlenen met betrekking tot de inhoud van een woning op een voormalig agrarisch bedrijf tot maximaal 800 m³ indien tenminste 500 m² aan overtollige voormalige bebouwing wordt gesloopt, en de woning landschappelijk wordt ingepast.

 

3.5       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing (vrijstelling) te verlenen voor het toestaan van de bouw van een extra woning met een maximale inhoud van 600m³ toegestaan onder de voorwaarde dat:

a.      100% van de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt met een ondergrens van 1.000 m²;

b.      de extra woning landschappelijk wordt ingepast en binnen het voormalige agrarische bestemmingsvlak wordt gebouwd;

c.       de gevelbelasting ten gevolge van het wegverkeerslawaai niet meer bedraagt dan 48 dB danwel, voor zover hogere grenswaarden zijn vastgesteld bij de vaststelling van dit bestemmingsplan, de gevelbelasting niet meer bedraagt dan bij dit besluit is vastgesteld;

d.      als gevolg van de bouw van de extra woning geen belemmeringen ontstaan voor omliggende functies;

e.      als gevolg van de bouw van de extra woning de ontwikkelingsmogelijkheden van de bestaande agrarische bedrijven niet wordt beperkt.

 

 

4. Aanlegvergunning

4.1       Het is verboden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone straalpad’ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die hoger reiken dan 28 meter.

 

4.2       Het verbod, zoals in 4.1 bedoeld, is niet van toepassing, indien de werken en/of werkzaamheden:

a.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

b.      mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanleg-vergunning.

 

4.3       De werken en werkzaamheden, als bedoeld in lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan, hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of het toekomstige functioneren van het straalpad niet in gevaar brengen.

 

4.4       Alvorens te beslissen over het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in lid 4.1, winnen Burgemeester en wethouders, schriftelijk advies in bij de beheerder van het straalpad omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van het straalpad worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

 

5. Wijzigingsbevoegdheid

5.1       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Wonen’ te wijzigen in ‘Bedrijf - Recreatie’, voor zover de gronden zijn gelegen aan gronden met de bestemming ‘Recreatie- Dagrecreatie’, mits:

a.      als gevolg van het beoogde hergebruik geen belemmeringen ontstaan voor omliggende functies;

b.      als gevolg van het beoogde hergebruik de ontwikkelingsmogelijkheden van de bestaande agrarische bedrijven niet wordt beperkt.

 

 

Artikel 14.       Wonen-Uit te werken (W-U)                terug naar inhoudsopgave        disclaimer

1. Bestemmingsomschrijving

1.1       De voor ’Wonen-Uit te werken’ (W-U) aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen en beroep aan huis, kantoren, en bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten en in verband daarmee voor tuinen, wegen, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groen- en speelvoorzieningen en water, alsmede voor maatschappelijke voorzieningen, alsmede ter plaatse van de aanduiding ‘Cultuurhistorische waarde’ (cw) de bescherming en instandhouding van de restanten van de historische spoorlijn.

 

2. Uitwerkingsregels

2.1       Burgemeester en wethouders werken de in lid 1.1 genoemde bestemming nader uit met inachtneming van de aanduidingen op de kaart en de onderstaande bepalingen:

 

 Woningen

a.        het aantal te bouwen woningen mag ten hoogste 978 bedragen, met dien verstande dat maximaal 50% van de woningen gestapeld mag worden;

b.        de bouwhoogte van gestapelde woningen mag maximaal zes bouwlagen bedragen, van één woongebouw mag de hoogte maximaal acht lagen bedragen;

c.         voor grondgebonden woningen mag de bouwhoogte maximaal drie lagen met kap bedragen;

 

Voorzieningen

d.        onder voorzieningen worden verstaan maatschappelijke voorzieningen zoals educatieve, (para)medische, religieuze en/of sociaal-culturele voorzieningen, evenals kantoren en bedrijven in de milieucategorie 1 en 2;

e.        de locatie van voorzieningen dient aan te sluiten aan bestaande voorzieningen, dan wel is gelegen dicht bij, op ten hoogste 80 meter uit de as van, de ontsluitingsweg van de wijk;

f.          ten hoogste een terrein van maximaal 0,5 hectare, inclusief bijbehorende ontsluitingen en parkeervoorzieningen mag worden bestemd voor voorzieningen;

g.        de bouwhoogte van voorzieningen, kantoren en bedrijven mag maximaal drie bouwlagen bedragen;

 

Hoofdstructuur

h.        minimaal 1/3 van het bestemmingsvlak dient onbebouwd te blijven en een groen-blauw karakter te krijgen en te worden ingericht voor groenvoorzieningen, water, en (fiets)paden;

i.           de gronden als bedoeld in h dienen deels te worden gesitueerd aan de noordrand van het bestemmingsvlak onder andere ter plaatse van de op de kaart aangegeven risicocontour, en deels centraal in het bestemmingsvlak op een te creëren perceel tussen Mijdrechtsedwarsweg 21 en 35 met een noord-zuidrichting;

 

Groen en water

j.           Groenvoorzieningen dienen overwegend te worden gesitueerd op de gronden als bedoeld in i, voor het overige dienen groenvoorzieningen te worden gesitueerd in het woongebied;

k.         Er dient in het gehele bestemmingsvlak tenminste 5,2 hectare open water te worden gerealiseerd, waarbij tenminste drie watergangen dusdanig worden gesitueerd dat er doorzichten ontstaan in noord-zuidrichting, tussen de gronden bestemd voor Recreatie en Natuur, en de voormalige spoorbaan, welke als gemeentelijk monument is aangegeven op de plankaart.

 

Wegverkeerslawaai

l.           ter plaatse van de aanduiding ‘Geluidszone- weg is het niet toegestaan geluidgevoelige bestemmingen, als bedoeld in de Wet geluidhinder, zoals deze geldt ten tijde van de tervisielegging van dit plan, te bouwen;

m.       in uitzondering van het bepaalde in m mogen woningen worden gebouwd binnen de geluidszone indien:

 

Externe veiligheid

n.        ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone-LPG’ zijn geen nieuwe gevoelige of beperkt gevoelige functies toegestaan als bedoeld in de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (REVI) en het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) zoals deze gelden ten tijde van de tervisielegging van dit plan;

o.        In uitzondering van het bepaalde in o mogen nieuw gevoelige of beperkt gevoelige functies op een afstand van 45 meter van het LPG vulpunt worden gerealiseerd voor zover het groepsrisico en de eventuele overschrijding van dit risico op afdoende wijze is verantwoord;

 

Geurhinder

p.        ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone- geurzone’ is geen woningbouw toegestaan;

q.        In uitzondering van het bepaalde in p mogen woningen binnen de geurzone worden gerealiseerd voor zover uit nader onderzoek vast is komen te staan dat dit mogelijk is door maatregelen aan de bron, danwel door gehele of gedeeltelijke beëindiging van de bedrijfsvoering van de bedrijven die geurhinder veroorzaken, en geen strijd ontstaat met enig wettelijk voorschrift;

r.          voor het gebied buiten de aanduiding ‘milieuzone- geurzone’ moet sprake zijn van aanvaardbare geurhinder;

 

Geluidhinder bedrijvigheid

s.         ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone’ is geen woningbouw toegestaan;

t.          In uitzondering van het bepaalde in s mogen woningen binnen de milieuzone worden gerealiseerd voor zover uit nader onderzoek vast is komen te staan dat dit mogelijk is door maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied, danwel door gehele of gedeeltelijke beëindiging van de bedrijfsvoering van de bedrijven die geluidhinder veroorzaken en geen strijd ontstaat met enig wettelijk voorschrift;

u.        voor het gebied buiten de aanduiding ‘milieuzone’ moet sprake zijn van een aanvaardbaar akoestisch klimaat;

v.         ten behoeve van maatregelen als bedoeld in t, mag worden voorzien in de bouw van geluidsschermen tot een maximale hoogte van 2,5 meter;

 

Beperking bedrijvigheid

w.        de vestiging van woningen mag geen nadelig effect hebben op de bedrijfsvoering van de omliggende (agrarische) bedrijven;

 

Duurzaam bouwen

x.         van 70% van de woningen dient ten minste één gevel te worden georiënteerd tussen het zuidwesten en zuidoosten;

y.         70% van de woningen dient een dakvlak te hebben op een richting tussen het zuidwesten en zuidoosten, danwel te zijn voorzien van een plat dak;

 

Aanlegvergunning

z.       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in het uitwerkingsplan het aanlegvergunningenstelsel zoals beschreven in 4 op te nemen.

 

3. Voorlopig bouwverbod en ontheffing

3.1       Op de gronden met de in 1.1 genoemde bestemming mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een uitwerkingsplan dat in werking is getreden en krachtens de in een zodanig plan gestelde eisen.

 

3.2       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing (vrijstelling) te verlenen van het bepaalde in 3.1, indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afmetingen en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kan worden ingepast in, een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor gemaakt ontwerp.

 

3.3       Onder de in 3.2 bedoelde omstandigheden mag slechts ontheffing (vrijstelling) worden verleend nadat belanghebbenden gedurende zes weken in de gelegenheid zijn gesteld daartegen schriftelijk zienswijzen kenbaar te maken en Gedeputeerde Staten vooraf schriftelijk hebben verklaard, dat zij tegen het verlenen van de ontheffing (vrijstelling) geen bezwaren hebben. Een verklaring van geen bezwaar is niet noodzakelijk indien bij goedkeuring van het plan door Gedeputeerde Staten is verklaard dat de uitwerking geen goedkeuring behoeft en indien gedurende de termijn van terinzagelegging geen zienswijzen tegen het ontwerp uitwerkingsplan zijn kenbaar gemaakt. Burgemeester en wethouders stellen de ingebrachte zienswijzen schriftelijk ter kennis gesteld aan Gedeputeerde Staten.

 

4. Aanlegvergunning

4.1       Het is verboden ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarde’ (cw) zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

·         het afgraven, ophogen, vergraven of egaliseren van gronden;

·         het aanleggen van verharde wegen en paden;

·         het aanleggen van sloten en greppels;

·         het rooien van bomen;

·         het planten van houtgewas;

·         het omzetten van grasland naar bouwland of boomteelt;

·         het aanbrengen van een verhard oppervlak van meer dan 200 m², uitgezonderd kavelpaden

·         het aanleggen van leidingen.

 

4.2       Het in 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

a.      van geringe omvang zijn, of het normale onderhoud en beheer betreffen;

b.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan, voor zover deze rechtens mogen worden uitgevoerd.

 

4.3       De werken en werkzaamheden, als bedoeld in lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien deze verband houden met de in lid 1.1 aan de gronden toegekende bestemming, en indien door de directe of indirecte te verwachten gevolgen de cultuurhistorische waarden en kwaliteiten niet onevenredig worden of kunnen verminderen.

 

 

Artikel 15.       Leiding (dubbelbestemming)                terug naar inhoudsopgave        disclaimer

1. Bestemmingsomschrijving

1.1       De voor ‘Leiding’ aangewezen gronden zijn primair bestemd voor, onverminderd het in deze regels bepaalde ten aanzien van de voor deze gronden overigens geldende bestemmingen:

a.      binnen een afstand van 20 meter vanaf de as van de figuur ‘Leiding-Brandstof’ voor de aanleg en instandhouding van een brandstofleiding;

b.      binnen een afstand van 4 meter vanaf de as van de figuur ‘Leiding-Gas’ voor de aanleg en instandhouding van een gasleiding;

c.       binnen een afstand van 10 meter vanaf de as van de figuur ’Leiding-Water’ voor de aanleg en instandhouding van een waterleiding.

 

1.2       In geval van strijdigheid van bepalingen, gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge samenvallende bestemmingen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

 

2. Bouwregels

2.1       Op de in 1.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienst van de primaire bestemming, met dien verstande dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 meter mag bedragen.

 

3. Ontheffing (vrijstelling) van bouwregels

3.1       Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de onderliggende bestemming ontheffing (vrijstelling) verlenen van de bepaling als bedoeld in 2.1, mits de veiligheid van mens en dier en de werking van de leiding alsmede het onderhoud ervan niet in gevaar komt. Alvorens te beslissen winnen Burgemeester en Wethouders schriftelijk advies in bij de desbetreffende leidingbeheerder(s).

 

4. Aanlegvergunning

4.1       Het is verboden op de in 1.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

a.      werkzaamheden die een veilig en bedrijfszeker gebruik van de leiding en/of personen en goederenvervoer in gevaar brengen;

b.      het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;

c.       het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;

d.      het indrijven van drainage in de bodem;

e.      het indrijven van voorwerpen in de bodem;

f.        het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen het opslaan van afvalstoffen.

 

4.2       Het in 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

a.      het normale onderhoud betreffen;

b.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

4.3       De werken en werkzaamheden, als bedoeld in lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan, hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of het toekomstige functioneren van de leidingen niet onevenredig in gevaar brengen.

 

4.4       Alvorens te beslissen over het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in lid 4.1, winnen Burgemeester en wethouders, schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder(s) omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

 

 

Artikel 16.       Waarde- Archeologie (dubbelbestemming)                terug naar inhoudsopgave        disclaimer

1. Bestemmingsomschrijving

1.1       De voor ‘Waarde- archeologie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor, onverminderd het in deze regels bepaalde ten aanzien van de voor deze gronden overigens geldende bestemmingen primair bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

 

1.2       In geval van strijdigheid van bepalingen, gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge samenvallende bestemmingen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

 

2. Bouwregels

2.1       Op de in 1.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienst van de primaire bestemming, die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

 

3. Ontheffing (vrijstelling) van de bouwregels

3.1       Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de onderliggende bestemming ontheffing (vrijstelling) verlenen van de bepaling als bedoeld in 1.1, mits de aanvrager aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.

 

3.2       Ontheffing (vrijstelling), zoals in 3.1 bedoeld, wordt voorts verleend, indien:

a.      de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld; en

b.      de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de ontheffing (vrijstelling) regels te verbinden, gericht op:

·         het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

·         het doen van opgravingen;

·         begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige.

 

4. Aanlegregels

4.1       Het is verboden op de in 1.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

a.      het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing (vrijstelling), zoals in lid 3.1 bedoeld, is verleend;

b.      het ophogen van gronden met meer dan 30 centimeter;

c.       het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

d.      het verlagen of verhogen van het waterpeil;

e.      het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

4.2       Het verbod, zoals in 4.1 bedoeld, is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

a.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

b.      mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;

c.       ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

4.3       Aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de aanlegvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.

 

4.4       Aanlegvergunning wordt voorts verleend, indien:

a.      de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in vol­doende mate is vastgesteld;

b.      de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder andere bedoeld, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op:

·         het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

·         het doen van opgravingen;

·         begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige.

 

5. Wijzigingsbevoegdheid

5.1       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door voor een of meer bestemmingsvlakken de waardebestemming Archeologie geheel of gedeelte­lijk van de plankaart te verwijderen, indien:

a.      uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

b.      het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

 

 

Artikel 17.       Waterstaat- Waterkering (dubbelbestemming)                terug naar inhoudsopgave        disclaimer

1. Bestemmingsomschrijving

1.1       De voor “Waterstaat- waterkering” aangewezen gronden zijn bestemd voor, onverminderd het in deze regels bepaalde ten aanzien van de voor deze gronden overigens geldende bestemmingen primair bestemd voor:

a.      de waterkering;

b.      de waterhuishouding

 

1.2       In geval van strijdigheid van bepalingen, gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge samenvallende bestemmingen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

 

2. Bouwregels

2.1       Op deze gronden mogen ten behoeve van de in 1.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve de waterkering en waterbeheersing tot een hoogte van 2,5 meter, alsmede veewerende afrastering tot een hoogte van 1,5 meter.

 

3. Ontheffing (vrijstelling) van de bouwregels

3.1       Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de onderliggende bestemming ontheffing (vrijstelling) verlenen van de bepaling als bedoeld in 2.1, mits de veiligheid van de waterkering alsmede het onderhoud ervan niet in gevaar komt. Alvorens te beslissen winnen Burgemeester en Wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.

 

4. Aanlegvergunning

4.1       Het is verboden op de in lid 1.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

a.      het ontgronden, afgraven, en ophogen van gronden;

b.      het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;

c.       het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;

d.      het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen;

e.      het indrijven van voorwerpen in de bodem.

 

4.2       Het in 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

·         het normale onderhoud betreffen;

·         reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

4.3       De werken en werkzaamheden, als bedoeld in 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan, hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of het toekomstige functioneren van de waterkering niet onevenredig in gevaar brengen.

 

4.4       Alvorens te beslissen over het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in 4.1 winnen Burgemeester en wethouders schriftelijke advies in bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de waterkering niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

 

 

3                                       Algemene regels                terug naar inhoudsopgave        disclaimer

 

Artikel 18.       Anti-dubbeltelbepaling                terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij de verlening van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 19.       Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening                terug naar inhoudsopgave        disclaimer

De regels van stedenbouwkundige aard van de Bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voorzover het betreft:

a.      bereikbaarheid van bouwwerken van wegverkeer, brandblusvoorzieningen;

b.      bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

c.       de ruimte tussen bouwwerken;

d.      parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

 

 

Artikel 20.       Algemene gebruiksbepalingen                terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels.

 

 

Artikel 21.       Algemene ontheffing (vrijstellings)regels                terug naar inhoudsopgave        disclaimer

1.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd - tenzij op grond van hoofdstuk 2 ter zake reeds ontheffing (vrijstelling) kan worden verleend - ontheffing (vrijstelling) te verlenen van de bepalingen in het plan voor:

a.      afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;

b.      overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen;

c.       het oprichten van GSM-masten, mits:

·         uit een daartoe door de initiatiefnemer aangereikte onderbouwing, de noodzaak van een mast op de desbetreffende locatie blijkt;

·         de mast wordt geplaatst binnen een zone van 15 meter uit een regionale weg;

·         geschikt is om door meerdere aanbieders te worden gebruikt;

·         de hoogte van de mast niet meer bedraagt dan 40 meter;

·         de mast niet wordt gerealiseerd in de bestemming ‘Natuur’, of in één van de bestemmingsvlakken die worden omsloten door de bestemming ‘Natuur’;

d.      het realiseren van openbare nutsvoorzieningen in de vorm van gasontvang- en reduceerstations, trafo’s, pompgemalen e.d. tot een maximale bebouwingsoppervlakte van 50 m² en een maximale goothoogte van 3 meter, mits:

 

Beheer van het natuur- en recreatiegebied

e.     de realisatie van één beheersgebouw in de bestemming ‘Natuur’, of ‘Recreatie-dagrecreatie’ mits:

·         het gebouw niet wordt bewoond;

·         het gebouw noodzakelijk is ten behoeve van beheer en onderhoud van de gronden;

·         het gebouw een maximaal oppervlak van 50 en een maximale goothoogte van 3,5 meter heeft.

 

      Mantelzorg

            f.    het realiseren van een tijdelijke zelfstandige woonruimte in een bedrijfswoning of andere woning, niet zijnde een recreatiewoning, of in een bijgebouw, indien daarvoor dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen worden gegeven, mits:

·         de inhoud van de woonruimte maximaal 250 m3 bedraagt;

·         de goot- en bouwhoogte van de bedoelde woonruimte niet meer bedraagt dat de op grond van dit bestemmingsplan is toegelaten voor de betreffende woning respectievelijk het bijgebouw;

·         voor zover de tijdelijke woonruimte in een van de woning vrijstaand bijgebouw wordt gerealiseerd, de afstand tot de woning niet meer bedraagt dan 20 meter;

·         wordt voldaan aan het bepaalde in de Wet geluidhinder zoals deze geldt ten tijde van de vaststelling van dit plan;

·         de tijdelijke woonruimte dusdanig wordt gebouwd dat deze bij intrekking van de ontheffing (vrijstelling) ongedaan kan worden gemaakt;

·         burgemeester en wethouders, alvorens te beslissen omtrent de ontheffing (vrijstelling), advies inwinnen bij een medisch adviseur.

 

2.1       Burgemeester en wethouders trekken de verleende ontheffing (vrijstelling) als bedoeld onder f. in, indien de bij het verlenen van de ontheffing (vrijstelling) bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer nodig is.

 

3.1       Ontheffing (vrijstelling) wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

4.1       Burgemeester en wethouders verlenen voorts ontheffing (vrijstelling) van het bepaalde in artikel 20, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.

 

 

Artikel 22.       Algemene wijzigingsregels                terug naar inhoudsopgave        disclaimer

1.1       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

 

Wijziging bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten

2.1       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen door het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

 

Wijziging ten behoeve van de aanleg van waterleiding

3.1       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘Wro- zone- wijzigingsgebied 2’ de dubbelbestemming ‘Leiding- Water’ van toepassing te verklaren.

 

Wijziging ten behoeve van de bestemming Verkeer

4.1       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemmingen in dit plan te wijzigen in de bestemming ‘Verkeer’ ten behoeve van:

a.      het aanleggen van rotondes;

b.      het aanleggen van fiets- en wandelpaden;

c.       het aanpassen van bestaande wegen;

d.      het aanleggen van fiets- en of voetgangerstunnels;

mits is aangetoond dat de wettelijk toegestane grenswaarde van de gevelbelasting van omliggende gevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder niet wordt overschreden en voor het overige wordt voldaan aan de vereisten in titel 5.2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteit).

 

Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van de wijziging van milieuzones en de veiligheidszone LPG

5.1       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de gebiedsaanduidingen ‘milieuzone- geurzone’, ‘milieuzone’ en ‘veiligheidszone-LPG’ van de plankaart te verwijderen, danwel geheel of gedeeltelijk te veranderen, indien en voor zover:

a.      ‘milieuzone- geurzone’ en ‘milieuzone’

·         verandering in de bij wet toegestane en/of de vergunde emissie of immissie van geur en/of geluid door wijziging van de bedrijfsvoering of wijziging van het wettelijk regime dat van toepassing is op het bedrijf, danwel bij verordening toegestane emissie of immissie van geur hiertoe aanleiding geeft;

·         de bedrijfsvoering van de geur- en /of geluidhinder veroorzakende bedrijven geheel of gedeeltelijk is gestaakt

 

b.      veiligheidszone LPG;

·         verplaatsing van het LPG vulpunt hiertoe aanleiding geeft;

·         de verkoop van LPG is gestaakt;

met dien verstande dat het oppervlak niet toe mag nemen, en uit onderzoek blijkt dat wordt voldaan aan de vereisten van plaatsgebonden risico en groepsrisico als bedoeld in de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (REVI) en het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) zoals deze gelden ten tijde van de tervisielegging van dit plan;

·         verandering in de bij wet toegestane en/of de vergunde risicocontour of wijziging van het wettelijk regime dat van toepassing is op het bedrijf hiertoe aanleiding geeft.

 

Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van uitbreiding van erven

6.1       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemmingen Natuur en Recreatie- Dagrecreatie te wijzigen in de bestemmingen Bedrijf, Agrarisch- Agrarisch Bedrijf of Wonen ten behoeve van de uitbreiding van het erf bij de bestemmingen Bedrijf, Agrarisch- Agrarisch Bedrijf of Wonen, indien en voor zover:

-          het te wijzigen gebied aansluit op de bestemming Bedrijf, Agrarisch- Agrarisch Bedrijf of Wonen;

-          het te wijzigen gebied een maximaal aaneengesloten oppervlak heeft van 1.000 m²;

-          het te wijzigen gebied bij voorkeur is gelegen aan de zijde van de bestemming die zo ver mogelijk is gelegen van de openbare weg;

-          een en ander landschappelijk moet worden ingepast;

-          er geen woningen of bedrijfsgebouwen op het te wijzigen gebied worden gebouwd.

 

 

Artikel 23.       Algemene procedureregels                terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Bij toepassing van een ontheffing (vrijstelling)sbevoegdheid, wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht ingevolge dit plan is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

 

 

4                             Overgangs- en slotregels                terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Artikel 24.       Strafbepalingen                terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Overtreding van het bepaalde in artikel:

·         4 onder 5.1;

·         6 onder 3.1;

·         7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17 en 18 onder 4.1;

·         20;

wordt aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a sub 2 van de Wet op de economische delicten.

 

 

Artikel 25.       Overgangsrecht                terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Bouwwerken

1.1       Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a.      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

2.1       Eenmalig kan ontheffing (vrijstelling) worden verleend van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

 

3.1       Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

Gebruik

4.1       Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

5.1       Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder 4.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

6.1       Indien het gebruik, bedoeld onder 4.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

7.1       Het bepaalde onder 4.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 26.       Slotregel            terug naar inhoudsopgave        disclaimer

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Marickenland.

 

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente De Ronde Venen

 

in de openbare vergadering van 3 februari 2009.